Emigratie naar Brazilië. De gierige Merselse Boerin 5,2EN ^ScS" WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN SttJEÏÏfSÏÏSiïïSi Behoorlijke voorlichting is wel te verkrijgen FEUILLETON 'n Actrice zonder schoenen. VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS Enkele weken geleden plaatsten wij naar aanleiding van het bezoek van Pater Cornelio Strooband te Leunen, in dit blad een artikel, waarin wij o.m. aandrongen op een behoorlijke voor lichting over de emigratie naar Brazilië. Op dit artikel hebben verschillende lezers en instanties gerea geerd. Van lezers, in hoofdzaak aspirant-emigranten ontvingen we enkele bijvalsbetuigingen, waaruit bleek, dat inderdaad in die kringen behoefte werd gevoeld aan behoorlijke voorlichting. Van de verschillende instanties willen we hier slechts noemen de vertegenwoordiger van HOLAMBRA de Nederlandse Land bouwkolonie in Brazilië op de bekende Fazenda Ribeirao, met wie wij een langdurig onderhoud mochten hebben over de moge lijkheden en de moeilijkheden van de emigratie naar Brazilië en bijzonder die naar de Fazenda Ribeirao. Uit dit gesprek bleek, dat behoorlijke voorlichting inderdaad te krijgen is. Niet alleen liggen er honderden brieven van mensen uit de Fazenda, maar ook officiële rapporten van Nederlandse en Braziliaanse autoriteiten, aan de hand waarvan de aspirant emigrant zich een zo (Jyidelijk mogelijk beeld kan vormen van de toekomst die hem in dit Zuid Amerikaanse land wacht. Zo zijn verschillende financiële gegevens voor iedereen verkrijgbaar mits men er maar om vraagt. Velen laten zich echter afschrik ken door de zgn. Kwestie Ribeirao Men heeft hierover al van alles gehoord, en het is dikwijls zo, dat men door de bomen het bos niet meer kan onderscheiden. Inderdaad zijn er moeilijkheden geweest in deze Nederlandse Nederzetting, moeilijkheden, die ook emigranten naar andere landen ondervonden hebben en moeilijkheden die ont staan zijn door de opzet van de Fa zenda. Hier moest namelijk begonnen worden in een vreemde wereld, zonder voldoende financiën. Men heeft toen de zaak opgezet met jonge grote gezinnen, hoewel bv. vrijgezellen heel wat gemakkelijker geweest zouden zijn i.v.m. huisves ting, onderwijs, scholen etc., terwijl ook de arbeidsprestatie van iedere emigrant groter geweest zou zijn, daar vrijgezellen geheel konden worden ingezet, terwijl jonge ge zinnen slechts 1 op 5 of 6 leveren. Men heeft dit echter niet gedaan en is met jonge gezinnen begonnen die in een soort Christelijk commu nisme de eerste moeilijke jaren moesten overbruggen en tevens ook voor de toekomstige emigranten de weg moesten effenen. Nu zijn onze boeren wel Christe lijk, maar in ieder geval geen com munisten en het valt nu eenmaal niet mee„ als men zelfstandig boer geweest is, zich nu de wet voor te laten schrijven en altijd de gemeen schap voorrang te moeten verlenen. De moeilijkheden, die hierdoor zijn ontstaan, liggen dus niet direct op financieel of materieel terrein, maar op de eerste plaats meer op geestelijk terrein. Verschillende van de emigranten konden zich tenslotte niet vereni gen met deze instelling, die echter door de omstandigheden nu eenmaal voorgeschreven was. Voeg daarbij de andere begin moeilijkheden van veeziektens, mislukkingen van de oogsten etc. etc., dan is het duide lijk dat met en door die geestelijke conflicten ook op andere terreinen verhoudingen scheef werden getrok ken. Zelfs zo, dat 16 boeren van de fazenda zijn vertrokken en zich Een vlucht voor de Russen J. Vaszary. 