Emigratie naar Brazilië.
De gierige Merselse Boerin
5,2EN ^ScS" WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN SttJEÏÏfSÏÏSiïïSi
Behoorlijke voorlichting
is wel te verkrijgen
FEUILLETON
'n Actrice zonder
schoenen.
VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
Enkele weken geleden plaatsten wij naar aanleiding van het
bezoek van Pater Cornelio Strooband te Leunen, in dit blad een
artikel, waarin wij o.m. aandrongen op een behoorlijke voor
lichting over de emigratie naar Brazilië.
Op dit artikel hebben verschillende lezers en instanties gerea
geerd. Van lezers, in hoofdzaak aspirant-emigranten ontvingen
we enkele bijvalsbetuigingen, waaruit bleek, dat inderdaad in die
kringen behoefte werd gevoeld aan behoorlijke voorlichting.
Van de verschillende instanties willen we hier slechts noemen
de vertegenwoordiger van HOLAMBRA de Nederlandse Land
bouwkolonie in Brazilië op de bekende Fazenda Ribeirao, met
wie wij een langdurig onderhoud mochten hebben over de moge
lijkheden en de moeilijkheden van de emigratie naar Brazilië en
bijzonder die naar de Fazenda Ribeirao.
Uit dit gesprek bleek, dat behoorlijke voorlichting inderdaad te
krijgen is. Niet alleen liggen er honderden brieven van mensen
uit de Fazenda, maar ook officiële rapporten van Nederlandse
en Braziliaanse autoriteiten, aan de hand waarvan de aspirant
emigrant zich een zo (Jyidelijk mogelijk beeld kan vormen van
de toekomst die hem in dit Zuid Amerikaanse land wacht. Zo
zijn verschillende financiële gegevens voor iedereen verkrijgbaar
mits men er maar om vraagt. Velen laten zich echter afschrik
ken door de zgn.
Kwestie Ribeirao
Men heeft hierover al van alles
gehoord, en het is dikwijls zo, dat
men door de bomen het bos niet
meer kan onderscheiden. Inderdaad
zijn er moeilijkheden geweest in
deze Nederlandse Nederzetting,
moeilijkheden, die ook emigranten
naar andere landen ondervonden
hebben en moeilijkheden die ont
staan zijn door de opzet van de Fa
zenda.
Hier moest namelijk begonnen
worden in een vreemde wereld,
zonder voldoende financiën. Men
heeft toen de zaak opgezet met
jonge grote gezinnen, hoewel bv.
vrijgezellen heel wat gemakkelijker
geweest zouden zijn i.v.m. huisves
ting, onderwijs, scholen etc., terwijl
ook de arbeidsprestatie van iedere
emigrant groter geweest zou zijn,
daar vrijgezellen geheel konden
worden ingezet, terwijl jonge ge
zinnen slechts 1 op 5 of 6 leveren.
Men heeft dit echter niet gedaan
en is met jonge gezinnen begonnen
die in een soort Christelijk commu
nisme de eerste moeilijke jaren
moesten overbruggen en tevens ook
voor de toekomstige emigranten de
weg moesten effenen.
Nu zijn onze boeren wel Christe
lijk, maar in ieder geval geen com
munisten en het valt nu eenmaal
niet mee„ als men zelfstandig boer
geweest is, zich nu de wet voor te
laten schrijven en altijd de gemeen
schap voorrang te moeten verlenen.
De moeilijkheden, die hierdoor zijn
ontstaan, liggen dus niet direct op
financieel of materieel terrein,
maar op de eerste plaats meer op
geestelijk terrein.
Verschillende van de emigranten
konden zich tenslotte niet vereni
gen met deze instelling, die echter
door de omstandigheden nu eenmaal
voorgeschreven was. Voeg daarbij
de andere begin moeilijkheden van
veeziektens, mislukkingen van de
oogsten etc. etc., dan is het duide
lijk dat met en door die geestelijke
conflicten ook op andere terreinen
verhoudingen scheef werden getrok
ken. Zelfs zo, dat 16 boeren van de
fazenda zijn vertrokken en zich
Een vlucht voor de Russen
J. Vaszary.
13
Walging kneep mijn keel dicht
en ik wilde zonder een woord te
zeggen verder gaan. Maar mijn
vrouw kon haar mond niet houden.
