Dodenherdenking te Overloon
Ouwerling, emancipator
in Peelland
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Uit„Peelen Maas"
Zaterdag 22 October 1955 Nog 42
ZES EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
EN MAAS
f CONFECTIE VAN
?o<#
"EEN RIJK BEZIT
DRUK EN UITGAVE FIRïtiA VAN DEN MUNCKHOF
GROOTESTRAAT 23 TELEF. 512 GIRO 150652
ADVERTENTIEPRIJS 8 c». p. mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Ballen Venrnjr 11.45
Oude herinneringen werden opgehaald
De Engelse Brigadier E.E. Cass
DSO. MC. is al lang weer ambte
loos burger. Een kleine gedrongen
man, die als militair geen slecht
figuur had en voor wie de man
schappen van de 8e compagnie welke
onder zijn bevel stond, respect en
eerbied hadden.
Een gentleman, die de oude En
gelse tradities van koelbloedigheid
en standvastigheid hoog hield.
Hij lag 11 jaren geleden in Over
loon en had als hoofd van zijn com
pagnie het bevel gekregen het
ziekenhuis van Venray te veroveren
en daarna in stelling te blijven, van
waar uit de 9e compagnie Venray
zelf zou veroveren.
Via de bossen tussen Merselo en
Overloon, de brug over de Loo-
beek in MerseloEndepoel, zijn
zijn manschappen en hij opgetrok
ken en het is hun inderdaad gelukt
het ziekenhuis te bevrijden.
Toen kon zijn compagnie, die het
rond de strijd bij Overloon toch al
zwaar te verduren had gehad, het
wat rustiger aandoen. En Brigadier
E.E. Cass nam die gelegenheid te
baat om zijn hobby: de patrijzen
jacht te gaan beoefenen. Rond de
Vredepeel had hij in al het krijgs
gewoel die vogels zien vliegen en
nu zijn taak volbracht was, nam
hij de jeep en vertrok vanuit Over
loon op de patrijzenjacht.
Ver is hij niet gekomen, want in
de laan op de weg naar de Vrede
peel reed hij op een mijn, die niet
alleen zijn jeep grondig vernielde,
maar ook hem zwaar verwondde.
Enkele jongens die toevallig voor
bij kwamen hebben hem geholpen
en zo is hij in het door hem be
vrijdde ziekenhuis terecht gekomen,
en moest tenslotte zijn voet missen.
Voor Brigadier E.E. Cass was
toen de oorlog voorbij.
Here it was....
Maar toen voor enkele maanden
in Engeland het bericht kwam, dat
in Overloon een grootste doden
herdenking zou worden georgani
seerd, waarbij General SirLashmer
G. Whistier en zijn staf werden uit
genodigd, heeft de ambteloos burger
Crass, zijn medailles opgepoetst en
is hij naar Overloon gekomen, met
de andere stafofficieren van de 3e
Britse Infantrie Divisie.
En hij heeft het oude strijdveld
weer teruggezien, dat 11 jaren ge
leden een heel wat troostelozer aan
blik bood. Vanzelf kwam toen bij
hem de gedachte op om de plek
eens 'terug te zien, die 11 jaren
geleden voor hem persoonlijk zoveel
herinneringen heeft opgeleverd. Zo
hebben we toen een auto gehaald
en met onze Engelse gast de tocht
van 11 jaren geleden overgemaakt.
Moeilijk zoeken zei U, daar in die
bossen en in die peelvlakten. Och,
een brits krijgsman vergeet niet
gauw.
Brigadier E.E. Cass bestudeerde
het landschap, waardoor we reden
en zei: links en rechts, stoppen en
vooruit, totdat we op een gegeven
momentstonden voor het laantje.
De veranderde wegen, de afge
slagen heggen, de gegroeide bossen
maakte een oriëntatie voor hem
niet gemakkelijk, .maar op een ge
geven ogenblik wees bij: Here, it
was...
En inderdaad daar was het. Toen
we later in de meer bewoonde wereld
terugkwamen en daar Merselose
mensen troffen, wisten die het ge
val te reconstrueren. De kapotte
jeep lag inderdaad op de plek, die
Brigadier Cass had aangewezen.
Ja, hij was binnengedragen in het
huis van de fam. Claessens, waar
men hem geholpen en gewassen
had. En het deed brigadier Cass
pijn, dat die twee oudjes intussen
overleden waren. Evenals het hem
pijn deed, dat hij de namen van de
twee jongens niet ontdekken kon,
die hem uit dat mijnenveld hebben
gehaald.
