fazenda ni(b mao mmr Autohandel L. J. VAN HAREN, Venray Die obligatie was een idee van vader! Ford's veilige motor schrijft dc 9-jarige obligatiehouder P. v. d. D. te N„ die hier met zijn moeder en zu«jo «tast afgebeeld. (Brief ter inzage). Wat willen ouders-van-kinderen? De beste zorgen nü - en evengoed sparen voor later Geen betere manier dan boodschappen doen bij AH! Waarom? Omdat Albert Heijn zó redeneert: Geen „gratis" zegels en geen „kortingen" die de huisvrouw zelf dubbel en dwars betaalt; niet royaal zijn uit haar portemonnaie. Geef één kwaliteitdo beste Bereken één prijsde laagst mogelijke. Zó ziet de huisvrouw precies waar zij aan toe is en kan zij zelf beslissen of zij al dan niet hetgeen zij bij AH bespaart wil beleggen in een AH-IClanten- obligatie. Een felbegeerd bezit, om de vaste hoge rente en het winstaandeel! (Dit jaar 7%). Kom óók naar da kruidenier waar voordeel inderdaad vóórdeel is. Kom deze week nog naar 1. de best* kwaliteit 2. d* laagst* prijzen 3. rant* wlnstaand**! SPECIALE AANBIEDING en mei woensdag, 29 febr. Sardines in purc olijfolie 3 blikjes voor f |-, Dr/« redenen •m Itij AH t* kopM reeds lang de mening toegedaan, dat de oorzaak hiervan gezocht moest worden in 't feit, dat de jeugd van heden geen gelegenheid heeft gekregen om zich te bekwamen in het bespelen van blaasinstrumenten. Iedere individuele opleiding duurt voor de jongens te lang om de hier voor nodige ambitie op te brengen. Bovendien zijn er door onze muziek verenigingen uit te voeren muziek nummers voor dergelijke leerling- muzikanten té moeilijk. Voor de opgroeiende jeugd dient er daarom een jeugdharmonie te komen, waar deze jongens zich kun nen bekwamen en zich „thuis voelen". Lid van deze jeugdharmonie kun nen worden jongens van 11 tot 18 jaar. Op 18-jarige leeftijd wor den zij bij de jeugdharmonie „fees telijk" bedankt. Zij zijn dan vol komen vrij in hun keuze van welke harmonie zij daarna lid wensen te worden. Het hoofddoel is de jongens te animeren voor de blaasinstrumen- ten-muziek en zodoende de onmis bare leden te krijgen bij de bestaan de muziekgezelschappen. De jongens moeten zo vlug mo gelijk een instrument toegewezen krijgen en worden vervolgens toe gevoegd aan een oudere muzikant, welke laatste de zorg krijgt voor het leren bespelen van dit instru ment. Hierop moet de nodige con trole uitgeoefend worden. Na enige tijd moet dan begonnen worden met de gezamenlijke repetities. De repetities moeten op een zo danige tijd gehouden worden, dat de door de jongens te volgen avond scholen en/of cursussen hiervan geen hinder ondervinden. Voor de oorlog bestond aan het Venrayse patronaat een jeugd- fanfare, waaruit zeer vele goede muzikanten zijn voortgekomen. Sindsdien hebben zich meer dan 50 jongens als lid van deze jeugd harmonie opgegeven, waaruit over duidelijk blijkt, dat bij de opgroeien de jeugd wel degelijk belangstelling hiervoor bestaat. Bij de installatie van Prins Car naval Cid I jl., werd deze jeugd harmonie aan de Burgemeester, Vorst Sjang en Prins Cid I gepre senteerd. Ruim 25 jongens speelden voor het eerst in het openbaar de verschillende Carnavalsliederen. Ook de kinderoptocht werd met muziek opgeluisterd. Van de zijde van het publiek had deze jonge jeugdige vereniging over grote belangstelling. Prins Cid I had voor de initiatief nemer de heer Schols een welver diende onderscheiding beschikbaar. Misschien, dat dit voorbeeld ook in Venray nagevolgd kan worden? Op 17 januari j.l. hield een fran- ciskaner monnik, pater Markus, die op verlof was uit de Missie van Brazilië in Belfeld een lezing j over de emigratie naar Brazilië. In deze lezing hield hij zich o.a. bezig met de Fazenda Ribeirao en getuige het verslag van de Tegelse courant van die dagen, was hij daar niet bijster over te spreken. Inmiddels is pater