Werkgelegenheid en industrie
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Per jaar gaat 200 miliioen gulden door
ongevallen verloren
in de gemeente Venray.
FEUILLETON
'n Actrice zonder
schoenen.
Schoolonderwijzer-Koster
Joannes Deenen
VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
1
V«i?
1 PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF
GROOTESTRAAT 28 TEEEF. 512 GIRO 150552
ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. p. mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Bulten Venray f 1.45
Eind November wordt in Amsterdam door de Stichting „Het Veilig
heids Instituut" het tiende internationale Veiligheidscongres georga
niseerd. Tijdens dit congres zal de veiligheid in de bedrijven en de
bestrijding van het aantal ongevallen door een groot aantal deskun
dige sprekers aan een intensieve behandeling worden onderworpen.
Het congres, zal worden geopend door Zijne Excellentie J. G. Suurhoff,
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
De voorafgaande Veiligheidscon
gressen hebben zich immer in een
grote belangstelling mogen ver
heugen. Het aantal ongevallen dat
dagelijks in de Nederlandse bedrij
ven voorvalt is nog steeds schrik
barend groot. Per jaar wordt er in
ons land voor ongeveer 50 miliioen
gulden door de Ongevallenwet
uitbetaald.
Dat betreft dan alleen ongeval
len, waardoor de betreffende per
sonen langer dan twee dagen zijn
uitgeschakeld.
Bij dat bedrag is niet gerekend
de materiële schade die door het
ongeval in de bedrijven wordt ver
oorzaakt en de storing die het
productieproces ervan ondervindt.
Globaal geschat mag men zeggen,
dat in ons land jaarlijks rond 200
miliioen gulden door ongevallen
verloren gaat. Dat is een enorm
bedrag, daar staat de bouw van een
IJ-tirar.el, van een Hem-tunnel en
de aanleg van de Afcluiidijk bij in
de schaduw.
Per dag zijn in ons land 15 tot
20.000 mensen door ongevallen aan
het arbeidsproces onttrokken. Dat
zijn cijfers die de noodzaak van
een grote bedrijfsveiligheid nauw
keurig aanduiden. En niet alleen
van veiligheid in de bedrijven, ook
in het particulier leven dient men
grote voorzichtigheid in acht te
nemen. Dat begint bij het niet
springen van een rijdende tram tot
het uittrekken van een stekker van
de radio toe.
Door voorlichting en propaganda
het congres is een van de be
langrijkste middelen beoogt het
Veiligheids Instituut dat aantal
ongevallen zoveel mogelijk te ver
minderen. Het Instituut is een
particuliere instelling, die gefinan
cierd wordt voor het belangrijk
ste deel althans door het bedrijfs
leven.
Tijdens het tiende congres zal
door een der mensen van de Con
tactgroep Opvoering Productiviteit
de uitgave van een uitgebreide
handleiding voor de bedrijven
worden aangekondigd. Op vele
grote bedrijven beschikt men reeds
over een veiligheidsploeg. Maar in
bedrijven met minder dan 500
arbeiders is een dergelijke ploeg
economisch niet verantwoord. Het
is speciaal voor dit laatste soort
bedrijven dat deze handleiding is
geschreven,
Het Veiligheids Instituut zelf
zal met een groot aantal nieuwe
pakkende affiches voor de dag
komen. Het ligt in de bedoeling
om aan de bedrijven elke maand
een andere affiche te verstrek
ken om de aandacht gaande te
houden. De oude, negatieve en
weinig interessante affiches die
reeds sedert jaar en dag in de
fabrieken hangen, hebben weinig
propagandistische waarde meer.
Gemiddeld een op de zeven arbei
ders loopt in ons land in de Onge
vallenwet. Voor de bouwvakken ligt
dat nog sterker, daar is dagelijks
een van de twee arbeiders uitge
schakeld. Het hoogste percentage
ongevallen treft men aan in de
leeftijdsgroep van 15 tot 18 jaar.
Het kleinste onder de 55-jarigen.
Al deze zaken en wat daar tegen
te doen zullen op het 10e veilig
heidscongres ter sprake komen.
