Ontginning van de Vredepeel - J&ycf&T-, *~cf Cscrftsf^' e<Y Q-'<zsts£ï'r?SLa-rt^c-rt /y#.-ris i^Ar&W'TTi ■>•*-*■ lTVV»*-^ i& ri %_teayiS<L-./, e^»f 'J****'(C^WlWKW, St£- J&n'&j C^^fwW VU/YlSiJ-TtdCe si., «7?Jt, >a,»t «{r yt*?tïc fa rtSYTirnYtL+üj. i«^5vC/'i/ï»4^ ~cf*cS/^z^ nt <^c--; m&t- wt&nSczf&e*- éi £4^É&é&i'Vtt-?ts<\/e&&*rrC^/', iSa-rt, xjfcet^cex^xaA'A/. >»«^i tX'+rSm^d**' >iz- -r-i^2^*''TX-C4j^f ^(QASC prao'-. -o&J - - t Jft.y S, t,y (7Ly*>£/ ffitStj. >4&rtO ï«-n 3sas**d+rr x f4-fr\f_ f/*^e-/t /r-e&&fy £r re'*ie,-*r^<ft.', £i-<-&-<s 1 Y^dj e--rCXiS t/t 'I yxsrte*TS&*-*-> fasrn+k™ */ct&U't- C<7-*t*pt**+uh +VZ^TY rftSrn^rcesr*- %sv*tsr~ (7-n^ <--«/c. fiV, }<•-*»- {OJf r a-n -ryj^<^-. 'Yc*X Y-cit"v*-"-" Ye.f*+*3s'i&c*Jit, ^-/■^t' s^-or /c V0*r*Tvp**vJts**, Een foto van de eerste bladzijde van het decreet van Karei V in 1551 over de Vredepeel-kwestie. Zoals men ziet had deze heerser nog al wat titels ter zijner beschikking. Het origineel berust in het Rijksarchief. (Na diens overlijden opgevolgd door G. C. M. v. Heusden, burgemeester, nadat A. Jans hem tijdens zijn ziekte vervangen had). Namens de gemeente Venray: Mr. A. H. M. Janssen, burgemeester, P. M. H. Pubben, wethouder, G. H. Reintjes, wethouder (na diens over lijden opgevolgd door M. v. d. Sterren), M. H. Wismans en P. J. M. Houben. Tot secretaris der Commissie werd bennoemd H. Vorst, secretaris der gemeente Yenray. Venray kreeg meer leden in deze commissie omdat behalve de eigen lijke Vrcdepeel (464 ha.) ook de daarbij gelegen overige peel 400 ha.) meteen mee ontgonnen zou worden. In de vergaderingen dezer Commissie werden adviezen uitgebracht over het plan van de gemeente Venray voor de ontginning, welke werd opgedragen aan de N.V. Grontmij. te Zwolle, over de aanleg van wegen, over de grootte der kavels, over de boerderij bouw, welke aanvankelijk door maatregelen van hogerhand geheel niet lukken wou, over het land schap- en bosplan, de inzaai en bemesting, de kernvorming, de water en electriciteitsvoorziening, de verkoopprijzen en uitgifte der gereed gekomen gronden. Deze en vele andere problemen vroegen en vragen de aandacht dezer commissie. Tot slot moge hier volgen de op haar advies door de Raad der Ge meente Venray toegewezen kavels. 1. G. H. Muysers, Oirlo 24. Wed. H. Bloemen, Maashees 2. A. P. Cornelissen, Oploo 25. S. Jenneskens, Maashees 3. M. J. Pouwels, Oploo 26. Kerk 4. M. A. Cornelissen. Overloon 27. J. Muysers, Oirlo 5. W. Egelmeers, Westerbeek 28. J. Pubben, Merselo 6. A. Poels, Merselo 29. J. Derickx, IJsselsteyn 7. H. Heidens, Holthees 30. J. Berentsen, Oploo 8. M. H. v. d. Zanden, Merselo 30a. Proefbedrijf 9. A. J. H. Lemmens, IJsselsteyn 31. Proefbedrijf 10. Kern Vredepeel 32. J. Janssen, Leunen 11. J. Philipsen, Schoor 33 12. H. Nabuurs, Oploo 34. W. v. Bakel, Rips 13. G. Arts, Zwart water 35. H. Lenkens, Oploo 14. J. v. Keysteren, Oploo 36. J. Bruijsten, Luttelgeest 15. L. H. Arts, Merselo 37. P. v. d. Pas, Oirlo 16. Kerk 38. H. Th. v. Vegchel, Merselo 17. A. L. Weerts, Overloon 39. J. Peeters, Heide 18. J. Ermens, Oploo 40. A. Peeters, Castenray 19. H. Arts, St. Anthonis 41. Kerk 20. H. Loenen, Leunen 42 21. J. Arts, Merselo 43 22. Kerk 44 23. G. Janssen, Groeningen 45 in Noordelijke richting belemmerden, (er bestond bovendien geen enkele natuurlijke afgegraven waterlossing) ontstonden in de winter en in het voorjaar talrijke ondiepe waterplassen. Slechts enkele van deze plassen verzamelden zoveel water dat ook in de zomer vennetjes overbleven. De meeste plassen droogden in de loop van het jaar op. In de winter en nog laat in het voorjaar was de Vredepeel als gevolg