„Waarom hebt u ons aangegeven
Wat hebben we u of een ander
gedaan Hoe kan iemand zo ge
meen zijn om het ellendige leven
van zijn landgenoten nog moeilijker
te maken, terwijl deze ramp over
ons en over het hele land gekomen
is
De toneelspeler werd rood als
een kreeft en stotterde, geheel in
de war geraakt:
„Ik... Ik..."
„Ik weet, dat er haat en afgunst
bestaat. Het is mogelijk dat u door
deze gevoelens werd gekweld, toen
u door omstandigheden niet kon
spelen. Ik kan zelfs- nog begrijpen,
dat u nu met leedvermaak naar
ons kijkt. Wij hebben alles verloren.
Wij zijn niets en niemand meer,
bovendien bedelaars. Wat wilt u
nog meer?"
Hij kon geen antwoord geven.
Zjjn mond viel open, toen keerde
hij zich om en ging weg.
Wij vervolgden onze weg.
Als we Russische soldaten zagen,
bogen we ons hoofd en versnelden
onze passen. Ieder ogenblik ver
wachtten wij, dat we aangehouden
zouden worden, of gevangen ge
nomen, of meegenomen voor dwang
arbeid.
Boven ons hoofd scheerden vlieg
tuigen in de heldere winterse lucht.
elders hebben gevestigd.
De pers heeft zich mét deze
moeilijkheden gaan bemoeien en zo
is feitelijk dan de kwestie Ribeirao
ontstaan, die ook hier nogal wat
beroering heeft gewekt en waar
over al menig hard woord is geval
len. De een weet dit te vertellen, de
ander dat, de een is er voor de
ander er tegen en zo vertrouwt
men de zaak niet meer. En zo is
het dus mogelijk dat men alle in
lichtingen over de Fazenda niet
goed vertrouwt.
Nuchtere cijfers
Hebben dikwijls echter verhelde
rend kunnen werken en de heer
Duysens liet ons de volgende
cijfers zien:
In 4 jaar kwamen 2000 ha in
cultuur op de fazenda Ribeirao.
Men beschikt thans over een coö
peratief zuivelfabriekje, waarin
dagelijks 4000 liter melk verwerkt
worden tot melkproducten en beter,
Voorts heeft men op de fazenda
een eigen mengvoeder-inrichting,
op coöperatieve basis, waarin per
maand ruim 200 ton mengvoeders
worden bereid, hoofdzakelijk voor
eigen veestapel.
Verder is er een steenbakkerij,
een houtzagerij, een timmer- en een
meubelmakers-werkplaats, een bak
kerij en een coöperatieve winkel,
een smederij en een machinewerk
plaats in volle bedrijf ten dienste
der fazenda-bewoners.
De veestapel omvat ongeveer TOO
stuks rundvee, 3000 varkens, en 70
duizend kippen, terwijl het aantal
fazenda-bewoners rond 600 perso
nen bedraagt.
De teelt van diverse gewassen
verloopt bevredigend en verkregen
opbrengsten van 20.000 kg. aardap
pelen, 3200 kg. maïs en 3000 kg.
rijst per hectare, bewijzen dit.
De aanplantingen van citrusbo-
men, annanas en druiven beslaan
reeds enkele tientallen ha en de
eerste vruchten werden reeds ge
oogst.
Voor de afzet der producten heeft
men een coöperatief afzetorgaan
ter beschikking, hetwelk zeer be
hoorlijk functioneert.
Ongeveer 80 boeren werken in
eigen bedrijf van 1530 ha al naar
gelang de gezins-samenstelling. Dit
bedrijf is nog niet hun eigendom,
doch de hoop is gewettigd, dat zij
allen na 10 jaren dit bedrijf met
inventaris in volle eigendom onbe
last zullen bezitten.
Dat er enige (16) boeren door
uittreden uit de coöperatie, waar
van enkele door opzegging van hun
lidmaatschap naar elders vertrok
ken zijn, is een feit.
Maar hierin zijn zij vrij. en dat
zij in dergelijk geval hun gehele
kapitaal-inbreng niet uitgekeerd
zouden krijgen, wisten allen reeds
vóór hun vértrek. Opzettelijk is
deze regeling toegepast, om zo
doende te voorkomen, dat avontu
riers in dit kolonie-verband zouden
vertrekken en misbruik maken van
die gelegenheid.
