SkCktlm. Den Tiesboer WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN FEUILLETON 'n Actrice zonder schoenen. Uit „Peel en Maas" Steunt uw orgelfonds ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1953 No. 39 VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS nfttIK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF GROOTESTRAAT 28 TELEF. 512 GIRO 150652 ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. p. mm. ABONNEMENTS PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Bulten Venray f 1.45 Figuren uit het Venray- se land in het verleden door HERMAN H. J. MAAS De Tiesboer was een „gewone" mens. Met iets aparts. In armoede geboren, in armoede gestorven, en daartussen in heeft hij in een armoedig krotje „geleefd". Leven en leven is twee In mijn kinderjaren heb ik den Tiesboer leren kennen. Lezen en schrijven kon hij niet, geen letter zo groot als een huis, en zijn naam kon hij niet zetten. Het zal ook niet dikwijls in zijn hele leven voorgekomen zijn, dat zijn onder tekening ergens voor nodig was. Maar hij had toch negen kinderen, vijf zoons en vier dochters. De jongste zoon is in Grubbenvorst verongelukt door een slag met de boom van de dorsmachine, de anderen leefden nog, toen ik Venray metterwoon verliet. Den Tiesboer zelf was toen al verscheidene jaren dood. Zijn vrouw heeft hem lang overleefd. Hijzelf heette in de dagelijkse omgang Tiesboers Ties, zijn vrouw Tiesboers Nel, hun kinderen Tiesboers Kobus, Tiesboers Sjang, Tiesboers Truuj, Tiesboers Han, enz. De oude Oostrumse weg van het Patersklooster naar Oostrum door het veld liep later dood tegen de beek, die om het emplacement van het station was heengeleid. Aan de kerkkant van de beek af zette die zandweg zich weer voort en kwam bij de kerk op de grintweg uit. In die hoek stond een eikeboom, en daarbij lag het huisje van Tiesboer, met de voorkant naar de zandweg en de achterkant naar de grintweg. Naast dat huisje een moestuin met waterput en putwip, een hoge doornheg en daarlangs een slootje (een graaf) langs de grintweg, dan een bongerd met een kerseboom, een paar perenbomen, een paar bellefleur- en rabauwenbomen, in de hoek een bakoven, en dan een heg en gelint langs de weg naar de Campsmolen, en aan de overkant van die weg de school en de speel plaats. Even voorbij die eikenboom in de hoek, v/aar zand- en grintweg zich met elkaar verenigden, begon het kerkhof. Daar had de kosterij gestaan, waar Lindert Lemmen en zijn voorgangers hadden gewoond, en waar zij geschoolmeesterd had den in de winter. In datzelfde huis had ook meer dan dertig jaren lang schoolonderwijzer Joannes Deenen de jeugd onderricht, voor dat de gemeente eindelijk eens een school bouwde. Het huisje van Tiesboer was heel oud. Daar gebouwd, toen de zand weg naar het dorp nog hoofdweg was. Vandaar dat de voorgevel de zandweg lag gekeerd, en de staldeur (de dêldeur) naar de grint weg. Deze lag veel hoger dan de zandweg, zodat het huisje van Ties boer in een kuil lag en bij harde regens de dêl onderliep. In die dêl stonden een koe, een os, een geit en was ook een varkenshok in een hoek getimmerd. Het strooien dak hing af op de dêldeur. Men hoefde niet groot te zijn om er met de hand aan te kunnen reiken. De achtergevel was niet gemetseld van stenen, maar opgetrokken in ge kruiste latten met plaggen en leem. De twee zijgevels waren eveneens heel laag, maar toch van stenen, en in elke gevel een klein vierkant raampje van vier ruitjes. In de iets hogere stenen voorgevel was de ingangsdeur en viel het daglicht door twee kleine ramen in de ver trekken. Door die voordeur betrad je het eerste vertrek. Een hobbelige lemen vloer. Onder het raam een baktrog. -Daar maakte Tiesboer barrevoets dansend en trappend het brooddeeg in klaar. Het werd er geknêjd. Of hij daarvoor eerst de voeten waste Ben je nouVan zulke kunsten waren de „gewone" mensen toen niet