SkCktlm.
Den Tiesboer
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
FEUILLETON
'n Actrice zonder
schoenen.
Uit „Peel en Maas"
Steunt uw orgelfonds
ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1953 No. 39
VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
nfttIK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF
GROOTESTRAAT 28 TELEF. 512 GIRO 150652
ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. p. mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Bulten Venray f 1.45
Figuren uit het Venray-
se land in het verleden
door HERMAN H. J. MAAS
De Tiesboer was een „gewone"
mens. Met iets aparts. In armoede
geboren, in armoede gestorven, en
daartussen in heeft hij in een
armoedig krotje „geleefd". Leven
en leven is twee
In mijn kinderjaren heb ik den
Tiesboer leren kennen. Lezen en
schrijven kon hij niet, geen letter
zo groot als een huis, en zijn naam
kon hij niet zetten. Het zal ook
niet dikwijls in zijn hele leven
voorgekomen zijn, dat zijn onder
tekening ergens voor nodig was.
Maar hij had toch negen kinderen,
vijf zoons en vier dochters. De
jongste zoon is in Grubbenvorst
verongelukt door een slag met de
boom van de dorsmachine, de
anderen leefden nog, toen ik Venray
metterwoon verliet. Den Tiesboer
zelf was toen al verscheidene jaren
dood. Zijn vrouw heeft hem lang
overleefd. Hijzelf heette in de
dagelijkse omgang Tiesboers Ties,
zijn vrouw Tiesboers Nel, hun
kinderen Tiesboers Kobus, Tiesboers
Sjang, Tiesboers Truuj, Tiesboers
Han, enz.
De oude Oostrumse weg van het
Patersklooster naar Oostrum door
het veld liep later dood tegen de
beek, die om het emplacement van
het station was heengeleid. Aan de
kerkkant van de beek af zette die
zandweg zich weer voort en kwam
bij de kerk op de grintweg uit. In
die hoek stond een eikeboom, en
daarbij lag het huisje van Tiesboer,
met de voorkant naar de zandweg
en de achterkant naar de grintweg.
Naast dat huisje een moestuin met
waterput en putwip, een hoge
doornheg en daarlangs een slootje
(een graaf) langs de grintweg, dan
een bongerd met een kerseboom,
een paar perenbomen, een paar
bellefleur- en rabauwenbomen, in
de hoek een bakoven, en dan een
heg en gelint langs de weg naar
de Campsmolen, en aan de overkant
van die weg de school en de speel
plaats.
Even voorbij die eikenboom in de
hoek, v/aar zand- en grintweg zich
met elkaar verenigden, begon het
kerkhof. Daar had de kosterij
gestaan, waar Lindert Lemmen en
zijn voorgangers hadden gewoond,
en waar zij geschoolmeesterd had
den in de winter. In datzelfde huis
had ook meer dan dertig jaren
lang schoolonderwijzer Joannes
Deenen de jeugd onderricht, voor
dat de gemeente eindelijk eens een
school bouwde.
Het huisje van Tiesboer was heel
oud. Daar gebouwd, toen de zand
weg naar het dorp nog hoofdweg
was. Vandaar dat de voorgevel
de zandweg lag gekeerd, en de
staldeur (de dêldeur) naar de grint
weg. Deze lag veel hoger dan de
zandweg, zodat het huisje van Ties
boer in een kuil lag en bij harde
regens de dêl onderliep. In die dêl
stonden een koe, een os, een geit
en was ook een varkenshok in een
hoek getimmerd. Het strooien dak
hing af op de dêldeur. Men hoefde
niet groot te zijn om er met de
hand aan te kunnen reiken. De
achtergevel was niet gemetseld van
stenen, maar opgetrokken in ge
kruiste latten met plaggen en leem.
De twee zijgevels waren eveneens
heel laag, maar toch van stenen,
en in elke gevel een klein vierkant
raampje van vier ruitjes. In de
iets hogere stenen voorgevel was
de ingangsdeur en viel het daglicht
door twee kleine ramen in de ver
trekken.