van de aanwezigheid van deze talrijke, wel ondiepe, maar uitgestrekte waterplassen moeilijk te doorkruisen; en een doorsteek door de Vrede peel van Zuid naar Noord hield in, het maken van grote omwegen. BODEMGESTELDHEID. Zoals eerder werd vermeld, bestaat de Vredepeel uit zandgrond en in hoofdzaak uit lichtere zandgrond. De classificatie van de voorkomende grondprofielen loopt uiteen van hoge humus-arme zandgronden via middelhoge heide tot lage sterk humeuse grond. De lichtste gronden liggen langs de Zuidkant en speciaal op de Oos telijke helft van het gebied. Meer in Westelijke richting en ook naar 't Koorden stijgt de kwaliteit van de grond. Overigens vertoont de bodem- kaart van de ontginning een zeer grillig patroon; de verschillende grondsoorten liggen over de hele ontginning verspreid door elkaar. In het algemeen zijn de hoogst gelegen gronden het schraalst en komt op de lagere gronden meer humushoudend zand voor. Een en ander loopt evenwel niet parallel met de hoogtekaart, hoog en laag moest in dit verband plaatselijk in het terrein beoordeeld worden. Eeuwenlang zijn in de Vredepeel door de bewoners van de omlig gende dorpen plaggen gestoken voor huisbrand en voor het maken van stalmest, en zijn er schapen geweid. Door de herders werd herhaaldelijk de heide afgebrand om deze te verjongen en daardoor een betere weide te krijgen voor de schapen. Dit heeft tot gevolg gehad, dat bij de ontginning over grote oppervlakten slechts een zeer dunne zode werd aangetroffen; deze was dikwijls niet meer dan enkele cm. dik. De heidezode is bij ontginning van zandgronden en vooral van lichte zandgronden van grote betekenis. Bij het vormen van de bouwvoor wordt de zode met het humushoudend zand uit de ondergrond, met de bruine inspoelingslaag gemengd. Hoe dikker de zode is, hoe dikker meestal ook de inspoelingslaag is en hoe dikkere en zwaardere bouwvoor te maken is. Deze omstandig heden waren in de Vredepeel soms niet zeer gunstig. De ondergrond van de Vredepeel is open zandgrond; slechts plaatse lijk wordt in de ondergrond de peilingen vonden plaats tot een diepte van 120 cm. leem of leem lagen aangetroffen. De grondwater standen zakken in de zomermaanden dan ook diep weg. VERKAVELING. Bij de verkaveling is uitgegaan van de gedachte dat de gewenste bedrijfsgrootte voor deze gronden zou zijn een oppervlakte van 15 ha. Verdere criteria die bij de verkaveling in aanmerking genomen moes ten worden waren: 1. de gronden moesten behoorlijk kunnen ontwateren; 2. de bedrijven moesten aaneengesloten liggen en een regelmatige vorm hebben; 3. de boerderijen moesten alle aan een harde weg gebouwd kunnen worden; 4. zo mogelijk moest in het ontwerp rekening worden gehouden met toekomstige kunstmatige watervoorziening. Aangezien het hier een volkomen nieuw ongeroerd gebied betrof, met een vrij grote oppervlakte en een tamelijk regelmatige hoogte ligging, was het niet zeer moeilijk hieraan te voldoen; ook niet t.a.v. de toekomstige watervoorziening. De aanwezigheid van het Peelkanaal met de wisselende "waterstanden in de verschillende panden, biedt daartoe voldoende mogelijkheden. Als norm werd gekozen een kavel met een lengte van 600 meter en een breedte van 250 meter. Deze norm kon niet overal gehandhaafd worden in verband met het tracé van de wegen, enkele kavels werden korter en breder, andere langer en smaller. De gewenste oppervlakte per kavel werd zoveel mogelijk benaderd. In totaal telt de ontginning 46 kavels. WEGEN. Bij het traceren van de wegen werd uitgegaan van de bestaande wegen en de wegen zoals die in de naaste toekomst zullen worden aangelegd. Als eerste