Op 17 October jl. verscheen in
ons blad een ingezonden stuk over
de werkgelegenheid in Venray,
waarin de schrijver o.a. beweerde,
dat de industrialisatie van onze
gemeente mis zou lopen, indien
niet verschillende jongeren een vak
zouden kiezen, in plaats van in de
DUW of de zogenaamde „vrije"
werken te blijven.
Daarnaast wees hij op het euvel,
_Jt verschillende jonge boeren op
de\ boerderij bij vader en moeder
blijven^ terwijl zij geen vooruitzich
ten heöbe" op een verder boeren
leven en dus zo n beetje van de
ene dag in de andere leven, en
voor de industrie verloren gaan.
Naar aanleiding hiervan ontvin
gen wij van een onzer jonge boeren
leiders het volgende schrijven
Een vlucht voor de Russen
J. Vaszary.
25
Laat op de avond kwam de klui
zenaar, de jonge man van de ver
laten hoeve.
Een sympathieke jonge man. Een
groot deel van de oorlog had hij
vechtend aan het front doorgebracht
als reserveofficier. Hij was dolzin
nig stoutmoedig en ondernemend
geweest. Talloze onderscheidingen
waren hem verleend.
Hij had alle reden de Russen te
vermijden.
Met vreugde accepteerde hij het
gevaar dat onze onderduiking voor
hem zou meebrengen. Hij uitte
alleen bedenkingen met betrekking
tot. zqn nomadenleven en vroeg
zich af of wij dat wel zouden kun
nen uithouden, die een zoveel meer
geciviliseerde manier van leven
gewend waren.
Wij stelden hem gerust. De G.P.U.
gevangenissen en onze verdere
avonturen hadden ons reeds tame
lijk gehard.
Onze gastvrouw braadde een paar
kippen ons ter ere. De koffie en
de cognac uit de kisten verhoogde
de luister van het maal.
Het was al middernacht toen we
vertrokken. We hadden een vijftien
kilometer te lopen.
Peter, onze nieuwe gastheer, ver
zekerde ons dat wij niemand zouden
ontmoeten. Hij kende alle binnen
wegen. Wij hoefden nergens bang
voor te zijn.
Het was een zachte nacht. Hoog
boven ons flikkerden de sterren.
Heijde, 20 October 1953.
Aan de Redactie van
Peel en Maas.
Geachte Heer Redacteur.
Graag zou ik onderstaande in uw
eerstvolgend nummer geplaatst zien
waai voor bij voorbaat hartelijk
dank.
Met belangstelling heb ik de ar
tikelen onder bovenstaande titel
gelezen. Het probleem, dat hier aan
de orde gesteld wordt, is inderdaad
urgent
Het overbevolkings-vraagstuk,
wat zich ook hier in Venray al
langer hoe meer doet gelden, wordt
jammer genoeg maar al te vaak
te licht over het hoofd gezien.
Allerwegen zal men moeten trach
Er kwam een zekere rust, een
veilig gevoel over ons, toen wij in
Peters voetsporen verder gingen.
Het enige onaangename was, dat
onze bagage zo erg toegenomen
was. Mijn vrouw had allerlei dingen
uit de kisten gehaald, o.a. een
koffergramofoon. Zij beweerde dat
zoiets haast onmisbaar was als je
in een bos ging leven.
Peter nam weliswaar een groot
deel van de last over, maar toch
was er nog zoveel overgebleven
dat wij telkens moesten uitrusten
om wat bij te komen.
Afgezien hiervan was onze tocht
niet onplezierig. Wij liepen een tijd
lang door woest terrein met zand
heuvels. Daarna door een berken
bos. Er heerste stilte en vrede. Een
enkele maal hoorde je in de verte
het geschiet.
„Dat zijn Russen op strooptocht",
zei Peter. „Maar je hoeft voor hen
niet bang te zijn. 's Nachts durven
zij niet buiten de grote wegen te
gaan. Zij zijn bang dat zij in de
bossen zullen verdwalen."
Er ging iets geruststellends van
hem uit. Wij voelden dat wij ons
aan hem konden toevertrouwen.
