Een Vloot-aalmoezenier vertelt cüminaliteit Schoolonderwijzer- Koster Joannes Deenen BEL BIJ BRAND 3 9 2 Als U per trein Amsterdam bin nenkomt, uit de richting Hilversum of Utrecht, ziet U rechts het Y met zijn schepen, loodsen en kranen. Wanneer U links uit liet coupé raam kijkt, ontwaart U daar een groot complex oude en nieuwe ge bouwen, rondom een soort binnen haven. liet is het Marine Etablis sement, waar Amsterdam zijn 2000 marinemannen herbergt. Vóór 1940 was de marinebezet ting te Amsterdam miniem. Na de bevrijding bleken de ma rinesteden bij igtstek: Rotterdam, Den Helder en Vlissingen echter onbruikbaar door de verwoestingen. De oude kazernes van de Amster damse Marinewerf werden opge knapt en aangevuld met nieuwe gebouwen, waarin de opleiding van de Jannen nu sinds 1945 plaats vindt. „Zo zit ik hier vanaf begin 1947" vertelt vlootaalmoezenier Kamer beek. Deze lange, slanke Francis caan heeft zijn pij verwisseld voor het uniform van luitenant ter zee le klasse. Slechts een gouden kruis je op zijn revers en de priester boord onderscheiden hem van het overige marinekader. „Mijn officiële titel is eigenlijk Aalmoezenier, maar iedereen noemt mij gewoon Pater". Inderdaad, de Marva-telefoniste, de werfpolitie en de marine-werk man hadden onze vragen beant woord met: „De Pater vindt U De Pater vonden we in een kleine maar smaakvol ingerichte kamer, waar een pikzwarte poedel tegen ons opsprong. „Uit den aard der zaak bestaat mijn parochie uit een zeer vlotten de bevolking. Soms blijft Janmaat een paar maanden, maar 't gebeurt ook, dat hij na drie dagen vertrok ken is. Op die manier krijg je bijna geen kans om je mensen goed te leren kennen. Daar kreeg ik pas volop gelegenheid toe tijdens een reis van twee jaar, die ik met de torpedoboot-jager „Piet Hein" heb gemaakt." „Hoe ziet Uw dagrooster er uit? „Des morgens om 7 uur draag ik in de kapel de H. Mis op. Over het bezoek daaraan kan ik niet bepaald gillen. Daarna knap ik alle mogelijke karweitjes op, want je moet hier alles zelf doen. Bloemen voor het altaar kopen en in vazen schikken, aankondigingen voor een speciale avond ontwerpen, uitvoeren en ophangen, enfin, noem maar op. Dan volgt de correspondentie met overheden, ouders e.a. Verder be sprekingen met commandanten enz. enz. 's Avonds om 7 uur begint mijn spreekuur. De ene keer zie ik 15 bezoekers, soms komt er maar een enkeling opdagen. Tijdens die ge sprekken leer je de jongens pas goed kennen. Zij komen mei moei lijkheden van allerlei aard bij je. Op die avonden komen ook de jongens bij me, die onderricht krij gen. Maar ja, je krijgt nooit de kans om hen helemaal tot aan het Doopsel klaar te maken. Voor die tijd zijn ze al lang weer overge plaatst en kan ik alleen maar hun naam doorgeven aan de aalmoeze nier of pastoor aldaar." We namen nog even een kijkje in de sobere kapel. Bij de kerkdiensten van de pro testanten wordt voor het altaar een gordijn geschoven. De trots van aalmoezenier Ka merbeek is het orgel. Enkele gulle gevers en een relatie onder de orgelbouwers hadden bijna deze droom verwezenlijkt. Het was het Nationaal Katholiek Thuisfront, dat tenslotte de aankoop mogelijk maakte. „Op Nationaal Katholiek Thuis front, heb ik nog nooit tevergeefs een beroep gedaan. Dat is fantas tisch, getuigde de Pater enthousi ast. Maar nu heb ik voor de marine nog een speciale wens, die ook ons Thuisfront niet helemaal verwezen lijken kan. Tenminste momenteel nog niet. Ik hoop, dat de leden en acties van Nationaal Katholiek Thuisfront het in de naaste toekomst mogelijk zullen maken, dat ik elke katho lieke matroos voor de jaarlijkse retraite kan uitnodigen, zonder hem daarvoor ook maar één cent te vragen. Dat zou enorm veel goed doen. Zo'n retraite geeft de jongens weer zooveel moed en steun. Daar sta je versteld van. Werkelijk, dit is een