verbinding werd gedacht aan een weg naar Venray. Hier bestond reeds een zandweg nl. de Beekweg, die begint aan de Overloonse weg in Venray en verder via Endepoel, gemeentehoeven en de Zuidrand van de Vredepeel, aansluiting geeft in de Rips op bestaande harde wegen. Als tweede weg werd ontworpen een doorsteek van Zuid naar Noord dwars door de ontginning. Het beginpunt ligt, waar in de -toekomst de grote nieuwe weg, afkomstig van de richting IJsselsteyn de Zuidrand van de Vredepeel bereikt; het eindpunt ligt daar, waar de weg van de Brabantse Peelgrens, afkomstig van Mill, de Noordkant van de Vredepeel nadert. Dit is de Oostelijke weg Zuid-Noord in de Vredepeel. Bij het beginpunt van deze weg op kavel 10 is de toekomstige dorps kern gedacht. Om het grote gebied tussen deze weg en het Peelkanaal te ont sluiten werd tussen beide een tweede weg geprojecteerd. Deze twee wegen staan met elkaar in verbinding door de weg Venrayde Rips aan de Zuidkant, terwijl aan de Noordkant een verbindingsweg aan de Brabantse kant van het afleidingskanaal werd aangelegd. Aangezien de weg van de Brab. Peelgemeenschap nog niet gereed was, werd de laatstgenoemde verbindingsweg doorgetrokken en aan gesloten op de weg naar Westerbeek. Naast deze verharde wegen werden telkens tusseia twee kavels on verharde wegjes ontworpen, uitsluitend ten gerieve van de aangren zende kavels. Een van deze bedrijfswegen, ongeveer in het midden van de Peel, nl. tussen de kavels 25 en 15 aan de Zuidkant en 26 en 16 aan de Noordkant, werd aangelegd van harde weg tot hande weg en kan gebruikt worden als onverharde verbindingsweg. OPPERVLAKTE. De oppervlakte van het Peelcomplex inclusief de Vredepeel, zo als dat in het ontginningsplan is opgenomen, was in December 1951, toen met het werk begonnen werd, 865 ha. In het vervolg zullen we dat hele complex: Vredepeel noemen. Ten behoeve van de aanleg van het Vliegveld de Peel werd in '54 hiervan 40 ha. onttrokken, zodat overbleef 825 ha. Van deze laatste oppervlakte is 160 ha. bestemd voor bosaanleg en 665 ha. voor ontginning tot bouw- en weiland. Van de totale oppervlakte wordt 4ingenomen door wegen en waterlossingen. TOESTAND VóóR DE ONTGINNING. De Vredepeel moet in het groot gezien worden als een onregelmatige 4 hoek ongeveer 3 km. lang en 3 km. breed en gelegen in de uiterste Noord-Westhoek van de gemeente Venray. De Westelijke en Noordelijke begrenzing wordt gevormd door resp. het Peelkanaal en het afleidingskanaal van het Peelkanaal, de pro vinciale grens tussen Brabant en Limburg ligt direct weer Westelijk en Noordelijk van deze kanalen. Aan de Oostkant liggen particuliere gronden (ook enkele percelen gemeente-eigendom) die voorheen gedeeltelijk ontgonning werden; de Zuidelijke grens wordt gevormd door bossen van de gemeente Venray. De gronden van de Vredepeel behoren niet tot wat men gemeenlijk onder peelgrond verstaat: lage moerassige veengrond. De Vredepeel bestaat uit zandgronden, in het algemeen lichtere zand grond. Veen wordt in het geheel niet aangetroffen. De vegetatie bestond uit struik- en dopheide, mossen en buntgrassen. Bomen kwamen in het terrein niet voor en slechts hier en daar stond wat berkcnopslag. Het beeld, dat de Vredepeel vertoonde, was een volkomen kaal heideveld, met als algemene indruk een vlakke ligging. De Peel helt van Zuid naar Noord ongeveer 2,5 a 3 meter af. De maaiveldhoogte aan de Zuidkant is 28.25 a 28.50 m. N.A.P.; aan de Noordkant is de hoogte 25.50 m. -f N.A.P. De algemene helling van Zuid naar Noord werd onderbroken door min of meer hoge zandruggen in de richting dwars op de helling van Zuid naar Noord, dus zandruggen