Toen wij op een open plek tussen
het ijle berkenhout een lange rust
hielden, verlangde ik er bijna naar
dat deze tocht maar voort zou
duren. Dat wij in de zoele en kal
merende duisternis van deze nacht
nog een lange tijd zouden verder
trekken. Na vele angstige maanden
genoten wij voor het eerst een
betrekkelijke veiligheid, bestond er
geen onmiddellijk gevaar voor onze
vrijheid en ons leven.
Tegen de morgen kwamen wij
aan.
In de ochtendschemering keken
wij op naar het huis op de heuvel.
Een paar honderd meter verder
dook ne zwarte lijn van het bos op.
Wij waren er dus.
Dit eenzame trieste huis zou ons
ten die maatregelen te nemen, wel
ke aan een niet onbelangrijk deel
van onze jongere generatie in de
toekomst employ verschaffen.
Jammer is het inderdaad, dat
jonge kerels, met nog een heel
leven voor zich, liever naar de DUW
(of daar waar het meest te ver
dienen valt) gaan werken, dan zich
een vak te leren, om dan te zijner
tijd daadwerkelijk mee te werken
aan de voor Venray zo noodzake
lijke industrialisatie.
Dat een dergelijke mentaliteit, het
alleen er maar op uit zijn om zoveel
mogelijk geld te verdienen, zich op
den duur zeer zeker zal wreken,
is zonder meer duidelijk.
Tot zover ben ik het met de
schrijver eens, maar niet daar,
waar hij te spreken komt over de
boerenjongens.
Wat de schrijver hier verteld, is
zonder meer sugestie, die bezijden
de waarheid is.
Wanneer men reeds toegeeft, niet
te weten, hoe groot de latente
werkloosheid wel is, dat moet men
zich zeker niet wagen aaneen su
gestie omtrent die werkloosheid en
daarbij een deel van de Venrayse
bevolking zonder meer doodverven
als lanterfanters.
Toen de oorlog voorbij was en
hier in Vemjay veel boerderijen
verwoest, het vee en de paarden
gestolen, de landbouwgronden totaal
uitgemergeld en daardoor behept
met allerlei gebreksziekten, om nog
maar niet te spreken over de ver
vuiling door diverse onkruiden op
de voormalige mijnenvelden, toen
is de Venrayse boer, met heus geen
overdadige steun van buitenaf, weer
begonnen en wat er in de laatste 7
jaren gepresteerd is door oudere,
maar ook door jonge boeren, dwingt
bij iedere kenner van het landbouw
bedrijf respect af.
Talloze kleine en middelgrote
bedrijven' zijn in de na-oorlogse
jaren overgeschakeld op meer ar
beidsintensievere teelten, o.a. as
perges, bessen, fruitteelten grovere
tuinbouw als komkommers, aard
beien enz. enz.
De plaatselijke tuinbouwvereni-
gingen kunnen hier meer van ver
tellen.
Zeker, ook bij de boerenbevolking
kampt men met overbevolking,
maar dat wil niet zeggen, dat er
gelanterfanterd wordt, het moderne
boerenbedrijf eist vele handen met
kennis van zaken bovendien.
Juist door de achterstand, welke
er door de oorlog ontstond en door
de meer arbeids-intensievere teelten
moet er op onze boerenbedrijven 't
hele jaar door stevig aangepakt
worden.
De vestigings-mogelijkheden voor
de jonge boer vormen reeds lang
een punt, dat als uiterst urgent
zijnde, wordt behandeld en bespro
ken in onze boeren-organisatie's.
Wat hier in een zeer korte tijd
gepresteerd is, dwingt bij diegenen,
die zich de moeite neemt, althans
dit te bestuderen, respect af.
De resultaten, die verschillende
Venrayse jonge boeren en meisjes
reeds behaald hebben in de diverse
emigratie-landen, spreken voor zich
zelf.
En als men de 90 deelnemers, die
zich inmiddels hebben opgegeven,
om deze winter de emigratie-cursus
hier in Venray te volgen, zou vra
gen, wat hun vooruitzichten nu wel
waren, dan zou er zeer zeker geen
stilzwijgen heersen.
Het voorbeeld, dat schrijver on
langs hoorde op een arbeidsbureau
mag men weigevoeglijk rekenen tot
een uitzondering en het is nog altijd
zo, dat een uitzondering de regel
niet bevestigd.