gediend Als het deeg genoeg geknêjd was, werd het verdeeld in broden, en deze werden in de met schansen verhitte oven in de wei geschoven om te bakken. Genoeg voor een hele week. Dan had de baktrog zijn dienst ook weer gedaan en kon je er op gaan zitten. Stoelen waren er ook niet in dat vertrek. Wel een tafel van wit hout, dat nu en dan met zand werd geschuurd. Van dat vertrek uit kwam je door een deur in de stal (de dêl). Daarnaast lag een opkamertje, eigenlijk een soort alkoof, onder stroo en daarop wat beddegoed: een slaapplaats. Je hoorde voort durend een leger van muizen knab belen, die ook aanhoudend door het vertrek schoten. Als je niet opgegroeid was in zulke behuizing, werd je eerst misselijk en ziek en moest je braken van alle stanken en luchtjes. Op den duur wende het natuurlijk wel wat. Dat huisje had voorheen behoord tot het kloostercomplex „Bethlehem" (opgeheven onder Napoleon). Waar voor het toen gediend had Nie mand, die het nog wist. Toen Tiesboer het bewoonde, hoorde het bij de boerenhoeve van Loonen. Tiesboer was dagloner van Loonen, maar in mijn kinderjaren deed hij daar toch al niet veel meer aan. Hij keuterde zo'n beëtje waarvoor hij een os hield. En hij leed aan een „open been", zoals men dat toen noemde. Dat was „open", dat bleef „open", het genas nooit, maar was altijd ingewikkeld in lappen. Van het vertrek met de baktrog uit kwam je in het eigenlijke woonvertrek, met aan een kant een slaapgelegenheid achter ge bloemde gordijnen. Er stonden een withouten tafel en wat biezen stoelen, alles samen geen rijksdaalder waard. Een tentoonstelling van armoede! Ik ben er als kind nog al eens binnen geweest, maar als men mij vraagt, hoe die mensen daar eigen lijk gehuisd en geleefd hebben, dan moet ik antwoorden: ik snap er geen jota van Ik ben niet gauw verlegen om woorden, maar dat beschrijven zou ik toch niet zo gemakkelijk kunnen. Arm, arm, daar was het eind van weg Men kreeg de gedachte, dat de kinderen nooit iets anders aten dan brood met aardappelen en look (uien) of prei in wortelenstamp. Kwam je er naast te staan in de Christelijke lering, dan werd het Een vlucht voor de Russen J. Vaszary. 20 Het is onmogelijk dat al dit lijden redeloos en zinloos zou zijn. Een of andere eeuwige genadeloze recht vaardigheid vraagt om verantwoor ding over ieder woord en iedere daad. Wie weet voor welke zonden wij nu moeten boeten en of deze niet groter zijn, dan die, waarvoor zij ons zonder reden aanklagen Er kwam een grote rus t over me. Ik was niet opstandig tegen het lot. Ik was niet bang voor de dood, die ik nabij dacht. Integendeel. Ik ver langde er naar. Ik verlangde naar de grote vrede, naar stilte, zuiver heid. En verder niets, niets te weten van wat er gaande was. En niet langer mijn medemensen te moeten aanzien. „Ja. Er is geen vlucht... alleen naar God". We hadden een lange weg afge legd. De tranen van mijn vrouw bevroren op mijn hand. De vrachtauto bleef bij een Rus sisch barakkenkamp staan, dat aan de rand van het bos stond en de band stapte uit. Ons werd bevolen eveneens uit de wagen te stappen. We gingen het bos in met de twee Russen. Aan de rand van het bos stonden wat verlaten zomerhuizen. Daarna kwam niets meer, alleen wat strui ken en bomen dik onder de sneeuw. Toen wij het laatste huis nader den, ging mijn vrouw in de sneeuw liggen. „Verder ga ik niet. Laten zij mij hier maar doodschieten, als zij dat willen. Ik ga dat bos niet in". De Russen begonnen weer te vloeken en te razen. Tenslotte ging er een van hen het huis binnen. Na enkele minuten kwam hij naar buiten en wenkte ons binnen te komen. In de hall van de villa zat een Russisch officier te spelen met een grote herdershond. De Russen zeiden wat tegen hem. Hij stond op, floot de hond en ging naar buiten. De twee Russen fouilleerden ons. De enkele dingen die wij onder tussen van onze vrienden gekregen hadden, werden