„Ik was niet bang", aldus briga
dier Cass, „maar zulk een koelbloe
digheid waarmee die twee jongelui
mij daar uit dat mijnenveld weg
haalden en verzorgden, heb ik zelden
of nooit gezien".
Langs de aanvalslinie van zijn
compagnie zijn we teruggereden
naar Overloon en dan wees hij hier,
dan daar, hier was dit gebeurd,
daar dat-
Sint Anna
Zoals deze brigadier, zo waren er
velen het afgelopen week-end in
Overloon, waar het Nederlandse
oorlogsgravencomité, afdeling Over
loon een stijlvolle dodenherdenking,
bij gelegenheid van de 11e verjaar
dag van Overloons bevrijding had
georganiseerd.
We spraken er met captain H.
Gunning, die verantwoordelijk was
voor de krijgshistorie van de derde
Divisie, de trots van Montgommery.
Gevraagd naar zijn persoonlijke
herinneringen aan de dagen van de
gevechten rond Overloon en Venray,
vertelde deze oud-krijgsman, thans
chef bij een der grootste Engelse
dagbladen, hoe de evacuatie van
Huize St. Anna hem nog zeer leven
dig voor de geest stond.
Nog steeds was hem een raadsel
hoe deze mensen het uit hadden
kunnen houden in de kolenkelders
onder dergelijke omstandigheden.
Hij vertelde naar aanleiding daar
van een geschiedenis die beves
tigd staat in het officiële rapport
der divisie hoe St. Anna voor
grotere verwoestingen gespaard ge
bleven is. Men ondervond veel last
van Duits geschut, dat in de buurt
van Huize St Anna stond opgesteld
en het Engelse tegenvuur richtte
zich dan ook hoofdzakelijk op deze
inrichting, die op de kaarten stond
aangegeven als een „ziekenhuis".
Toen kwam echter het bericht
van de verkenners door, dat hier
r.og steeds „mad-woman" (krank
zinnigen) ïn aanwezig waren. Op
de een of andere wijze is dat be
richt hervormd doorgekomen en nu
luidde de tekst, dat er bad-woman
(slechte vrouwen) waren, waarop
de kannoniers van General Whistier
besloten het maar wat kalmer aan
te doen, zodat er nog wat gespaard
bleef voor als zij kwamen....
Noorden van Venray
Wij troffen er Majoor Allan, die
indertijd rond de Servatiusweg en
het Nieuwhuis vele manschappen
is kwijt geraakt, omdat de bericht
geving niet klopte. Achter Huize
St. Anna om, via Nieuwhuisweg
waren zijn voorposten doorgestoten
naar de Servatiusweg zonder veel
weerstand te ontmoeten, 's Avonds
kwam door de BBC het bericht, dat
het Noorden van Venray bevrijd
was. De andere morgen stoten zijn
troepen op dezelfde weg door, maar
de Duitsers waren in de nacht terug
gekomen en men stuitte daar op
onverwachte tegenstand, die ver
scheidene Engelsen het leven kostte.
Een oude truc, die de Duitsers
hadden toepepast, maar waar dit
maal zelfs de B.B.C. had meege
holpen om ze te doen gelukken.
GENERAAL
Zo was er ook de kaarsrechte
Major-General SirLashmer Whist-
Ier. De man, die het oppercomman
do voerde over de derde britse
infantrie divisie, waaronder de Suf
folks en de Ulster regimenten, die
Overloon en Venray hebben bevrijd.
Een generaal, zoals een leek zich
die altijd heeft voorgesteld: kaars
recht, rijzig, met tientallen orde
tekenen.
Hij sprak bij die herdenking op
het kerkhof te Overloon, omringd
door honderden kinderen, die bloe
men legden op de graven van de
gesneuvelden, juist over die klei
nen. Dat zijn mannen waren geval
len om die kinderen in vrijheid te
laten opgroeien. Om die kinderen
de verschrikking te besparen van
een nieuwe wereldoorlog, om hen
weer een kans te geven een betere
en nieuwere wereld op te bouwen.