De gehechtheid aan de boerenstiel
en het bedrijf, zijn er debet aan,
dat nog niet méér jonge boeren
emigreerden of over gingen naar
de industrie.
Wat het voor onze rechtgeaarde
boerenjongens, die hun jeugd veelal
hebben doorgebracht in Godsvrije
natuur, betekent om naar de fabriek
te gaan, dat kan een stedeling
slechts moeilijk begrijpen.
Deze overgangs-moeilijkheden zijn
voor de jonge boer een probleem op
"zichzelf. Dit wil niet zeggen, dat
een jonge boer niet zal wennen op
de fabriek, met doorzettingsvermo
gen is ook hier, even zo goed als
een emigrant dit nodig heeft, veel
te bereiken.
De moeilijkheden, waar de jeugd
van vandaag, in dit opzicht zich
voor geplaatst ziet, eist de volle
belangstelling der huidige generatie
Doelbewuste voorlichting op dit
terrein, ook aan de ouders, is drin
gend noodzakelijk.
Maar voorlichting, welke zich uit
sluitend bediend van sugesties,
welke de waarheid ten enemale
geweld aan doen, zal het monster
van de onverschilligheid, dat onze
jeugd dreigt te bestormen, minder
tegenhouden dan juiste objectief
gestelde voorlichting.
Dergelijke voorlichting alleen is
in staat de jeugd van vandaag, de
toekomst van morgen eerlijk en
onbevreesd met open vizier tege
moet te doen treden.
De schrijver van het eerste inge
zonden stuk antwoordt hierop:
Hoe mijn opponent er bij komt,
dat ik in mijn schrijven het werk
van de boeren en bijzonder van de
jonge boeren vooral na de bevrij
ding heb willen kleineren, is mij
eerlijk een raadsel. Voor wat ge
presteerd is heb ik diep respect.
Ik heb mij slechts afgevraagd, of
alles wat op dit moment werkzaam
is in de landbouw, daarin inderdaad
een volle dagtaak te vervullen heeft,
of hier geen mensen en vooral jonge
mensen, onder schuilen, die feitelijk
daar niet thuis horen.
Ik heb inderdaad geen cijfers ge
noemd, maar nu de moeite gedaan
om er achter te komen. Zo staat in
een arbeidsrapport in 1949, dus
midden in de opbouw en herstel,
het aantal niet geregistreerde werk
lozen geschat op 455 in Venray. Een
nog altijd formidabel getal.
Intussen zijn bedrijven gesplitst
en ismen nog in grotere mate over
gegaan tot tuinbouw etc, terwijl ook
een groot deel als emigrant naar de
vreemden is vertrokken. Toch^schat
men het aantal niet geregistreerde
werklozen heden ten dage op 350
mensen. Uit het bedrijfsleven kun
nen ze niet komen, want dan trek
ken ze geen wachtgeld en werkloos
heidverzekering, dus ze moeten in
de landbouw zitten. En'twas tegen
deze 350 mensen, waar toch nog
altijd 2 flinke fabrieken arbeiders
uit kunnen putten, dat mijn betoog
gericht was. Tegen hen en hun
ouders.
Ik ben me bewust, dat de over
schakeling geheel niet gemakkelijk
zal zijn. Maar van de andere kant
is er nu gelegenheid om te kunnen
veranderen en toch in eigen om
geving en eigen plaats een bestaan
te vinden. En die kans is waard
aangegrepen te worden en door de
ouders en door de betrokkenen zelf.
tehuis worden.
Voor hoe lang
Een magere hond kwam ons van
de heuvel af tegemoet. Hij kwispel
staartte maar blafte niet.
Wonderbaarlijk zoals deze boeren
honden zich met een alles begrij
pende intelligentie aan deze som
bere tijden hadden aangepast. Zij
blaften niet meer, om niet de
aandacht van de Russen te vestigen
op de door hen bewaakte hoeve.
Van de nadering van deze geüni
formeerde bandieten maakten zij
melding door een zacht en klagelijk
gejang. Daarom ook schoten de
Russen alle honden dood zodra zij
er maar de gelegenheid toe kregen.
