Werkgelegenheid en industrie WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Per jaar gaat 200 miliioen gulden door ongevallen verloren in de gemeente Venray. FEUILLETON 'n Actrice zonder schoenen. Schoolonderwijzer-Koster Joannes Deenen VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG 1 V«i? 1 PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF GROOTESTRAAT 28 TEEEF. 512 GIRO 150552 ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. p. mm. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Bulten Venray f 1.45 Eind November wordt in Amsterdam door de Stichting „Het Veilig heids Instituut" het tiende internationale Veiligheidscongres georga niseerd. Tijdens dit congres zal de veiligheid in de bedrijven en de bestrijding van het aantal ongevallen door een groot aantal deskun dige sprekers aan een intensieve behandeling worden onderworpen. Het congres, zal worden geopend door Zijne Excellentie J. G. Suurhoff, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. De voorafgaande Veiligheidscon gressen hebben zich immer in een grote belangstelling mogen ver heugen. Het aantal ongevallen dat dagelijks in de Nederlandse bedrij ven voorvalt is nog steeds schrik barend groot. Per jaar wordt er in ons land voor ongeveer 50 miliioen gulden door de Ongevallenwet uitbetaald. Dat betreft dan alleen ongeval len, waardoor de betreffende per sonen langer dan twee dagen zijn uitgeschakeld. Bij dat bedrag is niet gerekend de materiële schade die door het ongeval in de bedrijven wordt ver oorzaakt en de storing die het productieproces ervan ondervindt. Globaal geschat mag men zeggen, dat in ons land jaarlijks rond 200 miliioen gulden door ongevallen verloren gaat. Dat is een enorm bedrag, daar staat de bouw van een IJ-tirar.el, van een Hem-tunnel en de aanleg van de Afcluiidijk bij in de schaduw. Per dag zijn in ons land 15 tot 20.000 mensen door ongevallen aan het arbeidsproces onttrokken. Dat zijn cijfers die de noodzaak van een grote bedrijfsveiligheid nauw keurig aanduiden. En niet alleen van veiligheid in de bedrijven, ook in het particulier leven dient men grote voorzichtigheid in acht te nemen. Dat begint bij het niet springen van een rijdende tram tot het uittrekken van een stekker van de radio toe. Door voorlichting en propaganda het congres is een van de be langrijkste middelen beoogt het Veiligheids Instituut dat aantal ongevallen zoveel mogelijk te ver minderen. Het Instituut is een particuliere instelling, die gefinan cierd wordt voor het belangrijk ste deel althans door het bedrijfs leven. Tijdens het tiende congres zal door een der mensen van de Con tactgroep Opvoering Productiviteit de uitgave van een uitgebreide handleiding voor de bedrijven worden aangekondigd. Op vele grote bedrijven beschikt men reeds over een veiligheidsploeg. Maar in bedrijven met minder dan 500 arbeiders is een dergelijke ploeg economisch niet verantwoord. Het is speciaal voor dit laatste soort bedrijven dat deze handleiding is geschreven, Het Veiligheids Instituut zelf zal met een groot aantal nieuwe pakkende affiches voor de dag komen. Het ligt in de bedoeling om aan de bedrijven elke maand een andere affiche te verstrek ken om de aandacht gaande te houden. De oude, negatieve en weinig interessante affiches die reeds sedert jaar en dag in de fabrieken hangen, hebben weinig propagandistische waarde meer. Gemiddeld een op de zeven arbei ders loopt in ons land in de Onge vallenwet. Voor de bouwvakken ligt dat nog sterker, daar is dagelijks een van de twee arbeiders