13 Walging kneep mijn keel dicht en ik wilde zonder een woord te zeggen verder gaan. Maar mijn vrouw kon haar mond niet houden. „Waarom hebt u ons aangegeven Wat hebben we u of een ander gedaan Hoe kan iemand zo ge meen zijn om het ellendige leven van zijn landgenoten nog moeilijker te maken, terwijl deze ramp over ons en over het hele land gekomen is De toneelspeler werd rood als een kreeft en stotterde, geheel in de war geraakt: „Ik... Ik..." „Ik weet, dat er haat en afgunst bestaat. Het is mogelijk dat u door deze gevoelens werd gekweld, toen u door omstandigheden niet kon spelen. Ik kan zelfs- nog begrijpen, dat u nu met leedvermaak naar ons kijkt. Wij hebben alles verloren. Wij zijn niets en niemand meer, bovendien bedelaars. Wat wilt u nog meer?" Hij kon geen antwoord geven. Zjjn mond viel open, toen keerde hij zich om en ging weg. Wij vervolgden onze weg. Als we Russische soldaten zagen, bogen we ons hoofd en versnelden onze passen. Ieder ogenblik ver wachtten wij, dat we aangehouden zouden worden, of gevangen ge nomen, of meegenomen voor dwang arbeid. Boven ons hoofd scheerden vlieg tuigen in de heldere winterse lucht. elders hebben gevestigd. De pers heeft zich mét deze moeilijkheden gaan bemoeien en zo is feitelijk dan de kwestie Ribeirao ontstaan, die ook hier nogal wat beroering heeft gewekt en waar over al menig hard woord is geval len. De een weet dit te vertellen, de ander dat, de een is er voor de ander er tegen en zo vertrouwt men de zaak niet meer. En zo is het dus mogelijk dat men alle in lichtingen over de Fazenda niet goed vertrouwt. Nuchtere cijfers Hebben dikwijls echter verhelde rend kunnen werken en de heer Duysens liet ons de volgende cijfers zien: In 4 jaar kwamen 2000 ha in cultuur op de fazenda Ribeirao. Men beschikt thans over een coö peratief zuivelfabriekje, waarin dagelijks 4000 liter melk verwerkt worden tot melkproducten en beter, Voorts heeft men op de fazenda een eigen mengvoeder-inrichting, op coöperatieve basis, waarin per maand ruim 200 ton mengvoeders worden bereid, hoofdzakelijk voor eigen veestapel. Verder is er een steenbakkerij, een houtzagerij, een timmer- en een meubelmakers-werkplaats, een bak kerij en een coöperatieve winkel, een smederij en een machinewerk plaats in volle bedrijf ten dienste der fazenda-bewoners. De veestapel omvat ongeveer TOO stuks rundvee, 3000 varkens, en 70 duizend kippen, terwijl het aantal fazenda-bewoners rond 600 perso nen bedraagt. De teelt van diverse gewassen verloopt bevredigend en verkregen opbrengsten van 20.000 kg. aardap pelen, 3200 kg. maïs en 3000 kg. rijst per hectare, bewijzen dit. De aanplantingen van citrusbo- men, annanas en druiven beslaan reeds enkele tientallen ha en de eerste vruchten werden reeds ge oogst. Voor de afzet der producten heeft men een coöperatief afzetorgaan ter beschikking, hetwelk zeer be hoorlijk functioneert. Ongeveer 80 boeren werken in eigen bedrijf van 1530 ha al naar gelang de gezins-samenstelling. Dit bedrijf is nog niet hun eigendom, doch de hoop is gewettigd, dat zij allen na 10 jaren dit bedrijf met inventaris in volle eigendom onbe last zullen bezitten. Dat er enige (16) boeren door uittreden uit de coöperatie, waar van enkele door opzegging van hun lidmaatschap naar elders vertrok ken zijn, is een feit. Maar hierin zijn zij vrij. en dat zij in dergelijk geval hun gehele kapitaal-inbreng niet uitgekeerd zouden krijgen, wisten allen reeds vóór hun vértrek. Opzettelijk is deze regeling toegepast, om zo doende te voorkomen, dat avontu riers in dit kolonie-verband zouden vertrekken en misbruik maken van die gelegenheid. Verder verklaarde de heer Duy- zens, dat er tegenover de publica ties, ook andere en zeer bemoedi gende berichten bestaan, is