Nu hij Overloon gezien heeft,
kreeg hij respect voorde bevolking
die zulk een vastberadenheid had
getoond, om het kapotgeslagen
dorp weer op te bouwen. Nu hij
deze herdenking mee mocht maken
was zijn hart vervuld van respect
voor hen, die ondanks dat ze zelf
zoveel hadden meegemaakt, toch
de graven van hun bevrijders op
zulk een voortreffelijke wijze wis
ten te eren.
Later mochten we tussen al dat
officiële door, een kort onderhoud
hebben met Z.Exc. Op onze vraag,
wat zijn voornaamste herinneringen
waren aan de strijd rond Overloon
en Venray, was het kort en bondig
antwoord: Cold and wet. Koud en
nat. Hij herinnerde aan de strijd
rond de Molenbeek, die zoveel van
zijn manschappen gevraagd had en
aan de moeilijkheden in Venray
zelf, waar de gehele gemeenschap
leefde in een kapot geslagen dorp,
dat bovendien nog voor winter
kwartier moest dienen voor zijn
troepen, die hier moesten wachten
voor hun sprong naar de Rijn.
Het bevel tot evacuatie was de
enigste oplossing geweest en hij
vroeg lachend of hem dat nu nog
zo kwalijk werd genomen als toen.
Hij was op zijn tocht naar Over
loon door Venray gekomen en
hoewel hij reeds eerder nog eens
de kaarten had doorgekeken en
menende goed op de hoogte te zijn
van een en ander, was de opbouw
van deze gehele streek een open
baring voor hem geweest en had
hem aarzelend de chaufeur van
zijn grote Mercedes-Benz doen vra
gen of hij toch wel goed reed „the
road to Overloon"...
General Whistier kwam op dit
thema terug na de toespraak van
de voorzitter van het Oorlogs-mu-
seum, oud-burgemeester Jans. Hij
zeide respect te hebben voor wat
deze zo zwaar getroffen gemeen
schap heeft gedaan in de achter
ons liggende jaren en beloofde alle
steun, welke het Britse leger maar
geven kan. Hij dankte namens zijn
manschappen en officieren voor 't
vorstelijk onthaal, dat het afgelo
pen week-end gegeven was en voor
de stijlvolle en schone herdenking,
die nu was georganiseerd.
DODEN-HERDENKING deren op met bloemkransen en
,_ItT._on tegelijk met General Whistier, die
«JrtLiifn m namens de 3e Divisie het wapen
wolk» ff der Divisie in klaorozen uitgevoerd,
woorfflf ?n nvir.' aan de voet van het kruis 'egde.
if o f» o pge h a jdd> toen m legden zij hun bloemen op degraven
loon de schoonste dodenherdenking n»uveld„n
begon, die zowel Nederlanders als B.es Mannel' Ecce
Ezmeredn3ghse w™ hT!fTeamuziek-Attorn
o..ffu. treurmars van Chopin, de trom-
korps van het Suffolk-reöimentnpftp-- hliezpn Thp T ast Post pn
reeds fn^cfi^ge^ees^m een grooh I het Engelse Volkslied, terwijl de
se mihtaire tapToe en efn^racht j h«f£S
concert. Zondagmorgen stonden zy koor ^Lerere mefzone
aangetreden aan het Engelse kerk- j
hof, waar ere-commando's van deregimentende nï
L*,ÏÏÏÏ£ÏÏ I banden de officiële instanties
met doedelzakspeler stonden op Rni-pemppstpr van Hpusden wpps
gesteld bij het grote kerkhoikruis. f9
Plechtig klonken de commando's,
toen de wagen van de Generaal
voor reed en hij verwelkomd werd
door Burgemeester van Heusden.
Reeds voordien was een grote
processie met kinderen van Over
loon, genodigden van het Neder
lands Oorlogsgravencomité en de
stafofficieren, alsmede de vertegen
woordigers van de Britse Ambassa
deur. de Minister van Oorlog, van
het le legerkorps en de Imperial
War Graves Commission, na de
plechtige hoogmis in de noodkerk,
kerkhofwaarts getrokken.
Bij de kruizen stelden zich de kin-
in 2ijn rede namens het Oorlogs
gravencomité op de plicht van dank
baarheid welke wij blijven houden
tegenover de mannen, die meer
gaven dan wie ook.
Na de plechtigheid op het kerk
hof het défilé van de troepen voor
de Generaal, die dan het oorlogs
museum gaat bezichtigen.
