Kaar UK 111 I mimi Barrevoetse JAON ALBERT HEIJN WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ^vJrpteerntS FEUILLETON 'n Actrice zonder schoenen. Uit „Peel en Maas" KIMdU BOFFIE-KOFFIE 30 CENT GOEDKOPER BOFFIE-KOFFIE Bruinmerk v*»» 140 1 Roodmerk irfv,», 150 1 Groenmerk. .oor 160 I Oranjemerk 180 Delicata per bus van ^OtTvoor 220 i VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF Dit jaar zal de 80.000ste, volgend jaar de 100.000ste na-oorlogse Ne derlandse emigrant naar Canada vertrekken. Het zijn dus bepaald niet de eersten die gaan. Dit betekent, dat over geheel Canada de eerder vertrokkenen jaarlijks bij tientallen, ja bij hon derdtallen tegelijk gereedkomen voor zelfstandige vestiging: hetzij op de eigen farm, hetzij in eigen bakkerij, slagerij, melkinrichting, electriciënszaak, smederij enz. Enkele jaren hebben zij de voor zelfstandige vestiging onmisbare ervaring opgedaan, geld gespaard en op goed-Nedeilandse wijze de Canadese kat uit de boom ge keken. Zeer goede vestigings-mogelijk- heden zijn in het Peace-River-dis- trict in het Noordwesten van Alber ta. Dit gebied is tweemaal zo groot als Nederland en staat aan het begin van zijn ontwikkeling. Honderdduizenden hectare grond wachten nog op ontginning, terwijl de landverovering hier 700 km NW van Canada's olie-hoofdstad dag in dag uit voortgaat. Er is olie in Peace-River gevon den, een mijngebied ligt ten Noor den ér van. De afzet van de pro ducten is verzekerd. Niet iedereen is geschikt voor emigratie. Om langs deze weg een toekomst te maken, moet men tot de door-bijters behoren. Een emigrant moet offers kun nen brengen, moeilijkheden en tegenslagen overwinnen, doorzetten en aanpassen. Lang niet iedereen is geschikt voor emigratie. Bovendien is Canada niet voor iedere emigrant geschikt, zelfs al is hij of zij de beste doorzetter. Canada heeft een lange winter en veel beroepen zijn zeer gevoelig voor dit seizoen. Voor emigranten in zulke beroe pen zijn er even goede of zelfs betere mogelijkheden elders op onze wereldbol bijv. in Australië, waar men in alle beroepen het gehele jaar door kan werken en in Zuid- Afrika, Nieuw Zeeland en Brazilië waar hetzelfde geldt. Aan goede emigratie-mogelijk heden is geen gebrek, tenminste voor wie geschiktheid tot emigratie bezit. Op goede emigranten komt het aan. Nog altijd zijn er stakkers, die menen, dat men in een Engels spre kend land zelfs als doofstomme succes kan bereiken. Zij geven de schuld aan dat land als niemand hen kan verstaan en zij geen woord begrijpen. Ook in Canada kwam ik er weer tegen. Een man met gezin van drie kinderen, die in een ge specialiseerd vak in een fabriek wilde gaan werken. Hij wist zelfs de naam van zijn vak in het Engels niet Als deze man mislukt terugkeert, heet het weer dat Canada, Australië en Nieuw-Zeeland voor niets deugen en emigratie als toekomst-mogelijk heid bedrog is. De stakker, die zelfs niet de moeite nam om zich ook maar op iets voor te bereiden De reis, die ik gemaakt heb, heeft mij weer eens opnieuw geleerd, dat wij in Nederland de goede weg in geslagen hebben. Een vlucht voor de Russen J. Vaszary. 