Door die voordeur betrad je het
eerste vertrek. Een hobbelige lemen
vloer. Onder het raam een baktrog.
-Daar maakte Tiesboer barrevoets
dansend en trappend het brooddeeg
in klaar. Het werd er geknêjd.
Of hij daarvoor eerst de voeten
waste Ben je nouVan zulke
kunsten waren de „gewone" mensen
toen niet gediend
Als het deeg genoeg geknêjd was,
werd het verdeeld in broden, en
deze werden in de met schansen
verhitte oven in de wei geschoven
om te bakken. Genoeg voor een
hele week. Dan had de baktrog
zijn dienst ook weer gedaan en kon
je er op gaan zitten. Stoelen waren
er ook niet in dat vertrek. Wel
een tafel van wit hout, dat nu en
dan met zand werd geschuurd.
Van dat vertrek uit kwam je
door een deur in de stal (de dêl).
Daarnaast lag een opkamertje,
eigenlijk een soort alkoof, onder
stroo en daarop wat beddegoed:
een slaapplaats. Je hoorde voort
durend een leger van muizen knab
belen, die ook aanhoudend door het
vertrek schoten.
Als je niet opgegroeid was in
zulke behuizing, werd je eerst
misselijk en ziek en moest je
braken van alle stanken en luchtjes.
Op den duur wende het natuurlijk
wel wat.
Dat huisje had voorheen behoord
tot het kloostercomplex „Bethlehem"
(opgeheven onder Napoleon). Waar
voor het toen gediend had Nie
mand, die het nog wist. Toen
Tiesboer het bewoonde, hoorde het
bij de boerenhoeve van Loonen.
Tiesboer was dagloner van Loonen,
maar in mijn kinderjaren deed hij
daar toch al niet veel meer aan.
Hij keuterde zo'n beëtje waarvoor
hij een os hield. En hij leed aan
een „open been", zoals men dat
toen noemde. Dat was „open", dat
bleef „open", het genas nooit, maar
was altijd ingewikkeld in lappen.
Van het vertrek met de baktrog
uit kwam je in het eigenlijke
woonvertrek, met aan een kant
een slaapgelegenheid achter ge
bloemde gordijnen.
Er stonden een withouten tafel
en wat biezen stoelen, alles samen
geen rijksdaalder waard.
Een tentoonstelling van armoede!
Ik ben er als kind nog al eens
binnen geweest, maar als men mij
vraagt, hoe die mensen daar eigen
lijk gehuisd en geleefd hebben, dan
moet ik antwoorden: ik snap er
geen jota van Ik ben niet gauw
verlegen om woorden, maar dat
beschrijven zou ik toch niet zo
gemakkelijk kunnen.
Arm, arm, daar was het eind van
weg Men kreeg de gedachte, dat
de kinderen nooit iets anders aten
dan brood met aardappelen en look
(uien) of prei in wortelenstamp.
Kwam je er naast te staan in de
Christelijke lering, dan werd het
Een vlucht voor de Russen
J. Vaszary.
20
Het is onmogelijk dat al dit lijden
redeloos en zinloos zou zijn. Een of
andere eeuwige genadeloze recht
vaardigheid vraagt om verantwoor
ding over ieder woord en iedere
daad. Wie weet voor welke zonden
wij nu moeten boeten en of deze
niet groter zijn, dan die, waarvoor
zij ons zonder reden aanklagen
Er kwam een grote rus t over me.
Ik was niet opstandig tegen het lot.
Ik was niet bang voor de dood, die
ik nabij dacht. Integendeel. Ik ver
langde er naar. Ik verlangde naar
de grote vrede, naar stilte, zuiver
heid. En verder niets, niets te weten
van wat er gaande was. En niet
langer mijn medemensen te moeten
aanzien.
„Ja. Er is geen vlucht... alleen
naar God".
We hadden een lange weg afge
legd. De tranen van mijn vrouw
bevroren op mijn hand.
De vrachtauto bleef bij een Rus
sisch barakkenkamp staan, dat aan
de rand van het bos stond en de
band stapte uit.