Verder verklaarde de heer Duy-
zens, dat er tegenover de publica
ties, ook andere en zeer bemoedi
gende berichten bestaan, is aan de
hand van van tientallen brieven
van fazenda-bewoners aan hun
naaste familieleden hier te lande,
al 'te bewijzen. Zo schreef kortge
leden een Limburgse boer, die nu
sinds anderhalfjaar met zijn gez'n
op de fazenda woontr>
„Wij vragen ons hier wel eens
af, of het nog zin heeft om
naar Holland te schrijven, dat
het ons goed gaat. Men gelooft
ons toch niet, maar hecht blijk
baar meer waarde aan andere
ongunstige berichten. In alle
geval kunt ge ervan verzekerd
zijn, dat wij nog geen dag spijt
hebben gehad hierheen te zijn
gekomen. Wij hebben het best
naar onze zin, ook de kinderen."
Een andere klank is de mening
van een deputatie van 5 man uit
de protestantse kolonie Carambei,
dus van mensen, die reeds tiental
len jaren in Brazilië wonen en
werken en die toch wel voor ter
plaatse als georiënteerd kunnen
doorgaan.
Deze Nederlandse Brazilianen be
zochten de fazenda, mede naar aan
leiding van de aldaar circulerende
geruchten in Februari j.l. en bleven
er enkele dagen als gast.
Gedurende hun verblijf aldaar
hebben zij volop gelegenheid gehad
met alle fazendabewoners contact
op te nemen en de gewassen en 't
vee te bezichtigen. Bij hun vertrek
zeiden deze mensen:
„Wat wij hier gezien en bevon
den hebben, is voor ons een
openbaring. Wat wij nastreven
en eenmaal hopen te bereiken,
is hier reeds grotendeels ver
wezenlijkt. Wij hebben nog een
verzoek, nl. mogen wij onze
mensen hierheen sturen om dit
te leren."
Een dergelijke uiting van in dat
land volledig ge-acclimatiseerde
landgenoten zegt toch wel wat
Tenslotte gaf een Baziliaanse in
stantie in het grote Braziliaanse
periodiek „Cruzeiro" van Februari
j.l. in een uitvoerig, met diverse
foto's verlucht artikel, als haar
slotconclusie:
„Dat, wat hier op de fazenda
Ribeirao gebeurt, het grootste
experiment op landbouwgebied is
van Zuid-Amerika".
Conclusie
Uit bovenstaand blijkt dus wel,
Een paar minuten daarna hoorden
we in de verte de sirene loeien.
In Budapest was luchtalarm.
Wij bleven staan en luisterden.
Wij hoorden naar de klank van
de sirenes met een verlangen en
een aandacht als naar een oude en
beminde melodie, welke ons aan
een vervlogen en mooier leven
herinnerde.
„Mijn God. Thuis hebben ze lucht
alarm. De concierge snelt nu door
de hof van ons huis om de ingang
van de kelder te openen. Het
keukenmeisje, het binnenmeisje en
de bediende rennen de trappen af.
Zij slepen onze meest waardevolle
bezittingen mee, de kelder in. Zij
leven nog in de oude wereld. Weten
nog niet wat een gruwel op komst
is. Zij vermoeden nog niet dat zij
onze doodsvijanden, onze berovers
en verraders zullen zijn".
„Waarom? Wie weet?"
„Er is een nieuwe wereld in
wording in Europa. In elk geval is
de oude wereld ten onder gegaan."
VII
De Joodse familie met de arische
papieren viel ons met luidruchtige
vreugde om de hals, toen wij in
Hidegküt aankwamen. Zij bekenden
geen hoop«meer gehad te hebben,
ons nog ooit te zullen weerzien.
Het warmst werden we omarmd
door een boers uitziend jongmens
met een snor die wij tot dusver
nog niet gezien hadden. Hij kuste
met betraande ogen mijn vrouw de
hand en drukte minutenlang de
mijne.
Het bleek dat hij na ons vertrek
naar Hidegküt gekomen was. Hij
had door de anderen over ons ge
hoord en verschrikkelijk medelijden
met ons gekregen. Hij excuseerde
zich, dat hij zich, volkomen vreemd
zijnde, in zijn opwinding zo had
laten gaan, maar hij was zo ver
heugd geweest ons te zien.
door Herman H.J. Maas
Nu was er eens in Mersele een
rijke, maar zeer vrekkige boerin.