Markus naar Brazilië teruggekeerd, maar zijn woorden blijven hier nawerken. Naar aanleiding van de publikatie in de Tegelse courant werd in „De Nieuwe Eeuw" van 4 Februari het Fazenda-geval uitvoerig behandeld. „De Linie" van 11 Februari, een andere mening toegedaan, ging zich eveneens met het geval be moeien en zo is plotseling de Bra ziliaanse FaZenda „groot nieuws" geworden in de Nederlandse pers. Omdat er verschillende Venraye- naren bij betrokken zijn en er der halve een meer dan normale belangstelling voor verwacht mag worden, publiceren wij hieronder het volledige artikel van „De Nieuwe Eeuw" en daarop aanslui tend het antwoord van „De Linie". Voor de lezers van De Nieuwe Eeuw hebben de woorden „Fazenda Ribeirao" een bekende klank. Zij zijn voor hen verbonden aan een onverwikkelijke, in sommige op zichten zelfs dramatische geschie denis, die in de loop der laatste jaren in de kolommen van ons blad meerdere malen uitvoerig beschreven is. Het gaat hier om een nederzetting van Nederlandse katholieke emigranten in Brazilië, die van het begin af aan verkeerd opgezet was en gedoemd te misluk ken. De eerste publikatie over deze droevige affaire werd geplaatst in De Nieuwe Eeuw van 23 Februari 1952 en was van de hand van Dr. J. J. van den Besselaar, die aan vankelijk zelf deel uitmaakte van de kolonie, maar die zich al spoedig terugtrok toen hem bleek met hoeveel ondeskundigheid de zaak was voorbereid en voortgezet werd. Dr. van den Besselaar schilderde het ontstaan van de „Fazenda Ribeirao" en van haar eerste ge schiedenis. Omstreeks 1947 werd een begin gemaakt met de georganiseerde emigratie van katholieke boeren naar Brazilië. Het ontbrak de kolonisten noch aan de zegen van de kerkelijke autoriteiten, noch aan de financiële steun der regeringen van het oude en van het nieuwe vaderland. Brazilië gedroeg zich ook in een ander opzicht royaal; het stond immigratie in groepsverband toe en juist deze omstandigheid oefen de op veel boeren aantrekkings kracht uit. Welbewust gaven zij aan deze vorm van emigreren de voorkeur, omdat zij in een kolonie de godsdienstige en zedelijke be langen van hun voik beter beveiligd achtten dan wanneer zij individueel de grote sprong over de Oceaan zouden wagen. De sprong in groeps verband werd gewaagd, maar al spoedig bleek, dat de emigranten verkeerd gesprongen hadden. Improvisatie en dictatuur Aan de goede bedoelingen van de eerste leider van de „Fazenda Ribeirao", zoals de nederzetting dus heette, behoeft niet getwijfeld te worden, maar met goede bedoe lingen alléén komt men niet verder. Het tijdperk van Ir. Heymeyers' bewind kan men het best ken schetsen als het tijdperk van de improvisatie en de fantastische constructies. Reeds dadelijk bleek, dat aan de meest elementaire pro blemen nauwelijks gedacht was en het is dan ook geen wonder dat er spoedig financiële moeilijkheden ontstonden, welke de boeren, die veel geld in de affaire gestoken hadden, met begrijpelijke zorg vervulden. In 1951 greep de Nederlandse regering, die gealarmeerd was, in; er werd een nieuwe lening ver strekt, waaraan echter de voor waarde verbonden werd, dat een commissaris van de regering zou gaan toezien op de besteding van dit geld, hetgeen er op neerkwam, dat hij de hoogste financiële en economische autoriteit op de „Fa zenda" zou worden. De nieuwe leider op de neder zetting werd de heer Ch. Hoogen- boom, die aanvankelijk gouden bergen beloofde, maar zich al dra ontpopte als een dictator en die zich als stelregel gekozen scheen te hebben: de operatie zal slagen, ook al moet de patiënt bezwijken. Er volgde een straf bewind, waarbij de kolonisten, in een onmachtige positie, gedwongen werden contrac ten te tekenen, waarbij zij gedu rende een periode van tien tot twaalf jaar afstand deden van alle eigendomsrechten, en