Bogar, de hond van onze gast
heer, had op dat punt slechte
ervaringen opgedaan. Toen hij nog
wild en woedend tegen de Russen
had staan blaffen, was de Rus
meermalen op hem gaan schieten.
Peter had toen al gevreesd dat
de hond daarbij gedood was, want
in drie dagen was hij niet te voor
schijn gekomen. Tot een boer hem
vertelde dat hij de hond had gezien,
Boven op de heuvel had hij voor
zichzelf een kuil gegraven en daar
zat hij zijn wonden te likken.
Sindsdien blafte hij niet meer
als hij een Rus zag. Hij jankte
knarsetandend met een vertwijfelde
haat.
Wij hadden met Bogar kennis
gemaakt. Blijkbaar waren wij hem
sympathiek. Hij sproug met een
rustige vreugde om ons heen en
likte onze handen.
Bogar werd onze vierde makker
tijdens deze onderduikperiode. Hij
bespeurde het gevaar met een won
derbaarlijk scherp instinct. De
komst van de Russen voelde en
meldde hij van grote afstand. Vaak
zijn wij dank zij hem gered.
Wij gingen het huis in. Er was
niets bijzonders te zien in de nage
noeg kale vertrekken. De Russen
hadden er eèn paar gammele tuin
stoelen laten staan en een mar
meren tafel. De laatste vermoede
lijk omdat hij te zwaar was.
Peter toonde ons de geheimen
van het verlaten huis.
Op de zolder van de half inge
storte stal lagen een paar matras
sen en wat beddegoed. Je kon er
komen als je een plak verlegde.
De stal verwekte van buiten een
dermate vervallen indruk, dat je er
niet gauw toe over ging er in te
gaan uit vrees het hele gebouw op
je hoofd te krijgen. Vandaar dat
nog geen Rus er een voet gezet
had.
De pannen en potten waren ach
ter de stal verstopt onder een
stapel hout.
Aan de rand van het bos, rondom
een vermolmde boom waren de
wijnvaten begraven. Drie struiken
bedekten de stoppen waarmee de
spongaten van de vaten waren
afgesloten. In het ene vat was
rode wijn, in het tweede witte en
de derde was gevuld met muscaat-
wijn.
Gelukkig was Peter goed van
wijn voorzien. Hij had daar zo'n
achthonderd liter liggen.
Op een open plek in het bos, in
een kuil, afgedekt met takken,
lagen aardappelen en uien.
Het meel stond in een oud wijn
vat in de hoek van de varkensstal
die al evenzeer vervallen was.
Reuzel, spek en worst waren
verborgen op de zolder van het
huis. Je kon er alleen bij komen
als je het dak opklom en enkele
dakpannen wegnam,
Op de glooiing van de heuvel,
onder een struik, lagen de borden
en couverts begraven. De voorraad
daarvan was gering. Er waren
twee glazen en drie borden. Maar
in deze tijd van rooftochten, gold
dat al voor een museumschat.
Peter vertelde nog dat het brood
Sommetjes maken is voor de
meeste mensen hun lust en hun
leven. Dat ligt in de menselijke
natuur.
Wij hebben verscheidene mensen
gekend, die niet lezen of schrijven
konden. Maar rekenen? Als de blik
sem! Zo Peerke C, een van de
grootste boeren in zijn dorp. Een
grote man van postuur, iets ge
kromd van rug.
In zijn kinderjaren werd hij in
huis „Peerke" genoemd en „Peerke"
bleef hij zijn hele leven ondanks
zijn lengte. Hij noemde zich zelf ook
altijd Peerke. Anders dan krom
praten had hij nooit geleerd. Hij zei
van zichzelf: „Peerke slim boerke
Hij behoorde tot de eersten in zijn
omgeving, die tot kunstmest en tot
landbouwmachines overgingen. En
hij was geen dag naar de school
gegaan! Maar rekenen!
Hij was met boeren rijk gewor
den, had veel hypotheken op andere
boerderijen staan, en wist van elke
tot op een dag en tot een halve
cent nauwkeurig de vervaldag en
de rente!
Hij was er\om die rente te beuren
geen dag eer dan de vervaldag,
maar ook geen uur later!