Rijk en vrekkig, dat gaat dikwijls
samen. Arm en vrekkig kan na
tuurlijk niet samen gaan. Wie niets
heeft kan niets geven, m^ar ook
niets oppotten en het aan een ander
onthouden.
Iemand kan zich wel arm houden
en doen, alsof hij (zij) nauwelijks
te eten heeft, tegen de waarheid in,
om het gemakkelijker te hebben,
iemand in nood of moeilijk
heden elke bijstand te weigeren.
Dan is die schijnbare armoede
slechts huichelarij.
Een geval vóór de oorlog van 1940
Een fabrikant, multimillionnair.
Een arbeider met over de twintig
jaren dienst. Groot gezin, weekloon
van rond de achttien gulden. Vroeg
teneinde raad wat opslag* De fa
brikant sprong van zijn stoel op,
alsof hem op zekere plaats wespen
zaten te steken, sloeg beide handen
aan zijn kop, alsof hij wanhopig
was, liep heen en weer door zijn
kantoor en riep uit:
,Maar man, wil jij dan, dat ik
morgen naar „de Steun" moet?"
Dit voorval ken ik bij naam en
toenaam.
Werklozen waren toen stempe
laars en trokken van „de Steun"
Kijk, zó was precies die Merselse
boerin, al was zij dan bijlange geen
millioenaire.
De overlevering belast haar met
een vracht van boosheden.
Niemand had ooit iets goeds in
haar gezien.
Zij vermeerderde door schraperig
heden en onrechtvaardigheden da
gelijks haar schatten.
Haar dienstboden liet zij verhon
geren. Het werkvolk ontvluchtte
haar, omdat niemand zich opgewas
sen voelde tegen de listen van haar
hebzucht.
En ocharme, wat verdiende des
tijds een boerenknecht en een boe
renmeid nog boven de kost
Wij horen immers in onze gedach
ten nog het lied van omstreeks 1900:
Een flinke boerenmeid, die kost
een daalder!" Het kan zijn, dat er
aan dat lied een luchtje zat, maar
Naar zijn uiterlijk te oordelen,
zou je hem voor een landjonker
of voor een dorpsnotaris gehouden
hebben.
Ik was verrast, toen ik hoorde,
dat hij een journalist uit Budapnst
was, ontvlucht uit een Duits con
centratiekamp, waarin hij vanwege
zijn Joodse afkomst was terecht
gekomen. Hij had Hidegküt bereikt
na een tocht van weken en nu
wachtte hij op de val van Budapest
om naar huis terug te kunnen
gaan.
Er was nog een bewoner in huis,
die al spoedig te voorschijn kwam.
Het was meneer Wolf, bankbediende
uit Budapest. Hij was na vele
wederwaardigheden uit bet bezette
gedeelte van de stad in dit oord
terecht gekomen. Hij had gehoopt
buiten makkelijker aan eten te
kunnen komen, dan in de geplun
derde stad.
Zijn legitimatiebewijs bestond uit
een scheermes, een scheerkwast en
een stukje zeep. Zodra hij een
Russische soldaat zag, zeepte hij
hem in en scheerde hem. De soldaat
liet hem dan begaan. Het was ook
wel voorgekomen dat hij toch in
de gevangenis terecht kwam, maar
dan scheerde hij de gehele G.P.U.
achter elkaar en werd spoedig
weer vrijgelaten.
Meneer Wolf was een zeer beleefd
man. Als hij in zijn eentje voor een
deur stond en niemand kon laten
voorgaan voelde hij zich bijna
ongelukkig. Hij vroeg als liet ware
vergiffenis, dat hij gedurfd had
vergiffenis te vragen. Hij sprak
een weloverwogen vloeiende taal.
Onder het praten boog hij meer
malen voor degene, met wie hij in
gesprek was. Hij adoreerde de
litteratuur, had geweldig veel ge
lezen en citeerde met voorliefde
uit werken van grote schrijvers.
Toen hij aan ons voorgesteld
werd, wist hij niet hoe zich vol
doende te excuseren, dat hij niet
dat ook in Brazilië resultaten zijn
te behalen. Maar ook hier en we
durven haast te zeggen, hier nog
meer dan elders dient op de
eerste plaats een behoorlijke voor
bereiding vooraf te gaan.
Niet alleen zal men de taal zo
goed mogelijk moeten leren, zoveel
mogelijk ovei land en volk dienen
te weten te komen, maar vooral
zal men zich dienen te realiseren
met welke moeilijkheden, ook op
geestelijk terrein men te doen zal
krijgen. En men zal zich eerlijk
afdienen te vragen of men in staat
is. die moeilijkheden te dragen.