dit terwijl allen een zeer beduidende som hadden ingebracht en hun uitdruk kelijk beloofd was dat zij zelfstan dig zouden worden. Sommige kolonisten tekenden deze contracten, anderen niet, en zo ontstond het drama der „gete kenden en ongetekenden", dat door pater C. Strooband, een Nederlands priester in Brazilië, die de kwestie van de „Fazenda" ter plaatse be studeerd had, in De Nieuwe Eeuw van 20 Juni 1953 met zoveel inge houden verontwaardiging werd be schreven. De toestand op de „Fazenda" was, toen pater Strooband de nederzetting bezocht, „onhoudbaar". Er werd gevochten en gescholden en de politie werd regelmatig ge roepen. De partijen stonden onver zoenlijk tegenover elkaar. Aan de ene kant stonden de getekenden met aan het hoofd de heer Hoogen- boom met zijn systeem en zijn voorwaarden, waaraan hij onwrik baar vasthield, al moest hij over lijken gaan. Aan de andere kant de groep der „ongetekenden", die met geen geweld tekenen wilden, omdat ze meenden daarmee hun eigen ondergang te bewerken. Er waren broers van wie de een wel en de ander niet getekend had en die elkaar dus niet meer aan keken; daar was de zoon van een „getekende", die verloofd was met de dochter van een „ongetekende" en dat „moest dan maar uit zijn." De „ongetekenden" werden door de anderen aangezien als rovers, dieven en zwarthandelaars en het leven werd hun allermoeilijkst gemaakt. Ze kregen geen krediet meer, geen voedsel, geen mest stoffen en hun kinderen mochten de school niet meer bezoeken. Het leek veel op een middeleeuwse omsingelingsmethode: uithongeren maar, dan geven ze zich wel over. Een nieuwe nederzetting Pater Strooband heeft zich inge spannen om de partijen op de „Fazenda Ribeirao" te verzoenen, hetgeen hem niet mocht gelukken. Toen is hij met een stout voorstel gekomen: laten de „getekenden" en „ongetekenden" zich van elkaar scheiden, laten de „getekenden" blijven en laat mij voor de „onge tekenden" een nieuwe nederzetting zoeken. Door zijn uitstekende kennis van zaken en uitgebreide Braziliaanse ervaring was pater Strooband inderdaad bevoegd dit voorstel te doen en mede te verwerkelijken. Groot was de tegenkanting, die zijn voorstel in eerste instantie ontmoette, nog groter de tegen werking toen hem eenmaal was toegestaan de operatie uit te voeren. Uiteindelijk echter is hij er in ge slaagd een onderkomen voor een bepaalde groep der „ongetekenden" te vinden en wel in de staat Parana op de „Fazenda Bela Vista". Iets van deze geschiedenis kwam ook, via een gekleurde bericht geving, terecht in een deel van de Nederlandse pers, waarin men medio 1953 lezen kon: „De kleine groep ontevredenen, die uit louter materialisme de even straffe als uitstekende leiding van ir. Hoogen- boom en de bestuursleden van de coöperatie niet konden velen, heb ben hun bedrijven tegen goed geld terugverkocht, Met de opbrengst vestigden zij zich elders in Brazilië. Aan terugkomen naar Nederland werd niet gedacht". De feiten waren echter wel een beetje anders. Diverse gezinnen hebben er b.v. niet alleen over geprakkizeerd om naar Nederland terug te keren, maar zij hebben het ook gedaan. Met de winsten van de oogst en de terugbetalingen door de coöperatie is het trouwens nogal losgelopen: bedoelde gezin nen hebben enige tienduizenden guldens van hun „inbreng" niet teruggezien. ODD ZEER? Waarom wij thans dit oud zeer ophalen? Omdat het geen oud zeer is! Omdat er en nu uit prestige overwegingen nog steeds propa ganda voor de emigratie naar de Fazenda Ribeirao gemaakt wordt en dit, ondanks het feit, dat de emigratie naar andere gebieden in Brazilië verreweg te verkiezen valt. Maar laten wij het zeggen met de woorden van pater Markus, die als leraar verbonden is aan een gymnasium in Zuidelijk Brazilië en die momenteel met vacantie in ons land vertoeft. Hij gebruikt