15 Daarna stelde hij zich voor. Hij was de hoofd-directeur van een van de grootste radio-fabrieken. Om beurten kwamen nu de an deren. Een kolonel, een politie- kapitein, een staatssecretaris, een graaf, een professor. „Zoals u ziet, bent u in tamelijk goed gezelschap geraakt", zei de hoofddirecteur. „Maar als 't u enig- zins mogelijk is, houdt uzelf opeen afstand, als u niet luizig wilt wor den. Al is dat tenslotte onvermij delijk en slechts een kwestie van uren. Na een kort onderhoud hoorde ik, dat zij allemaal onder dezelfde omstandigheden hierheen gebracht werden. De G.E.P.U. nam iedereen gevangen, die een hogere positie bekleed had of bekend was. Deze lieden werden dan eenvoudig voor fascisten uitgemaakt. „Wij worden nu opgeleid in de Oosterse democratie", zei de pro fessor. „Dat is nu zo ongeveer ge lukt ook, wij zijn allemaal even vuil en hebben allemaal evenveel ongedierte. Ik hoorde, dat de gevangenen, die nog het kortst hier vertoefden al minstens enige weken hier in deze kamer waren. Verhoor is een onbekende zaak. Soms wordt er iemand meegenomen. Die komt nooit meer terug. Dagelijks krijgen we maar een emmer water en een emmer koolsoep. De soep stinkt en is oneetbaar, maar na een dag of vier honger eet ieder er van. Iedere morgen om zes uur kun je Wij maken als volk door onze emigratie gebruik van een unieke kans die ons geboden wordt om voor onze mensen een toekomst op te bouwen ook buiten onze lands grenzen. De wereld wordt steeds kleiner. Zaterdag was ik nog in Winnipeg, Maandagmorgen om 8 uur dronk ik thuis een kopje thee. De wereld groeit door emigratie in bloedver wantschap samen. Ons land ver bindt zich nauw met de Engels sprekende landen en schept zich een nieuwe plaats in een nieuwe wereld. Dat is de zin van de emigratie voor ons allen. Of wij gaan of hier blijven. Maar de doorbijters, die gaan naar de landen waar de „verboden- toegang"-bordjes ontbreken, winnen nog iets meer. Zij krijgen de kans van hun leven. van 22 Augustus 1891 Te 's Gravenhage slaagden 19 Augustus de heren M. Kwanten, onderwijzer te Wanssum en Th. Noij, onderwijzer te Beugen voor het examen in het Frans. Zij waren opgeleid door Mej. Maria Arts te Ven ray. 22 Augustus 1903 Op 17 Augustus hield de gemeente raad een vergadering. Frater Innocentius Verriet O.P. ontving op 15 Augustus de subdi akenwijding te Utrecht. Bij de veldwachter Joh. Lemmens werden een paar ruiten verbrijzeld. De daders werden op heterdaad betrapt. Het aanhoudend regenachtig we der begon nadelig op de aardappel velden te werken. Castenray werd de laatste tijd druk bezocht door rondreizende woonwagenbewoners, die zeer veel overlast bezorgden. Op 15 en 16 Augustus kwamen wederom velen ter bedevaart naar het genadeoord te Oostrum. O.m. kwam een processie uit Oirlo. Het plechtige lof werd gedaan door de Weleerw. Heer H. Wismans, pro fessor te Rolduc. In Oirlo werd een broederschap van de H. Machütis opgericht. De bekende molenaar Simon van den Brekel te Overloon aanvaardde de reis naar de eeuwigheid. ,0 1010.60 Levenszorgen drukken zwaar, Vragen stadig werken Zielzorg vordert jaar op jaar Bouw van nieuwe kerken. een voor een naar de hof om je behoefte te doen. De ijzeren rol gordijnen mogen niet opgetrokken worden. Je moet de hele dag in 't donker zitten. Praten mag je even min, maar de bewakers controleren zelden, uit luiheid. Na deze inlichtingen over de huisorde, werd mij een voorwerp bverhandigd, waarmede ik aan de soepdistributie kon deelnemen. Het was een lange slanke vaas. De meest bruikbare schalen wa ren in het bezit van de oudste gevangenen. Er waren conserve- blikken onder, pannen en asbakken. Ik erfde de bloemvaas van een mij onbekende voorganger, die door de Russen om onbekende redenen naar een onbekend oord was vervoerd. Er waren maar weinigen onder de gevangenen, die geloofden, dat hij nog in leven zou zijn. De heren hadden