Emigreren is niet hetzelfde als
een ander pak aan trekken, of een
andere taal te leren spreken, emi
greren is een totale verandering.
Nu de beginmoeilijkheden over
wonnen zijn in de Fazenda, nu
langzamerhand daar een Nederlands
Braziliaams dorp is verrezen, nu is
er voor iemand die werken wil in
derdaad ook toekomst. Een toe
komst, waarover men zo uitvoerig
mogelijk wordt ingelicht.
dan toch zeker niet voor de neus
van iedereen, die het zong. In ieder
geval getuigt het niet van een hoge
financiële taxatie.
Als de arbeid verricht was,
schuwde die boerin geen sluwe
leugens om stukjes van het loon
af te knibbelen. Altijd had zij iets:
een gereedschap beschadigd, een
fout in het werk, waardoor de
verkoopsprijs was tegengevallen,
enz. Zij wilde wel de grootste schade
dragen, zij was nou eenmaal zo'n
goede ziel die zichzelf graag opof
ferde, maar een kleinigheid moest
het personeel toch ook bijdragen
door een gedeelte van het loon af
te staan. Dat eiste haar goed recht,
en het diende tevens het belang
van de boden door de aansporing
beter op te passen Daar zouden
zij voor hun hele verdere leven
mee gebaat zijn en het haar, na
haar dood, nog altijd dank weten,
want inzien, dat zij het alleen
daardoor ver gebracht hadden.
Haar kluiten boter vulde zij op
met stenen of met water om meer
gewicht te krijgen. En dan schold
zij na ontdekking de winkeliers uit
voor oplichters en bedriegers, die
een arme alleenstaande, hard tob
bende vrouw tot de bedelstand wil
den brengen.
Als zij haar varkens „per levend
pond" had verkocht, dan liet zij ze
een uur voor de aflevering nog
kilo's waardeloos voer opslobberen.
Als onmiddelijke slachting 't bedrog
aan het licht bracht, dan femelde
zij, dat het schreeuwen van de
dieren haar door het goede hart
had gesneden. Zij kon zelfs geen
dier laten lijden
Dat was zo haar gewoonte, aan
iedereen te vertellen, dat zij toch
zo goed was, zo godvruchtig, zo
medelijdend en zo weldadig. Dat lag
in haar aard, veel te goed voor deze
wereld en voor de ondankbare
mensen.
Zij zal gedacht hebben: „als nou
niemand anders het dan zeggen wil
dan moet ik het zelf maar zeggen l"
Haar vader en haar moeder zaliger
God mocht hun de hemel geven, had
den haar van kindsbeen af ingeprent
dat aan Gods zegen alles was ge
legen. Daarom dacht zij bij alles
het eerst aan God en Zijn heiligen
en dan aan haar naasten en nooit
aan zichzelf.
Uit haat en nijd kwam het voort,
dat de mensen zoveel kwaad van
haar spraken. Wie legde zij ooit iets
in de weg Zij verdroeg het maar
geduldig om er Gods loon voor te
verkrijgen later in de hemel. Op
aarde zou armoe wel altijd haar
deel blijven, daarover mopperde zij
niet, want met zwoegen, spaarzaam
heid en gebed kon zij net van de
ene dag in de andere komen, al
moest zij daarvoor ook dikwijls wat
uit haar mond sparen.
Wat mocht men op aarde meer
verlangen
Zij dankte God dagelijks, dat zij
de hongerdood niet hoefde te ster
ven, waar anderen in ellende moes
ten voorttobben, omdat zij dat voor
hun slecht gedrag ook wel verdiend
zouden hebben.
Dat voegde zij er dan maar even
bij. Immers voor een mens, die door
eigen schuld in nood kwam, hoefde
op deze ontmoeting gerekend had
en daardoor zijn kleding niet vol
deed aan de eisen van dit ogenblik.
Het zou moeilijk geweest zijn,
ook maar een gelegenheid te be
denken, waaraan zijn kleding wel
zou hebben voldaan.
Hij droeg een gestreepte pyama-
broek en een rose zijden dames
blouse versierd met kant. Dit alles
werd door een witte en een blauwe
tennisschoen aangevuld.
