Meisjes,
HET POLLEMENNEKE
Het winkelen in de Molenstraat
omstreeks 1890.
Schoolonderwijzer-Koster
Joannes Deenen
Schrijf- «n
Tekenartikelco
voor
Schoof
Kantoor
fa. v.d. Minickhof
zorgt er voor
KEkKEfti
Borstelwerk
leerkoppen, bokkepoten of silolak-
kwasten, radiatorkwasten, verf-
borstels en penselen alle maten
in voorraad
blokwitters, wit-luiwagens, kamer-
en straatbezems,
pracht heibezems 35 ct.
F. W. HENDRIKS, Langstraat 46
Tel. 713 Beleefd aanbevelend
Bij moeilijk
heden ofwel
voor raad en
inlichtingen is de R.K. Vereniging
tot Bescherming van Meisjes:
Mevr. W. v.d. Munckhof-S angers
Grote Straat 28, Tel. 581;
Mevr. M. v.d. Hombergh-Bot,
Oostsingel 6, Tel. 393;
Mevr. A. Pijls-Drenth,
Grote Straat 14;
Mej. T. Coenen, Patersstraat 30,
Tel. 588; Mej. T. Paping, Paters
straat 30; Mej. M. Pijls, Grote str.
14a, Tel. 673; Mevr. Baronesse de
Weichs de Wenne, Geijsteren, Tel.
250; Mevr. vd. Haar, Blitterswijck,
D 67, Tel. 263.
Hengelsportartikelen
Prachtige hengels 1.50, 2.-2.50 enz.
werpmolens en reels, schepnetten,
leefnetten, snoekkoord, nijlon,
peillood, angels alle maten,
vishennep, koper onderlijntjes,
dreggen en fleuren, wartels,
winios enz.
Beleefd aanbevelend.
F. W. HENDRIKS
Langstraat 46 Telefoon 713
'fïïBlrCXTTE ffèf
De Molenstraat is altijd een drukke, dicht
bevolkte winkelstraat geweest. Vroeger
was het een wacht- en pleisterplaats voor
de wagens, sjezen en diligences die reizigers
uit Brabant, Limburg. Gelderland en ver
der naar Nijmegen brachten.
Deze drukte van verkeer trok vele stad
genoten. want er viel altijd wat te bele-,
ven en te zien. Vooral tegen het uur dat
de diligence uit Amsterdam of Utrecht
arriveerde en de postillon met zijn hoorn
zijn aankomst meldde, spoedde menigeen
zich naar het logement ,,De Papegaai"
(van Hendrik Mulder) niet ver van het
punt waar nu het modehuis van Gebrs.
Voss gevestigd is, om te zien wie daar
afstapte, de kleding van de reizigers te
beoordelen en het laatste nieuws uit Hol
land te vernemen. Toen reeds was dat
punt ..het Trefpunt", niet het minst voor
de dames die evenals nu gaarne in de
Molenstraat gingen winkelen.
Vele winkels in de Molenstraat, hadden
omstreeks 1890, nog gebogen of rechte,
uit de gevel gebouwde etalages, de kleine
ruiten in houten sponningen gevat. De
winkels waren meestal klein, twee eta
lages met de deur in het midden.
De mode-etalages waren van onder tot
boven vol gepropt met mutsen, kapot-
hoedjes, mantilles, omslagdoeken, jacon-
nets, gebreide goederen, kousen en vooral
•stoffen. Van binnen was het een ..maga
zijn" in de ware zin van het woord.
De vakken en lange houten toonbanken lagen vol-
oestapeld en ergens stond een rieten ,.pop" zonder
tlpofd.
Al hadden' reeds op 29 Juni 1886 vier electrische
lampen aan de Waalkade onze stadgenoten met open
monden van verbazing doen staan, tot 1900 zouden de
etalages en magazijnen met ..pijpgaz" verlicht blijveq.
Wat zouden de dames uit die tijd
verstomd staan, wanneer zij nu in de
Molenstraat gingen winkelen 'en het
moderne modehuis van Gebrs. Voss
(nog steeds het Trefpunt in de Molen
straat) zouden zienmet haar riante,
goed verlichte etalages en grote spie
gelruiten. Wanneer zij kennis konden
maken met het sfeervolle interieur, de
overzichtelijke ruime afdelingen en de
geboden service. Wat zouden zij ge
lukkig zijn keus te kunnen maken uit
zo'n ruime en modieuze sortering en
dat voor die aantrekkelijke prijzen.