uitge schakeld. Het hoogste percentage ongevallen treft men aan in de leeftijdsgroep van 15 tot 18 jaar. Het kleinste onder de 55-jarigen. Al deze zaken en wat daar tegen te doen zullen op het 10e veilig heidscongres ter sprake komen. Op 17 October jl. verscheen in ons blad een ingezonden stuk over de werkgelegenheid in Venray, waarin de schrijver o.a. beweerde, dat de industrialisatie van onze gemeente mis zou lopen, indien niet verschillende jongeren een vak zouden kiezen, in plaats van in de DUW of de zogenaamde „vrije" werken te blijven. Daarnaast wees hij op het euvel, _Jt verschillende jonge boeren op de\ boerderij bij vader en moeder blijven^ terwijl zij geen vooruitzich ten heöbe" op een verder boeren leven en dus zo n beetje van de ene dag in de andere leven, en voor de industrie verloren gaan. Naar aanleiding hiervan ontvin gen wij van een onzer jonge boeren leiders het volgende schrijven Een vlucht voor de Russen J. Vaszary. 25 Laat op de avond kwam de klui zenaar, de jonge man van de ver laten hoeve. Een sympathieke jonge man. Een groot deel van de oorlog had hij vechtend aan het front doorgebracht als reserveofficier. Hij was dolzin nig stoutmoedig en ondernemend geweest. Talloze onderscheidingen waren hem verleend. Hij had alle reden de Russen te vermijden. Met vreugde accepteerde hij het gevaar dat onze onderduiking voor hem zou meebrengen. Hij uitte alleen bedenkingen met betrekking tot. zqn nomadenleven en vroeg zich af of wij dat wel zouden kun nen uithouden, die een zoveel meer geciviliseerde manier van leven gewend waren. Wij stelden hem gerust. De G.P.U. gevangenissen en onze verdere avonturen hadden ons reeds tame lijk gehard. Onze gastvrouw braadde een paar kippen ons ter ere. De koffie en de cognac uit de kisten verhoogde de luister van het maal. Het was al middernacht toen we vertrokken. We hadden een vijftien kilometer te lopen. Peter, onze nieuwe gastheer, ver zekerde ons dat wij niemand zouden ontmoeten. Hij kende alle binnen wegen. Wij hoefden nergens bang voor te zijn. Het was een zachte nacht. Hoog boven ons flikkerden de sterren. Heijde, 20 October 1953. Aan de Redactie van Peel en Maas. Geachte Heer Redacteur. Graag zou ik onderstaande in uw eerstvolgend nummer geplaatst zien waai voor bij voorbaat hartelijk dank. Met belangstelling heb ik de ar tikelen onder bovenstaande titel gelezen. Het probleem, dat hier aan de orde gesteld wordt, is inderdaad urgent Het overbevolkings-vraagstuk, wat zich ook hier in Venray al langer hoe meer doet gelden, wordt jammer genoeg maar al te vaak te licht over het hoofd gezien. Allerwegen zal men moeten trach Er kwam een zekere rust, een veilig gevoel over ons, toen wij in Peters voetsporen verder gingen. Het enige onaangename was, dat onze bagage zo erg toegenomen was. Mijn vrouw had allerlei dingen uit de kisten gehaald, o.a. een koffergramofoon. Zij beweerde dat zoiets haast onmisbaar was als je in een bos ging leven. Peter nam weliswaar een groot deel van de last over, maar toch was er nog zoveel overgebleven dat wij telkens moesten uitrusten om wat bij te komen. Afgezien hiervan was onze tocht niet onplezierig. Wij liepen een tijd lang door woest terrein met zand heuvels. Daarna door een berken bos. Er heerste stilte en vrede. Een enkele maal hoorde je in de verte het geschiet. „Dat zijn Russen op strooptocht", zei Peter. „Maar je hoeft voor hen niet bang te zijn. 