Meisjes, HET POLLEMENNEKE Het winkelen in de Molenstraat omstreeks 1890. Schoolonderwijzer-Koster Joannes Deenen Schrijf- «n Tekenartikelco voor Schoof Kantoor fa. v.d. Minickhof zorgt er voor KEkKEfti Borstelwerk leerkoppen, bokkepoten of silolak- kwasten, radiatorkwasten, verf- borstels en penselen alle maten in voorraad blokwitters, wit-luiwagens, kamer- en straatbezems, pracht heibezems 35 ct. F. W. HENDRIKS, Langstraat 46 Tel. 713 Beleefd aanbevelend Bij moeilijk heden ofwel voor raad en inlichtingen is de R.K. Vereniging tot Bescherming van Meisjes: Mevr. W. v.d. Munckhof-S angers Grote Straat 28, Tel. 581; Mevr. M. v.d. Hombergh-Bot, Oostsingel 6, Tel. 393; Mevr. A. Pijls-Drenth, Grote Straat 14; Mej. T. Coenen, Patersstraat 30, Tel. 588; Mej. T. Paping, Paters straat 30; Mej. M. Pijls, Grote str. 14a, Tel. 673; Mevr. Baronesse de Weichs de Wenne, Geijsteren, Tel. 250; Mevr. vd. Haar, Blitterswijck, D 67, Tel. 263. Hengelsportartikelen Prachtige hengels 1.50, 2.-2.50 enz. werpmolens en reels, schepnetten, leefnetten, snoekkoord, nijlon, peillood, angels alle maten, vishennep, koper onderlijntjes, dreggen en fleuren, wartels, winios enz. Beleefd aanbevelend. F. W. HENDRIKS Langstraat 46 Telefoon 713 'fïïBlrCXTTE ffèf De Molenstraat is altijd een drukke, dicht bevolkte winkelstraat geweest. Vroeger was het een wacht- en pleisterplaats voor de wagens, sjezen en diligences die reizigers uit Brabant, Limburg. Gelderland en ver der naar Nijmegen brachten. Deze drukte van verkeer trok vele stad genoten. want er viel altijd wat te bele-, ven en te zien. Vooral tegen het uur dat de diligence uit Amsterdam of Utrecht arriveerde en de postillon met zijn hoorn zijn aankomst meldde, spoedde menigeen zich naar het logement ,,De Papegaai" (van Hendrik Mulder) niet ver van het punt waar nu het modehuis van Gebrs. Voss gevestigd is, om te zien wie daar afstapte, de kleding van de reizigers te beoordelen en het laatste nieuws uit Hol land te vernemen. Toen reeds was dat punt ..het Trefpunt", niet het minst voor de dames die evenals nu gaarne in de Molenstraat gingen winkelen. Vele winkels in de Molenstraat, hadden omstreeks 1890, nog gebogen of rechte, uit de gevel gebouwde etalages, de kleine ruiten in houten sponningen gevat. De winkels waren meestal klein, twee eta lages met de deur in het midden. De mode-etalages waren van onder tot boven vol gepropt met mutsen, kapot- hoedjes, mantilles, omslagdoeken, jacon- nets, gebreide goederen, kousen en vooral •stoffen. Van binnen was het een ..maga zijn" in de ware zin van het woord. De vakken en lange houten toonbanken lagen vol- oestapeld en ergens stond een rieten ,.pop" zonder tlpofd. Al hadden' reeds op 29 Juni 1886 vier electrische lampen aan de Waalkade onze stadgenoten met open monden van verbazing doen staan, tot 1900 zouden de etalages en magazijnen met ..pijpgaz" verlicht blijveq. Wat zouden de dames uit die tijd verstomd staan, wanneer zij nu in de Molenstraat gingen winkelen 'en het moderne modehuis van Gebrs. Voss (nog steeds het Trefpunt in de Molen straat) zouden zienmet haar riante, goed verlichte etalages en grote spie gelruiten. Wanneer zij kennis konden maken met het sfeervolle interieur, de overzichtelijke ruime afdelingen en de geboden service. Wat zouden zij ge lukkig zijn keus te kunnen maken uit zo'n ruime en modieuze sortering en dat voor die aantrekkelijke prijzen. Zich geen zorgen meer te hoeven maken, geen risico meer te lopen van het zelf ..maken". Hun kleinkinderen weten het te waar' deren. Zij zijn de vaste klanten van ons modehuis. jr te Nijmegen KORTE MOLENSTRAAT