Dodenherdenking te Overloon Ouwerling, emancipator in Peelland WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Uit„Peelen Maas" Zaterdag 22 October 1955 Nog 42 ZES EN ZEVENTIGSTE JAARGANG EN MAAS f CONFECTIE VAN ?o<# "EEN RIJK BEZIT DRUK EN UITGAVE FIRïtiA VAN DEN MUNCKHOF GROOTESTRAAT 23 TELEF. 512 GIRO 150652 ADVERTENTIEPRIJS 8 c». p. mm. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Ballen Venrnjr 11.45 Oude herinneringen werden opgehaald De Engelse Brigadier E.E. Cass DSO. MC. is al lang weer ambte loos burger. Een kleine gedrongen man, die als militair geen slecht figuur had en voor wie de man schappen van de 8e compagnie welke onder zijn bevel stond, respect en eerbied hadden. Een gentleman, die de oude En gelse tradities van koelbloedigheid en standvastigheid hoog hield. Hij lag 11 jaren geleden in Over loon en had als hoofd van zijn com pagnie het bevel gekregen het ziekenhuis van Venray te veroveren en daarna in stelling te blijven, van waar uit de 9e compagnie Venray zelf zou veroveren. Via de bossen tussen Merselo en Overloon, de brug over de Loo- beek in MerseloEndepoel, zijn zijn manschappen en hij opgetrok ken en het is hun inderdaad gelukt het ziekenhuis te bevrijden. Toen kon zijn compagnie, die het rond de strijd bij Overloon toch al zwaar te verduren had gehad, het wat rustiger aandoen. En Brigadier E.E. Cass nam die gelegenheid te baat om zijn hobby: de patrijzen jacht te gaan beoefenen. Rond de Vredepeel had hij in al het krijgs gewoel die vogels zien vliegen en nu zijn taak volbracht was, nam hij de jeep en vertrok vanuit Over loon op de patrijzenjacht. Ver is hij niet gekomen, want in de laan op de weg naar de Vrede peel reed hij op een mijn, die niet alleen zijn jeep grondig vernielde, maar ook hem zwaar verwondde. Enkele jongens die toevallig voor bij kwamen hebben hem geholpen en zo is hij in het door hem be vrijdde ziekenhuis terecht gekomen, en moest tenslotte zijn voet missen. Voor Brigadier E.E. Cass was toen de oorlog voorbij. Here it was.... Maar toen voor enkele maanden in Engeland het bericht kwam, dat in Overloon een grootste doden herdenking zou worden georgani seerd, waarbij General SirLashmer G. Whistier en zijn staf werden uit genodigd, heeft de ambteloos burger Crass, zijn medailles opgepoetst en is hij naar Overloon gekomen, met de andere stafofficieren van de 3e Britse Infantrie Divisie. En hij heeft het oude strijdveld weer teruggezien, dat 11 jaren ge leden een heel wat troostelozer aan blik bood. Vanzelf kwam toen bij hem de gedachte op om de plek eens 'terug te zien, die 11 jaren geleden voor hem persoonlijk zoveel herinneringen heeft opgeleverd. Zo hebben we toen een auto gehaald en met onze Engelse gast de tocht van 11 jaren geleden overgemaakt. Moeilijk zoeken zei U, daar in die bossen en in die peelvlakten. Och, een brits krijgsman vergeet niet gauw. Brigadier E.E. Cass bestudeerde het landschap, waardoor we reden en zei: links en rechts, stoppen en vooruit, totdat we op een gegeven momentstonden voor het laantje. De veranderde wegen, de afge slagen heggen, de gegroeide bossen maakte een oriëntatie voor hem niet gemakkelijk, .maar op een ge geven ogenblik wees bij: Here, it was... En inderdaad daar was het. Toen we later in de meer bewoonde wereld terugkwamen en daar Merselose mensen troffen, wisten die het ge val te reconstrueren. De kapotte jeep lag inderdaad op de plek, die Brigadier Cass had aangewezen. Ja, hij was binnengedragen in het huis van de fam. Claessens, waar men hem geholpen en gewassen had. En het deed brigadier Cass pijn, dat die twee oudjes intussen overleden waren. Evenals het hem