aan de hand van van tientallen brieven van fazenda-bewoners aan hun naaste familieleden hier te lande, al 'te bewijzen. Zo schreef kortge leden een Limburgse boer, die nu sinds anderhalfjaar met zijn gez'n op de fazenda woontr> „Wij vragen ons hier wel eens af, of het nog zin heeft om naar Holland te schrijven, dat het ons goed gaat. Men gelooft ons toch niet, maar hecht blijk baar meer waarde aan andere ongunstige berichten. In alle geval kunt ge ervan verzekerd zijn, dat wij nog geen dag spijt hebben gehad hierheen te zijn gekomen. Wij hebben het best naar onze zin, ook de kinderen." Een andere klank is de mening van een deputatie van 5 man uit de protestantse kolonie Carambei, dus van mensen, die reeds tiental len jaren in Brazilië wonen en werken en die toch wel voor ter plaatse als georiënteerd kunnen doorgaan. Deze Nederlandse Brazilianen be zochten de fazenda, mede naar aan leiding van de aldaar circulerende geruchten in Februari j.l. en bleven er enkele dagen als gast. Gedurende hun verblijf aldaar hebben zij volop gelegenheid gehad met alle fazendabewoners contact op te nemen en de gewassen en 't vee te bezichtigen. Bij hun vertrek zeiden deze mensen: „Wat wij hier gezien en bevon den hebben, is voor ons een openbaring. Wat wij nastreven en eenmaal hopen te bereiken, is hier reeds grotendeels ver wezenlijkt. Wij hebben nog een verzoek, nl. mogen wij onze mensen hierheen sturen om dit te leren." Een dergelijke uiting van in dat land volledig ge-acclimatiseerde landgenoten zegt toch wel wat Tenslotte gaf een Baziliaanse in stantie in het grote Braziliaanse periodiek „Cruzeiro" van Februari j.l. in een uitvoerig, met diverse foto's verlucht artikel, als haar slotconclusie: „Dat, wat hier op de fazenda Ribeirao gebeurt, het grootste experiment op landbouwgebied is van Zuid-Amerika". Conclusie Uit bovenstaand blijkt dus wel, Een paar minuten daarna hoorden we in de verte de sirene loeien. In Budapest was luchtalarm. Wij bleven staan en luisterden. Wij hoorden naar de klank van de sirenes met een verlangen en een aandacht als naar een oude en beminde melodie, welke ons aan een vervlogen en mooier leven herinnerde. „Mijn God. Thuis hebben ze lucht alarm. De concierge snelt nu door de hof van ons huis om de ingang van de kelder te openen. Het keukenmeisje, het binnenmeisje en de bediende rennen de trappen af. Zij slepen onze meest waardevolle bezittingen mee, de kelder in. Zij leven nog in de oude wereld. Weten nog niet wat een gruwel op komst is. Zij vermoeden nog niet dat zij onze doodsvijanden, onze berovers en verraders zullen zijn". „Waarom? Wie weet?" „Er is een nieuwe wereld in wording in Europa. In elk geval is de oude wereld ten onder gegaan." VII De Joodse familie met de arische papieren viel ons met luidruchtige vreugde om de hals, toen wij in Hidegküt aankwamen. Zij bekenden geen hoop«meer gehad te hebben, ons nog ooit te zullen weerzien. Het warmst werden we omarmd door een boers uitziend jongmens met een snor die wij tot dusver nog niet gezien hadden. Hij kuste met betraande ogen mijn vrouw de hand en drukte minutenlang de mijne. Het bleek dat hij na ons vertrek naar Hidegküt gekomen was. Hij had door de anderen over ons ge hoord en verschrikkelijk medelijden met ons gekregen. Hij excuseerde zich, dat hij zich, volkomen vreemd zijnde, in zijn opwinding zo had laten gaan, maar hij was zo ver heugd geweest ons te zien. door Herman H.J. Maas Nu was er eens in Mersele een rijke, maar zeer vrekkige boerin. Rijk en vrekkig, dat gaat dikwijls samen. Arm en vrekkig kan na tuurlijk niet samen gaan. Wie niets heeft kan niets geven, m^ar