HOEK ZIEKERSTRAAT UITSLUITEND GEVESTIGD TE NIJMEGEN VOLGENDE PUBLICATIE n belangrijke modeqebeurtenis 25 jaar geleden. Figuren uit het Venray- se land in het verleden door HERMAN H. J. MAAS De oude Oostrumse Weg, zandweg vanaf het Patersklooster naar Oos trum liep na de spoorwegaanleg dood tegen de beek om het empla cement van het station. Vóór de aanleg van de kiezelweg was dat de hoofdweg. Daar ging toen alle ver keer over. Ook de processies trok ken langs die weg (zelfs nog na 1900) en eveneens de Meierijse bedevaart-troepen naar Kevelaer. Op een ouwe schilderij in de Oostrumse kerk rond 1900 was dat nog duide lijk te zien. Van Oostrum af kwam men langs de beek eerst bij een groot weiland uit, dat 's winters dikwijls over stroomd werd. Een mooi schaatsveld En een beetje verder bij de Hulst, een aloud mooi bos van hoog opge schoten beuken en eiken. Eerst een stuk kreupelhout. Dan het bos. Dan weer kreupelhout, eiken, berken, liesterkrallen of fluitenholt, els, es, peggenholt of duvelskrallen, gagel en zo meer. Allemaal op vochtige bodem. Dit hele gebied behoorde tot het kasteel Geysteren. Eens in mijn kinderjaren, wan delden daar de oude baron Clemens met zijn even oude rentmeester Van Soest, die samen met hun vier ogen en hun bril (acht ogen) niet eens meer één oog hadden. Zij lie pen uit bij een oude dikke eiken poest. Baron Clemens zei: „Dag!" De poest zei niets. Baron Clemens riep hard: „Dag!" Wat drommel, zou iemand op zijn eigen grond brutaal genoeg durven te zijn, hem niet eens te groeten? Maar de poest bleef koppig zwijgen. Toen was het den Baron wel lang genoeg. Kwaad sloeg hij met zijn dikke eiken wandelknuppel tegen.... die, riep hij uit, zijn hand tintelde ervan,... O, 'nen boom, ik zou hem ander ook!.., In de Hulst groeiden veel wald- bére, tussen het kreupelhout en in bos. Op St Jansdag (patroonfeest van Jan Derksen) wandelden de schoolkinderen daarheen, onder ge leide van de meesters Derksen en Messemaekers, om de waldbére te gaan plukken (Blauwbes, Duits Waldbeere of Johannesbeere). Tussen de Hulst en dePês waar Pau ien de Pès woonde stroomde de diepe beek, die vroeger visrijk was. Achter het kreupelbos om liep een wegje naar enkele huisjes. Daar woonden 'een paar families Dom- mesen. Later ook een boertje van de Maaskant. Die ging wel eens een dag op stap. Als hij, een beetje aan geschoten, mij ontmoette, dan zei hij: Excellenzig, ich zeg mar, eine kattelieke joëd is nog veul erger es einen echte joëd!" Dat zei hij zo maar, zonder enige aanleiding, en zonder meer, blijkbaar in gedachten en om zijn gemoed te luchten. Die streek wemelde vandesprao- nen. Daar werd veel jacht op ge maakt. Op dat wegje langs het kreupel hout kwam van de grintweg af, van de Burskesboer, een zandweg uit. Een eind verder, links, sloeg van de weg weer een karweg door de velden af. Daar stond een brede eik met rondom haagdoorns, sleedoorns en bramen, hegbêre, slejbêre en brombêre. Die laatste moest je niet meer eten, als Sint Bartelemeus er over gekropen was! Bij die groep bomen struikhout spookte het ver schrikkelijk, ijselijk! Daar moest je die-en-die over hebben horen ver tellen: hoe zij daar 's avonds langs gekomen waren, op dekniën op hun kar gezeten met het houweel in de handen, de haren recht overeind op hun kop, het stijgerend paard.... tot dat opeens het paard in de vier sprong het veld op holde!.... en de voerman verlost op de karbodem ging liggen uithijgen. En het vrouwvolk moest je horen, wat haar daar toch overkomen was! Nee maar!... Het merkwaardigste was dan wel, dat er soms gauw bruiloft volgde. Spoken konden wel