Zich geen zorgen meer te hoeven
maken, geen risico meer te lopen
van het zelf ..maken".
Hun kleinkinderen weten het te waar'
deren. Zij zijn de vaste klanten van
ons modehuis.
jr te Nijmegen
KORTE MOLENSTRAAT
HOEK ZIEKERSTRAAT
UITSLUITEND GEVESTIGD TE NIJMEGEN
VOLGENDE PUBLICATIE n belangrijke
modeqebeurtenis 25 jaar geleden.
Figuren uit het Venray-
se land in het verleden
door HERMAN H. J. MAAS
De oude Oostrumse Weg, zandweg
vanaf het Patersklooster naar Oos
trum liep na de spoorwegaanleg
dood tegen de beek om het empla
cement van het station. Vóór de
aanleg van de kiezelweg was dat de
hoofdweg. Daar ging toen alle ver
keer over. Ook de processies trok
ken langs die weg (zelfs nog na
1900) en eveneens de Meierijse
bedevaart-troepen naar Kevelaer. Op
een ouwe schilderij in de Oostrumse
kerk rond 1900 was dat nog duide
lijk te zien.
Van Oostrum af kwam men langs
de beek eerst bij een groot weiland
uit, dat 's winters dikwijls over
stroomd werd. Een mooi schaatsveld
En een beetje verder bij de Hulst,
een aloud mooi bos van hoog opge
schoten beuken en eiken. Eerst een
stuk kreupelhout. Dan het bos. Dan
weer kreupelhout, eiken, berken,
liesterkrallen of fluitenholt, els, es,
peggenholt of duvelskrallen, gagel
en zo meer. Allemaal op vochtige
bodem. Dit hele gebied behoorde tot
het kasteel Geysteren.
Eens in mijn kinderjaren, wan
delden daar de oude baron Clemens
met zijn even oude rentmeester
Van Soest, die samen met hun vier
ogen en hun bril (acht ogen) niet
eens meer één oog hadden. Zij lie
pen uit bij een oude dikke eiken
poest. Baron Clemens zei: „Dag!"
De poest zei niets. Baron Clemens
riep hard: „Dag!" Wat drommel,
zou iemand op zijn eigen grond
brutaal genoeg durven te zijn, hem
niet eens te groeten? Maar de poest
bleef koppig zwijgen.
Toen was het den Baron wel lang
genoeg. Kwaad sloeg hij met zijn
dikke eiken wandelknuppel tegen....
die, riep hij uit, zijn hand tintelde
ervan,... O, 'nen boom, ik zou hem
ander ook!..,
In de Hulst groeiden veel wald-
bére, tussen het kreupelhout en in
bos. Op St Jansdag (patroonfeest
van Jan Derksen) wandelden de
schoolkinderen daarheen, onder ge
leide van de meesters Derksen en
Messemaekers, om de waldbére te
gaan plukken (Blauwbes, Duits
Waldbeere of Johannesbeere).
Tussen de Hulst en dePês waar
Pau ien de Pès woonde stroomde
de diepe beek, die vroeger visrijk
was. Achter het kreupelbos om liep
een wegje naar enkele huisjes. Daar
woonden 'een paar families Dom-
mesen. Later ook een boertje van
de Maaskant. Die ging wel eens een
dag op stap. Als hij, een beetje aan
geschoten, mij ontmoette, dan zei
hij: Excellenzig, ich zeg mar, eine
kattelieke joëd is nog veul erger es
einen echte joëd!" Dat zei hij zo
maar, zonder enige aanleiding, en
zonder meer, blijkbaar in gedachten
en om zijn gemoed te luchten.
Die streek wemelde vandesprao-
nen. Daar werd veel jacht op ge
maakt.
Op dat wegje langs het kreupel
hout kwam van de grintweg af,
van de Burskesboer, een zandweg
uit.
Een eind verder, links, sloeg van
de weg weer een karweg door de
velden af. Daar stond een brede eik
met rondom haagdoorns, sleedoorns
en bramen, hegbêre, slejbêre en
brombêre. Die laatste moest je niet
meer eten, als Sint Bartelemeus er
over gekropen was! Bij die groep
bomen struikhout spookte het ver
schrikkelijk, ijselijk! Daar moest je
die-en-die over hebben horen ver
tellen: hoe zij daar 's avonds langs
gekomen waren, op dekniën op hun
kar gezeten met het houweel in de
handen, de haren recht overeind op
hun kop, het stijgerend paard.... tot
dat opeens het paard in de vier
sprong het veld op holde!.... en de
voerman verlost op de karbodem
ging liggen uithijgen.