in de richting Oost West. Deze ruggen vormden slechts hier en daar uitgesproken hoge koppen, meestal verhieven zij zich niet meer dan 40 a 60 cm. uit het terrein. De ongeroerde bodem, vooral de bovengrond, was niet erg doorlatend en aangezien de zandruggen het afstromen van regen en sneeuwwater ONTWATERING. Als hoofdontwatering werden 3 sloten ontworpen in de richting Zuid- Noord. Een daarvan ligt ongeveer 300 meter Oostelijk van het Peel kanaal en is bedoeld voor ontwatering in het blok tussen het Peel kanaal en de Westelijke weg, de tweede sloot ligt midden tussen de twee Noord-Zuid-wegen en de derde aan de Oostkant van de Oostelijke weg. Op deze sloten sluiten aan de kavelsloten en de bermsloten van de wegen. In de kavels werden verder geen sloten of greppels geprojecteerd; het al of niet graven ervan werd afhankelijk gesteld van de toestand van het terrein bij de ontginning. INFILTRATIE. Aangezien het Peelkanaal, het meest Zuidelijke pand in de Vrede peel, een waterstand heeft van 28.25 N.A.P., zou het mogelijk zijn uit dit kanaal ook de hoogste gronden van water te voorzien. Dit zonder veel meer werk dan het maken van een sloot en het graven van een toevoerleiding vanaf het Peelkanaal naar de hoofdwaterlossing. De hoofdwaterlossingen hebben nl. in verband met de natuurlijke helling van het terrein een zo groot verval, dat door middel van stuwtjes de stroomsnelheid geremd moest worden. Door middel van deze stuwtjes is het mogelijk de waterstand in de kavelsloten zodanig op te voeren, dat infiltratie van de grond mogelijk wordt. Zolang evenwel het Peelkanaal zelf slechts zeer matig gevoed wordt, is infiltratie nog toekomstmuziek, omdat zodra er onder de huidige omstandigheden water uit het kanaal zou worden afgetapt, het peil van het kanaal zou verlaagd worden en er al spoedig geen water meer afgetapt zou kunnen worden. In de toekomst zal bovendien wel blijken, dat met eenvoudige water- inlaat in de open kavelsloten, geen voldoende verhoging van de grond waterstand mogelijk is, het water zal door middel van drains in de Ondergrond moeten worden gebracht. UITVOERING. Voor de ontginning van de Vredepeel werd in '50 een plan met kosten raming opgemaakt voor machinale uitvoering, d.w.z. ontginning met behulp van draglines en bulldozers. Door de Directie van de toenmalige Dienst Uitvoering Werken (D.U,W.) werden daartegen bezwaren in gebracht. De D.U.W. meende n.l. dat er een zodanig aanbod van arbeiders was, dat deze ontginning in handkracht kon en moest worden uitge voerd. Daarmede werd accoord gegaan, doch daarnaast werd, door de op drachtgever i.e. de gemeente Venray de eis gesteld, dat het werk in 5 jaar gereed moest komen. Het totale plan werd in 5 jaarplannen verdeeld en zo» Ir a in enig jaar mocht blijken dat het desbetreffende plan niet in zijn geheel zou worden uitgevoerd, zou overgegaan worden op uitvoering me t machines. Het gehele werk werd geraamd op 78996 manweken. Verdeeld over 5 jaar betekende dit een gemiddelde bezetting gedurende 5 jaar van ruim 300 arbeiders. In November '51 werd gestart met een meetploeg van 10 man en al heel spoedig werd met het eigenlijke werk begonnen. In '52 liep het aantal arbeiders zeer sterk op en bleef het gehele jaar boven verwachting hoog. In het voorjaar van '53 was de bezetting de eerste maanden nog vrij behoorlijk, doch vanaf de maand Mei liep het aantal werkkrachten sterk terug; zo sterk dat sedert dien van een onderbezetting gesproken kan worden. De eigenlijke bezetting was als volgt: '51 '52 '53 '54 55 270 914 67 450 804 30 Maart 887 509 106 28 1049 310 101 60 1139 276 85 73 1186 159 109 1125 125 