ook niets oppotten en het aan een ander onthouden. Iemand kan zich wel arm houden en doen, alsof hij (zij) nauwelijks te eten heeft, tegen de waarheid in, om het gemakkelijker te hebben, iemand in nood of moeilijk heden elke bijstand te weigeren. Dan is die schijnbare armoede slechts huichelarij. Een geval vóór de oorlog van 1940 Een fabrikant, multimillionnair. Een arbeider met over de twintig jaren dienst. Groot gezin, weekloon van rond de achttien gulden. Vroeg teneinde raad wat opslag* De fa brikant sprong van zijn stoel op, alsof hem op zekere plaats wespen zaten te steken, sloeg beide handen aan zijn kop, alsof hij wanhopig was, liep heen en weer door zijn kantoor en riep uit: ,Maar man, wil jij dan, dat ik morgen naar „de Steun" moet?" Dit voorval ken ik bij naam en toenaam. Werklozen waren toen stempe laars en trokken van „de Steun" Kijk, zó was precies die Merselse boerin, al was zij dan bijlange geen millioenaire. De overlevering belast haar met een vracht van boosheden. Niemand had ooit iets goeds in haar gezien. Zij vermeerderde door schraperig heden en onrechtvaardigheden da gelijks haar schatten. Haar dienstboden liet zij verhon geren. Het werkvolk ontvluchtte haar, omdat niemand zich opgewas sen voelde tegen de listen van haar hebzucht. En ocharme, wat verdiende des tijds een boerenknecht en een boe renmeid nog boven de kost Wij horen immers in onze gedach ten nog het lied van omstreeks 1900: Een flinke boerenmeid, die kost een daalder!" Het kan zijn, dat er aan dat lied een luchtje zat, maar Naar zijn uiterlijk te oordelen, zou je hem voor een landjonker of voor een dorpsnotaris gehouden hebben. Ik was verrast, toen ik hoorde, dat hij een journalist uit Budapnst was, ontvlucht uit een Duits con centratiekamp, waarin hij vanwege zijn Joodse afkomst was terecht gekomen. Hij had Hidegküt bereikt na een tocht van weken en nu wachtte hij op de val van Budapest om naar huis terug te kunnen gaan. Er was nog een bewoner in huis, die al spoedig te voorschijn kwam. Het was meneer Wolf, bankbediende uit Budapest. Hij was na vele wederwaardigheden uit bet bezette gedeelte van de stad in dit oord terecht gekomen. Hij had gehoopt buiten makkelijker aan eten te kunnen komen, dan in de geplun derde stad. Zijn legitimatiebewijs bestond uit een scheermes, een scheerkwast en een stukje zeep. Zodra hij een Russische soldaat zag, zeepte hij hem in en scheerde hem. De soldaat liet hem dan begaan. Het was ook wel voorgekomen dat hij toch in de gevangenis terecht kwam, maar dan scheerde hij de gehele G.P.U. achter elkaar en werd spoedig weer vrijgelaten. Meneer Wolf was een zeer beleefd man. Als hij in zijn eentje voor een deur stond en niemand kon laten voorgaan voelde hij zich bijna ongelukkig. Hij vroeg als liet ware vergiffenis, dat hij gedurfd had vergiffenis te vragen. Hij sprak een weloverwogen vloeiende taal. Onder het praten boog hij meer malen voor degene, met wie hij in gesprek was. Hij adoreerde de litteratuur, had geweldig veel ge lezen en citeerde met voorliefde uit werken van grote schrijvers. Toen hij aan ons voorgesteld werd, wist hij niet hoe zich vol doende te excuseren, dat hij niet dat ook in Brazilië resultaten zijn te behalen. Maar ook hier en we durven haast te zeggen, hier nog meer dan elders dient op de eerste plaats een behoorlijke voor bereiding vooraf te gaan. Niet alleen zal men de taal zo goed mogelijk moeten leren, zoveel mogelijk ovei land en volk dienen te weten te komen, maar vooral zal men zich dienen te realiseren met welke moeilijkheden, ook op geestelijk terrein men te doen zal krijgen. En men zal zich eerlijk afdienen