En het vrouwvolk moest je horen,
wat haar daar toch overkomen was!
Nee maar!... Het merkwaardigste
was dan wel, dat er soms gauw
bruiloft volgde. Spoken konden wel
eens vreemd doen!
En dan nog wat verder stond een
heiligenhuisje aan het kruispunt
van de Oostrumse weg en de weg
van het Sint Antoniuskappeletje bij
Drabbels en langs Hijs Moon naar
het Brukske.
Aan de overkant op de hoek links
woonde het Pollemenneke, ook ge
noemd Peter en Peterke. Van daar
af liep de weg verder rechtdoor
naar het Patersklooster en rechts
een voetpad langs de Heuf, dat op
de grintweg uitkwam.
Op dat pad langs de Heuf mochten
kinderen 's avonds niet komen, want
daar kwam dan een geest spoken
om een schat te zoeken.
In tijd van oorlog had daar eens
een' rijke gierige man uit het dorp
een pot vol geld begraven. Toen hij
klaar was met zijn werk, zocht hij
naar een teken, om later die plek
te kunnen terugvinden. O ja, zei
hij bij zichzelf, krek tegenover de
kerktoren. Dat kon niet missen.
Maar, O wonder, toen hij na de oor
log ging zoeken, stond hij overal
krek tegenover de kerktoren, en
nergens leverde het graven wat op!
Dat moest spokerij zijn. Hij teerde
weg van verdriet over zijn verdwe
nen pot. Hij stierf en werd begra
ven. Maar zijn geest kwam iedere
nacht terug, zonder rust maar
zoeken, zoeken! En razend, als er
iemand over het pad kwam! Dat
moest de dief zijn. Kinderen sleurde
hij gewoon mee!....
Later begreep ik wel, dat bezorgde
ouders op die manier de kinderen
van dat pad hielden, omdat het,
met aan een kant de hoge heggen
van de hoven en aan de andere
kant de korenvelden, een druk be
zocht pad was van vrijende paren.
Spoken vertoonden zich in allerlei
gedaanten!
Spookgeschiedenissen en verhalen
over watermannen werden meer
malen aangewend als waarschu
wingsmiddelen voor kinderen, bijv.
ook tegen diepe plassen en kuilen
langs de Wanssumse weg de
Vennen
Zwaluwnesten in de boerenstallen
werden beschermd door de waar
schuwing dat de eitjes zwaar ver
giftigd waren.
Achter den hof van het Pollemen
neke liep toen van de veldweg af
een pad, waar een haspel op stond.
Dat kwam in Leunen uit.
Het Pollemeneke kwam wel eens
thuis. Altijd praatte hij op een gal
mende toon, alsof hij te preken
stond. En altijd had hij het over
oorlog.
„Oorlog mot er komme!" riep hij.
„Zonger oorlog kan de waereld
nowet goed werre!"
De oorlog van 7071 warrelde
hem door het hoofd, toen was het
nog eens een vlotte tijd geweest,
met manden vol had hij het geld
in huis gedragen, allemaal zilver en
goud! Onderhand was het opgeraakt
dus moest er een nieuwe oorlog
komen. Met die zelfde gedachten
liepen veel oude mensen rond in
het jaar 1900.
Ook kende hij den biebel vei zeker
de hij. En hij had het boek over
„De wandelende Jood". En daarbij
deed hij dan zo „behêmd", zoals
men dat in Venray uitdrukte, alsof
daar wonderwat verschrikkelijks
achter zat!
Mijn Oom Jacobus nam mij wel
eens mee, naar de werkplaats van
het Pollemenneke. Daar stonden een
paar draaibanken en er lagen veel
messen en beitels.
Het Pollemenneke sneed beelden
uit hout, met griezelige koppen,
naar het model van cariatiden, mon
stervoorstellingen. Daar draaiden
zijn gedachten om.
Mijn oom keek eens naar zijn
bijbel, en zei dat het een valse bijbel
was, een Statenbijbel. Toen werd
het Pollemenneke zo giftig als een
spin. Er was ook eens een Pater
bij hem komen kijken, en die had
zijn bijbel eveneens afgekeurd. Maar
hij Pollemenneke had die
Pater eens eventjes potvast gezet!
Hij had hem vragen voorgelegd,
waarop die toch maar met de mond
vol tanden was blijven staan!