pijn deed, dat hij de namen van de twee jongens niet ontdekken kon, die hem uit dat mijnenveld hebben gehaald. „Ik was niet bang", aldus briga dier Cass, „maar zulk een koelbloe digheid waarmee die twee jongelui mij daar uit dat mijnenveld weg haalden en verzorgden, heb ik zelden of nooit gezien". Langs de aanvalslinie van zijn compagnie zijn we teruggereden naar Overloon en dan wees hij hier, dan daar, hier was dit gebeurd, daar dat- Sint Anna Zoals deze brigadier, zo waren er velen het afgelopen week-end in Overloon, waar het Nederlandse oorlogsgravencomité, afdeling Over loon een stijlvolle dodenherdenking, bij gelegenheid van de 11e verjaar dag van Overloons bevrijding had georganiseerd. We spraken er met captain H. Gunning, die verantwoordelijk was voor de krijgshistorie van de derde Divisie, de trots van Montgommery. Gevraagd naar zijn persoonlijke herinneringen aan de dagen van de gevechten rond Overloon en Venray, vertelde deze oud-krijgsman, thans chef bij een der grootste Engelse dagbladen, hoe de evacuatie van Huize St. Anna hem nog zeer leven dig voor de geest stond. Nog steeds was hem een raadsel hoe deze mensen het uit hadden kunnen houden in de kolenkelders onder dergelijke omstandigheden. Hij vertelde naar aanleiding daar van een geschiedenis die beves tigd staat in het officiële rapport der divisie hoe St. Anna voor grotere verwoestingen gespaard ge bleven is. Men ondervond veel last van Duits geschut, dat in de buurt van Huize St Anna stond opgesteld en het Engelse tegenvuur richtte zich dan ook hoofdzakelijk op deze inrichting, die op de kaarten stond aangegeven als een „ziekenhuis". Toen kwam echter het bericht van de verkenners door, dat hier r.og steeds „mad-woman" (krank zinnigen) ïn aanwezig waren. Op de een of andere wijze is dat be richt hervormd doorgekomen en nu luidde de tekst, dat er bad-woman (slechte vrouwen) waren, waarop de kannoniers van General Whistier besloten het maar wat kalmer aan te doen, zodat er nog wat gespaard bleef voor als zij kwamen.... Noorden van Venray Wij troffen er Majoor Allan, die indertijd rond de Servatiusweg en het Nieuwhuis vele manschappen is kwijt geraakt, omdat de bericht geving niet klopte. Achter Huize St. Anna om, via Nieuwhuisweg waren zijn voorposten doorgestoten naar de Servatiusweg zonder veel weerstand te ontmoeten, 's Avonds kwam door de BBC het bericht, dat het Noorden van Venray bevrijd was. De andere morgen stoten zijn troepen op dezelfde weg door, maar de Duitsers waren in de nacht terug gekomen en men stuitte daar op onverwachte tegenstand, die ver scheidene Engelsen het leven kostte. Een oude truc, die de Duitsers hadden toepepast, maar waar dit maal zelfs de B.B.C. had meege holpen om ze te doen gelukken. GENERAAL Zo was er ook de kaarsrechte Major-General SirLashmer Whist- Ier. De man, die het oppercomman do voerde over de derde britse infantrie divisie, waaronder de Suf folks en de Ulster regimenten, die Overloon en Venray hebben bevrijd. Een generaal, zoals een leek zich die altijd heeft voorgesteld: kaars recht, rijzig, met tientallen orde tekenen. Hij sprak bij die herdenking op het kerkhof te Overloon, omringd door honderden kinderen, die bloe men legden op de graven van de gesneuvelden, juist over die klei nen. Dat zijn mannen waren geval len om die kinderen in vrijheid te laten opgroeien. Om die kinderen de verschrikking te besparen van een nieuwe wereldoorlog, om hen weer een kans te geven een betere en nieuwere wereld op te bouwen. Nu hij Overloon gezien heeft, kreeg hij respect voorde bevolking die zulk een vastberadenheid had getoond, om het kapotgeslagen dorp weer op