NOODZAAK". Over dezelaatstenoodkreet liepen we na te denken na het afscheid van Vlootaalmoezenier Kamerbeek. Op de marinewerf floten twee ma trozen naar twee vlotte zomerjurk jes, die op de Prins Hendrikkade fietsten. „Dat zijn natuurlijk mijn grootste concurrenten, de meisjes", had de Pater ons toevertrouwd. En de retraite is een machtig wapen in die strijd. Als elke katholieke Nederlander per maand twee sigaretten minder rookte en lid werd van Nationaal Katholiek Thuisfront a raison van een dubbeltje per maand of f 1.20 per jaar, dan kon iedere matroos zijn jaarlijkse portie gezond gees telijk tegengif krijgen. Dal doen wij. U toch ook Het adres van Nationaal Katho liek Thuisfront is: Ged. Burgwal 14. Den Haag, Postbus 4, Giro nr, 520.000. De postzending werd uit de lucht aangevallen. Zij verging op de een of andere rijksstraatweg met het vele geroofde goed. Nikolaj Iwanowitsch, de wacht meester, nam het postkantoor over. De vrouw van de congierge ver zon iedere dag iets nieuws om ons te treiteren. Zij was er niet tevreden mee, ons geen eten te geven, zij bracht drie of vier keer gebak of compte aan haar dochter, die dat met veel gesmak en genietend opat, alleen maar om onze honger te prikkelen. Zij verbood mij in de kamer te roken, haar keel kon daar niet tegen. Als ik van de huiseigenaar soms wat tabak kreeg om een sigaret te draaien, moest ik ze buiten, half be vroren, in de tuin oproken. Als er Russen kwamen die men sen zochten voor sneeuwruimen of voor water dragen of andere on aangename werkzaamheden, stuurde zij de soldaten steeds naar ons toe, opdat we meegenomen zouden wor den. Wij waren immers burzsuj. Zij zette zelfs de dienstmeisjes tegen ons op, om ons te ergeren* en grof tegen ons te zijn. Toen ik na verloop van een paar dagen weer bij de kapitein met de leren jas gebracht werd, vroeg ik hem,, ons eens wat eten te sturen, als zij niet wilden dat wij ver hongerden. De kapitein vroeg verbaasd waar om de concierge ons geen eten gaf, wij waren toch ook Hongaren. Ik schaamde mij voor do boosaardig heid van mijn eigen landgenoten en zei dat ook zij niets te eten hadden. De kapitein beloofde me voor ons te zullen zorgen. Maar het bleef enkel bij een belofte, zoals in het algemeen met alle beloften van de Russen het geval was. Om de drie Oyer de onder de katholieken Onder bovenstaande titel is bij J, J. Romen Zonen, Roermond, een brochure verschenen van de hand van Dr Mr F. M. Havermans, die zeker de publieke aandacht vragen zal. Deze publicatie bestaat uit een voordracht, die de auteur afgelopen winter op drie plaatsen in Neder land gehouden heeft. De daarbij aansluitende debatten hebben hem en anderen de wenselijkheid van deze uitgave bewezen. Na veel andere lektuur over de ze gecompliceerde stof doet 't goed dit rustig betoog te volgen. Het is eerlijk, voorzichtig en van zuiver wetenschappelijk gehalte. Het gaat met ernst en waardering in op het geen hierover door anderen al ge schreven werd. Niet dat het lezen van de bro chure geen onrust bij ons zou wek ken en achterlaten. Samenvattend wijst de auteur op niet minder dan vijf factoren, die weliicht voor een belangrijk deel de hoge misdaad cijfers bij katholieken verklaren kunnen. Deze vijf factoren zijn: 1. overbelasting van grote ge zinnen, in zover onvoldoende hulp aan deze gezinnen kan leiden tot verwaarlozing van de opvoeding en daardoor tot criminaliteit. 2. onvoldoende opname-mogelijk heid van onevenwichtigen. „Ergens is een katholiek gesticht met 900 zwakzinnige jongens, maar de wachtlijst bevatte onlangs 1000 namen" (blz. 30) 3. onvoldoende ontplooiingsmo gelijkheden voor de persoonlijkheid de daardoor ontstane psychische spanningen kunnen leiden tot een a-sociaal gedrag. 4. een louter op gezag steunend moreel besef, waaraan geen inwen dige overtuiging beantwoordt. Is dat het geval, dan ontbreekt de nodige weerstand tegen verleiding. 