het over de vorige nacht, die enigzins opwin dend was geweest. Zij luisterden met bange gevoelens naar het krijgsrumoer van de Duitse uit braak. Zij wisten, dat in geval de gevangenis ontruimd moest wor den, de bewakers order hadden de gevangenen dood te schieten. „Ik begrijp alleen niet, zei de kolonel, „waarom zij zoveel poespas met ons maken. Waarom schieten ze ons niet meteen dood Dat begreep ik evenmin. Maar het sovjet-systeem is niet zo een voudig. Het lijden kun je opvoeren tot een mens een dier gelijk wordt tenzij hij een kogel in zijn achter hoofd krijgt. Na middernacht verscheen er onverwacht een nieuwe gast. De Russen schopten een huilende oude man naar binnen. Hij viel languit over de grond en keek verschrikt om zich heen. Zijn broekspijpen waren met bloed besmeurd. Toen hij zich enigszins hersteld had, vertelde hij, dat hij een Wit- russische garde-kapitein geweest was in het tsaristische leger. Hij Figuren uit het Venray- se land in het verleden door HERMAN H. J. MAAS Aan het eind van het stations emplacement in Oostrum naar de Oelderse kant lag een overweg. Daar stond de seinpaal. De weg van Oostrum over de stenen brug (nu ook de weg naar het mooie Trans Cedron) splitste zich over het brugske in vieren: links de grintweg naar Wanssum, dan de zandweg door de Meelderse Kleffen langs Graadje Achten en Moorees naar Meeldere, vervolgens de zand weg naar Oeldere langs de Vlies, waar we 's winters gingen schaat sen, en dan over die overweg naar de Kurver (een boerderij) en einde lijk rechts de weg naar het Witte- ven. Even over de overweg rechts stond nog begin dezer eeuw een lemen hutje. Al heel oud. Daar neergezet omstreeks 1830. Bak stenen waren er nauwelijks bij ge bruikt. De muren warerï een net werk van staken, aangevuld met leem, en daarin een paar kleine raampjes van kleine ruitjes, altijd goor en zonder gordijntjes. Rondom onder langs de muren plaggen. Een dak van stroo en ook plaggen daarop en dikke bossen huislook. Daarachter een moestuintje met put. Ellendig, miezerig, armoedig. Aan de ene kant van de hut de stal voor de geit en voor de geiten- bok. Dat was nu echt de lemen hut met het onvolprezen geluk in de versjes en de beschrijvingen van Tollens, Poot, Jan Luyken, Cons cience, Elizabeth Post, enz. In de tijden, toen de paleizen van marmer en arduin voorgesteld werden als verzamelplaatsen van ongeluk en leed, van ziekten en tegenspoeden, van wangedrag van slechte dochters en zoons, spijkers in de doods kisten van hun vertwijfelde jong vergrijsde en met smartrimpels doorgroefde ouders Het allerbe roerdste vak scheen destijds wel het koningsvak te zijn.. Aan de spits te staan van leed en ongeluk Wel wonder toch, dat zoveel liefhebbers er jaren oorlog voor gevoerd hebben om het te kunnen worden. Nu is het wel waar, dat jan boezeroen eigenlijk de oorlog voerde. En ook sneuvelen mocht. Een Franse edelman, die het koningschap kreeg aangeboden, maar dan tot het katholieke „geloof" moest overgaan (alsof dat veran deren van „geloven" hij was protestant zo maar met veran deren van baantje vanzelf ging!