102 Augustus 1123 98 72 1357 103 74 985 92 73 November 10 953 78 28 December 80 886 74 28 De vorderingen van het werk liepen vanzelfsprekend parallel met de bezetting. In '52 werd 430 ha. bewerkt, in '53 - 100 ha., in '54 50 ha., in '55 tot Juni 10 ha. In totaal is thans bewerkt 600 ha. Hierbij is inbegrepen 20 ha. bosgrond, zodat nog te bewerken overblijft 225 ha. Waarvan 140 ha. als bosgrond en 65 ha. als cultuurgrond. In zijn geheel is het opgestelde 5 jarenplan dus nog ruimschoots ge handhaafd, dank zij de vorderingen van het le ontginningsjaar. BEWERKING. De grond werd in het algemeen 60 cm. diep bewerkt en geheel met de hand gespit. Het spitwerk werd op de gebruikelijke wijze verricht: de zode werd bovengehouden en met humushoudend zand afgedekt, de dikte van de bezanding varieerde van 1216 cm.; als gemiddelde 15 cm. De dikte van de bezanding werd aangepast aan de kwaliteit van de zode, getracht werd een bouwvoor te krijgen van minstens 30 cm. Tegelijk met het spitten werd de grond geëgaliseerd door de onder grond te verplaatsen. De loodzandlaag werd weggewerkt en zoveel mogelijk gemengd met zand uit de ondergrond. Hierdoor werd voor komen dat dieper in de ondergrond een steriele loodzand „laag" werd gedeponeerd. Het grondverzet, nodig voor de egalisatie, bedroeg ongeveer 1200 m.3 per ha. Om op het grondverzet bij de egalisatie werk te sparen, werd rekening gehouden met de natuurlijke ligging van het terrein: de helling van Zuid naar Noord. De kavels werden gelegd in terrassen die trapsgewijze naar het Noorden afdalen. Om niet te sterke „trappen" te krijgen werd ook in de kavels zelf van Zuid naar Noord enig verhang toegelaten. Ook in de lengterichting is de hoogteligging enigszins aangepast aan het terrein. In de kavels zijn telkens percelen van minstens 3 ha. op gelijk niveau aangelegd. De overgangen van perceel naar perceel zijn zeer vloeiend gemaakt, zodat deze in het terrein nagenoeg niet meer te zien zijn, bovendien zijn de hoogteverschillen gering. Na het spitten werden de bewerkte gronden geploegd teneinde de heidezode, die bij het spitten in nagenoeg vierkante brokken verdeeld was, te verkleinen en te vermengen met het opgebrachte zand. De ver kruimeling werd verder bevorderd door schij veneggen. De hoofdsloten werden gegraven met een bodembreedte van 1 meter en een diepte beneden het maaiveld van eveneens 1 meter. Zij werden voorzien van een betuining in de berm van het talud met daarachter enkele lagen stapelzoden. Verder werden de taluds bekleed met plakzoden. In de hoofdsloten werden in totaal 15 stuwtjes geplaatst; deze doen zo lang er geen aanvoer van water is uit het Peelkanaal voor infiltratie uitsluitend dienst om het te grote verval te reguleren. Het is mogelijk om ook nu water vast te houden, maar al spoedig in de zomer staan de sloten droog, omdat aanvoer ontbreekt. De kavelsloten werden gegraven met een bodembreedte van 50 cm., de diepte is 80 cm. beneden het maaiveld. De taluds van alle sloten hebben een helling van 1:1. WEGEN. De wegen werden aangelegd met een zandkip tot op de schone zand- ondergrond. De verharding is niet overal eender. Dé weg naar Venray heeft vanaf de kern tot aan de Endepoel verder werd de weg nog niet doorgetrokken omdat hier aansluiting, werd verkregen op de bestaande weg naar Merselo een fundering van puin met een deklaag van gebroken grint en 2 slijtlagen. Vanaf de dorpskern in Westelijke richting bestaat de fundering uit grove maasgrint met^ dezelfde deklaag als bovengenoemd. De overige wegen bestaan uit een fundering van grint met asfaltdek of in zijn geheel uit asfaltsteenslag. Deze. laatste