ons weer afgepakt. Mijn vrouw namen ze de tas af, die ik nog tussen het puin van ons huis had gevonden en daarmee gingen lippenstift, poederdoos, zakdoekje en een zilveren kam verloren. Opnieuw waren we alles kwijt. Wij zegenden de voorzichtigheid, die ons enkele kostbare zaken, in ons huis gevonden, bij onze vrienden in Hidegküt hadden doen achter laten, toen wij naar Maria-Remete gingen. Wie weet overigens of wij ze nog ooit zullen kunnen ophalen. Na de visitatie riepen zij een Rus sische soldaat binnen, een met een machine-pistool, die ons verzocht hem te volgen. t Hij was een oudere man, met een grotere snor en een mongools ge zicht. Hij keek ons zo trouwhartig en meewarig aan, dat ik niet kon veronderstellen, dat hij van plan zou zijn om ons dood te schieten. Maar wie weet misschien had hij juist daarom zo met ons te doen. Toen wij het huis verlieten en het bospad insloegen, vroeg mijn vrouw gauw tijd, een andere plaats te vinden. Fruit aten alle kinderen destijds veel, onrijp, gemójekt en rijp. Ze gooiden het na een paar beten de straat over, handel bestond er niet of nauwelijks in. Ik weet nog heel goed, dat twee kooplui mijn vader voor de appels van twee bomen in onze tuin, omdat ze zo bijzonder mooi waren, de „extra hoge prijs" van 2 gulden 20 cents de honderd kilo boden, geplukt en in zakkenBij uitzonde ring, omdat ze zo mooi waren Ik zal maar niet zeggen, wat mijn vader hun toewenste Toch schenen de Tiesboers kin deren wel gezond. Tiesboer kon niet lezen of schrijven. Maar hij kon van alles. Hij breide wanten (alleen met een duim), sokken, hemdrokken (borst rokken). Hij sneed breischeien (scheden) uit berkenwortels. Hij sneed peggen (van peggenholt, duvelskrallen) en flimpen van dennenhout (voor het aansteken van de pijp, enz.) Met de peggen zoolde hij de klompen, Hij vlocht zaadkorven van bosjes stroo en repen bramenhout. En zo van alles. Wat hij allemaal maken kon, weet ik niet precies meer, maar veel. In de volksmond: alles Geestig praten kon hij ook wel. Dom was hij volstrekt niet. Eens hoorde ik hem zeggen tegen iemand, toen zij het over vlas braken en spinningen hadden: „die aide gebroeke blieve nurges anders dur bestaon as dur de gekkigheid van de vrollie!" Dat begreep ik pas enige jaren later en toen gaf ik hem gelijk ook. Maar de „vrollie" zullen toch wel niet veranderd zijn, doordat die „alde gebroeken" uitstierven, zou het wel? Aan dat woord „gebroek" (ge bruik, in het Venrays gebruuk) kon men horen, dat hij uit een andere streek kwam. Zo zei hij ook euver: in plaats van over (óver). Op' een andere keer stond iemand tegen hem te zwetsen: „Ik kan mie Frans nog net zo goed as toew ik dartien jaor was „Dat zeuj ok watzei Tiesboer snuffend, „ik ok, en ik heb het nowets geleerd, da's nog wel wat anders Naar het hummelig gezicht dat de ander toen zette, te oordelen, ben ik er zeker van, dat die er niets van begreep. Ik was toen net elf jaren oud en had een Frans kerk boek gekregen van juffrouw Daatje op mijn communiedag. Ik vond het bijzonder fijn van Tiesboer Het volgende heb ik niet hemzelf horen zeggen, maar later horen vertellen. Achter de meesterswoning lag een grote tuin, die op dezelfde zandweg uitkwam als waarover straks gesproken. Die tuin was van de weg gescheiden door een hoge beukenheg. Op een heldere winteravond met klare maneschijn stond een paar tegen die heg te vrijen. Een heel eind ver was dat duidelijk te zien, maar het paar had daar geen erg in. Het duurde lang. - Er kwam toch ook een eind aan, niets is bestendig van duur. Tiesboer was zo nu en dan eens de weg voor zijn huisje overge stoken om te kijken, of de verlief den het nog niet opgaven. En toen zij eindelijk ieder huns weegs gingen, zei hij op blijde toon, alsof er iets f eestelij ks gebeurde: „Paries is euver, stilstand van waopes Wat werd dat later dikwijls ge zegd, „bij gelegenheid". En onder gelach o Toen op een keer was Tiesboers Ties met een paar anderen naar Geijsteren geweest. Daar hadden zij wel een glas bier te veel gedronken. Tamelijk laat keerden zij door de stikdonkere bossen terug. Door de karsporen viel Tiesboers Ties nog al eens, het strompelen op klompen ging over zulke zandwegen met karsporen niet best. Hij was toch al zo slecht ter been. Dat gaf hem met zijn „open been" de genadeslag. Het ziekbed liet hem daarna niet meer los, voordat het zijn sterfbed was geworden. 