te vragen of men in staat is. die moeilijkheden te dragen. Emigreren is niet hetzelfde als een ander pak aan trekken, of een andere taal te leren spreken, emi greren is een totale verandering. Nu de beginmoeilijkheden over wonnen zijn in de Fazenda, nu langzamerhand daar een Nederlands Braziliaams dorp is verrezen, nu is er voor iemand die werken wil in derdaad ook toekomst. Een toe komst, waarover men zo uitvoerig mogelijk wordt ingelicht. dan toch zeker niet voor de neus van iedereen, die het zong. In ieder geval getuigt het niet van een hoge financiële taxatie. Als de arbeid verricht was, schuwde die boerin geen sluwe leugens om stukjes van het loon af te knibbelen. Altijd had zij iets: een gereedschap beschadigd, een fout in het werk, waardoor de verkoopsprijs was tegengevallen, enz. Zij wilde wel de grootste schade dragen, zij was nou eenmaal zo'n goede ziel die zichzelf graag opof ferde, maar een kleinigheid moest het personeel toch ook bijdragen door een gedeelte van het loon af te staan. Dat eiste haar goed recht, en het diende tevens het belang van de boden door de aansporing beter op te passen Daar zouden zij voor hun hele verdere leven mee gebaat zijn en het haar, na haar dood, nog altijd dank weten, want inzien, dat zij het alleen daardoor ver gebracht hadden. Haar kluiten boter vulde zij op met stenen of met water om meer gewicht te krijgen. En dan schold zij na ontdekking de winkeliers uit voor oplichters en bedriegers, die een arme alleenstaande, hard tob bende vrouw tot de bedelstand wil den brengen. Als zij haar varkens „per levend pond" had verkocht, dan liet zij ze een uur voor de aflevering nog kilo's waardeloos voer opslobberen. Als onmiddelijke slachting 't bedrog aan het licht bracht, dan femelde zij, dat het schreeuwen van de dieren haar door het goede hart had gesneden. Zij kon zelfs geen dier laten lijden Dat was zo haar gewoonte, aan iedereen te vertellen, dat zij toch zo goed was, zo godvruchtig, zo medelijdend en zo weldadig. Dat lag in haar aard, veel te goed voor deze wereld en voor de ondankbare mensen. Zij zal gedacht hebben: „als nou niemand anders het dan zeggen wil dan moet ik het zelf maar zeggen l" Haar vader en haar moeder zaliger God mocht hun de hemel geven, had den haar van kindsbeen af ingeprent dat aan Gods zegen alles was ge legen. Daarom dacht zij bij alles het eerst aan God en Zijn heiligen en dan aan haar naasten en nooit aan zichzelf. Uit haat en nijd kwam het voort, dat de mensen zoveel kwaad van haar spraken. Wie legde zij ooit iets in de weg Zij verdroeg het maar geduldig om er Gods loon voor te verkrijgen later in de hemel. Op aarde zou armoe wel altijd haar deel blijven, daarover mopperde zij niet, want met zwoegen, spaarzaam heid en gebed kon zij net van de ene dag in de andere komen, al moest zij daarvoor ook dikwijls wat uit haar mond sparen. Wat mocht men op aarde meer verlangen Zij dankte God dagelijks, dat zij de hongerdood niet hoefde te ster ven, waar anderen in ellende moes ten voorttobben, omdat zij dat voor hun slecht gedrag ook wel verdiend zouden hebben. Dat voegde zij er dan maar even bij. Immers voor een mens, die door eigen schuld in nood kwam, hoefde op deze ontmoeting gerekend had en daardoor zijn kleding niet vol deed aan de eisen van dit ogenblik. Het zou moeilijk geweest zijn, ook maar een gelegenheid te be denken, waaraan zijn kleding wel zou hebben voldaan. Hij droeg een gestreepte pyama- broek en een rose zijden dames blouse versierd met kant. Dit alles werd door een witte en een blauwe tennisschoen aangevuld. Op de een of andere manier was dit alles wat hem uit zijn