Het vliegtuig in Munchen-Glad-
bach wacht echter al en het is bij
tweeën als de Generaal afscheid
gaat nemen. Zijn laatste groet is
een Engelse moeder, die, toen zij
hoorde van de Overloonse doden
herdenking het vliegtuig nam en
deze plechtigheid heeft bijgewoond.
in
Kortzichtige mensen menen vaak
hun wijsheid te luchten in hun
woorden, dat men „geen oude
koeien uit de sloot moet halen".
Maar diezelfden danken er toch
wel voor, hun „wijsheid" zelf in
practijk te brengen, bijv. als zij
nog geld van iemand te vorderen
hebben van een handel van jaren
terug. Dan brengen ze die „oude
koe" wel voor de dag.
Wat beschrijven geschiedenis
boeken anders dan „oude koeien"
En nu is het zo eigenaardig, dat
niemand erover valt, als de daden
van vorsten, vorstinnen, presiden
ten, ministers, enz. tot in finesses
beschreven worden, hoe slecht die
handelingen ook wel eens zijn
mogen, terwijl men het afkeurt, dat
miezerige dorpspotentaat j es met
hun wanbeleid ter nadele van de
gemeenschap aan de kaak gesteld
worden ter onderrichting van het
volk en ter waarschuwing van op
volgers met gelijksoortige neigin
gen. Waarom keurt men dat dan
af? Omdat er nog familie van die
wanbestuurders in leven is; omdat
men daar een goede klant aan
heeft; omdat men bang is voor
haar wraakzucht; omdat een mach
tige politiek zulke wanbestuurders
en hun nakomelingen in bescher
ming neemt, enz. Om dergelijke
drogredenen, waardoor de massa
met opzet wordt misleid.
In de politiek is alles mogelijk.
De veroorzaker van nog zo erge
misstanden tot spekking van eigen
zak wordt later zelfs gehuldigd. En
dan toetert het alom: „Wel een
bewijs, dat...!" Zo ging het ook
met de verknoeier van de gemeen
tepolitiek in Deurne. Maar Ouwer
ling moest doodgezwegen worden
De lezer van de twee voorgaande
artikelen over Ouwerling zal onge
twijfeld nu al een heel andere kijk
op Ouwerling gekregen hebben dan
het hoofdstuk in het Peelboek hem
vermocht te geven.
Ofschoon het werk van Ouwer
ling niet van mijn werk te schelden
is, houd ik mijzelf zoveel mogelijk
op den achtergrond. Het gaat er
nu om, de figuur van Ouwerling
te belichten. Alleen, als het niet
anders kan, noem ik daarbij ook
mijzelf.
Er zijn altijd personen, die belang
hebben bij het voortbestaan van
misstanden, hoe anderen daar ook
onder geleden hebben of onder
lijden moeten. Zo kunnen er even
eens nakomelingen of handlangers
van die corrupte personen zijn, die
van de door ongerechtigheden ver
kregen nalatenschappen profiteren
en er dienvolgens op uit zijn de
bestrijders van die misstanden, die
corrupties, enz. in het ongelijk te
stellen. Zij zetten de publieke opinie
niet op tegen de misstanden en de
veroorzakers daarvan, maar tegen
de bestrijders.
Zo verging het Ouwerling en mij,
en zo vergaat het mij nóg. (Wat
mij betreft echter van die aard,
dat ik er geen hoofdpijn meer van
krijg).
—o
Hoe die vergissing ontstaan moge
zijn, weet ik niet, maar in het
Peelboek wordt Deurne een vroege
re woonplaats van mij genoemd.
In de bespreking in Peel en Maas
is dat overgenomen. Ik heb ontel
baar vele dagen in Deurne doorge
bracht, maar daar nóóit gewoond.
Heel veel artikelen, enz. heb ik er
geschreven. Maar nog veel en veel
meer, en al mijn boeken, in Oos
trum, in Nederweert, in Venlo, in
Roermond, in Nijmegen en in Eind
hoven. Jaren heb ik met Ouwerling
nog een grap. Hy had per telegram
zij administratief bezoek aan Deurne
aangekondigd. Vóór zijn aankomst
per trein van zó-laat zou er net
volop tijd zijn om alle raadsleden
ter vergadering in het gemeente
huis bij elkaar te hebben. Zij waren
er, hoewel niet allemaal geschoren.