En er ging er hem geen halve
cent door, al moest hij er een uur
voor lopen. „Peerke de ene halve
cent hebben moet om van de andere
enen hele te maken!" zei hij.
We zouden wel een hele rij soort
gelijke voorbeelden kunnen noemen.
De rekenlust is de lust des dage-
lijksen levens van de meeste men
sen. Moeilijk, dat sommetjes maken?
Och, meestal zijn het maar kunstjes.
Als je die maar te pakken hebt. En
het is nu eenmaal zo in de wereld,
de natuur van de mens is op
„hebben" gericht en wie geld heeft
kan in het theater gaan, maar wie
het niet heeft, blijft buiten staan.
En allemaal willen zij toch hun rol
in het schouwtoneel, dat „wereld"
of „leven" genoemd wordt, mee
spelen.
Zo was het ook met de sommetjes,
die de schoolonderwijzers van het
kanton Horst op de vergaderingen
moesten oplossen, onder de leiding
van burgemeester oud-onderwijzer
Kellenaers van Meerlo.
De eerste som hebben we gezien
We willen U nog op een stelletje
vergasten. Deze som vinden wij in
het boek „Onze Schoolopvoeding"
door H.H.J. Maas, uitgave van Lec-
turis N.V. te Eindhoven.
2e som:
Eenen man laat aan sijn vrouw,
die swanger is, 1456 gulden op con
ditie wanneer sij eenen soon baarde
dien sal hebben 2/3 der somme en
de moeder 1/3, maar wen sij ene
dochter baarde, so sal de dochter
1/3 en de moeder 2 3 hebben, nu
gebeurt het, dat sij eenen soon en
eene dochter ontfangt, vraage wat
moet nu yder hebben om des mans
wille te volbrengen.
Ziezo, valt aan, liefhebbers!
Of Kellenaers zelf die sommetjes
had opgesteld? Dat weten wij niet.
3e som:
Eenen man overleden zijnde, laat
achter een bevruchte vrouwe, heeft
zijn testament gemaakt, als God ten
door een oude vrouw in het nabije
dorp gebakken werd. Iedere Zondag
bracht ze het weekrantsoen mee.
Zij bracht dan tevens het nodige
zout, paprika, eieren en andere
dingen.
Hij maakte er ons op attent dat
de hond niet aansloeg voor de vrouw
Zondags moesten' wij dus dubbel
opletten, wilde zij ons niet te zien
krijgen. „Oude vrouwen bewaren
geen geheimen." Wij beloofden erg
voorzichtig te zijn.
Peter bepaalde, dat mijn vrouw
op de stalzolder zou gaan slapen,
zij moest de veiligste plaats hebben.
Voor ons mannen sleepten wij
elk een matras naar beneden en
legden die in een lege kamer van
het huis.
Volgens Peter konden wij rustig
in huis blijven slapen, want Bogar,
de hond bleef toch de hele nacht
door in de omgeving van het huis;
die zou ons beslist wakker maken,
als er gevaar dreigde.
Mijn vrouw zou verder tot taak
hebben voor ons te koken. Tot dat
doel gaf hij haar een met de hand
geschreven kookboek van een vrien
din, de vrouw van een landgoed-
bezitter.
De ierste dag echter wilden wij
haar nog niet op de proef stellen,
omdat zij volgens haar zeggen nog
nooit in een keuken was geweest
en dus nog nooit gezien had, hoe
het daar toeging.
Peter maakte roereieren van de
eieren, die wij ten geschenke had
den gekregen. Het maal werd
besloten met heerlijke zwarte
koffie en rode wijn.
Aangezien wij door het vele lopen
en kijken erg vermoeid waren ge
worden en de twee nachten daar
voor niet geslapen hadden, gingen
wij na het eten onmiddellijk naar
bed.
Mijn vrouw op de zolder, wij
tweeën in het huis.
tijde haarder baaringe haar ver
leende eenen soon dien soude hebben
3/5 des goeds, en sij de reste, waar
het kind daarentegen een dochter,
hoeveel krijgt dan elk om des mans
uytersten wille niet te breken, so
het goed bevonden werd weerdig te
zijn 47519 gulden.