's Nachts durven zij niet buiten de grote wegen te gaan. Zij zijn bang dat zij in de bossen zullen verdwalen." Er ging iets geruststellends van hem uit. Wij voelden dat wij ons aan hem konden toevertrouwen. Toen wij op een open plek tussen het ijle berkenhout een lange rust hielden, verlangde ik er bijna naar dat deze tocht maar voort zou duren. Dat wij in de zoele en kal merende duisternis van deze nacht nog een lange tijd zouden verder trekken. Na vele angstige maanden genoten wij voor het eerst een betrekkelijke veiligheid, bestond er geen onmiddellijk gevaar voor onze vrijheid en ons leven. Tegen de morgen kwamen wij aan. In de ochtendschemering keken wij op naar het huis op de heuvel. Een paar honderd meter verder dook ne zwarte lijn van het bos op. Wij waren er dus. Dit eenzame trieste huis zou ons ten die maatregelen te nemen, wel ke aan een niet onbelangrijk deel van onze jongere generatie in de toekomst employ verschaffen. Jammer is het inderdaad, dat jonge kerels, met nog een heel leven voor zich, liever naar de DUW (of daar waar het meest te ver dienen valt) gaan werken, dan zich een vak te leren, om dan te zijner tijd daadwerkelijk mee te werken aan de voor Venray zo noodzake lijke industrialisatie. Dat een dergelijke mentaliteit, het alleen er maar op uit zijn om zoveel mogelijk geld te verdienen, zich op den duur zeer zeker zal wreken, is zonder meer duidelijk. Tot zover ben ik het met de schrijver eens, maar niet daar, waar hij te spreken komt over de boerenjongens. Wat de schrijver hier verteld, is zonder meer sugestie, die bezijden de waarheid is. Wanneer men reeds toegeeft, niet te weten, hoe groot de latente werkloosheid wel is, dat moet men zich zeker niet wagen aaneen su gestie omtrent die werkloosheid en daarbij een deel van de Venrayse bevolking zonder meer doodverven als lanterfanters. Toen de oorlog voorbij was en hier in Vemjay veel boerderijen verwoest, het vee en de paarden gestolen, de landbouwgronden totaal uitgemergeld en daardoor behept met allerlei gebreksziekten, om nog maar niet te spreken over de ver vuiling door diverse onkruiden op de voormalige mijnenvelden, toen is de Venrayse boer, met heus geen overdadige steun van buitenaf, weer begonnen en wat er in de laatste 7 jaren gepresteerd is door oudere, maar ook door jonge boeren, dwingt bij iedere kenner van het landbouw bedrijf respect af. Talloze kleine en middelgrote bedrijven' zijn in de na-oorlogse jaren overgeschakeld op meer ar beidsintensievere teelten, o.a. as perges, bessen, fruitteelten grovere tuinbouw als komkommers, aard beien enz. enz. De plaatselijke tuinbouwvereni- gingen kunnen hier meer van ver tellen. Zeker, ook bij de boerenbevolking kampt men met overbevolking, maar dat wil niet zeggen, dat er gelanterfanterd wordt, het moderne boerenbedrijf eist vele handen met kennis van zaken bovendien. Juist door de achterstand, welke er door de oorlog ontstond en door de meer arbeids-intensievere teelten moet er op onze boerenbedrijven 't hele jaar door stevig aangepakt worden. De vestigings-mogelijkheden voor de jonge boer vormen reeds lang een punt, dat als uiterst urgent zijnde, wordt behandeld en bespro ken in onze boeren-organisatie's. Wat hier in een zeer korte tijd gepresteerd is, dwingt bij diegenen, die zich de moeite neemt, althans dit te bestuderen, respect af. De resultaten, die verschillende Venrayse jonge boeren en meisjes reeds behaald hebben in de diverse emigratie-landen, spreken voor zich zelf. En als men de 90 deelnemers, die zich inmiddels hebben opgegeven, om deze winter de emigratie-cursus hier in Venray te volgen, zou vra gen, wat hun vooruitzichten nu wel waren, dan