Ja, zei mijn oom, één gek kan
meer vragen stellen dan tien wijzen
kunnen beantwoorden. Een gek?
Toen sprong het Pollemenneke van
kwaadheid haast uit zijn vel.
Toch stechelde Peterke voor zijn
plezier, dat was zijn leven.
Op zijn manier kon hij ook wel
eens iets aardig uitprakkezeren. Zo,
dat je denken ging, dat er toch wel
wat geest in hem leefde. Eens had
hij een kruisbeeld uitgesneden. Het
beeld op een ruwe poest gezet. Die
poest was gebarsten. Hij vroeg aan
de vader van de onderwijzer of 't
mooi het was! Ja vond Messe
maekers, wel mooi, beestig schoon.
Voor een liefhebber zou het wel
veel veel geld waard kunnen zijn.
(Daar begonnen Peterkes ogen van
te glinsteren!) Maar jammer, erg
jammer, die barst in het voetstuk!....
„Jammer, wat jammer", viel
Peterke hevig beledigd uit. „Geej
begriept er niks van, geejDat mot
zowe! Ge mot den biebel mer es
léze! Daor stut geschreve: Doew
Jezus stierf aan het kruus, doew
spleet de aarde! Wette geej dat dan
nog nie ens, lomperd?"
Hoe is die barst dan in die poest
gekomen, wilde Messemaekers
weten. O, die was er in, zei het
Pollemenneke. Die had hij zo ge
vonden in de Krêjebos! En toen was
hij dadelijk op de gedachten geko
men, dat die poest met een barst
de gespleten aarde moest voorstel
len!
Na zijn dood heb ik de rommel
in zijn werkplaats nog eens nage
zocht. Of er iets te vinden kon zijn,
waardoor ik hem beter zou kunnen
begrijpen. Maar er bleek geen spoor
meer te ontdekken. Vermoedelijk
was alles als brandstof gebruikt.
x
Over het moeizame en ondank
bare van zijn schoolwerk voor zoveel
leerlingen, die zo ongeregeld en
voor het merendeel slechts voor
korte tijd de school bezochten en
behuisd ook nog in één lokaal van
de kosterwoning, komt in de be
waard gebleven geschriften van
Joannes Deenen geen woord van
klacht voor.
Zijn nakomelingen en ook zijn
tijdgenoten, die hem als oud-leer
lingen en daarna verder persoonlijk
heel goed gekend hadden, beschre
ven hem unaniem als een gesloten
en zwijgzame natuur, die niet ge
makkelijk klaagde. Maar daarbij
ook als een man van veel kennis,
en met hoe weinig praatlust ook
in de dagelijkse omgang, als een
man zonder vrees om op papier de
dingen bij hun naam te noemen
zonder aanzien des persoons, altijd
bereid iedereen te helpen en vooral
wie onrecht leed. Velen kwamen tot
hem om bijstand. Er kon immers
bijna niemand lezen of schrijven.
Dat volgens zijn inzicht lezen en
taal leren de hoofdzaak moest zijn
van het lager onderwijs, kon na
tuurlijk niet zo-maar in één-twee
drie verbetering brengen
Hoe bedroevend weinig is zelfs
tot nu toe bereikt onder de grote
massa
Niet alleen mensen uit de gemeen
te Venray, maar ook personen uit
de omstreken wendden zich tot hem
om hulp. Ook andere schoolonder
wijzers.
Dat berokkende hem last en on
aangenaamheden.
„Hogerhand" nam het hem kwalijk
dat hij zich zogenaamd hiermee of
daarmee „bemoeide", wat hem per
soonlijk toch niets aanging
Wij kennen dat wel, het oude en
het nieuwe liedje
En wij weten ook, waar dat altijd
op uitdraait. Het gevoeligste wordt
het liefst toegepast, wraak door
benadeling
Schrijf over de machtigen der
aarde niets dan goeds, bergen van
leugens, niemand zal het U kwalijk
nemen. Maar wee u, als gij aan hun
adres maar één onaangename waar
heid durft schrijven, gij zult niet
meer de vriend des keizers zijn
Als zijn medelijden was opgewekt,
of als zijn rechtsgevoel was ge
schokt, dan zweeg Joannes Deenen
niet meer en dacht niet aan zich
zelf.
Ook in die tijd waren de klachten
over hun gering inkomen van de
schoolonderwijzers in ons gewest
niet van de lucht en hebben de ge
meentebesturen zich daar niets van
aangetrokken.