Nog zo mis niet, wat? Wat zullen
de schoolonderwijzers van het kanton
Horst gewatertand hebben! Bijna
een halve ton delen onder 3 per
sonen, en niet eens sucsesssierech-
ten daarvan betalen!
De lezer (es) ziet ook, dat een zoon
meer geld waard was dan een
dochter! En tevens, dat de vrouwen
(uit pesterij zeker?) er plezier in
de regeiing van haar man in de
war te schoppen. De vrouw was
immers vanouds een raadsel.
De eerste vrouw in het Aards
Paradijs bracht de zaak al hopeloos
in de war, door niet van de ver
boden bellefleur af te blijven. Maar
mogelijk, wie weet, hadden zij het
ook wel op de schoolonderwijzers
gemunt, om die eens een loer te
draaien! Die mochten de puzzles
dan maar uitzoeken, die zij zelf met
al haar vrouwelijke listigheid in
elkaar gespannen hadden! Immers,
waar waren die anders ook school
meester voor geworden?
Maar wij kunnen ook niet anders
dan die mannen van die vrouwen
ezels te noemen! Zij hadden toch
ook zelf bij het opmaken van hun
testament aan allerlei combinaties
van tweelingen, drielingen en enz.
-lingen kunnen denken! Om die
arme schoolonderwijzers heel wat
temptaties te besparen. Maar neen,
die moesten het maar kunnen. En
het werd nogal gekker in de
4e som.
Eenen overleden man heeft achter
gelaaten een bevruchte vrouwe met
3175 gulden, heeft sijn testament
gemaakt, soo God haar moeder liet
worden van eenen soon, dien soude
drie maal soo veel hebben als de
moeder. Soo ontfangt sij ten tijde
haarder baaringe eenen soon met
eene dochter en een Hermaphrodi-
tus (dat is half man en half vrouw),
hoeveel sal nu elk hebben sonder
des mans testament te breken.
Zo ziet men, welke listigheid
vrouwen kunnen uitdenken om de
wereld te koejoneren!
Er is nog meer van dat schoons
bij de opgaven voor schoolonder
wijzers. Om zich te bekwamen op
vergaderingen onder leiding van
Kellenaers.
Maar Joannes Deenen had er wel
schQon genoeg van! En wij ook!
Wordt vervolgd
Inmaakglazen
alle maten in voorraad,
alsmede dikke en platte ringen,
vultrechters, geslepen deksel enz.
Alles wordt thuisbezorgd.
Aanbevelend,
F. W. HENDRIKS, Langstraat 46
Tel. 713 Beleefd aanbevelend
Voordat wij in slaap vielen den
derden de muren van het huis van
een verre maar geweldige ontplof
fing.
XVI
Die nacht schrok ik wakker door
luid geschreeuw. In het eerste
ogenblik wist ik niet waar ik was.
Ontdaan zat ik in het donker op
mijn matras.
Twee grove stemmen brulden
iets in het Russisch. Iemand ant
woordde af en toe in het Hongaars:
„Ik weet het niet, ik versta het
niet..."
Ik herkende Peters stem.
Onbegrijpelijk dat de Russen ons
zo onverhoeds hadden kunnen ver
rassen.
Ik achtte het verstandiger uiij
stil te houden.
Het twistgesprek ging een poosje
door, daarna hoorde ik voetstappen
in de gang. Zij verwijderden zich.
Ik kon me maar niet voorstellen
wat er gebeurd was.
Ik wachtte een tijd lang, waagde
me daarna in de gang, vervolgens
in het huis.
Onder aan de heuvel, op een af
stand van een paar honderd meter
flikkerde het licht van twee zak
lantaarns. Toen onderscheidde ik,
dat Peter door drie gewapende
Russen voortgeduwd werd.
En ik had nog zo gedacht, dat
wij hier veilig waren!
Het was een Gods wonder, dat
de Russen mij niet ontdekt hadden.
Zij zouden ook mij meegenomen
hebben.
Onze redding bleek van zeer twij
felachtige waarde te zijn.
Wat konden wij hier zonder Peter?
Toen dacht ik aan mijn vrouw.
In de omtrek van de gammele
stal was het stil en verlaten. Voor
zichtig ging ik er heen, klauterde
in de krib en verwijderde de plank