zou er zeer zeker geen stilzwijgen heersen. Het voorbeeld, dat schrijver on langs hoorde op een arbeidsbureau mag men weigevoeglijk rekenen tot een uitzondering en het is nog altijd zo, dat een uitzondering de regel niet bevestigd. De gehechtheid aan de boerenstiel en het bedrijf, zijn er debet aan, dat nog niet méér jonge boeren emigreerden of over gingen naar de industrie. Wat het voor onze rechtgeaarde boerenjongens, die hun jeugd veelal hebben doorgebracht in Godsvrije natuur, betekent om naar de fabriek te gaan, dat kan een stedeling slechts moeilijk begrijpen. Deze overgangs-moeilijkheden zijn voor de jonge boer een probleem op "zichzelf. Dit wil niet zeggen, dat een jonge boer niet zal wennen op de fabriek, met doorzettingsvermo gen is ook hier, even zo goed als een emigrant dit nodig heeft, veel te bereiken. De moeilijkheden, waar de jeugd van vandaag, in dit opzicht zich voor geplaatst ziet, eist de volle belangstelling der huidige generatie Doelbewuste voorlichting op dit terrein, ook aan de ouders, is drin gend noodzakelijk. Maar voorlichting, welke zich uit sluitend bediend van sugesties, welke de waarheid ten enemale geweld aan doen, zal het monster van de onverschilligheid, dat onze jeugd dreigt te bestormen, minder tegenhouden dan juiste objectief gestelde voorlichting. Dergelijke voorlichting alleen is in staat de jeugd van vandaag, de toekomst van morgen eerlijk en onbevreesd met open vizier tege moet te doen treden. De schrijver van het eerste inge zonden stuk antwoordt hierop: Hoe mijn opponent er bij komt, dat ik in mijn schrijven het werk van de boeren en bijzonder van de jonge boeren vooral na de bevrij ding heb willen kleineren, is mij eerlijk een raadsel. Voor wat ge presteerd is heb ik diep respect. Ik heb mij slechts afgevraagd, of alles wat op dit moment werkzaam is in de landbouw, daarin inderdaad een volle dagtaak te vervullen heeft, of hier geen mensen en vooral jonge mensen, onder schuilen, die feitelijk daar niet thuis horen. Ik heb inderdaad geen cijfers ge noemd, maar nu de moeite gedaan om er achter te komen. Zo staat in een arbeidsrapport in 1949, dus midden in de opbouw en herstel, het aantal niet geregistreerde werk lozen geschat op 455 in Venray. Een nog altijd formidabel getal. Intussen zijn bedrijven gesplitst en ismen nog in grotere mate over gegaan tot tuinbouw etc, terwijl ook een groot deel als emigrant naar de vreemden is vertrokken. Toch^schat men het aantal niet geregistreerde werklozen heden ten dage op 350 mensen. Uit het bedrijfsleven kun nen ze niet komen, want dan trek ken ze geen wachtgeld en werkloos heidverzekering, dus ze moeten in de landbouw zitten. En'twas tegen deze 350 mensen, waar toch nog altijd 2 flinke fabrieken arbeiders uit kunnen putten, dat mijn betoog gericht was. Tegen hen en hun ouders. Ik ben me bewust, dat de over schakeling geheel niet gemakkelijk zal zijn. Maar van de andere kant is er nu gelegenheid om te kunnen veranderen en toch in eigen om geving en eigen plaats een bestaan te vinden. En die kans is waard aangegrepen te worden en door de ouders en door de betrokkenen zelf. tehuis worden. Voor hoe lang Een magere hond kwam ons van de heuvel af tegemoet. Hij kwispel staartte maar blafte niet. Wonderbaarlijk zoals deze boeren honden zich met een alles begrij pende intelligentie aan deze som bere tijden hadden aangepast. Zij blaften niet meer, om niet de aandacht van de Russen te vestigen op de door hen bewaakte hoeve. Van de nadering van deze geüni formeerde bandieten maakten zij