Ons werd bevolen eveneens uit
de wagen te stappen. We gingen
het bos in met de twee Russen.
Aan de rand van het bos stonden
wat verlaten zomerhuizen. Daarna
kwam niets meer, alleen wat strui
ken en bomen dik onder de sneeuw.
Toen wij het laatste huis nader
den, ging mijn vrouw in de sneeuw
liggen.
„Verder ga ik niet. Laten zij mij
hier maar doodschieten, als zij dat
willen. Ik ga dat bos niet in".
De Russen begonnen weer te
vloeken en te razen.
Tenslotte ging er een van hen
het huis binnen.
Na enkele minuten kwam hij naar
buiten en wenkte ons binnen te
komen.
In de hall van de villa zat een
Russisch officier te spelen met een
grote herdershond. De Russen zeiden
wat tegen hem. Hij stond op, floot
de hond en ging naar buiten.
De twee Russen fouilleerden ons.
De enkele dingen die wij onder
tussen van onze vrienden gekregen
hadden, werden ons weer afgepakt.
Mijn vrouw namen ze de tas af, die
ik nog tussen het puin van ons huis
had gevonden en daarmee gingen
lippenstift, poederdoos, zakdoekje
en een zilveren kam verloren.
Opnieuw waren we alles kwijt.
Wij zegenden de voorzichtigheid,
die ons enkele kostbare zaken, in
ons huis gevonden, bij onze vrienden
in Hidegküt hadden doen achter
laten, toen wij naar Maria-Remete
gingen.
Wie weet overigens of wij ze nog
ooit zullen kunnen ophalen.
Na de visitatie riepen zij een Rus
sische soldaat binnen, een met een
machine-pistool, die ons verzocht
hem te volgen.
t Hij was een oudere man, met een
grotere snor en een mongools ge
zicht. Hij keek ons zo trouwhartig
en meewarig aan, dat ik niet kon
veronderstellen, dat hij van plan
zou zijn om ons dood te schieten.
Maar wie weet misschien had hij
juist daarom zo met ons te doen.
Toen wij het huis verlieten en het
bospad insloegen, vroeg mijn vrouw
gauw tijd, een andere plaats te
vinden.
Fruit aten alle kinderen destijds
veel, onrijp, gemójekt en rijp. Ze
gooiden het na een paar beten de
straat over, handel bestond er niet
of nauwelijks in.
Ik weet nog heel goed, dat twee
kooplui mijn vader voor de appels
van twee bomen in onze tuin, omdat
ze zo bijzonder mooi waren, de
„extra hoge prijs" van 2 gulden
20 cents de honderd kilo boden,
geplukt en in zakkenBij uitzonde
ring, omdat ze zo mooi waren Ik
zal maar niet zeggen, wat mijn
vader hun toewenste
Toch schenen de Tiesboers kin
deren wel gezond.
Tiesboer kon niet lezen of
schrijven. Maar hij kon van alles.
Hij breide wanten (alleen met een
duim), sokken, hemdrokken (borst
rokken). Hij sneed breischeien
(scheden) uit berkenwortels. Hij
sneed peggen (van peggenholt,
duvelskrallen) en flimpen van
dennenhout (voor het aansteken
van de pijp, enz.) Met de peggen
zoolde hij de klompen, Hij vlocht
zaadkorven van bosjes stroo en
repen bramenhout. En zo van alles.
Wat hij allemaal maken kon, weet
ik niet precies meer, maar veel.
In de volksmond: alles
Geestig praten kon hij ook wel.
Dom was hij volstrekt niet.
Eens hoorde ik hem zeggen tegen
iemand, toen zij het over vlas
braken en spinningen hadden: „die
aide gebroeke blieve nurges anders
dur bestaon as dur de gekkigheid
van de vrollie!"
Dat begreep ik pas enige jaren
later en toen gaf ik hem gelijk
ook. Maar de „vrollie" zullen toch
wel niet veranderd zijn, doordat
die „alde gebroeken" uitstierven,
zou het wel?