te bouwen. Nu hij deze herdenking mee mocht maken was zijn hart vervuld van respect voor hen, die ondanks dat ze zelf zoveel hadden meegemaakt, toch de graven van hun bevrijders op zulk een voortreffelijke wijze wis ten te eren. Later mochten we tussen al dat officiële door, een kort onderhoud hebben met Z.Exc. Op onze vraag, wat zijn voornaamste herinneringen waren aan de strijd rond Overloon en Venray, was het kort en bondig antwoord: Cold and wet. Koud en nat. Hij herinnerde aan de strijd rond de Molenbeek, die zoveel van zijn manschappen gevraagd had en aan de moeilijkheden in Venray zelf, waar de gehele gemeenschap leefde in een kapot geslagen dorp, dat bovendien nog voor winter kwartier moest dienen voor zijn troepen, die hier moesten wachten voor hun sprong naar de Rijn. Het bevel tot evacuatie was de enigste oplossing geweest en hij vroeg lachend of hem dat nu nog zo kwalijk werd genomen als toen. Hij was op zijn tocht naar Over loon door Venray gekomen en hoewel hij reeds eerder nog eens de kaarten had doorgekeken en menende goed op de hoogte te zijn van een en ander, was de opbouw van deze gehele streek een open baring voor hem geweest en had hem aarzelend de chaufeur van zijn grote Mercedes-Benz doen vra gen of hij toch wel goed reed „the road to Overloon"... General Whistier kwam op dit thema terug na de toespraak van de voorzitter van het Oorlogs-mu- seum, oud-burgemeester Jans. Hij zeide respect te hebben voor wat deze zo zwaar getroffen gemeen schap heeft gedaan in de achter ons liggende jaren en beloofde alle steun, welke het Britse leger maar geven kan. Hij dankte namens zijn manschappen en officieren voor 't vorstelijk onthaal, dat het afgelo pen week-end gegeven was en voor de stijlvolle en schone herdenking, die nu was georganiseerd. DODEN-HERDENKING deren op met bloemkransen en ,_ItT._on tegelijk met General Whistier, die «JrtLiifn m namens de 3e Divisie het wapen wolk» ff der Divisie in klaorozen uitgevoerd, woorfflf ?n nvir.' aan de voet van het kruis 'egde. if o f» o pge h a jdd> toen m legden zij hun bloemen op degraven loon de schoonste dodenherdenking n»uveld„n begon, die zowel Nederlanders als B.es Mannel' Ecce Ezmeredn3ghse w™ hT!fTeamuziek-Attorn o..ffu. treurmars van Chopin, de trom- korps van het Suffolk-reöimentnpftp-- hliezpn Thp T ast Post pn reeds fn^cfi^ge^ees^m een grooh I het Engelse Volkslied, terwijl de se mihtaire tapToe en efn^racht j h«f£S concert. Zondagmorgen stonden zy koor ^Lerere mefzone aangetreden aan het Engelse kerk- j hof, waar ere-commando's van deregimentende nï L*,ÏÏÏÏ£ÏÏ I banden de officiële instanties met doedelzakspeler stonden op Rni-pemppstpr van Hpusden wpps gesteld bij het grote kerkhoikruis. f9 Plechtig klonken de commando's, toen de wagen van de Generaal voor reed en hij verwelkomd werd door Burgemeester van Heusden. Reeds voordien was een grote processie met kinderen van Over loon, genodigden van het Neder lands Oorlogsgravencomité en de stafofficieren, alsmede de vertegen woordigers van de Britse Ambassa deur. de Minister van Oorlog, van het le legerkorps en de Imperial War Graves Commission, na de plechtige hoogmis in de noodkerk, kerkhofwaarts getrokken. Bij de kruizen stelden zich de kin- in 2ijn rede namens het Oorlogs gravencomité op de plicht van dank baarheid welke wij blijven houden tegenover de mannen, die meer gaven dan wie ook. Na de plechtigheid op het kerk hof het défilé van de troepen voor de Generaal, die dan het oorlogs museum gaat bezichtigen. Het vliegtuig in Munchen-Glad- bach wacht echter al en het is bij tweeën als de Generaal afscheid gaat nemen. Zijn laatste groet is een