Op de een of andere manier was
dit alles wat hem uit zijn ganse
garderobe overgebleven was. Hij
verzekerde ons echter, onder veel
vuldige excuses, dat hij een zeer
uitgelezen garderobe had gehad.
Steeds had hij zich bij de beste
kleermakers laten kleden. Hij zag
wel in, dat het oorlog was, maar
toch irriteerde hem deze dames
blouse. De schreeuwerige kleur
voldeed niet aan zijn verfijnde
smaak. Ter verontschuldiging ver
telde hij, de blouse tussen de ruïnes
te hebben gevonden, waarschijnlijk
had ze aan een dienstbode toebe
hoord, meende hij.
Hij hield zijn scheerattributen in
een vuile handdoek gewikkeld.
Volgens hem was het voor de Rus
sische soldaten het toppunt als hij
hun die handdoek om de hals deed.
Zij waren daar compleet weg van.
Een kolonel met Europese bescha
ving had er zelfs zijn neus in
afgeveegd.
De geschiedenis van meneer Wolf
was erg interessant.
Aangezien hij zich wegens zijn
afkomst niet helemaal veilig had
gevoeld, had hij zich op de eerste
dag van de Duitse bezetting van
Hongarije, 19 Maart 1944, laten
inmetselen. Een kleine opening was
er in de muur gelaten, waardoor
de concierge telkens het eten en
de nieuwste kranten had aange
reikt.
Zo leefde hij negen maanden in
vrijwillige gevangenschap, in een
onderaardse grafkelder. Niettemin
hield hij zijn hand op de slagader
van de wereld en volgde met aan
dacht de gebeurtenissen. Hij at,
sliep en las de kranten. Toen de
Russen binnenrukten, had hij dit
feit gevierd met een fles champagne,
die hij met opzet voor deze gelegen
heid bewaard had.
Zijn berekening klopte precies.
Hij werd bevrijd.
Voor alle zekerheid wachtte hij
nog een week, totdat de hevigheid
der gevechten bedaard zou zijn.
Hij had immers geen haast. Na
verloop van een week liet hij zich
uit de kelder bevrijden.
De eerste de beste Russische
soldaat die hij omhelsde, nam hem
vrijwel alles af. De tweede bevrijder
zag zich genoodzaakt zich met zijn
kleren en schoenen tevreden te
stellen.
Meneer Wolf bleef in zijn onder
goed in zijn geplunderd huis. Hij
durfde zich niet te vertonen. Tot
zijn geluk zagen de Russen in, hoe
ongezond deze toestand was. Daar
om namen ze hem mee voor een
beetje lichaamsbeweging. Drie
dagen lang had hij lijken moeten
begraven. Zijn gevoelig wezen leed
er sterk onder, dit ernstig ritueel
in een zo luchtige kledij te moeten
verrichten. Het gelukte hem in zijn
vrije tijd zijn tegenwoordige uit
rusting aan te schaffen. Daarna ging
hij op pad.
„Meneer", zei hij tegen me, „ver
geef mij, dat ik u zo noem... Ik
heb een grove fout gemaakt, ik
heb me twee maanden vergist. Ik
had nog een of twee maanden
ingemetseld moeten blijven".
Ik geloof, dat meneer Wolf sinds
dien zijn standpunt herzien zal
hebben. Hij had nog enkele jaren
ingemetseld moeten blijven.
Maar het is ook mogelijk, dat hij
zich enkele eeuwen vergist heeft.
Onze terugkomst in het huis zou
als een feest gevierd worden.
men geen medelijden te voelen
Zo'n „karnalie" was zij zo zegt
de overlevering.
En om te bewijzen, dat zij de
braafheid zelf was, kwezelde zij dan
met vrome neergeslagenheid van
haar blikken naar de kerk en tegen
de avond naar de Sint Oei-kapel
aan de weg naar het dorp en naar
een kruis aan de weg en overal,
waar iedereen haar zien moest,
liet zij zich op de knieën neervallen
met wijd uitgestrekte armen.
Vroomheid „voor den ogenschijn"
noemden de mensen dat. En voeg
den erbij: „Als zij maar kon, zou
zij Onzen lieven Heer ook nog van
het kruis af bidden, alleen voor
zich zelf. dat er voor ons niets
meer overbleef
Zo legden de mensen haar soort
van vroomheid ook nog uit als een
uitvloeisel van vrekkigheid. De lui
in Peelland hielden bij alles veel
zin en gevoel voor humor.