zijn vacantie voor het houden van spreekbeurten op het platteland om boeren te waar schuwen tegen een avontuur, dat hun nog steeds wordt aangepraat, een avontuur dat FazendaRabeirao zou moeten heten.... Pater Markus wendt zich tot de boeren persoonlijk, allereerst omdat het gaat om hun leven en dat van hun gezinnen, maar ook omdat hij bij de autoriteiten voor gesloten deuren kwam. Op de spreekbeurt te Belfeld sprak Pater Markus aldus ont lenen wij aan de Tegelse Courant na een overzicht gegeven te hebben van het ontstaan der Fa zenda Ribeirao als volgt: Vele boeren trokken erheen, maar al spoedig bleek, dat de Nederland se producten, als tarwe en aardap pelen er niet gedijen, omdat het klimaat er niet geschikt is. Boven dien bleek de grond, die door Bra ziliaanse koffieplanters was verla ten, geenszins van uitstekende kwa liteit te zijn. Noodgedwongen moesten deze boeren na enkele jaren omschake len op het verbouwen van koffie, sinaasappelen en katoen, iets wat hun volkomen vreemd was. Bovendien bleek al spoedig, dat de lasten, die op de Fazendaboeren drukten, veel te hoog waren. Twee duizend van de vijfduizend hectare grond zijn tot nog toe in cultuur gebracht. De andere drieduizend liggen braak, maar evengoed druk ken de kosten van deze overige drieduizend ha. op de nog weinige boeren, die er leven. Vele boeren hielden het dan ook niet vol en verlieten voor en na de Fazenda. Van hun geïnvesteerde f 25.000 kregen ze echter niets terug. Deze uitgeweken boeren trokken in zuidelijke richting en vestigden zich in en rond de stad, waar o.a. ook het gymnasium is, waaraan Pater Markus verbonden was. Zodoende kwam deze Pater met deze Nederlandse emigranten in aanraking en hoorde hij van hun ontmoedigend emigratie-avontuur. Thans, tien jaar*na de stichting van de Fazenda, zitten er meer boeren in Zuidelijk Brazilië dan op de Fazenda zelf. In het Zuiden is het klimaat heel wat gunstiger en kunnen de boeren hun eigen producten blijven ver bouwen. De emigratiekansen zijn er tienmaal gunstiger dan op de Fazenda. Er zijn boeren bij, die, ondanks het feit, dat ze vrijwel berooid van de Fazenda vandaan kwamen, nu al een eigen bedrijf hebben van flinke proporties. Maar en dat is juist het ont stellende, aldus Pater Markus in Nederland blijft men doorgaan met het propageren van de emigratie naar de Fazenda, terwijl men toch weet, dat het een mislukking is. Op aandringen van katholieke zijde heeft de Regering destijds een millioen gulden geïnvesteerd om nog te redden wat te redden viel. Als tegenprestatie wilde de Re gering een vinger in de pap heb ben en stelde over de Fazenda een Rijkscommissaris aan, maar ook deze kon de onderneming niet meer tot bloei brengen. „De toekomst van de Fazenda staat of valt met de komst van nog honderd boeren", schreef on langs de Kath. Boer en Tuinder. Zo staan de zaken dus momen teel. Nóg honderd boeren betekent: nog 100 x f 25.000, dus een inves tering van twee en een half miljoen gulden. En dan nóg, zo luidt de overtui ging van Pater Markus, is dit com- mercieele avontuur tot een mis lukking gedoemd". PRE STIGE-K W E STIE. Het dunkt ons, dat dit nogal dui delijke taal is. Nieuws echter bevat het relaas van Pater Markus voor ons eigenlijk niet: het past immers volkomen in het beeld, dat reeds diverse malen in ons blad geschetst was. Niet echter om het „plaisir d'être raison" echter geven wij hiel de woorden van de moedige Fran ciscaan door, maar enkel en alleen omdat het ons inderdaad de moeite waard lijkt, erg hardop een vraag te herhalen, die hij stelt en die als volgt luidt: „Is het verantwoord, dat een be paald prestige wordt opgehouden ten koste van de toekomst van vele argeloze boeren Het gaat er Pater Markus niet om aldus vervolgt de Tegelse Courant afbreuk te doen aan een zaak, die op katholieke