Uit onze artikelen over „Een ge
meentelijk huishouden van honderd
jaren geleden" heeft men misschien
wel onthouden, dat alle schoolonder
wijzers van de gemeente Venray,
samen 1270 francs salaris „genoten,'.
In 1830 had Joannes Deenen daar
van 50 francs. Het rijk vaardigde
wel (in 1806) een nationale wet
geving uit, maar liet verder alles
aan de gemeentebesturen over.
Bovendien was dat „rijk", wat
Limburg betrof, ook maar een „rijk',
op papier. (Zie voorgaande art.)
Maar later, na 1866, werd het geen
haar beter. Ook dat hebben we al
beschreven.
De traditie is blijven voortleven,
tot nog in onze eeuw, dat over het
algemeen (enkele uitzonderingen
daargelaten), de onderwijzers van
Venray (ook in de omstreken hier
en daar) voortkwamen uit welge
stelde gezinnen. Wortelde die tra
ditie in de oude toestand, dat het
schoolmeestersinkomen niet meer
dan een „bijvallertje" kon zijn
We hoeven uit de jaren rond 1900
geen namen te noemen. Velen onzer
herinneren zich die zelf wel.
Maar afgezien nog daarvan, dat
die traditie in zich ziek was, wel
stand is natuurlijk altijd betrek
kelijk. Dat een gezin in welstand
kan leven betekent b.v. nog lang
niet, dat alle kinderen uit dat gezin
later ook weer uit de erfenis als
hoofdbron van inkomsten in wel
stand zullen kunnen leven, als zij
zelf een gezin hebben. Zo zijn er
meer factoren.
In zich was de traditie ziek; de
keuze van het onderwijzersberoep
ging zich onvermijdelijk verplaatsen
naar andere milieus. In geschriften
en rapporten van de laatste dertig
jaren is daar herhaaldelijk over ge
klaagd als gevolg van de slechte
bezoldiging. En ook met het tradi
tionele resultaat, dat de regeringen
doof bleven.
Het boek „Onze Schoolopvoeding"
door H.H.J. Maas, N.V. Lecturis,
Eindhoven. 1932, begint aldus:
„Toen de ezel eindelijk vasten
kon, ging hij dood. En zo stierf de
arme ezel dan als het slachtoffer
van een phraserende belangstelling,
die het erop toegelegd had het rant
soen van vijf distels te vervangen
door de phrase zónder de distels".
Kinderen uit gezinnen, die het
dichtst bij het vuur zaten en zich
dus het best warmden, werden ook
vóór en rond 1900 geen onderwijzer.
Naderhand gingen ook voor het
Venrayse land de poorten open tot
de gelegedheid, iets anders en finan
cieel beters te leren dan het onder
wijzersvak.
Hier mogen we er wel even op
wijzen, dat het tegenwoordig veel
gebruikte woord „studeren" door
een misverstand is ingeslopen op
de plaatsen, waar eigenlijk „leren"
thuis hoort, dat is in zich opnemen
wat kant en klaar aan de leerling
wordt voorgelegd in het leerboek.
Daar is geen sprake van studie,
eigen onderzoek, opsporen van bron
nen, vergelijken, toetsen, verzamelen
van feiten, combineren, logisch
redeneren, om tot conclusie, ont
dekking, nieuwe vondst te komen.
Beoefenen van wetenschap is wel
niet noodzakelijk aan de Universi
teit gebonden, om de weg daarvoor
te vinden, maar is wel het veiligst
en het zekerst leidend tot het doel.
Autodidactisme bevat voordelen,
maar zwaarder wegende nadelen,
als groot gevaar voor verwarring
doodlopen, veel nutteloos werk valse
conclusies, enz.
Het spraakgebruik heeft echter
het woord „studeren" populair ge
maakt. Maar goed onderscheiden
blijft toch nodig.
Toen Joannes Deenen getrouwd
was, ondervond hij wel, dat het
schoolonderwijzer-kosterschap, met
een inkomen van een kwartje daags,
geen bestaan opleverde en dat de
gemeente en het kerkbestuur ge
profiteerd hadden van zijn erfenis.
Dat parasitisme veroorzaakte bij
hem interen, wat op den duur voor
hem en zijn gezin noodlottig zou
moeten worden.
Bovendien kon hij nu eenmaal
niet zonder boeken, dus niet zonder
uitbreiding van zijn bibliotheek met
nieuwe werken.