eens vreemd doen! En dan nog wat verder stond een heiligenhuisje aan het kruispunt van de Oostrumse weg en de weg van het Sint Antoniuskappeletje bij Drabbels en langs Hijs Moon naar het Brukske. Aan de overkant op de hoek links woonde het Pollemenneke, ook ge noemd Peter en Peterke. Van daar af liep de weg verder rechtdoor naar het Patersklooster en rechts een voetpad langs de Heuf, dat op de grintweg uitkwam. Op dat pad langs de Heuf mochten kinderen 's avonds niet komen, want daar kwam dan een geest spoken om een schat te zoeken. In tijd van oorlog had daar eens een' rijke gierige man uit het dorp een pot vol geld begraven. Toen hij klaar was met zijn werk, zocht hij naar een teken, om later die plek te kunnen terugvinden. O ja, zei hij bij zichzelf, krek tegenover de kerktoren. Dat kon niet missen. Maar, O wonder, toen hij na de oor log ging zoeken, stond hij overal krek tegenover de kerktoren, en nergens leverde het graven wat op! Dat moest spokerij zijn. Hij teerde weg van verdriet over zijn verdwe nen pot. Hij stierf en werd begra ven. Maar zijn geest kwam iedere nacht terug, zonder rust maar zoeken, zoeken! En razend, als er iemand over het pad kwam! Dat moest de dief zijn. Kinderen sleurde hij gewoon mee!.... Later begreep ik wel, dat bezorgde ouders op die manier de kinderen van dat pad hielden, omdat het, met aan een kant de hoge heggen van de hoven en aan de andere kant de korenvelden, een druk be zocht pad was van vrijende paren. Spoken vertoonden zich in allerlei gedaanten! Spookgeschiedenissen en verhalen over watermannen werden meer malen aangewend als waarschu wingsmiddelen voor kinderen, bijv. ook tegen diepe plassen en kuilen langs de Wanssumse weg de Vennen Zwaluwnesten in de boerenstallen werden beschermd door de waar schuwing dat de eitjes zwaar ver giftigd waren. Achter den hof van het Pollemen neke liep toen van de veldweg af een pad, waar een haspel op stond. Dat kwam in Leunen uit. Het Pollemeneke kwam wel eens thuis. Altijd praatte hij op een gal mende toon, alsof hij te preken stond. En altijd had hij het over oorlog. „Oorlog mot er komme!" riep hij. „Zonger oorlog kan de waereld nowet goed werre!" De oorlog van 7071 warrelde hem door het hoofd, toen was het nog eens een vlotte tijd geweest, met manden vol had hij het geld in huis gedragen, allemaal zilver en goud! Onderhand was het opgeraakt dus moest er een nieuwe oorlog komen. Met die zelfde gedachten liepen veel oude mensen rond in het jaar 1900. Ook kende hij den biebel vei zeker de hij. En hij had het boek over „De wandelende Jood". En daarbij deed hij dan zo „behêmd", zoals men dat in Venray uitdrukte, alsof daar wonderwat verschrikkelijks achter zat! Mijn Oom Jacobus nam mij wel eens mee, naar de werkplaats van het Pollemenneke. Daar stonden een paar draaibanken en er lagen veel messen en beitels. Het Pollemenneke sneed beelden uit hout, met griezelige koppen, naar het model van cariatiden, mon stervoorstellingen. Daar draaiden zijn gedachten om. Mijn oom keek eens naar zijn bijbel, en zei dat het een valse bijbel was, een Statenbijbel. Toen werd het Pollemenneke zo giftig als een spin. Er was ook eens een Pater bij hem komen kijken, en die had zijn bijbel eveneens afgekeurd. Maar hij Pollemenneke had die Pater eens eventjes potvast gezet! Hij had hem vragen voorgelegd, waarop die toch maar met de mond vol tanden was blijven staan! Ja, zei mijn oom, één gek kan meer vragen stellen dan tien wijzen kunnen beantwoorden. Een gek? Toen sprong het Pollemenneke van kwaadheid haast uit zijn vel. Toch stechelde Peterke voor zijn plezier, dat was