Engelse moeder, die, toen zij hoorde van de Overloonse doden herdenking het vliegtuig nam en deze plechtigheid heeft bijgewoond. in Kortzichtige mensen menen vaak hun wijsheid te luchten in hun woorden, dat men „geen oude koeien uit de sloot moet halen". Maar diezelfden danken er toch wel voor, hun „wijsheid" zelf in practijk te brengen, bijv. als zij nog geld van iemand te vorderen hebben van een handel van jaren terug. Dan brengen ze die „oude koe" wel voor de dag. Wat beschrijven geschiedenis boeken anders dan „oude koeien" En nu is het zo eigenaardig, dat niemand erover valt, als de daden van vorsten, vorstinnen, presiden ten, ministers, enz. tot in finesses beschreven worden, hoe slecht die handelingen ook wel eens zijn mogen, terwijl men het afkeurt, dat miezerige dorpspotentaat j es met hun wanbeleid ter nadele van de gemeenschap aan de kaak gesteld worden ter onderrichting van het volk en ter waarschuwing van op volgers met gelijksoortige neigin gen. Waarom keurt men dat dan af? Omdat er nog familie van die wanbestuurders in leven is; omdat men daar een goede klant aan heeft; omdat men bang is voor haar wraakzucht; omdat een mach tige politiek zulke wanbestuurders en hun nakomelingen in bescher ming neemt, enz. Om dergelijke drogredenen, waardoor de massa met opzet wordt misleid. In de politiek is alles mogelijk. De veroorzaker van nog zo erge misstanden tot spekking van eigen zak wordt later zelfs gehuldigd. En dan toetert het alom: „Wel een bewijs, dat...!" Zo ging het ook met de verknoeier van de gemeen tepolitiek in Deurne. Maar Ouwer ling moest doodgezwegen worden De lezer van de twee voorgaande artikelen over Ouwerling zal onge twijfeld nu al een heel andere kijk op Ouwerling gekregen hebben dan het hoofdstuk in het Peelboek hem vermocht te geven. Ofschoon het werk van Ouwer ling niet van mijn werk te schelden is, houd ik mijzelf zoveel mogelijk op den achtergrond. Het gaat er nu om, de figuur van Ouwerling te belichten. Alleen, als het niet anders kan, noem ik daarbij ook mijzelf. Er zijn altijd personen, die belang hebben bij het voortbestaan van misstanden, hoe anderen daar ook onder geleden hebben of onder lijden moeten. Zo kunnen er even eens nakomelingen of handlangers van die corrupte personen zijn, die van de door ongerechtigheden ver kregen nalatenschappen profiteren en er dienvolgens op uit zijn de bestrijders van die misstanden, die corrupties, enz. in het ongelijk te stellen. Zij zetten de publieke opinie niet op tegen de misstanden en de veroorzakers daarvan, maar tegen de bestrijders. Zo verging het Ouwerling en mij, en zo vergaat het mij nóg. (Wat mij betreft echter van die aard, dat ik er geen hoofdpijn meer van krijg). —o Hoe die vergissing ontstaan moge zijn, weet ik niet, maar in het Peelboek wordt Deurne een vroege re woonplaats van mij genoemd. In de bespreking in Peel en Maas is dat overgenomen. Ik heb ontel baar vele dagen in Deurne doorge bracht, maar daar nóóit gewoond. Heel veel artikelen, enz. heb ik er geschreven. Maar nog veel en veel meer, en al mijn boeken, in Oos trum, in Nederweert, in Venlo, in Roermond, in Nijmegen en in Eind hoven. Jaren heb ik met Ouwerling nog een grap. Hy had per telegram zij administratief bezoek aan Deurne aangekondigd. Vóór zijn aankomst per trein van zó-laat zou er net volop tijd zijn om alle raadsleden ter vergadering in het gemeente huis bij elkaar te hebben. Zij waren er, hoewel niet allemaal geschoren. Nou, dat ging toch wel. Hij had inzage genomen van boeken en kas. En er bleek heel wat meer geld in kas dan volgens de boeken moest zijn. En toen zei een boer- wethouder heel gewichtig: dat het dan toch zeker „wel goe zou zijn", „wel héél goe!"