Nou, dat ging toch wel. Hij had
inzage genomen van boeken en
kas. En er bleek heel wat meer
geld in kas dan volgens de boeken
moest zijn. En toen zei een boer-
wethouder heel gewichtig: dat het
dan toch zeker „wel goe zou zijn",
„wel héél goe!"... En een paar
boertjes knikten gewichtig mee:
bêjao wonne, wel héél goe
Dat heb ik zelf allemaal van
nabij meegemaakt.
trouw samengewerkt. Niet altijd
waren wij het met elkaar eens,
maar bleven goede vrienden om
het goede doel: strijd voor de waar
heid en de gerechtigheid.
Ouwerling was heftig tegenstan
der van de gemeentelijke veen-
exploitatie. Eerstens principieel.
Tweedens, omdat ze ineenhing van
corrupties.
Principieel: Ouwerling stond op
het standpunt, dat een gemeente
bedrijf geen ander doel mag heb
ben dan de ingezetenen te gerieven:
voorziening van water, gas, elec-
trische stroom, goede wegen, goede
scholen. De kosten daarvan moeten
uit belastingen bestreden worden.
Dat drukt dus op de gemeenschap.
Een directe kleine bijdrage tot
kostenbestrijding door verbruikers
van water, gas, enz. achtte hij ge
oorloofd. Dat was echter uitslui
tend theorie, in Deurne bestonden
dergelijke bedrijven rond 1900 nog
niet. Maar een bedrijf als de veen-
exploitatie (industrie, handel, ex
port) wees hij beslist af. Een
dergelijk bedrijf vereist investering
van kapitalen, in casu kapitalen
uit de gemeenschapsgelden, die
uiteraard renderen moeten.
Zo stond Ouwerling er voor.
Vereiste daardoor vanzelfsprekend
deskundige leiders en uitvoerders.
Deskundig in de industrie van
turfstrooisel en nevenproducten,
in machines, in afzetgebieden, in
expedities, in transacties, in cal
culaties om winst te behalen, enz.
De secretaris had de gemeente
lijke exploitatie in het gemeente
bestuur met voorspiegelingen van
millioenenwinsten tegenover een
onbenullige burgemeester en dom
me, in ieder geval onontwikkelde
boertjes-raadsleden weten door te
drijven. Dus hijzelf, de secretaris,
droeg geen verantwoordelijkheid of
aansprakelijkheid, hij was immers
maar ondergeschikt ambtenaar.
(Niettemin in werkelijkheid de
drijver van alles!). Gedeputeerde
Staten hadden dat Raadsbesluit
goedgekeurd. (Hoe was het moge
lijk?).
In de dagen van de volle strijd
legde Ouwerling In audiëntie de
Commissaris in Den Bosch wel
gedocumenteerd de barre knoeie
rijen bloot. En de Commissaris
O, die wist er alles van Op en
topHij zei, dat hij niet graag „in
de schoenen" (wijze van spreken)
van de secretaris „de eeuwigheid"
ingaan zou. Dat hij in conferentie
bij de Minister die droevige zaak
ook al aangeroerd had, maar ver
wezen was naar de gemeentelijke
autonomie.
Het bestuur van Deurne had voor
opruiming van die misstanden te
zorgen, en aan de kiezers was het,
te zorgen voor goede raadsleden
Ouwerling beschreef de raads
leden, die nauwelijks of helemaal
niet lezen konden, alleen wat hak
kelen, en alleen vroegen, op welke
dagen van de week de gemeente
stier beschikbaar was voor hun
koeien. En beschreef de verkiezin
gen. Niemand kreeg de kans om
raadslid te worden dan de gunste
ling van de secretaris, en dan waren
de stemmers en het vrouwvolk drie
dagen „kanonnezat" van de ge-
tracteerde glazen bier en snevel
Ja, de Commissaris wist het op
perbest Dat was immers overal
zo(Inderdaad, in alle Peel-
dorpenEn er bestonden zelfs
stembussen met dubbele bodem. De
stemmers moesten vóór 1900 op
briefjes de naam van hun candi-
daat schrijven. De meesten konden
dat niet, dus moest een ander dat
doen
En de Commissaris vertelde zelfs
Waar zouden in Deurne de raads
leden vandaan gehaald moeten zijn,
in staat een destijds betrekkelijk
grootbedrijf als een turfstrooisel-
fabriek te beoordelen In staat de
draagwijdte voor de bevolking te
berekenen van investering van
gelden uit de gemeentekas, die
practisch beschouwd „eenvoudig"
werden „opgesoupeerd"
De „particuliere" bedrijven in de
Peel werden vak- en zaakkundig
geëxploiteerd. Helaas strict volgens
liberaal systeem. De exploitatie
door „het gemeentebestuur" (in
werkelijkheid door een kleine kliek
buiten dat bestuur om) was veel
erger nog dan „liberaal", kende
geen ander systeem dan dit: „Hoe
halen wij zoveel mogelijk gemeen
schapsgeld in onze eigen zak?"