leest geschoeid is en zeker niet om het prestige een knak te geven. Maar, zo vraagt hij zich af, moet dit prestige ten koste van de toe komst van veel argeloze boeren op gehouden worden? Na zijn terugkeer in Nederland heeft Pater Markus een bezoek ge bracht aan het Kath. Emigratiebu reau. Hij deed daar de pijnlijke er varing op, dat men er niet onwe tend, maar onwillend is. Nóg wordt de Fazenda onder de boeren gepropageerd. Nóg worden zij er doelbewust heengezonden, ter wijl men toch met de stand van zaken op de hoogte is. En juist daartegen is Pater Mar kus gekant. Daarom reist hij met zijn lezingen het platteland af om de boeren ook eens de keerzijde van de medaille te onthullen en hen voor een mislukte emigratie te vrijwaren. Brazilië biedt uitstekende emigra- De ervaring van 14.000.000 V-8 motoren I .sta at achter iedere Ford-motor. Dat be rekent veiligheid voor U en de Uwen. Geen wonder, dat Ford's Maestro serie '56 een; unieke plaats in zijn klasse inneemt! Veilig stuurwiel veilige deursloten veilige motor veilige achteruitkijk spiegel .veilige binnenbandloze banden*, f veilige dashboardbekleding ....veiligheids riemen en zonneklepbescherming. Deze laatste drie alleen standaard in de Ford Fsirlane. Maak een proefrit en U zuil ontdekken Ford geeft de toon aan met élégance, eomfort en veiligheid! tie-mogelijkheden, maar precies niet in de Fazenda, is zijn overtuiging en daarom is het zo jammer, dat de goede mogelijkheden verzwegen worden terwille van de prestige kwestie, die aan dit mislukte Fa- zenda-avontuur verbonden is". „DE LINIE" De lotgevallen van de Fazenda Holambra, de nederzetting van Ne derlandse katholieke boeren in het noordelijk gedeelte van Brazilië, hebben vanaf de moeilijke start dezer onderneming aanleiding ge geven tot felle meningsverschillen. De laatste jaren werd weinig meer vernomen omtrent de fazenda en men zou daaruit kunnen afleiden, dat de pioniers de moeilijkheden te boven waren. Doch thans vertoeft in Nederland pater Markus o.f.m., verbonden aan een gymnasium in het zuidelijk ge deelte van Brazilië, die zijn vakan tie besteedt aan het houden van lezingen, waaruit moet blijken, dat het in 1947 begonnen experiment verkeerd zal aflopen, omdat deze grond bijzonder slecht Is, Neder landse producten er niet gedijen en te zware lasten op het bedrijf drukken. Zijn woorden worden met welge vallen aangehaald door De Nieuwe Eeuw, die ook in het verleden de toestanden op de fazenda in zwarte kleuren heeft afgeschilderd. „Op grond van prestige-overwe- gingen worden boeren gelokt in een emigratie-avontuur dat gedoemd is te mislukken", meent het blad. Beslist onbevooroordeelde getui gen oordelen echter andere. Zowel de Britse als de Ameri kaanse Kamer van Koophandel in de Braziliaanse staat Sao Paulo hebben zich met lof en bewondering uitgelaten over de vooruitgang op de fazenda. In haar augustus-bulletin schrijft de Britse instelling na een lofzang op de uitgebreide koffie-, sinaas appel- en katoenplantages onder „De melkproductie bedraagt reeds meer dan 330 gallon per dag en de pluimveehouderij bereikt zodanige resultaten, dat de markt in de staat Campinas beïnvloed wordt door de eierproductie van Holam bra". Het orgaan van de Amerikaanse Kamer van Koophandel noemt de fazenda „een monument van Ne derlandse moed" en de schrijver merkt op: „Ik wil niet de nadruk leggen op het feit, dat de Nederlandse immi granten hun kolonie gemaakt heb ben tot een van de beste agrarische gebieden in Brazilië. Het interes sante aspect van hun experiment is het feit, dat zij het aan fantasie grenzende hebben mogelijk gemaakt door een streek met slechte grond te herscheppen in een gebied, waar een overvloedige agrarische pro- druktie mogelijk Is." Verder commentaar lijkt ons overbodig.

Peel en Maas | 1956 | | pagina 2