-), antwoordde toen immers zo verhaalt de geschiedenis „Eh bien, Paris vaut une messe!" („Welnu Parijs is een mis waard Wat moeten die paleisbewoners zich stiekum achter hun marmeren gevels verkneukeld hebben over de domheid van de massa, die zich zo gemakkelijk bedotten liet Boze tongen hebben beweerd, dat prakkezeerders van zulke fabeltjes om het volk zoet te houden daar- was al twintig jaren in Hongarije. Deze morgen werd het huis waar hij woonde, door de Russen bezet. Hij kreeg een verwonding door een granaatscherf. Zijn been brak. De Russen namen hem de stok af, waarmee hij zich hierheen geholpen had. Hij kon niet op zijn benen staan. Toevallig was er ook een arts onder ons, een assistent van een van de grote klinieken, in pyama uit zijn bed gelicht. Hij onderzocht de gewonde man. Er bleek een lelijke dijbreuk te zijn en een open wond. De arts kon geen hulp bieden. Kon niet eens verbinden, daar de vodden, die wij uit onze onderkleren hadden kunnen scheuren, dermate vuil waren, dat zij de wond stellig ge- infecteerd zouden hebben. De oude Witrus leed ontzettend. Hij kroop op zijn buik tot de deur klopte en riep de bewaker. Deze kwam en er volgde een lang en opgewonden gesprek in het Rus sisch. Op het laatst schopte de bewaker hem en ging heen. Wij vroegen wat hij van de be waker hebben wilde. „Ik vroeg om mijn stok, om te kunnen opstaan" „Waarom wilt u opstaan met uw gebroken been „Ik moet er eruit, ik heb dysen terie, ik moet er alsmaar uit. Het is vreselijk om het op te houden Wij zagen wel in, dat dat werke lijk ontzettend was, maar helpen konden we hem niet. De hele nacht door werd hij door pijn gekweld. Hij steunde, vloekte, schreeuwde en huilde in het Russisch. Hij riep de bewaker hem er uit te laten, al was het maar voor een minuut. Wij beraadslaagden, hoe wij hem konden helpen. Het vertrek was zo vol mensen, dat je haast niet eens kon zitten. Hij kon zijn behoefte daar wer kelijk niet doen. En de enige em voor beloond werden met aalmoezen. Mogelijk waren die beweringen wel wat overdreven, maar leugens zijn ze toch niet helemaal geweest. Het volk kon niet lezen. Zulke stukjes werden met pathos voorge lezen en dan zuchtten de hoorde ressen emmers tranen uit: „Och arme toch Net als de mevrouw, die naar de bioscoop was geweest. Vertoning van een arm bedeljongentje, ver kleumd, uitgehongerd, van de éne deur naar de andere gesnauwd. Wat had mevrouw moeten huilen En toen zij het de volgende dag vertelde, begon zij opnieuw te snikken. Maar toen wilde het onge luk, dat precies een arm schooiertje een boterham kwam vragen. En mevrouw viel woedend uit„Akelig schooierspak, maak dat je weg komt, de politie moest er op letten Verbaasd zei ik „Maar mevrouw, hoe heb ik het nu met u Hoeveel zakdoekjes hebt u net zo nat ge huild?" „O zei ze, dat is heel wat anders, dat was de mooie voorstel ling in de bioscoop In mijn kinderjaren las ik in de lagere school in Oostrum het lesje over de rijke mijnheer Stims, die 's nachts uit de sociëteit naar huis ging. Het vroor een steen dik. Een bedelaar hield hem aan om een aalmoes. Hij gaf een cent, en daarbij cadeau twee lesjes: le „bedenk wel man, dat geld alleen niet gelukkig maakt!" 2e „Ga gauw naar huis, anders vries je nog dood!" De volgende morgen lag de bede laar doodgevroren op de stoep van een huis. En de goede mijnheer Stims was ontroerd „Mijn goed heid", zei hij, „heeft niet meer kunnen helpenEn ik heb hem nog wel zo'n goede raad gegeven Maar niet luisteren, hè Een Peellandse schatrijke burge meester rond het jaar 1900 liet de kantónnier van zijn gemeente jaar lijks eem kwitantie tekenen voor ontvangst van een salaris van 150 gulden. Maar uitbetaald werd 125 gulden. Met de belofte: „de rest komt nog wel eens Dat ging jaren zo. Toen heb ik erover ge schreven. De kantonnier heeft nooit bijbetaald gekregen, maar kreeg wel ontslag, omdat hij gepraat moest hebbenMijn vriend Ouwer- ling ontmoette