melding door een zacht en klagelijk gejang. Daarom ook schoten de Russen alle honden dood zodra zij er maar de gelegenheid toe kregen. Bogar, de hond van onze gast heer, had op dat punt slechte ervaringen opgedaan. Toen hij nog wild en woedend tegen de Russen had staan blaffen, was de Rus meermalen op hem gaan schieten. Peter had toen al gevreesd dat de hond daarbij gedood was, want in drie dagen was hij niet te voor schijn gekomen. Tot een boer hem vertelde dat hij de hond had gezien, Boven op de heuvel had hij voor zichzelf een kuil gegraven en daar zat hij zijn wonden te likken. Sindsdien blafte hij niet meer als hij een Rus zag. Hij jankte knarsetandend met een vertwijfelde haat. Wij hadden met Bogar kennis gemaakt. Blijkbaar waren wij hem sympathiek. Hij sproug met een rustige vreugde om ons heen en likte onze handen. Bogar werd onze vierde makker tijdens deze onderduikperiode. Hij bespeurde het gevaar met een won derbaarlijk scherp instinct. De komst van de Russen voelde en meldde hij van grote afstand. Vaak zijn wij dank zij hem gered. Wij gingen het huis in. Er was niets bijzonders te zien in de nage noeg kale vertrekken. De Russen hadden er eèn paar gammele tuin stoelen laten staan en een mar meren tafel. De laatste vermoede lijk omdat hij te zwaar was. Peter toonde ons de geheimen van het verlaten huis. Op de zolder van de half inge storte stal lagen een paar matras sen en wat beddegoed. Je kon er komen als je een plak verlegde. De stal verwekte van buiten een dermate vervallen indruk, dat je er niet gauw toe over ging er in te gaan uit vrees het hele gebouw op je hoofd te krijgen. Vandaar dat nog geen Rus er een voet gezet had. De pannen en potten waren ach ter de stal verstopt onder een stapel hout. Aan de rand van het bos, rondom een vermolmde boom waren de wijnvaten begraven. Drie struiken bedekten de stoppen waarmee de spongaten van de vaten waren afgesloten. In het ene vat was rode wijn, in het tweede witte en de derde was gevuld met muscaat- wijn. Gelukkig was Peter goed van wijn voorzien. Hij had daar zo'n achthonderd liter liggen. Op een open plek in het bos, in een kuil, afgedekt met takken, lagen aardappelen en uien. Het meel stond in een oud wijn vat in de hoek van de varkensstal die al evenzeer vervallen was. Reuzel, spek en worst waren verborgen op de zolder van het huis. Je kon er alleen bij komen als je het dak opklom en enkele dakpannen wegnam, Op de glooiing van de heuvel, onder een struik, lagen de borden en couverts begraven. De voorraad daarvan was gering. Er waren twee glazen en drie borden. Maar in deze tijd van rooftochten, gold dat al voor een museumschat. Peter vertelde nog dat het brood Sommetjes maken is voor de meeste mensen hun lust en hun leven. Dat ligt in de menselijke natuur. Wij hebben verscheidene mensen gekend, die niet lezen of schrijven konden. Maar rekenen? Als de blik sem! Zo Peerke C, een van de grootste boeren in zijn dorp. Een grote man van postuur, iets ge kromd van rug. In zijn kinderjaren werd hij in huis „Peerke" genoemd en „Peerke" bleef hij zijn hele leven ondanks zijn lengte. Hij noemde zich zelf ook altijd Peerke. Anders dan krom praten had hij nooit geleerd. Hij zei van zichzelf: „Peerke slim boerke Hij behoorde tot de eersten in zijn omgeving, die tot kunstmest en tot landbouwmachines overgingen. En hij was geen dag naar de school gegaan! Maar rekenen! Hij was met boeren rijk gewor den, had veel hypotheken op andere boerderijen staan, en wist van elke tot op een dag en tot een halve cent