ganse garderobe overgebleven was. Hij verzekerde ons echter, onder veel vuldige excuses, dat hij een zeer uitgelezen garderobe had gehad. Steeds had hij zich bij de beste kleermakers laten kleden. Hij zag wel in, dat het oorlog was, maar toch irriteerde hem deze dames blouse. De schreeuwerige kleur voldeed niet aan zijn verfijnde smaak. Ter verontschuldiging ver telde hij, de blouse tussen de ruïnes te hebben gevonden, waarschijnlijk had ze aan een dienstbode toebe hoord, meende hij. Hij hield zijn scheerattributen in een vuile handdoek gewikkeld. Volgens hem was het voor de Rus sische soldaten het toppunt als hij hun die handdoek om de hals deed. Zij waren daar compleet weg van. Een kolonel met Europese bescha ving had er zelfs zijn neus in afgeveegd. De geschiedenis van meneer Wolf was erg interessant. Aangezien hij zich wegens zijn afkomst niet helemaal veilig had gevoeld, had hij zich op de eerste dag van de Duitse bezetting van Hongarije, 19 Maart 1944, laten inmetselen. Een kleine opening was er in de muur gelaten, waardoor de concierge telkens het eten en de nieuwste kranten had aange reikt. Zo leefde hij negen maanden in vrijwillige gevangenschap, in een onderaardse grafkelder. Niettemin hield hij zijn hand op de slagader van de wereld en volgde met aan dacht de gebeurtenissen. Hij at, sliep en las de kranten. Toen de Russen binnenrukten, had hij dit feit gevierd met een fles champagne, die hij met opzet voor deze gelegen heid bewaard had. Zijn berekening klopte precies. Hij werd bevrijd. Voor alle zekerheid wachtte hij nog een week, totdat de hevigheid der gevechten bedaard zou zijn. Hij had immers geen haast. Na verloop van een week liet hij zich uit de kelder bevrijden. De eerste de beste Russische soldaat die hij omhelsde, nam hem vrijwel alles af. De tweede bevrijder zag zich genoodzaakt zich met zijn kleren en schoenen tevreden te stellen. Meneer Wolf bleef in zijn onder goed in zijn geplunderd huis. Hij durfde zich niet te vertonen. Tot zijn geluk zagen de Russen in, hoe ongezond deze toestand was. Daar om namen ze hem mee voor een beetje lichaamsbeweging. Drie dagen lang had hij lijken moeten begraven. Zijn gevoelig wezen leed er sterk onder, dit ernstig ritueel in een zo luchtige kledij te moeten verrichten. Het gelukte hem in zijn vrije tijd zijn tegenwoordige uit rusting aan te schaffen. Daarna ging hij op pad. „Meneer", zei hij tegen me, „ver geef mij, dat ik u zo noem... Ik heb een grove fout gemaakt, ik heb me twee maanden vergist. Ik had nog een of twee maanden ingemetseld moeten blijven". Ik geloof, dat meneer Wolf sinds dien zijn standpunt herzien zal hebben. Hij had nog enkele jaren ingemetseld moeten blijven. Maar het is ook mogelijk, dat hij zich enkele eeuwen vergist heeft. Onze terugkomst in het huis zou als een feest gevierd worden. men geen medelijden te voelen Zo'n „karnalie" was zij zo zegt de overlevering. En om te bewijzen, dat zij de braafheid zelf was, kwezelde zij dan met vrome neergeslagenheid van haar blikken naar de kerk en tegen de avond naar de Sint Oei-kapel aan de weg naar het dorp en naar een kruis aan de weg en overal, waar iedereen haar zien moest, liet zij zich op de knieën neervallen met wijd uitgestrekte armen. Vroomheid „voor den ogenschijn" noemden de mensen dat. En voeg den erbij: „Als zij maar kon, zou zij Onzen lieven Heer ook nog van het kruis af bidden, alleen voor zich zelf. dat er voor ons niets meer overbleef Zo legden de mensen haar soort van vroomheid ook nog uit als een uitvloeisel van vrekkigheid. De lui in Peelland hielden bij alles veel zin en gevoel voor humor. Eens op een midzomerdag