26 September 1891 Tot kapelaan te S wolgen werd benoemd P. H. H. Toebosch in plaats van J. J. H. Saes, die kapelaan werd te Wessem. 15 September begonnen de lessen aan het Gymnasium. Op 31 Juli was het getal studenten 104, waarna 22 niet terugkeerden. Er kwamen 34 nieuwe leerlingen, zodat het totaal getal werd 116. Overleed Maria Huberta Berden, religieuse, oud 66 jaren. 26 September 1903 Voor de overleden leden van de Sint Ceciliabroederschap werd op 22 September de jaardienst gehou den. De broederschap bestond vooral uit Venrayse geestelijken en vroeger te Venray gestationeerde Rectoren en kapelaans. Onder de velen, die de hoge jaren met ere dragen, werd genoemd wed. Jan Janssen te Venlo, die dagelijks ondanks 82-jarige leeftijd anderhalve roede aard appelen rooide. In de blauwververij van de Heren Clevers-Sartingen te Blitterswijck werd ingebroken. Wegens vertrek van wed. P. J. Goumans werd J. Bekkers, School straat agent van de Nederlandse Gistfabriek te Delft. Op 25 September had er een conferentie plaats tussen de ge meentebesturen van Venray en van Deurne. Op 20 September hield de Schut terij „Het Eindt" een concours. De eerste prijs kreeg deze schutterij zelf met 7 van de 9 punten. Voor het personeel concours werden prijzen behaald door J. Bonants, Élolthees en J. Verheijen te Venray. Bij een uitvoering te Boxmeer had „Euterpe" op 20 September groot succes. Het zilveren kloosterfeest van moeder Bibiana in het Sint Jozef- gesticht werd op 22 September gevierd. 30 September 1893 Wegens concurrentie aan zijn klanten biedt E. Hendriks, molenaar te Oirlo aan puike Belgische Rogge bloem, gezond om te bakken, f 4.50 de 70 kg. hem, al gesticulerend, of wij dood geschoten zouden worden. Zijn mond vertrok in een brede grijns, hij schudde zijn hoofd: „Nye... Nye...' Wij kwamen aan een huis. De Rus leidde ons^iaar de achter zijde. Voor de kelderingang stond een wacht. Uit het betraliede raam van de kelder keek ons een jonge vrouw aan. Toen zij mijn vrouw zag, begon zij als dol van vreugde haar naam te roepen. Wij werden de kelder ingebracht. Mijn vrouw bleef in de voorkelder met de jonge vrouw. Ik werd in een ander vertrek geduwd. Daar zaten al drie mannen. Zij keken niet eens op. Mijn komst scheen hen niet te interesseren. De deur ging achter mij dicht. Opnieuw in een gevangenis. Tot nu toe waren mijn mede gevangenen steeds spraakzaam geweest, hadden zich om de nieuwe lingen geschaard en deze onder vraagd; waarna zij hun eigen narig heid verteld hadden. Hier bestond niet de minste be langstelling. Ik werd niet eens aangekeken. Een poos stond ik midden in het vertrek, wat verward, daarna ging ik in een hoek zitten. Spoedig vernam ik de reden van dit buitenissige gedrag De gevan genen werden hier vreselijk ge pijnigd. Als zij naar boven gebracht werden, hadden zij urenlange ver horen te verduren. Met de ver schrikkelijkste pijnigingen werd getracht bekentenissen van hen los te krijgen. Dat wil zeggen beken tenissen die naar de zin van de Russen waren. Dat lukte dan ook in bijna alle gevallen. Des nachts verscheen dan nl. een wachtmeester, deze las enige namen van een lijst op. De genoemden werden meegenomen. Wilden zij hun jassen aantrekken, dan kregen zij te horen, dat het overbodig was. De volgende morgen kwam dan de Rus de overgebleven jassen bij elkaar zoeken en daar mede was de zaak uit. Niemand bleef hier