die burgemeester en sprak hem over het geval aan. De burgemeester vond, dat die mindere mensen veel te belust waren op geld Hij, de burgemees ter .had zich nooit gelukkiger ge voeld dan toen hij als arme voer man langs de houtkar liep „O zei Ouwerling, „dan weet ik goede raad U geeft mij al uw bezit en loopt weer als arme voer man langs uw houtkar, dan zijn we allebei geholpen!... „Dèt is maar nonsens!" bromde de burgemeester weg. Er zijn tijden geweest, dat de schrijvers dolle fantasterijen fabriekten. Die deden opgeld Alleen de waarheid was verschrik- mer, waar het drinkwater en de soep in gebracht werden, konden we voor dit doel niet opofferen. „Heren, zei de Witrus met beven de mond, vergeef mij, als ik uw nachtrust stoor. Geloof mij, dat ik de pijn van mijn wond zonder een woord zou dragen, maar een hevige diarrhee ophouden, dat is te veel gevergd van een mens. Ik ben een heer... als ik niet meer kan inhou den, vraag ik bij voorbaat vergif fenis. Ik trachtte een gesprek met hem aan te knopen, om zijn gedachten van zijn kwaal af te leiden. Ik stelde belang in de Russische taal. De Witrussische gardekapitein onderwees mij tot de morgen de Russische taal. Toen werd hij weg gevoerd, ik weet niet waarom, ook niet waarheen. In de morgen kwam 'n Russische soldaat binnen, een pakje in zijn hand, in krantenpapier gewikkeld. Hij informeerde naar de schrijver, wiens vrouw de toneelspeelster was, die daarginds bij de vrouwen opge sloten was. Ik meldde me. Hij drukte het pakje in mijn hand, met de boodschap, dat het van mijn vrouw kwam, ging toen weg. Toen ik het pakje open maakte, hingen ieders ogen aan mij. Er zat een stuk bruin brood in met plak- spek. Daarnaast, in een klein stuk papier wat watten in Eau de Co logne gedrenkt. Klaarblijkelijk om mij te kunnen reinigen. Mijn makkers keken met verlan gende belangstelling naar 't brood en het stukje spek, zo groot als een postzegel. Zij protesteerden toen ik het aanbood, maar aten 't toch terstond op. De hoofddirecteur vroeg om de watten met de Eau de Cologne, als ik ze gebruikt had. Het was hem nog goed genoeg. Ik kon maar niet begrijpen, hoe Bij aankoop van een bus echte ZAANSE KOEKEN ad 55 ct per pak 250 gram MAAKT U HET LEVEN-GOEDKOPER! kelijk slecht. Die kweekte ontevre denheid Enz. enz. Ik ben meermalen in die lemen hut bij de overweg geweest. Het stonk er van de geitenhok een uur boven de wind. Een vloer was er niet in. Zowat leem met gaten. Alles goor, vies, vettig. De man heette den Barrevoetse Jaon. Een brede schonkige figuur, met kromme benen en stijf en krom gewerkt. Mager, vel over botten. Roodgerande, bloeddoor lopen ogen. Een kerel, die geen vlieg kwaad deed. Hij werkte als dagloner op een Oelderse boerderij. Nog meer verslonsd en vergoord zag zijn vrouw er uit. Maar dat mens kon ijselijk krijsen, als de vlegels van jongens aan de hut kwamen plagen: over de geitenhok. Dat liep inderdaad wel eens de spuigaten uit. Vooral ook door de bar gemene woorden, dat men mijn vrouw aan deze dingen kwam in deze gevangenis en hoe zij de Russische soldaat ertoe gebracht had, de rol van bode op zich te nemen. Later hoorde ik, dat zij de hele nacht de bewakers en mede gevangenen geamuseerd had met het zingen van Hongaarse liederen. De morgen verstreek zonder ge beurtenissen. De politie-kapitein deelde mij mede, dat hij me een prachtig boek kon verschaffen, mocht ik me ver velen. In een hoek had hij een ver sleten exemplaar gevonden. Zelf had hij het reeds twee keer door gelezen. Als