Aan dat woord „gebroek" (ge
bruik, in het Venrays gebruuk)
kon men horen, dat hij uit een
andere streek kwam. Zo zei hij ook
euver: in plaats van over (óver).
Op' een andere keer stond iemand
tegen hem te zwetsen: „Ik kan mie
Frans nog net zo goed as toew ik
dartien jaor was
„Dat zeuj ok watzei Tiesboer
snuffend, „ik ok, en ik heb het
nowets geleerd, da's nog wel wat
anders
Naar het hummelig gezicht dat
de ander toen zette, te oordelen,
ben ik er zeker van, dat die er niets
van begreep. Ik was toen net elf
jaren oud en had een Frans kerk
boek gekregen van juffrouw Daatje
op mijn communiedag. Ik vond het
bijzonder fijn van Tiesboer
Het volgende heb ik niet hemzelf
horen zeggen, maar later horen
vertellen.
Achter de meesterswoning lag
een grote tuin, die op dezelfde
zandweg uitkwam als waarover
straks gesproken. Die tuin was van
de weg gescheiden door een hoge
beukenheg.
Op een heldere winteravond met
klare maneschijn stond een paar
tegen die heg te vrijen. Een heel
eind ver was dat duidelijk te zien,
maar het paar had daar geen erg in.
Het duurde lang. -
Er kwam toch ook een eind aan,
niets is bestendig van duur.
Tiesboer was zo nu en dan eens
de weg voor zijn huisje overge
stoken om te kijken, of de verlief
den het nog niet opgaven.
En toen zij eindelijk ieder huns
weegs gingen, zei hij op blijde toon,
alsof er iets f eestelij ks gebeurde:
„Paries is euver, stilstand van
waopes
Wat werd dat later dikwijls ge
zegd, „bij gelegenheid". En onder
gelach
o
Toen op een keer was Tiesboers
Ties met een paar anderen naar
Geijsteren geweest. Daar hadden zij
wel een glas bier te veel gedronken.
Tamelijk laat keerden zij door de
stikdonkere bossen terug. Door de
karsporen viel Tiesboers Ties nog
al eens, het strompelen op klompen
ging over zulke zandwegen met
karsporen niet best. Hij was toch
al zo slecht ter been.
Dat gaf hem met zijn „open
been" de genadeslag.
Het ziekbed liet hem daarna niet
meer los, voordat het zijn sterfbed
was geworden.
26 September 1891
Tot kapelaan te S wolgen werd
benoemd P. H. H. Toebosch in plaats
van J. J. H. Saes, die kapelaan
werd te Wessem.
15 September begonnen de lessen
aan het Gymnasium. Op 31 Juli
was het getal studenten 104, waarna
22 niet terugkeerden. Er kwamen
34 nieuwe leerlingen, zodat het
totaal getal werd 116.
Overleed Maria Huberta Berden,
religieuse, oud 66 jaren.
26 September 1903
Voor de overleden leden van de
Sint Ceciliabroederschap werd op
22 September de jaardienst gehou
den. De broederschap bestond vooral
uit Venrayse geestelijken en vroeger
te Venray gestationeerde Rectoren
en kapelaans.
Onder de velen, die de hoge jaren
met ere dragen, werd genoemd
wed. Jan Janssen te Venlo, die
dagelijks ondanks 82-jarige
leeftijd anderhalve roede aard
appelen rooide.
In de blauwververij van de Heren
Clevers-Sartingen te Blitterswijck
werd ingebroken.
Wegens vertrek van wed. P. J.
Goumans werd J. Bekkers, School
straat agent van de Nederlandse
Gistfabriek te Delft.
Op 25 September had er een
conferentie plaats tussen de ge
meentebesturen van Venray en van
Deurne.
Op 20 September hield de Schut
terij „Het Eindt" een concours. De
eerste prijs kreeg deze schutterij
zelf met 7 van de 9 punten. Voor
het personeel concours werden
prijzen behaald door J. Bonants,
Élolthees en J. Verheijen te Venray.