nauwkeurig de vervaldag en de rente! Hij was er\om die rente te beuren geen dag eer dan de vervaldag, maar ook geen uur later! En er ging er hem geen halve cent door, al moest hij er een uur voor lopen. „Peerke de ene halve cent hebben moet om van de andere enen hele te maken!" zei hij. We zouden wel een hele rij soort gelijke voorbeelden kunnen noemen. De rekenlust is de lust des dage- lijksen levens van de meeste men sen. Moeilijk, dat sommetjes maken? Och, meestal zijn het maar kunstjes. Als je die maar te pakken hebt. En het is nu eenmaal zo in de wereld, de natuur van de mens is op „hebben" gericht en wie geld heeft kan in het theater gaan, maar wie het niet heeft, blijft buiten staan. En allemaal willen zij toch hun rol in het schouwtoneel, dat „wereld" of „leven" genoemd wordt, mee spelen. Zo was het ook met de sommetjes, die de schoolonderwijzers van het kanton Horst op de vergaderingen moesten oplossen, onder de leiding van burgemeester oud-onderwijzer Kellenaers van Meerlo. De eerste som hebben we gezien We willen U nog op een stelletje vergasten. Deze som vinden wij in het boek „Onze Schoolopvoeding" door H.H.J. Maas, uitgave van Lec- turis N.V. te Eindhoven. 2e som: Eenen man laat aan sijn vrouw, die swanger is, 1456 gulden op con ditie wanneer sij eenen soon baarde dien sal hebben 2/3 der somme en de moeder 1/3, maar wen sij ene dochter baarde, so sal de dochter 1/3 en de moeder 2 3 hebben, nu gebeurt het, dat sij eenen soon en eene dochter ontfangt, vraage wat moet nu yder hebben om des mans wille te volbrengen. Ziezo, valt aan, liefhebbers! Of Kellenaers zelf die sommetjes had opgesteld? Dat weten wij niet. 3e som: Eenen man overleden zijnde, laat achter een bevruchte vrouwe, heeft zijn testament gemaakt, als God ten door een oude vrouw in het nabije dorp gebakken werd. Iedere Zondag bracht ze het weekrantsoen mee. Zij bracht dan tevens het nodige zout, paprika, eieren en andere dingen. Hij maakte er ons op attent dat de hond niet aansloeg voor de vrouw Zondags moesten' wij dus dubbel opletten, wilde zij ons niet te zien krijgen. „Oude vrouwen bewaren geen geheimen." Wij beloofden erg voorzichtig te zijn. Peter bepaalde, dat mijn vrouw op de stalzolder zou gaan slapen, zij moest de veiligste plaats hebben. Voor ons mannen sleepten wij elk een matras naar beneden en legden die in een lege kamer van het huis. Volgens Peter konden wij rustig in huis blijven slapen, want Bogar, de hond bleef toch de hele nacht door in de omgeving van het huis; die zou ons beslist wakker maken, als er gevaar dreigde. Mijn vrouw zou verder tot taak hebben voor ons te koken. Tot dat doel gaf hij haar een met de hand geschreven kookboek van een vrien din, de vrouw van een landgoed- bezitter. De ierste dag echter wilden wij haar nog niet op de proef stellen, omdat zij volgens haar zeggen nog nooit in een keuken was geweest en dus nog nooit gezien had, hoe het daar toeging. Peter maakte roereieren van de eieren, die wij ten geschenke had den gekregen. Het maal werd besloten met heerlijke zwarte koffie en rode wijn. Aangezien wij door het vele lopen en kijken erg vermoeid waren ge worden en de twee nachten daar voor niet geslapen hadden, gingen wij na het eten onmiddellijk naar bed. Mijn vrouw op de zolder, wij tweeën in het huis. tijde haarder baaringe haar ver leende eenen soon dien soude hebben 3/5 des goeds, en sij de reste, waar het kind daarentegen een dochter, hoeveel krijgt dan elk om des mans uytersten wille niet te breken, so het goed bevonden werd weerdig te zijn 