zijn leven. Op zijn manier kon hij ook wel eens iets aardig uitprakkezeren. Zo, dat je denken ging, dat er toch wel wat geest in hem leefde. Eens had hij een kruisbeeld uitgesneden. Het beeld op een ruwe poest gezet. Die poest was gebarsten. Hij vroeg aan de vader van de onderwijzer of 't mooi het was! Ja vond Messe maekers, wel mooi, beestig schoon. Voor een liefhebber zou het wel veel veel geld waard kunnen zijn. (Daar begonnen Peterkes ogen van te glinsteren!) Maar jammer, erg jammer, die barst in het voetstuk!.... „Jammer, wat jammer", viel Peterke hevig beledigd uit. „Geej begriept er niks van, geejDat mot zowe! Ge mot den biebel mer es léze! Daor stut geschreve: Doew Jezus stierf aan het kruus, doew spleet de aarde! Wette geej dat dan nog nie ens, lomperd?" Hoe is die barst dan in die poest gekomen, wilde Messemaekers weten. O, die was er in, zei het Pollemenneke. Die had hij zo ge vonden in de Krêjebos! En toen was hij dadelijk op de gedachten geko men, dat die poest met een barst de gespleten aarde moest voorstel len! Na zijn dood heb ik de rommel in zijn werkplaats nog eens nage zocht. Of er iets te vinden kon zijn, waardoor ik hem beter zou kunnen begrijpen. Maar er bleek geen spoor meer te ontdekken. Vermoedelijk was alles als brandstof gebruikt. x Over het moeizame en ondank bare van zijn schoolwerk voor zoveel leerlingen, die zo ongeregeld en voor het merendeel slechts voor korte tijd de school bezochten en behuisd ook nog in één lokaal van de kosterwoning, komt in de be waard gebleven geschriften van Joannes Deenen geen woord van klacht voor. Zijn nakomelingen en ook zijn tijdgenoten, die hem als oud-leer lingen en daarna verder persoonlijk heel goed gekend hadden, beschre ven hem unaniem als een gesloten en zwijgzame natuur, die niet ge makkelijk klaagde. Maar daarbij ook als een man van veel kennis, en met hoe weinig praatlust ook in de dagelijkse omgang, als een man zonder vrees om op papier de dingen bij hun naam te noemen zonder aanzien des persoons, altijd bereid iedereen te helpen en vooral wie onrecht leed. Velen kwamen tot hem om bijstand. Er kon immers bijna niemand lezen of schrijven. Dat volgens zijn inzicht lezen en taal leren de hoofdzaak moest zijn van het lager onderwijs, kon na tuurlijk niet zo-maar in één-twee drie verbetering brengen Hoe bedroevend weinig is zelfs tot nu toe bereikt onder de grote massa Niet alleen mensen uit de gemeen te Venray, maar ook personen uit de omstreken wendden zich tot hem om hulp. Ook andere schoolonder wijzers. Dat berokkende hem last en on aangenaamheden. „Hogerhand" nam het hem kwalijk dat hij zich zogenaamd hiermee of daarmee „bemoeide", wat hem per soonlijk toch niets aanging Wij kennen dat wel, het oude en het nieuwe liedje En wij weten ook, waar dat altijd op uitdraait. Het gevoeligste wordt het liefst toegepast, wraak door benadeling Schrijf over de machtigen der aarde niets dan goeds, bergen van leugens, niemand zal het U kwalijk nemen. Maar wee u, als gij aan hun adres maar één onaangename waar heid durft schrijven, gij zult niet meer de vriend des keizers zijn Als zijn medelijden was opgewekt, of als zijn rechtsgevoel was ge schokt, dan zweeg Joannes Deenen niet meer en dacht niet aan zich zelf. Ook in die tijd waren de klachten over hun gering inkomen van de schoolonderwijzers in ons gewest niet van de lucht en hebben de ge meentebesturen zich daar niets van aangetrokken. Uit onze artikelen over „Een ge meentelijk huishouden van honderd jaren geleden" heeft men misschien wel onthouden, dat alle schoolonder wijzers van de gemeente Venray, samen 1270 francs