Eens op een midzomerdag in de
oogst had zij haar dienstboden van
zonsopgang tot 's avonds in de
vallende duisternis laten doorwer
ken, omdat zij geen andere hulp
had kunnen krijgen. Er dreef wel
geen wolk aan de lucht, maar God
kon het laten onweren, regenen en
hagelen, net zoals Hij dat wilde.
Haar schraapzucht had haar op
de listige gedachte gebracht, dat zij
hun in de schemerdonkere keuken
(licht maken zou verkwisting zijn)
wel wat blauwe verdunning van de
botermelk met wat verschimmelde
broodbrokken kon voorzetten. Zij
konden het immers toch niet zien
en honger was de beste saus, leer
de het spreekweord.
Maar zij vielen uit met verwijten,
dat die rotzooi nog te slecht was
voor de varkens en dat zij die slob
ber maar zelf moest opvreten.
En zij krijste daar woedend tegen
in en riep alle straffen des hemels
af over zulke zatvreterij, die de
dagen in luiheid doorbrengen wilde
en dan in goddeloze ondankbaar
heid nog de goede Godsgaven te
versmaden durfde
Waarop de boden de deur uit
liepen en schreeuwden, dat zij bij
haar nooit meer zouden werken.
Toen sukkelde zij met droefheid
in het gemoed maar de weg op
naar Sint Oeike, om voor deze
heilige haar zieleleed uit te storten.
Zij knielde neer en zuchtte in de
stille donkerte:
„Och God
En ogenblikkelijk antwoordde een
barse stem uit de duisternis onder
de bomen.
„Spek ien de pot
Een hevige angst verstijfde de
boerin. In haar zwaar gevoel van
schuldbewustzijn kon zij slechts uit
stamelen
I,.Sint Oeike, kunde geej dan
spréke
De heilige was toch al lang dood!
Antwoord op even strenge toon:
„Gêf ow volk béter te vrête
Zij werd gedwee. Tegen heiligen
kon zij niet vechten.
Deemoedig beloofde zij:
„Och, Sint Oeike, as 'k dan van
nou af aan is doei wat ik kan?"
Ze bleef toch leep genoeg om te
proberen het op een accoordje te
gooien, handel was immers toch
handel
En voor het laatst de stem
„Gaot nao huus en doet dat dan"
Haar ogen speurden geen sterfe
lijk wezen in de omtrek, 't Koele
laatavondje suisde door de boom
toppen, toen zij prakkezerend naar
huis schodderde.
Maar de persoon, die haar beet
had gehad, kon de grap niet ver
zwijgen.
En- verder zwijgt de overlering.
Miklós, de man van de jonge
\touw, ging voor deze gelegenheid
uit om van de Russen een kist met
jam en een fles brandewijn te
stelen.
Mariska, de moeder van de jonge
vrouw, maakte onderwijl het feest
maal klaar.
Het was alleen ontzettend jammer
dat er tegen de avond drie dron
ken Russische soldaten binnen
stapten die tot de laatste hap het
voor twaalf personen bestemde
feestmaal opaten. Het was nog niet
eens helemaal gaar. Hun eetlust
was niettemin formidabel, zij lieten
ons nog geen stuk brood over.
Tot ons geluk kwam even later
Miklós met de jam en de brande
wijn aan.
Een ieder van ons kreeg op die
wijze toch nog een kilo jam en een
waterglas vol brandewijn.
Na tafel praatten wij nog lange
tijd in de verduisterde kamer. Als
het recht van de eerstaangekome-
nen kregen wij onze vroegere
slaapplaatsen op de vloer terug.
Meneer Wolf en de journalist uit
Budapest gingen op de tafel slapen
en dekten zich met gordijnen toe.
Meneer Wolf vroeg excuus, dat
hij zijn blouse des nachts uittrok
aangezien hij nogal woelde in de
slaap en hij bang was de kant te
scheuren.
Toen wij dat goed vonden, vroeg
hij excuus, dat hij het ons gevraagd
had. Wij hadden het immers in de
donkere kamer toch niet kunnen
zien, dat hij met naakt bovenlijf
sliep. Hij had dus maar onnodig
onze aandacht opgeëist, wat op
zichzelf tactloos was.
De volgende dag kregen we de
eerste krant onder de ogen, die
gedrukt was in een door de Russen
bezette stad. Vervolg zie pag. 4