5. geestelijk infantilisme. Door bepaalde omstandigheden, die de auteur diepgaand bespreekt, komen velen niet tot die geestelijke zelf standigheid, die een waarborg tegen afwijkingen biedt. Deze factoren worden door de auteur onder de loupe genomen en niet als noodzakelijk werkende oor zaken, maar als de criminaliteit in de hand werkende aanleidingen bezien. Behartenswaardig in verband met de eerstgenoemde factoren is de dagen kregen wij een bord soep. Iwan, de soldaat van de G.P.U. met het machinepistool, bracht ons het eten in de onmogelijkste dingen. Dan eens in een Chinese vaas, dan weer in een wat groter soort asbak. Maar hoe ook, de soep was altijd totaal koud. Ze kwam ook op aller lei tijden. Dan kwam ze 's morgens om 8 uur, dan 's nachts om 12 uur. En wij moesten dadelijk gaan eten. Hij zat dan tegenover ons met zijn wapen op ons gericht. Hij bleef steeds tot wij klaar waren met eten en zat ons maar streng aan te kijken, of wij ook iets yerdacht deden. Hij was onze officiële bewaker. Soms kwam hij dagenlang niet, en dan verscheen hij opeens zonder enige begrijpelijke reden en be waakte ons weer heel streng. Gelukkig duurde dit nooit lang. Meestal had hij in een half uur genoeg van ons en ging hij weg. Hij was een ondoorgrondelijk in dividu. Eens was het 3 uur in de nacht, dat hij bij ons kwam. Hij schreeuwde ons toe, dat wij onmiddelijk moesten opstaan. Verschrikt kleedden we ons in de donkere kamer aan; we konden maar niet begrijpen wat hij wilde. We dachten het ergste. Hij liet zijn aansteker branden en zette die op tafel. Toen zagen wij, dat hij in een soepterrien wijn mee gebracht had. Die moesten wij met hem opdrinken. Toen de wijn opraakte, gaf hij ons te kennen, dat wij niet naar bed mochten gaan. Zoiets gebeurde op een zeer gecompliceerde manier. Hij wees op ons, daarna op het bed, legde zijn hoofd op zijn handTen deed alsof hij sliep. Daarna hield hij zijn pistool op ons gericht en schreeuwde: „Nye!... (Neen...) Onder de oude toestand bestonden de inkomsten van het schoolmees terschap alleen uit de schoolgelden. Voor het hele schooljaar van Allerheiligen tot Pasen bedroeg dat schoolgeld de som van twintig stuivers per scholier. Een getal van vijftien scholieren was door gaans al veelPrachtig, als de schoolmeester de driehonderd stuivers haalde. Verkocht hij ook zelf de schoolboekjes en wat de scholieren misschien nog meer moeten aanschaffen, al licht een pen en een blaadje papier, dan zal hem dat mogelijk nog een korreltje zout daarbij opgeleverd hebben. Tot de schrijfvoorbeelden van Lindert Lemmen behoorde bijv. dit: Vlerken, dat zeg ik zonder liegen, Dat zijn vleugels om te vliegen. Zo leerden de scholieren dan niet alleen letters maken, maar meteen ook, wat vlerken waren. Dat er nog een andere soort vlerken bestond, zal de school meester zijn scholieren waarschijn lijk wel op een andere manier aan het verstand hebben proberen te brengen, namelijk met de gert van wachelenholt. Zulke gerten waren buigzaam en taai en voor het be doelde gebruik bijzonder geschikt. Bovendien hoefde hij die niet eens te kopen, want die groeiden in het Venrayse land bij duizenden. Natuurlijk hielp dat gebruik niets. Wie denkt, dat hij (zij) met slaan één duivel kan uitdrijven, slaat er zeven duivels in. Dat middel is voor een sterke arm él te „een voudig". Daar is geen verstand bij nodig. Dus is het al heel gemakke lijk. Zelfs een os kan slaan. Wat leert het kind door slaan Ook slaan De boerin sloeg de meid, de opmerking (blz.22), dat in bepaalde milieu's een behoorlijke séxuele voorlichting zo dikwijls ontbreekt. Niet dat die voorlichting een on feilbaar voorbehoedmiddel is tegen iedere afwijking, maar ze is de éérste voorwaarde, die vervuld moet worden, wil men miserie voorkomen. Eri moeten we daar