salaris „genoten,'. In 1830 had Joannes Deenen daar van 50 francs. Het rijk vaardigde wel (in 1806) een nationale wet geving uit, maar liet verder alles aan de gemeentebesturen over. Bovendien was dat „rijk", wat Limburg betrof, ook maar een „rijk', op papier. (Zie voorgaande art.) Maar later, na 1866, werd het geen haar beter. Ook dat hebben we al beschreven. De traditie is blijven voortleven, tot nog in onze eeuw, dat over het algemeen (enkele uitzonderingen daargelaten), de onderwijzers van Venray (ook in de omstreken hier en daar) voortkwamen uit welge stelde gezinnen. Wortelde die tra ditie in de oude toestand, dat het schoolmeestersinkomen niet meer dan een „bijvallertje" kon zijn We hoeven uit de jaren rond 1900 geen namen te noemen. Velen onzer herinneren zich die zelf wel. Maar afgezien nog daarvan, dat die traditie in zich ziek was, wel stand is natuurlijk altijd betrek kelijk. Dat een gezin in welstand kan leven betekent b.v. nog lang niet, dat alle kinderen uit dat gezin later ook weer uit de erfenis als hoofdbron van inkomsten in wel stand zullen kunnen leven, als zij zelf een gezin hebben. Zo zijn er meer factoren. In zich was de traditie ziek; de keuze van het onderwijzersberoep ging zich onvermijdelijk verplaatsen naar andere milieus. In geschriften en rapporten van de laatste dertig jaren is daar herhaaldelijk over ge klaagd als gevolg van de slechte bezoldiging. En ook met het tradi tionele resultaat, dat de regeringen doof bleven. Het boek „Onze Schoolopvoeding" door H.H.J. Maas, N.V. Lecturis, Eindhoven. 1932, begint aldus: „Toen de ezel eindelijk vasten kon, ging hij dood. En zo stierf de arme ezel dan als het slachtoffer van een phraserende belangstelling, die het erop toegelegd had het rant soen van vijf distels te vervangen door de phrase zónder de distels". Kinderen uit gezinnen, die het dichtst bij het vuur zaten en zich dus het best warmden, werden ook vóór en rond 1900 geen onderwijzer. Naderhand gingen ook voor het Venrayse land de poorten open tot de gelegedheid, iets anders en finan cieel beters te leren dan het onder wijzersvak. Hier mogen we er wel even op wijzen, dat het tegenwoordig veel gebruikte woord „studeren" door een misverstand is ingeslopen op de plaatsen, waar eigenlijk „leren" thuis hoort, dat is in zich opnemen wat kant en klaar aan de leerling wordt voorgelegd in het leerboek. Daar is geen sprake van studie, eigen onderzoek, opsporen van bron nen, vergelijken, toetsen, verzamelen van feiten, combineren, logisch redeneren, om tot conclusie, ont dekking, nieuwe vondst te komen. Beoefenen van wetenschap is wel niet noodzakelijk aan de Universi teit gebonden, om de weg daarvoor te vinden, maar is wel het veiligst en het zekerst leidend tot het doel. Autodidactisme bevat voordelen, maar zwaarder wegende nadelen, als groot gevaar voor verwarring doodlopen, veel nutteloos werk valse conclusies, enz. Het spraakgebruik heeft echter het woord „studeren" populair ge maakt. Maar goed onderscheiden blijft toch nodig. Toen Joannes Deenen getrouwd was, ondervond hij wel, dat het schoolonderwijzer-kosterschap, met een inkomen van een kwartje daags, geen bestaan opleverde en dat de gemeente en het kerkbestuur ge profiteerd hadden van zijn erfenis. Dat parasitisme veroorzaakte bij hem interen, wat op den duur voor hem en zijn gezin noodlottig zou moeten worden. Bovendien kon hij nu eenmaal niet zonder boeken, dus niet zonder uitbreiding van zijn bibliotheek met nieuwe werken. En ook in die tijden kostten boeken geld. Bijv. een beduidende collectie wetenschappelijk werk over Neder landse taal