Bij een uitvoering te Boxmeer
had „Euterpe" op 20 September
groot succes.
Het zilveren kloosterfeest van
moeder Bibiana in het Sint Jozef-
gesticht werd op 22 September
gevierd.
30 September 1893
Wegens concurrentie aan zijn
klanten biedt E. Hendriks, molenaar
te Oirlo aan puike Belgische Rogge
bloem, gezond om te bakken,
f 4.50 de 70 kg.
hem, al gesticulerend, of wij dood
geschoten zouden worden. Zijn mond
vertrok in een brede grijns, hij
schudde zijn hoofd: „Nye... Nye...'
Wij kwamen aan een huis.
De Rus leidde ons^iaar de achter
zijde. Voor de kelderingang stond
een wacht. Uit het betraliede raam
van de kelder keek ons een jonge
vrouw aan. Toen zij mijn vrouw
zag, begon zij als dol van vreugde
haar naam te roepen.
Wij werden de kelder ingebracht.
Mijn vrouw bleef in de voorkelder
met de jonge vrouw. Ik werd in
een ander vertrek geduwd. Daar
zaten al drie mannen. Zij keken niet
eens op. Mijn komst scheen hen
niet te interesseren.
De deur ging achter mij dicht.
Opnieuw in een gevangenis.
Tot nu toe waren mijn mede
gevangenen steeds spraakzaam
geweest, hadden zich om de nieuwe
lingen geschaard en deze onder
vraagd; waarna zij hun eigen narig
heid verteld hadden.
Hier bestond niet de minste be
langstelling. Ik werd niet eens
aangekeken.
Een poos stond ik midden in het
vertrek, wat verward, daarna ging
ik in een hoek zitten.
Spoedig vernam ik de reden van
dit buitenissige gedrag De gevan
genen werden hier vreselijk ge
pijnigd. Als zij naar boven gebracht
werden, hadden zij urenlange ver
horen te verduren. Met de ver
schrikkelijkste pijnigingen werd
getracht bekentenissen van hen los
te krijgen. Dat wil zeggen beken
tenissen die naar de zin van de
Russen waren. Dat lukte dan ook
in bijna alle gevallen.
Des nachts verscheen dan nl. een
wachtmeester, deze las enige namen
van een lijst op. De genoemden
werden meegenomen.
Wilden zij hun jassen aantrekken,
dan kregen zij te horen, dat het
overbodig was. De volgende morgen
kwam dan de Rus de overgebleven
jassen bij elkaar zoeken en daar
mede was de zaak uit. Niemand
bleef hier langer dan een of twee
dagen. Steeds wisselden de gevan
genen. Er waren er die nog een
vage hoop koesterden. Maar de
meesten wisten beter. Zij hadden
geen lust om te praten. Zij aten
niet. Sliepen niet. Als zij van de
verhoren terug kwamen, zaten zij
in een hoek en staarden star voor
zich uit.
Al deze dingen hoorde ik luis
terende aan de deur van het ver
blijf van mijn vrouw. Het was haar
blonde gezellin, die het haar ver
telde.
Die nacht kwam de wachtmeester
en las twee namen op.
Ik bleef alleen over met een ge
broken man met een snor.
XII
Er heersten merkwaardige ge
woonten in deze gevangenis. Iedere
morgen brachten de Russen een
grote stapel hout om te stoken in
een ijzeren kachel die midden in
het keldervertrek stond. Daaren
tegen gaven zij geen eten. Wel werd
's morgens een emmer drinkwater
gebracht.
Tegen de avond werden de petro
leumlampen aangestoken, een voor
de vrouwen en een voor de man
nen, opdat de wacht de hele nacht
na kon gaan wat de gevangenen
deden.
Bij de vrouwen werd niet gestookt,
omdat de kachel daar zo ontzet
tend rookte. Als hij aangemaakt
werd was de rook binnen enkele
minuten zo dik, dat de vrouwen
bijna stikten. Zo hadden zij ontzet-
INGEZONDEN MEDEDELING
Pudding van
Een feestelijk dessert!