Het Land van de Peel mag wel
goed uitkijken, nu industrialisatie
troef is. Wat die allemaal na zich
sleept. Dat de arbeider een robot
wordt, een nummer aan de lopende
band.
Ouwerling zag in zijn toekomst
droom de Peel als een onmetelijke
aaneenschakeling van rokende
fabrieksschoorstenen. Ik zag de
Peel als een aaneenschakeling van
kleine land- en tuinbouwbedrijven,
precies groot genoeg voor een
menswaardig bestaan, waarin ieder
een koning zou zijn over eigen
woning en grond, over zijn werk
krachten en zijn tijd. Het landschap
één grote tuin, leven in de natuur,
geen enkele grote stad, geen
grote fabriek.
Christus heeft ons niet voorge
houden te bidden: „Geef ons heden
een millioen gulden winstmaar:
„Geef ons heden ons dagelijks
brood." Meer niet. Dat was het
grote verschil tussen Ouwerling en
mij. Een ander groot verschil was,
dat Ouwerling, ook in zijn strijd,
werkte voor een levenspositie. Ik
legde er alleen geld op toe, zelfs
op mijn boekenMaar ja, ik leef
nog en kan nog werken.
o
Dat Ouwerling in de dagen van
de schoolstrijd wel eens tot heftige
uitbarstingen kwam (in gesprek
ken) tegen de pastoor enz., is be
grijpelijk, ook heel natuurlijk. En
kreeg hij dan de naam „anti
clericaal." Dat werd tegen hem
uitgebuit.
Och ja, ik was als negentien
jarige iongen al veel erger dan een
socialist, niets minder dan een
baarlijke duivel, die er op uit
heette, de „eenvoudige", de „tevre
den" mensen van de Peel ten ver-
derve te brengen. Alsof ik daar
belang bij had
Ouwerling hield toch wel een
paar priesters tot vriend, en zo
ging het mijzelf ook. Al baatte ons
dat niets in de strijd. Het gaf
morele steun. Vriendschap vraagt
vóór alles de daad, het offer, met
of zonder directe baat.
—o
Ouwerling schreef over Deurne
en de Deurnese veenexploitatie. Ik
schreef over de hele Peellndustrie,
dus ook over die van Deurne.
Ouwerling was op de hand van de
.particuliere" fabrikanten, ik was
tegen hen, zowel als tegen het
gemeentebestuur van Deurne als
fabrikant, althans officieel. (In
werkelijkheid stropoppen).
Alle Peelindustrieën waren hoofd
zakelijk aangewezen op het buiten
land als afzetgebied, en voorname
lijk op de militaire paardenstallen
(turfstrooisel), Het draaide dus
om kwesties van concurrentie en
van deugdelijke schriftelijke trans
acties. Was er één waarlijk ont
wikkeld persoon in het gemeente
bestuur Neen Was er één bij,
die werkelijk lezen kon Ik geloof
het nietWas er één bij (de secre
taris incluis), die een woord vreem
de talen kende Neen! De persoren
yan het kliekje waren wel uiterst
geraffineerd in de kunst van het
eigen zakken spekken.
Zo moest de verkoop alleen
draalen om de handelsagent. Dat
was Trijnes van Venray. Twee
joden hebben ten allen tijde ge
weten, wat een bril kost.
Hoeveel duizenden en nogmaals
duizenden guldens hebben de trans
acties de gemeente Deurne gekost
aan procedures en onderhandse
„minnelijke schikkingen" van scha
devergoedingen voor ln gebreke
blijven
De handelsagent waste zijn han
den in onschuld, niet hij onderte
kende de contracten, ook niet per
procuratie. De twee partijen konden
niet zonder elkaar, want zy wisten
haarfijn welk onkruid in elks tuin
groeide.