ik naar het raam ging en het rolgordijn heel voorzichtig een beetje terzijde schoof,, kon ik genoeg zien, om te lezen. Ik probeerde het. De lectuur was niet alleen opwindend, het was ook aandoenlijk. Ik vond er de telefoon nummers van mijn moeder en broe der en zuster. Eens kon ik deze nummers draaien en hoorde dan onmiddellijk de stem van mijn moeder, broeder of zuster. Wie weet waar zij nu zitten Leven zij nog Ik weet er niets van Om 12 uur werd mijn bloemen- vaas met stinkende koolsoep gevuld. Ik had helemaal geen trek er iets van te proeven en gaf het aan de professor, die de soep in één teug opdronk. De namiddag ging erg moeizaam voorbij, ieder ogenblik leek een eeuwigheid. Aan het verleden wilde ik niet denken, nog minder aan de toe komst. Om mijn opdringende ge dachten te verjagen, begon ik te tellen van een tot duizend en dan weer opnieuw. En het was pas de eerste dag. Wat wordt er van mij, als dit nog weken, maanden, eventueel jaren moet duren Het is verschrikke lijk, daaraan te danken. Vast wordt ik gek. Een andere uitweg is er niet, noch uit het verleden, noch denken moest, of die kinderen zulke taal in huis leerden Met die bok verdiende vrouw Barrevoetse Jaon nu en dan een paar centen bij. Arm als een kerkmuis, die mensen De naam Barrevoetse Jaon was als familienaam geworden. Ik heb nooit een andere naam gehoord. De man liep wel eens barrevoets in de klompen, net als andere boeren en arbeiders, en dat was ook alles. Hij was niet de echte Barrevoetse Jaon.. De echte Barrevoetse Jaon was zijn vader, of meer waarschijn lijk nog zijn grootvader geweest. Heel precies wist de Barrevoetse Jaon van mijn jonge jaren het ook niet. Zo ver had hij het in ontwik keling niet gebracht, dat hij wist, waar het scheidde. Maar zijn boer was best over zijn werk tevreden En beter dan best over het beetje loon buiten de kost. Zoiets van naar de toekomst. Plotseling ging de deur open. Een jonge Russische officier stond op de drempel, die in een onberispelijk Hongaars mijn naam riep. Ik stond op en meldde me. „Kom mee als het u belieft. U wordt verhoord." De anderen keken verstijfd naar dit wonder. Ik volgde de nog jonge officier, die mij door de hof in een ander gebouw leidde. „Bent u een Hongaar vroeg ik hem onderweg. „Ik ben geen Hongaar, ik ben een Rus, ik ben in Moskou geboren en groeide daar op. Maar ik ging in Budapest op de universiteit. En nu ben ik tolk. Ik weet heel goed wie u bent. Ik ken uw vrouw heel goéd. Ik weet dat de aanklacht tegen u niet waar is. Wees gerust, u komt beiden vrij. Uw vrouw is verhoord. Nu is de beurt aan u. Zeg alleen de waarheid. Wij stapten in een kamer, waar drie Russische officieren aan tafel zaten. Zij boden me een zitplaats aan en begonnen met het verhoor. Zij informeerden, of ik aan de anti-j ov j et-propaganda meegewerkt had; of tot oorlog had opgehitst. Maar ik kon zo goed als geen woord er tussen krijgen, daar de tolk, hij die op de Hongaarse universiteit gestudeerd had, in plaats van mij op alle vragen antwoordde. Hij dreunde al mijn toneelstukken en films op. Hij had ze gezien of er over gehoord. Het hele verhoor duurde een minuut of tien. De officieren deelden mij mede dat ik vrij was. Ik kon gaan waar heen ik wilde. Het geheel leek een droom. Ik strompelde naar de hof. De tolk bood bereidwillig aan, mijn vrouw te verwitigen, daar zij naar de gevangenis teruggebracht was. Na verloop van enkele minu ten stapte ik samen met haar de straat op. Wordt vervolgd

Peel en Maas | 1953 | | pagina 1