„Oh fijnl", juichen de kleintjes, wan
neer een pudding van Dr. Oetker op
tafel komt. En ook de anderen laten zich niet onbe
tuigd. Geen wonder, want wat Moeder ook heeft
gemaakt - Vanille-, Room- of Amandelpudding - 't
smaakt alles even heerlijk. En niet te vergeten, die
zalige Gala Chocoladepudding met Dr. Oetker
Vanillesaus. Wat zullen ze smullenl Een extra ver
rassing is Dr. Oetker FLAN (Vanille of Chocolade),
heerlijk koel. ,,'t Lijkt wel ijsl", zeggen de kinderen.
Voor het bakken mo'et U eens Dr.
Oetker Bakpoeder BACKIN nemen,
Vahille-suiker en Aroma's. U zult er
plezier van beleven! Hebt U recepten
nodig? Stort dan fl. 1.75 op onze
girorekening nr. 110190 of maak dit
bedrag per postwissel over aan N.V.
1NHAMA, Omval 11, Amsterdam en
U ontvangt omgaand het nieuwe royale
Dr. Oetker bakboek „BAK MET PLE
ZIER"
puddtnQ-
poedet
Vermeld op Uw postwissel of giroformulier de letter G
Land- en Tuinbouw
Langs allerlei wegen wordt
momenteel in het landbouwbedrijf
getracht de opbrengsten op te voe
ren. Hierbij wordt vaak gebruik
gemaakt van zeer kostbare maat
regelen als b.v. mechanisatie,
ruilverkaveling, ontwatering enz.
Een zeer goedkope wijze van
oogstvermeerdering in de graan
bouw is echter het ontsmetten van
het zaaigraan, waardoor tevens
kwaliteitsverbetering wordt ver
kregen. Vooral op kleinere bedrij
ven wordt het ontsmetten van
zaaizaden nog lang niet algemeen
toegepast.
Door een behandeling van het
uit te zaaien zaad met een zaad-
ontsmetter (bijv. Landisan droog)
wordt het optreden van een aantal
ziekten, als bijv. steenbrand in
tarwe, stuifbrand in haver en Fu-
sarium, voorkomen.
Deze ziekten kunnen anders de
opbrengst aanmerkelijk verlagen.
Bovendien kan door het ontsmet
ten de uit te zaaien hoeveelheid
zaaizaad met 10 a 15 pet. vermin
derd worden. Alleen al door dit
feit worden de geringe kosten aan
het ontsmetten verbonden reeds
gedekt. De leus van iedere land
bouwer moet dan ook zijn: „Geen
kg niet ontsmet zaad de grond in".
Zaaizaadontsmetting is productie
verhoging zonder kostbare investe
ringen.
tend van de koude te lijden. En de
winter was uitzonderlijk koud, de
temperatuur stond voortdurend op
achttien tot dertig graden onder nul.
De Russen wilden niet, dat de
vrouwen met de mannen van ver
trek ruilden.
Bij ons was de hitte verstikkend.
Zolang wij de kachel stookten, ver
spreidde ze een helse warmte. Als
we daarentegen de kachel lieten uit
gaan, was de temperatuur spoedig
onder nul. Daarom stookten wij
liever.
Het meubilair van de gevangenis
bestond uit één enkele schommel
stoel.
In deze schommelstoel zat ik de
hele dag in het vuur te staren.
Mijn enige bezigheid bestond
daaruit, dat ik 's morgens met een
stukje verkoold hout een lijn trok
op de keldermuur om de dagen aan
te geven.
Mijn enige medegevangene,
eigenaar van een voornaam restau
rant in Buda, lag de hele nacht op
de grond en sliep. Hij was reeds
een week daar en de eerste vijf
dagen was hij dusdanig mishandeld,
dat hij aan beide oren doof was ge
worden. Praten-kon je dus niet met
hem. Daar was trouwens niet veel
lust toe. Wat hadden we elkander
kunnen vertellen?