47519 gulden. Nog zo mis niet, wat? Wat zullen de schoolonderwijzers van het kanton Horst gewatertand hebben! Bijna een halve ton delen onder 3 per sonen, en niet eens sucsesssierech- ten daarvan betalen! De lezer (es) ziet ook, dat een zoon meer geld waard was dan een dochter! En tevens, dat de vrouwen (uit pesterij zeker?) er plezier in de regeiing van haar man in de war te schoppen. De vrouw was immers vanouds een raadsel. De eerste vrouw in het Aards Paradijs bracht de zaak al hopeloos in de war, door niet van de ver boden bellefleur af te blijven. Maar mogelijk, wie weet, hadden zij het ook wel op de schoolonderwijzers gemunt, om die eens een loer te draaien! Die mochten de puzzles dan maar uitzoeken, die zij zelf met al haar vrouwelijke listigheid in elkaar gespannen hadden! Immers, waar waren die anders ook school meester voor geworden? Maar wij kunnen ook niet anders dan die mannen van die vrouwen ezels te noemen! Zij hadden toch ook zelf bij het opmaken van hun testament aan allerlei combinaties van tweelingen, drielingen en enz. -lingen kunnen denken! Om die arme schoolonderwijzers heel wat temptaties te besparen. Maar neen, die moesten het maar kunnen. En het werd nogal gekker in de 4e som. Eenen overleden man heeft achter gelaaten een bevruchte vrouwe met 3175 gulden, heeft sijn testament gemaakt, soo God haar moeder liet worden van eenen soon, dien soude drie maal soo veel hebben als de moeder. Soo ontfangt sij ten tijde haarder baaringe eenen soon met eene dochter en een Hermaphrodi- tus (dat is half man en half vrouw), hoeveel sal nu elk hebben sonder des mans testament te breken. Zo ziet men, welke listigheid vrouwen kunnen uitdenken om de wereld te koejoneren! Er is nog meer van dat schoons bij de opgaven voor schoolonder wijzers. Om zich te bekwamen op vergaderingen onder leiding van Kellenaers. Maar Joannes Deenen had er wel schQon genoeg van! En wij ook! Wordt vervolgd Inmaakglazen alle maten in voorraad, alsmede dikke en platte ringen, vultrechters, geslepen deksel enz. Alles wordt thuisbezorgd. Aanbevelend, F. W. HENDRIKS, Langstraat 46 Tel. 713 Beleefd aanbevelend Voordat wij in slaap vielen den derden de muren van het huis van een verre maar geweldige ontplof fing. XVI Die nacht schrok ik wakker door luid geschreeuw. In het eerste ogenblik wist ik niet waar ik was. Ontdaan zat ik in het donker op mijn matras. Twee grove stemmen brulden iets in het Russisch. Iemand ant woordde af en toe in het Hongaars: „Ik weet het niet, ik versta het niet..." Ik herkende Peters stem. Onbegrijpelijk dat de Russen ons zo onverhoeds hadden kunnen ver rassen. Ik achtte het verstandiger uiij stil te houden. Het twistgesprek ging een poosje door, daarna hoorde ik voetstappen in de gang. Zij verwijderden zich. Ik kon me maar niet voorstellen wat er gebeurd was. Ik wachtte een tijd lang, waagde me daarna in de gang, vervolgens in het huis. Onder aan de heuvel, op een af stand van een paar honderd meter flikkerde het licht van twee zak lantaarns. Toen onderscheidde ik, dat Peter door drie gewapende Russen voortgeduwd werd. En ik had nog zo gedacht, dat wij hier veilig waren! Het was een Gods wonder, dat de Russen mij niet ontdekt hadden. Zij zouden ook mij meegenomen hebben. Onze redding bleek van zeer twij felachtige waarde te zijn. Wat konden wij hier zonder Peter? Toen dacht ik aan mijn vrouw. In de omtrek van de gammele stal was het stil en verlaten. Voor zichtig ging ik er heen, klauterde in de krib en verwijderde de plank

Peel en Maas | 1953 | | pagina 1