langer dan een of twee dagen. Steeds wisselden de gevan genen. Er waren er die nog een vage hoop koesterden. Maar de meesten wisten beter. Zij hadden geen lust om te praten. Zij aten niet. Sliepen niet. Als zij van de verhoren terug kwamen, zaten zij in een hoek en staarden star voor zich uit. Al deze dingen hoorde ik luis terende aan de deur van het ver blijf van mijn vrouw. Het was haar blonde gezellin, die het haar ver telde. Die nacht kwam de wachtmeester en las twee namen op. Ik bleef alleen over met een ge broken man met een snor. XII Er heersten merkwaardige ge woonten in deze gevangenis. Iedere morgen brachten de Russen een grote stapel hout om te stoken in een ijzeren kachel die midden in het keldervertrek stond. Daaren tegen gaven zij geen eten. Wel werd 's morgens een emmer drinkwater gebracht. Tegen de avond werden de petro leumlampen aangestoken, een voor de vrouwen en een voor de man nen, opdat de wacht de hele nacht na kon gaan wat de gevangenen deden. Bij de vrouwen werd niet gestookt, omdat de kachel daar zo ontzet tend rookte. Als hij aangemaakt werd was de rook binnen enkele minuten zo dik, dat de vrouwen bijna stikten. Zo hadden zij ontzet- INGEZONDEN MEDEDELING Pudding van Een feestelijk dessert! „Oh fijnl", juichen de kleintjes, wan neer een pudding van Dr. Oetker op tafel komt. En ook de anderen laten zich niet onbe tuigd. Geen wonder, want wat Moeder ook heeft gemaakt - Vanille-, Room- of Amandelpudding - 't smaakt alles even heerlijk. En niet te vergeten, die zalige Gala Chocoladepudding met Dr. Oetker Vanillesaus. Wat zullen ze smullenl Een extra ver rassing is Dr. Oetker FLAN (Vanille of Chocolade), heerlijk koel. ,,'t Lijkt wel ijsl", zeggen de kinderen. Voor het bakken mo'et U eens Dr. Oetker Bakpoeder BACKIN nemen, Vahille-suiker en Aroma's. U zult er plezier van beleven! Hebt U recepten nodig? Stort dan fl. 1.75 op onze girorekening nr. 110190 of maak dit bedrag per postwissel over aan N.V. 1NHAMA, Omval 11, Amsterdam en U ontvangt omgaand het nieuwe royale Dr. Oetker bakboek „BAK MET PLE ZIER" puddtnQ- poedet Vermeld op Uw postwissel of giroformulier de letter G Land- en Tuinbouw Langs allerlei wegen wordt momenteel in het landbouwbedrijf getracht de opbrengsten op te voe ren. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van zeer kostbare maat regelen als b.v. mechanisatie, ruilverkaveling, ontwatering enz. Een zeer goedkope wijze van oogstvermeerdering in de graan bouw is echter het ontsmetten van het zaaigraan, waardoor tevens kwaliteitsverbetering wordt ver kregen. Vooral op kleinere bedrij ven wordt het ontsmetten van zaaizaden nog lang niet algemeen toegepast. Door een behandeling van het uit te zaaien zaad met een zaad- ontsmetter (bijv. Landisan droog) wordt het optreden van een aantal ziekten, als bijv. steenbrand in tarwe, stuifbrand in haver en Fu- sarium, voorkomen. Deze ziekten kunnen anders de opbrengst aanmerkelijk verlagen. Bovendien kan door het ontsmet ten de uit te zaaien hoeveelheid zaaizaad met 10 a 15 pet. vermin derd worden. Alleen al door dit feit worden de geringe kosten aan het ontsmetten verbonden reeds gedekt. De leus van iedere land bouwer moet dan ook zijn: „Geen kg niet ontsmet zaad de grond in". Zaaizaadontsmetting is productie verhoging zonder kostbare investe ringen. tend van de koude te lijden. En de winter was uitzonderlijk koud, de temperatuur stond voortdurend op achttien tot dertig graden onder nul. De Russen wilden niet, dat de vrouwen met de mannen van ver trek ruilden. Bij ons was de hitte verstikkend. Zolang wij de kachel stookten, ver spreidde ze een helse warmte. Als we daarentegen de kachel lieten uit gaan, was de temperatuur spoedig onder nul. Daarom stookten wij liever. Het meubilair van de gevangenis bestond uit één enkele schommel stoel. In deze schommelstoel zat ik de hele dag in het vuur te staren. Mijn