verharding is aangebracht op de meest Westelijke weg door de Peel en de Noordelijke verbindingsweg. De verharding heeft een breedte van 3 meter. Deze breedte is wel minimaal maar voldoet behoorlijk goed. De bedrijfswegen hebben een totale breedte van 5 meter, 3 meter zandkip met een berm van 1 meter. Door kleine slootjes zijn deze wegjes van het land gescheiden; dit is gedaan om de wegen beter in tact te houden. LANDSCHAPPELIJKE AANKLEDING. In overleg met de afdeling Landschapsverzorging van het Staats bosbeheer werd een beplanting vastgesteld. In hoofdzaak bestaat deze uit een beplanting van opgaande bomen langs de wegen en enkele singels. De plaats van de singels is zodanig gekozen dat niet al te grote afge sloten vakken ontstaan waardoor het idee van „ontginning" min of meer verdwijnt. Naast het idee van landschappelijke aankleding hebben de singels ook nog een functie als windkering in verband met stuif- gevaar. NABEWERKING. In Mei '52 werd begonnen met het inzaaien van gereed gekomen grond met serradella. Vooraf werd de grond bemest met kalk (15002500 kg./ha.), kalizout (350 kg. 40%), superfosfaat en Thomasslakkenmeel (700 kg./ha.) en K.A.S. (50 kg./ha.), zaaizaad hoeveelheid 2540 kg. Het groenbemestingsgewas slaagde volkomen en was op verschil lende kavels uitermate zwaar. In '52 werd in het geheel 250 ha. met groenbemesting beteeld. Met deze groenbemesting werd ook de volgende jaren doorgegaan, zodra een kavel of een gedeelte van een kavel bewerkt was, werd zo spoedig mogelijk groenbemesting ingezaaid. Er werd gezaaid tot en met de maand Juli. In het najaar van '52 werd de serradella ondergeploegd en werd rogge uitgezaaid. Ook deze roggeverbouw slaagde zeer goed. In het voorjaar van '53 werd op nieuw bewerkte kavels 80 ha. zwarte haver gezaaid met serradella als ondervrucht. Ook in de rogge werd klaver en serradella als ondervrucht gezaaid. Een der in '52 met groenbemesting beteelde kavels werd gereserveerd voor aardeppelverbouw; er werd pootgoed geteeld dat door de N.A.K. in klasse a werd goedgekeurd. Ook werd 65 ha. serradella uitgezaaid voor zaadwinning; de opbrengst aan groene massa was zeer groot. De zaadopbrengst was gering. Alle geteelde gewassen gaven behoorlijke opbrengsten. De opbrengst van de haver was naar verhouding het laagst; dit werd ook verwacht aangezien hier niet vooraf groenbemesting had plaats gehad. In '54 werd behalve rogge een bepaalde oppervlakte 20 ha.) met gras (veldbeemd en fioringras) ingezaaid voor zaadwinning. De oogst was niet gemakkelijk in verband met het uitzonderlijke slechte natte weer in Augustus en September. Toch kon het zaad goed droog gewonnen worden, nadrogen behoefde niet plaats te hebben, de zaadopbrengst was laag, doch de prijs per kg. hoog (resp. 5.en 6.per kg.). Met de exploitatie wordt doorgegaan totdat de kavels door de ge meente worden uitgegeven. In het algemeen betekent dit 1 jaar groen bemesting en daarna, afhankelijk van het tijdstip waarop een kavel gereed komt, nog 1 jaar roggeverbouw, of uitgifte door de gemeente. Het geheel overziende kan geconstateerd worden, dat de ontginning van de Vredepeel geslaagd is. De ontsluiting is zeer goed verzorgd door de harde wegen die in 3 richtingen aansluiten op andere wegen, de ontwatering is in orde en de grond is goed bewerkt. Er groeien goede gewassen. De boerderijenbouw vordert en de be planting langs de wegen, alhoewel nog klein, geeft reeds enig beeld van de toekomst. De volgende stap is de dorpskern die nog komen moet en de kunst matige watervoorziening. Ten aanzien van dit laatste bestaan gunstige perspectieven.

Peel en Maas | 1955 | | pagina 4