... En een paar boertjes knikten gewichtig mee: bêjao wonne, wel héél goe Dat heb ik zelf allemaal van nabij meegemaakt. trouw samengewerkt. Niet altijd waren wij het met elkaar eens, maar bleven goede vrienden om het goede doel: strijd voor de waar heid en de gerechtigheid. Ouwerling was heftig tegenstan der van de gemeentelijke veen- exploitatie. Eerstens principieel. Tweedens, omdat ze ineenhing van corrupties. Principieel: Ouwerling stond op het standpunt, dat een gemeente bedrijf geen ander doel mag heb ben dan de ingezetenen te gerieven: voorziening van water, gas, elec- trische stroom, goede wegen, goede scholen. De kosten daarvan moeten uit belastingen bestreden worden. Dat drukt dus op de gemeenschap. Een directe kleine bijdrage tot kostenbestrijding door verbruikers van water, gas, enz. achtte hij ge oorloofd. Dat was echter uitslui tend theorie, in Deurne bestonden dergelijke bedrijven rond 1900 nog niet. Maar een bedrijf als de veen- exploitatie (industrie, handel, ex port) wees hij beslist af. Een dergelijk bedrijf vereist investering van kapitalen, in casu kapitalen uit de gemeenschapsgelden, die uiteraard renderen moeten. Zo stond Ouwerling er voor. Vereiste daardoor vanzelfsprekend deskundige leiders en uitvoerders. Deskundig in de industrie van turfstrooisel en nevenproducten, in machines, in afzetgebieden, in expedities, in transacties, in cal culaties om winst te behalen, enz. De secretaris had de gemeente lijke exploitatie in het gemeente bestuur met voorspiegelingen van millioenenwinsten tegenover een onbenullige burgemeester en dom me, in ieder geval onontwikkelde boertjes-raadsleden weten door te drijven. Dus hijzelf, de secretaris, droeg geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid, hij was immers maar ondergeschikt ambtenaar. (Niettemin in werkelijkheid de drijver van alles!). Gedeputeerde Staten hadden dat Raadsbesluit goedgekeurd. (Hoe was het moge lijk?). In de dagen van de volle strijd legde Ouwerling In audiëntie de Commissaris in Den Bosch wel gedocumenteerd de barre knoeie rijen bloot. En de Commissaris O, die wist er alles van Op en topHij zei, dat hij niet graag „in de schoenen" (wijze van spreken) van de secretaris „de eeuwigheid" ingaan zou. Dat hij in conferentie bij de Minister die droevige zaak ook al aangeroerd had, maar ver wezen was naar de gemeentelijke autonomie. Het bestuur van Deurne had voor opruiming van die misstanden te zorgen, en aan de kiezers was het, te zorgen voor goede raadsleden Ouwerling beschreef de raads leden, die nauwelijks of helemaal niet lezen konden, alleen wat hak kelen, en alleen vroegen, op welke dagen van de week de gemeente stier beschikbaar was voor hun koeien. En beschreef de verkiezin gen. Niemand kreeg de kans om raadslid te worden dan de gunste ling van de secretaris, en dan waren de stemmers en het vrouwvolk drie dagen „kanonnezat" van de ge- tracteerde glazen bier en snevel Ja, de Commissaris wist het op perbest Dat was immers overal zo(Inderdaad, in alle Peel- dorpenEn er bestonden zelfs stembussen met dubbele bodem. De stemmers moesten vóór 1900 op briefjes de naam van hun candi- daat schrijven. De meesten konden dat niet, dus moest een ander dat doen En de Commissaris vertelde zelfs Waar zouden in Deurne de raads leden vandaan gehaald moeten zijn, in staat een destijds betrekkelijk grootbedrijf als een turfstrooisel- fabriek te beoordelen In staat de draagwijdte voor de bevolking te berekenen van investering van gelden uit de gemeentekas, die practisch beschouwd „eenvoudig" werden „opgesoupeerd" De „particuliere" bedrijven in de Peel werden vak- en zaakkundig geëxploiteerd. Helaas strict volgens liberaal systeem. De exploitatie door „het gemeentebestuur" (in werkelijkheid door een kleine kliek buiten dat bestuur om) was veel erger nog dan „liberaal", kende geen ander systeem dan dit: „Hoe halen wij zoveel mogelijk gemeen schapsgeld in onze eigen zak?" Het Land van de Peel mag wel goed uitkijken, nu industrialisatie troef is. Wat die allemaal na zich sleept. Dat de arbeider een robot wordt, een nummer aan de lopende band. Ouwerling zag in zijn toekomst droom de Peel als een onmetelijke aaneenschakeling van rokende fabrieksschoorstenen. Ik zag de Peel als een aaneenschakeling van kleine land- en tuinbouwbedrijven, precies groot genoeg voor een menswaardig bestaan, waarin ieder een koning zou zijn over eigen woning en grond, over zijn werk krachten en zijn tijd. Het landschap één grote tuin, leven in de natuur, geen enkele grote stad, geen grote fabriek. Christus heeft ons niet voorge houden te bidden: „Geef ons heden een millioen gulden winstmaar: „Geef ons heden ons dagelijks brood." Meer niet. Dat was het grote verschil tussen Ouwerling en mij. Een ander groot verschil was, dat Ouwerling, ook in zijn strijd, werkte voor een levenspositie. Ik legde er alleen geld op toe, zelfs op mijn boekenMaar ja, ik leef nog en kan nog werken. o Dat Ouwerling in de dagen van de schoolstrijd wel eens tot heftige uitbarstingen kwam (in gesprek ken) tegen de pastoor enz., is be grijpelijk, ook heel natuurlijk. En kreeg hij dan de naam „anti clericaal." Dat werd tegen hem uitgebuit. Och ja, ik was als negentien jarige iongen al veel erger dan een socialist, niets minder dan een baarlijke duivel, die er op uit heette, de „eenvoudige", de „tevre den" mensen van de Peel ten ver- derve te brengen. Alsof ik daar belang bij had Ouwerling hield toch wel een paar priesters tot vriend, en zo ging het mijzelf ook. Al baatte ons dat niets in de strijd. Het gaf morele steun. Vriendschap vraagt vóór alles de daad, het offer, met of zonder directe baat. —o Ouwerling schreef over Deurne en de Deurnese veenexploitatie. Ik schreef over de hele Peellndustrie, dus ook over die van Deurne. Ouwerling was op de hand van de .particuliere" fabrikanten, ik was tegen hen, zowel als tegen het gemeentebestuur van Deurne als fabrikant, althans officieel. (In werkelijkheid stropoppen). Alle Peelindustrieën waren hoofd zakelijk aangewezen op het buiten land als afzetgebied, en voorname lijk op de militaire paardenstallen (turfstrooisel), Het draaide dus om kwesties van concurrentie en van deugdelijke schriftelijke trans acties. Was er één waarlijk ont wikkeld persoon in het gemeente bestuur Neen Was er één bij, die werkelijk lezen kon Ik geloof het nietWas er één bij (de secre taris incluis), die een woord vreem de talen kende Neen! De persoren yan het kliekje waren wel uiterst geraffineerd in de kunst van het eigen zakken spekken. Zo moest de verkoop alleen draalen om de handelsagent. Dat was Trijnes van Venray. Twee joden hebben ten allen tijde ge weten, wat een bril kost. Hoeveel duizenden en nogmaals duizenden guldens hebben de trans acties de gemeente Deurne gekost aan procedures en onderhandse „minnelijke schikkingen" van scha devergoedingen voor ln gebreke blijven De handelsagent waste zijn han den in onschuld, niet hij onderte kende de contracten, ook niet per procuratie. De twee partijen konden niet zonder elkaar, want zy wisten haarfijn welk onkruid in elks tuin groeide. Tot mijn grote spyt heb ik de plaats niet, om hier in alles gron dig en uitvoerig te zijn. Ik verwijs de lezers naar mijn boek „Het Goud van de Peel" bladz. 