enige bezigheid bestond daaruit, dat ik 's morgens met een stukje verkoold hout een lijn trok op de keldermuur om de dagen aan te geven. Mijn enige medegevangene, eigenaar van een voornaam restau rant in Buda, lag de hele nacht op de grond en sliep. Hij was reeds een week daar en de eerste vijf dagen was hij dusdanig mishandeld, dat hij aan beide oren doof was ge worden. Praten-kon je dus niet met hem. Daar was trouwens niet veel lust toe. Wat hadden we elkander kunnen vertellen? Na twee dagen werd ik naar boven gebracht voor mijn eerste verhoor. Toen ik de draaibare pianos toel midden in de kamer zag, waarom heen de G.P.U. officieren zaten, was ik er op voorbereid, dat het onder houd geen amicaal karakter zou dragen. Maar ik had me vergist. Mijn vrouw en ik waren de enigen die zij met geen vinger aangeraakt hebben. Tijdens de verhoren, die dagelijks twee of drie uur in beslag namen, Werkeloosheid verdween in de sigaren-industrie. De grote werkloosheid in de sigarenindustrie is sinds de verla ging van de accijns in Mei 1952 gestadig afgenomen. Practisch bestaat er thans geen werkeloosheid meer en onder in vloed van de opleving in deze tak van nijverheid heerst er nu zelfs grote vraag naar vakbekwame si garenmakers, speciaal naar zg. bolknakwerkers. Aangezien het publiek de voor keur geeft aan bolknakmodellen en vele oudere sigarenmakers daarvoor de nodige vaardigheid missen, zijn enige bedrijven overgegaan tot de omscholing van arbeiders. Zo zal de N.V. Willem II sigaren fabrieken te Valkenswaard, in sa menwerking met het rijksarbeids bureau. een aantal minder bekwa me sigarenmakers gaan omscholen tot zgn. korte bolknakwerkers. Verscheidene sigarenfabrieken in het zuiden van het land lijden onder een tekort aan jeugdig personeel en werken dientengevolge 54 uur in plaats van 48 uur per week. Sinds de accijns verlaging ver toont de sigarenafzet in ons land een behoorlijke vooruitgang, hoewel het vooroorlogse peil niet meer be reikt is. De grotere productie is practisch geheel door de binnen landse consumptie geabsorbeerd. De export laat zich bevredigend aanzien en bedraagt op het ogen blik 10 tot 12 pet der productie. gedroegen zij zich op de meest be leefde wijze tegenover ons. Duizenden vragen stelden zij ons, over de kleinste kleinigheden van ons bestaan. Zij informeerden naar de namen en de adressen van onze vrienden in het buitenland. Zij vroe gen zelfs in wat voor omstandig heden zij daar leefden en met wie zij omgingen. Zij stelden eveneens belang in wat voor hotels wij in buitenlandse steden gelogeerd hadden, op welke verdieping en wat onze kamer nummers daar waren. Zij schreven alles nauwkeurig op. Na enkele dagen lieten zij ons alles herhalen. Blijkbaar wilden zij een steekproef nemen, of.wij soms logen. Want de handigste leugenaar kan niet de kleinste details ont houden. Ik weet niet, welke van de duizend vragen voor hen belangrijk was. Wij zeiden altijd de waarheid, wij had den absoluut geen reden geheim zinnig te zijn of te doen. Plet dossier over onze verhoren nam meerdere honderden bladzijden in beslag. Deze dossiers werden van tijd tot tijd ergens heen ge bracht om de juistheid van onze bekentenissen te controleren. Ik weet niet op welke wijze dat geschiedde. Ik weet alleen, dat zij alles zonder enige tegenspraak op tekenden wat ik hun vertelde. Ze trokken nooit iets in twijfel en trachtten mij evenmin tot een be kentenis te dwingen, tegenstrijdig aan de waarheid. Toch zeiden al mijn medegevangenen het tegen deel. En ik moest hen wel geloven, daar ik de sporen van de mishan delingen op hun lichamen zag. Ik geloof, dat wij deze uitzon derlijke behandeling te danken had den aan de O.P.U.-majoor, die de afdelingschef was. Hij sprak soms urenlang over kunst met mij. Tijdens deze gesprekken bood hij mij sigaretten en drank aan, liet eten voor mij komen.

Peel en Maas | 1953 | | pagina 1