Tot mijn grote spyt heb ik de
plaats niet, om hier in alles gron
dig en uitvoerig te zijn. Ik verwijs
de lezers naar mijn boek „Het
Goud van de Peel" bladz. 184 3de
druk. Die beschrijving heb ik ge
maakt aan de hand van een balans,
ons (O. en my) op ons verzoek
verstrekt door De Elockerie, direc
teur van de Mij. „Helenaveen." De
accountant had die balans opgesteld.
Het originele stuk is nog in mijn
bezit. Men moet niet menen, dat
wij als mensen elkaar vijandig ge
zind waren! Waarom toch?
We hadden verschillende menin
gen over een bepaald onderwerp,
maar konden even goed „vriend
schappelijk omgaan.
Ik heb meermalen de dag en de
avond ten huize van De Blockerie
van zyn opvolger Bos doorge
bracht, heb met hen gedineerd en
gesoupeerd en dan brachten ze mij
nog persoonlijk per rijtuig naar 't
station.
Zo moet men ook niet menen,
dat Trynes en ik vijanden waren.
Ik heb hem geholpen met zijn
stukken in Peel en Maas, onder de
naam Peter van Venrode. Enige
daarvan heb ik helemaal zelf ge
schreven, omdat zijn taalkundig
probeersel litterair op niets leek.
Dat was in de tijd van Henri
Michielsen. In mijn Roermondse
tijd en later heeft men mij nog
meermalen de groeten van Trynes
komen brengen.
Denken de „domme" mensen nu,
dat een socialist en een katholiek
van de Tweede Kamer niet gezel
lig met elkaar kunnen zitten bor
relen en leuke moppen vertellen?
Over de Deurnese Peelwerkers.
Wie 's Zaterdags 's avonds laat
thuis kwam met een loon van drie
gulden, nou, dat was een goede
En in de lente en de herfst, als
het veel regende Nou, dan ver
diende ze geen cent. En als er
sneeuw lag? Geen cent. En als
het vroor? Geen cent!... En dan
Dan moesten ze naar „den arme"...
Hoe ging dat? Kijk, zó: Ouwerling
en ik woonden dat 's Zondags na
de hoogmis herhaaldelijk bij. Het
was bitter boeiend van de slaafse
tragiek. De straat stond vol van
kijkende kerkgangers. Vóór het
huis stonden groepen arme Peel
werkers, ze moesten op straat
blijven staan. Binnen zat de „armen-
meester" aan het open raam.
Nummer één kwam aanstrompe
len als een geslagen hond met de
staart tussen de benen. Het ge
snauw begon, in het Deurne's: O,
was hij er al weer Kwam er
nooit een eind aan het geschooi
Alles weer opgevreten zeker
Konden zijn blagen niet den boer
op om wat op te halen Moesten
zeker dames en heren worden
Dacht hij nou, dat de gemeente
alle schooiers en zatvreters en
niksnutters maar aan de vreet
moest houden? Waarom zag hij
niet in de kortste keren naar
Pruisen te komen, daar was geld
genoeg?.... Zo ging dat door, een
uur of langer. De een kreeg een
bon, voor een brood, de ander niets.
En aan die bon zat ook al weer
een hele historie vast. Het is de
zuivere waarheid, hoor
H. H. J. MAAS
26 October 1907
19 October vergaderde de Ge
meenteraad. Ook voor liefdadig
heidsconcerten moest belasting wor
den betaald. De ambachtsschool
kreeg 25 gulden subsidie.
A. Martens werd benoemd tot
leermeester aan de Venrayse teken-
school.
G. Ambrosius was de laagste
inschrijver voor het bouwen van een
woning voor Jan de Brujjn.
Men wilde een fietspad aan
leggen van Merselo naar de Meierij.
Tot pastoor te Griendtsveen
werd benoemd H. J. Gulden.
W. Claassens, Langstraat, ves
tigde zich bij de heer W. S winkels-
Coopmans, als zadelmaker en stof
feerder.
27 October 1906
59 Venrays jongelingen namen
deel aan de loting van de nationale
militie.
Het Ziekenfonds St Ludovicus,
had als inkomsten f 224,39, als uit
gaven f 157,18, en in kas f 978,54.
28 October 1905
Op 22 October sprak Dr. P.J.
Vullings M.S.C. voor de onderwij
zers over „Onze Roomse Vrijheid".
De heer Heezen te Griendts
veen slaagde voor het gymnastiek -
examen te Venlo.
Math. Custers, smid, verhuisde
van de Grote Markt naar de Paters-
laan langs het gymnasium.