Na twee dagen werd ik naar boven
gebracht voor mijn eerste verhoor.
Toen ik de draaibare pianos toel
midden in de kamer zag, waarom
heen de G.P.U. officieren zaten, was
ik er op voorbereid, dat het onder
houd geen amicaal karakter zou
dragen.
Maar ik had me vergist.
Mijn vrouw en ik waren de enigen
die zij met geen vinger aangeraakt
hebben.
Tijdens de verhoren, die dagelijks
twee of drie uur in beslag namen,
Werkeloosheid verdween in
de sigaren-industrie.
De grote werkloosheid in de
sigarenindustrie is sinds de verla
ging van de accijns in Mei 1952
gestadig afgenomen.
Practisch bestaat er thans geen
werkeloosheid meer en onder in
vloed van de opleving in deze tak
van nijverheid heerst er nu zelfs
grote vraag naar vakbekwame si
garenmakers, speciaal naar zg.
bolknakwerkers.
Aangezien het publiek de voor
keur geeft aan bolknakmodellen en
vele oudere sigarenmakers daarvoor
de nodige vaardigheid missen, zijn
enige bedrijven overgegaan tot de
omscholing van arbeiders.
Zo zal de N.V. Willem II sigaren
fabrieken te Valkenswaard, in sa
menwerking met het rijksarbeids
bureau. een aantal minder bekwa
me sigarenmakers gaan omscholen
tot zgn. korte bolknakwerkers.
Verscheidene sigarenfabrieken in
het zuiden van het land lijden onder
een tekort aan jeugdig personeel
en werken dientengevolge 54 uur
in plaats van 48 uur per week.
Sinds de accijns verlaging ver
toont de sigarenafzet in ons land
een behoorlijke vooruitgang, hoewel
het vooroorlogse peil niet meer be
reikt is. De grotere productie is
practisch geheel door de binnen
landse consumptie geabsorbeerd.
De export laat zich bevredigend
aanzien en bedraagt op het ogen
blik 10 tot 12 pet der productie.
gedroegen zij zich op de meest be
leefde wijze tegenover ons.
Duizenden vragen stelden zij ons,
over de kleinste kleinigheden van
ons bestaan. Zij informeerden naar
de namen en de adressen van onze
vrienden in het buitenland. Zij vroe
gen zelfs in wat voor omstandig
heden zij daar leefden en met wie
zij omgingen.
Zij stelden eveneens belang in wat
voor hotels wij in buitenlandse
steden gelogeerd hadden, op welke
verdieping en wat onze kamer
nummers daar waren. Zij schreven
alles nauwkeurig op.
Na enkele dagen lieten zij ons
alles herhalen. Blijkbaar wilden zij
een steekproef nemen, of.wij soms
logen. Want de handigste leugenaar
kan niet de kleinste details ont
houden.
Ik weet niet, welke van de duizend
vragen voor hen belangrijk was. Wij
zeiden altijd de waarheid, wij had
den absoluut geen reden geheim
zinnig te zijn of te doen.
Plet dossier over onze verhoren
nam meerdere honderden bladzijden
in beslag. Deze dossiers werden
van tijd tot tijd ergens heen ge
bracht om de juistheid van onze
bekentenissen te controleren.
Ik weet niet op welke wijze dat
geschiedde. Ik weet alleen, dat zij
alles zonder enige tegenspraak op
tekenden wat ik hun vertelde. Ze
trokken nooit iets in twijfel en
trachtten mij evenmin tot een be
kentenis te dwingen, tegenstrijdig
aan de waarheid. Toch zeiden al
mijn medegevangenen het tegen
deel. En ik moest hen wel geloven,
daar ik de sporen van de mishan
delingen op hun lichamen zag.
Ik geloof, dat wij deze uitzon
derlijke behandeling te danken had
den aan de O.P.U.-majoor, die de
afdelingschef was. Hij sprak soms
urenlang over kunst met mij.
Tijdens deze gesprekken bood hij
mij sigaretten en drank aan, liet
eten voor mij komen.