in de oogst had zij haar dienstboden van zonsopgang tot 's avonds in de vallende duisternis laten doorwer ken, omdat zij geen andere hulp had kunnen krijgen. Er dreef wel geen wolk aan de lucht, maar God kon het laten onweren, regenen en hagelen, net zoals Hij dat wilde. Haar schraapzucht had haar op de listige gedachte gebracht, dat zij hun in de schemerdonkere keuken (licht maken zou verkwisting zijn) wel wat blauwe verdunning van de botermelk met wat verschimmelde broodbrokken kon voorzetten. Zij konden het immers toch niet zien en honger was de beste saus, leer de het spreekweord. Maar zij vielen uit met verwijten, dat die rotzooi nog te slecht was voor de varkens en dat zij die slob ber maar zelf moest opvreten. En zij krijste daar woedend tegen in en riep alle straffen des hemels af over zulke zatvreterij, die de dagen in luiheid doorbrengen wilde en dan in goddeloze ondankbaar heid nog de goede Godsgaven te versmaden durfde Waarop de boden de deur uit liepen en schreeuwden, dat zij bij haar nooit meer zouden werken. Toen sukkelde zij met droefheid in het gemoed maar de weg op naar Sint Oeike, om voor deze heilige haar zieleleed uit te storten. Zij knielde neer en zuchtte in de stille donkerte: „Och God En ogenblikkelijk antwoordde een barse stem uit de duisternis onder de bomen. „Spek ien de pot Een hevige angst verstijfde de boerin. In haar zwaar gevoel van schuldbewustzijn kon zij slechts uit stamelen I,.Sint Oeike, kunde geej dan spréke De heilige was toch al lang dood! Antwoord op even strenge toon: „Gêf ow volk béter te vrête Zij werd gedwee. Tegen heiligen kon zij niet vechten. Deemoedig beloofde zij: „Och, Sint Oeike, as 'k dan van nou af aan is doei wat ik kan?" Ze bleef toch leep genoeg om te proberen het op een accoordje te gooien, handel was immers toch handel En voor het laatst de stem „Gaot nao huus en doet dat dan" Haar ogen speurden geen sterfe lijk wezen in de omtrek, 't Koele laatavondje suisde door de boom toppen, toen zij prakkezerend naar huis schodderde. Maar de persoon, die haar beet had gehad, kon de grap niet ver zwijgen. En- verder zwijgt de overlering. Miklós, de man van de jonge \touw, ging voor deze gelegenheid uit om van de Russen een kist met jam en een fles brandewijn te stelen. Mariska, de moeder van de jonge vrouw, maakte onderwijl het feest maal klaar. Het was alleen ontzettend jammer dat er tegen de avond drie dron ken Russische soldaten binnen stapten die tot de laatste hap het voor twaalf personen bestemde feestmaal opaten. Het was nog niet eens helemaal gaar. Hun eetlust was niettemin formidabel, zij lieten ons nog geen stuk brood over. Tot ons geluk kwam even later Miklós met de jam en de brande wijn aan. Een ieder van ons kreeg op die wijze toch nog een kilo jam en een waterglas vol brandewijn. Na tafel praatten wij nog lange tijd in de verduisterde kamer. Als het recht van de eerstaangekome- nen kregen wij onze vroegere slaapplaatsen op de vloer terug. Meneer Wolf en de journalist uit Budapest gingen op de tafel slapen en dekten zich met gordijnen toe. Meneer Wolf vroeg excuus, dat hij zijn blouse des nachts uittrok aangezien hij nogal woelde in de slaap en hij bang was de kant te scheuren. Toen wij dat goed vonden, vroeg hij excuus, dat hij het ons gevraagd had. Wij hadden het immers in de donkere kamer toch niet kunnen zien, dat hij met naakt bovenlijf sliep. Hij had dus maar onnodig onze aandacht opgeëist, wat op zichzelf tactloos was. De volgende dag kregen we de eerste krant onder de ogen, die gedrukt was in een door de Russen bezette stad. Vervolg zie pag. 4

Peel en Maas | 1953 | | pagina 1