184 3de druk. Die beschrijving heb ik ge maakt aan de hand van een balans, ons (O. en my) op ons verzoek verstrekt door De Elockerie, direc teur van de Mij. „Helenaveen." De accountant had die balans opgesteld. Het originele stuk is nog in mijn bezit. Men moet niet menen, dat wij als mensen elkaar vijandig ge zind waren! Waarom toch? We hadden verschillende menin gen over een bepaald onderwerp, maar konden even goed „vriend schappelijk omgaan. Ik heb meermalen de dag en de avond ten huize van De Blockerie van zyn opvolger Bos doorge bracht, heb met hen gedineerd en gesoupeerd en dan brachten ze mij nog persoonlijk per rijtuig naar 't station. Zo moet men ook niet menen, dat Trynes en ik vijanden waren. Ik heb hem geholpen met zijn stukken in Peel en Maas, onder de naam Peter van Venrode. Enige daarvan heb ik helemaal zelf ge schreven, omdat zijn taalkundig probeersel litterair op niets leek. Dat was in de tijd van Henri Michielsen. In mijn Roermondse tijd en later heeft men mij nog meermalen de groeten van Trynes komen brengen. Denken de „domme" mensen nu, dat een socialist en een katholiek van de Tweede Kamer niet gezel lig met elkaar kunnen zitten bor relen en leuke moppen vertellen? Over de Deurnese Peelwerkers. Wie 's Zaterdags 's avonds laat thuis kwam met een loon van drie gulden, nou, dat was een goede En in de lente en de herfst, als het veel regende Nou, dan ver diende ze geen cent. En als er sneeuw lag? Geen cent. En als het vroor? Geen cent!... En dan Dan moesten ze naar „den arme"... Hoe ging dat? Kijk, zó: Ouwerling en ik woonden dat 's Zondags na de hoogmis herhaaldelijk bij. Het was bitter boeiend van de slaafse tragiek. De straat stond vol van kijkende kerkgangers. Vóór het huis stonden groepen arme Peel werkers, ze moesten op straat blijven staan. Binnen zat de „armen- meester" aan het open raam. Nummer één kwam aanstrompe len als een geslagen hond met de staart tussen de benen. Het ge snauw begon, in het Deurne's: O, was hij er al weer Kwam er nooit een eind aan het geschooi Alles weer opgevreten zeker Konden zijn blagen niet den boer op om wat op te halen Moesten zeker dames en heren worden Dacht hij nou, dat de gemeente alle schooiers en zatvreters en niksnutters maar aan de vreet moest houden? Waarom zag hij niet in de kortste keren naar Pruisen te komen, daar was geld genoeg?.... Zo ging dat door, een uur of langer. De een kreeg een bon, voor een brood, de ander niets. En aan die bon zat ook al weer een hele historie vast. Het is de zuivere waarheid, hoor H. H. J. MAAS 26 October 1907 19 October vergaderde de Ge meenteraad. Ook voor liefdadig heidsconcerten moest belasting wor den betaald. De ambachtsschool kreeg 25 gulden subsidie. A. Martens werd benoemd tot leermeester aan de Venrayse teken- school. G. Ambrosius was de laagste inschrijver voor het bouwen van een woning voor Jan de Brujjn. Men wilde een fietspad aan leggen van Merselo naar de Meierij. Tot pastoor te Griendtsveen werd benoemd H. J. Gulden. W. Claassens, Langstraat, ves tigde zich bij de heer W. S winkels- Coopmans, als zadelmaker en stof feerder. 27 October 1906 59 Venrays jongelingen namen deel aan de loting van de nationale militie. Het Ziekenfonds St Ludovicus, had als inkomsten f 224,39, als uit gaven f 157,18, en in kas f 978,54. 28 October 1905 Op 22 October sprak Dr. P.J. Vullings M.S.C. voor de onderwij zers over „Onze Roomse Vrijheid". De heer Heezen te Griendts veen slaagde voor het gymnastiek - examen te Venlo. Math. Custers, smid, verhuisde van de Grote Markt naar de Paters- laan langs het gymnasium.

Peel en Maas | 1955 | | pagina 1