Bilderdijk, Eelco Verwijs, Brill, Cozijn, De Groot, Van Heiten, e.a. en andere boeken is uit zijn nalatenschap via zijn zoon Jacobus nog kunnen overgaan op zijn oudste kleinzoon uit de brand gered. Het gemis van een hoofdbron van inkomsten, waarbij het aloude koster- en schoolmeesterschap als „licht meegenomen" werd be schouwd, voerde hem tot achter uitgang. Interen van de erfenis. De omkering Schoolonderwijzer kosterschap was wel verandering van vorm, maar geen verandering in wezen en consequenties. Rond 1900 leefde nog koster Roelofs in Siebengewald, koster, herbergier, winkelierenin zijn „vrije tijd" ook onderwijzer. Als de pastoor bezoek verwachtte, of om andere redenen, moest de koster, ook onder de schooluren, naar Gogh bood schappen doen. In die tijd leefde ook nog de oude Van den Donk in Heyen, die veel te lijden had onder de terreur van de potentaat-burgemeester Otten, toen enige jaren op een rij de onder wijzers geen of stukjes en brokjes van hun salaris op afbetaling uit betaald kregen. Toen er opeens toch wel geld genoeg bleek te zijn en de veldwachter zelfs alles ineens aan de onderwijzers in huis bracht Deze hadden daarvoor hulp inge roepen, maar zodra zij de buit binnen hadden, liepen zij met han gende pootjes naar Otten om hem te smeken, het hun toch niet kwalijk te nemen, want zij wisten immers ook wel, dat de burgemeester het onderwijs en de onderwijzers een goed hart toedroeg, maar dat was in 't garen gezet doordien Venraysen Maas, die opstandeling tegen „het gezag" met zijn schandstukken en zijn boek over gemeentebesturen van Jan van Houtum Ja, daar wist de burgemeester van Née, hij nam het hun niet kwalijk' Dat van de salarissen was abuis geweest, de hoge regering over laadde hem en de secretaris met werk voor uitvoering van rijks wetten, maar dat konden onder wijzers toch niet begrijpen, dus trad hij liever' niet in bijzonderheden. Alles vergeven en vergeten Dat die schoolmeester:kamerlid Ketelaer gedreigd had, een verhaal* over hem te doen in de Tweede Kamer, daar trok hij zich niets van aan In 1866 werd in Vaals een open baar onderwijzer geschorst om hem in de eerstvolgende raadsvergade ring te ontslaan, omdat hij in een gezelschap (buiten de school) ver teld had, boeken van Rousseau ge lezen te hebben. Die boeken bezat Joannes Deenen ook. En de kranten, waarin deze geschiedenis beschreven staat, even eens. Door ingrijpen van het rijks- schooltoezicht werd door koning Willem III telegrafisch het besluit van het gemeentebestuur vernietigd, tot grote verontwaardiging van geestelijk en wereldlijke lieren. Zo'n zelfde geschiedenis speelde zich enige jaren later af met het hoofd van de openbare school in Roermond, beschuldigd van mede werking aan „De Volksvriend" (Li beraal getint Limburgs blad). Dezelfde afloop en dezelfde veront waardiging tegen de koning. (Be schamend laag peil van volksont wikkeling in het Zuiden Na de aanneming van de Onder wijswet 1879 schreef een katholiek Limburgs blad, dat die wet in Lim burg nooit uitgevoerd zou worden en dat men („ons") met geleuter over vaderlandsliefde maar van het lijf moest blijven! Hoe stond het toen dan met „het gezag" Na ruim tien jaren dienst trok Joannes Deenen aan het werk bij het Venrayse gemeentebestuur. Voor de eerste keer. En meteen voor de laatste. Dat is, bij het gemeente bestuur. Daarna pakte hij de zaak anders aan. Dat wordt een miezerig, maar toch ook wel amusant verhaal uit authentieke stukken. Wordt vervolgd De oogst is weer geborgen. God zegende het werk. Nu dankbaar mee gaan zorgen, Voor uitbouw van Zijn Kerk.

Peel en Maas | 1953 | | pagina 4