En ook in die tijden kostten boeken
geld. Bijv. een beduidende collectie
wetenschappelijk werk over Neder
landse taal Bilderdijk, Eelco Verwijs,
Brill, Cozijn, De Groot, Van Heiten,
e.a. en andere boeken is uit zijn
nalatenschap via zijn zoon Jacobus
nog kunnen overgaan op zijn oudste
kleinzoon uit de brand gered.
Het gemis van een hoofdbron van
inkomsten, waarbij het aloude
koster- en schoolmeesterschap als
„licht meegenomen" werd be
schouwd, voerde hem tot achter
uitgang. Interen van de erfenis.
De omkering Schoolonderwijzer
kosterschap was wel verandering
van vorm, maar geen verandering
in wezen en consequenties.
Rond 1900 leefde nog koster
Roelofs in Siebengewald, koster,
herbergier, winkelierenin zijn „vrije
tijd" ook onderwijzer. Als de pastoor
bezoek verwachtte, of om andere
redenen, moest de koster, ook onder
de schooluren, naar Gogh bood
schappen doen.
In die tijd leefde ook nog de oude
Van den Donk in Heyen, die veel te
lijden had onder de terreur van de
potentaat-burgemeester Otten, toen
enige jaren op een rij de onder
wijzers geen of stukjes en brokjes
van hun salaris op afbetaling uit
betaald kregen. Toen er opeens
toch wel geld genoeg bleek te zijn
en de veldwachter zelfs alles ineens
aan de onderwijzers in huis bracht
Deze hadden daarvoor hulp inge
roepen, maar zodra zij de buit
binnen hadden, liepen zij met han
gende pootjes naar Otten om hem
te smeken, het hun toch niet kwalijk
te nemen, want zij wisten immers
ook wel, dat de burgemeester het
onderwijs en de onderwijzers een
goed hart toedroeg, maar dat was
in 't garen gezet doordien Venraysen
Maas, die opstandeling tegen „het
gezag" met zijn schandstukken en
zijn boek over gemeentebesturen
van Jan van Houtum
Ja, daar wist de burgemeester
van
Née, hij nam het hun niet kwalijk'
Dat van de salarissen was abuis
geweest, de hoge regering over
laadde hem en de secretaris met
werk voor uitvoering van rijks
wetten, maar dat konden onder
wijzers toch niet begrijpen, dus trad
hij liever' niet in bijzonderheden.
Alles vergeven en vergeten
Dat die schoolmeester:kamerlid
Ketelaer gedreigd had, een verhaal*
over hem te doen in de Tweede
Kamer, daar trok hij zich niets van
aan
In 1866 werd in Vaals een open
baar onderwijzer geschorst om hem
in de eerstvolgende raadsvergade
ring te ontslaan, omdat hij in een
gezelschap (buiten de school) ver
teld had, boeken van Rousseau ge
lezen te hebben.
Die boeken bezat Joannes Deenen
ook. En de kranten, waarin deze
geschiedenis beschreven staat, even
eens. Door ingrijpen van het rijks-
schooltoezicht werd door koning
Willem III telegrafisch het besluit
van het gemeentebestuur vernietigd,
tot grote verontwaardiging van
geestelijk en wereldlijke lieren.
Zo'n zelfde geschiedenis speelde
zich enige jaren later af met het
hoofd van de openbare school in
Roermond, beschuldigd van mede
werking aan „De Volksvriend" (Li
beraal getint Limburgs blad).
Dezelfde afloop en dezelfde veront
waardiging tegen de koning. (Be
schamend laag peil van volksont
wikkeling in het Zuiden
Na de aanneming van de Onder
wijswet 1879 schreef een katholiek
Limburgs blad, dat die wet in Lim
burg nooit uitgevoerd zou worden
en dat men („ons") met geleuter
over vaderlandsliefde maar van het
lijf moest blijven!
Hoe stond het toen dan met „het
gezag"
Na ruim tien jaren dienst trok
Joannes Deenen aan het werk bij
het Venrayse gemeentebestuur. Voor
de eerste keer. En meteen voor de
laatste. Dat is, bij het gemeente
bestuur. Daarna pakte hij de zaak
anders aan. Dat wordt een miezerig,
maar toch ook wel amusant verhaal
uit authentieke stukken.
Wordt vervolgd
De oogst is weer geborgen.
God zegende het werk.
Nu dankbaar mee gaan zorgen,
Voor uitbouw van Zijn Kerk.