niet aan toe voegen, dat als die voorlichting gegeven wordt, het in ruim 90 van de 100 gevallen veel en veel te laat gebeurt Bij het aanbreken zelf van de puberteit is de voorlichting nood zakelijk, anders spant men 't paard achter de wagen. Hoe beter het geslachtelijk element in het begrip van het leven wordt ingebouwd, hoe gaver de persoonlijkheid zich zal ontwikkelen. Een misschien anders bedoelde opmerking op blz. 24 wekt, zoals ze daar staat, bevreemding; de auteur zegt daar: „dat men in ka tholiek milieu enerzijds de vorming van grote gezinnen aanbeveelt" Indien dit gebeurt, dan is het niet goed. Want zulk een algemene aanbeveling kan niemand verant woorden. De katholieke zedenleer verlangt slechts, dat men het ge boorte-proces niet op tegennatuur lijke wijze of uit gemakzucht regelt, maar daarmee eist ze volstrekt niet dat het huwelijk zo vruchtbaar mo gelijk wordt! Maar de tweede helft van de be doelde zin is goud waard: namelijk dat men „anderzijds zo weinig zorg heeft voor de juiste vorm van huis houdelijke hulpverlening". Dit is geen kritiek op al degene die zich uitsloven om tot een behoorlijke gezinsverzorging te komen, maar het is wel een ernstige wenk voor al degenen, die uit gemakzucht of gewinzucht een voor de hand lig gende arbeid schuwen. Denken de meisjes er bij de beroepskeuze wel aan, dat ze, door het grote gezin niet te hulp te komen, de crimina liteit van de katholieken, die toch juist de grote gezinnen hebben, in direct in de hand werken? Dit is een brochure, die recht heeft op een ernstige overdenking. Dr H. Janssen CssR (Kath. Leven) Daarop ging hij weg. Een tijdje later was hij terug. Thans bracht hij de wijn voor de variatie in een pan. Die moesten we eveneens op drinken. Daarna wenkte hij ons, dat we konden gaan slapen. Mijn vrouw nam zich voor, dat wilde beest te temmen. Zij vroeg van de huiseigenaar een Russisch-Hongaars conversatie boekje ter leen, opdat zij de eerst volgende keer met Iwan de Ver schrikkelijke zou kunnen praten. Zo noemde ik hem. Het moet een zwakzinnige ge weest zijn, die dit conversatieboekje geredigeerd had. Er stonden enkel domme en overbodige zinnen in, maar mijn vrouw deerde dat niet. Zo kwam het, dat Iwan, toen hij zijn pistool op ons gericht hield, te horen kreeg: „Ons gezelschap verveelt u niet Iwan raakte geweldig in de war. Hij knipperde verlegen metzijn ogen en krabde zijn hoofd. Zij moest de vraag wel drie keer herhalen, tot dat hij eindelijk stamelde: „Nye „Vindt u niet, dat de climatolo- gische verhoudingen bij ons zeer gunstig zijn Iwan liet zijn machine-pistool zakken en keek haar angstig aan. „Ik hoop, dat het u niet tegen staat, als ik de volgende dans met u doe Het wapen viel Iwan uit de hand en hij begon hardop te brullen van het lachen, zodat hij bijna van zijn stoel viel. Vanaf die tijd lachte hij altijd als hij ons zag. Het geweer haalde hij niet meer van de schouder, als hij ons zag. Integendeel. Hij bracht mij cadeaux mee: een versleten soutane en twee sigaren. Mijn vrouw deed een poging onze meid sloeg de koehard en de koe- hard sloeg de koe. Dat wachelenholt leverde wel ander en beter nut op. Visgerten. En de bessen werden gebruikt bij het jeneverstoken. Daarom werd de jenever in het Venravse land vroeger wachelewater genoemd. (De struik heet ook jeneverbes). De baten van het schoolmeester- schap hadden dus niets om het lijf. Niets voor den schoolmeester wat inkomsten betrof en ook niets voor de scholieren, wat leren aanging. Geen wonder ook, waar dat schoolmeesterschap maar een ge- dwongen aanhangsel was bij het kosterschap. I De stoffelijke voordelen van het kosterschap waren voor een bestaan ook niet toereikend, maar toch wel j van meer belang, en dit direct en indirect. Tot de indirecte opbreng- I sten behoorde het kostersaandeel in de stipendia (de gebruikelijke J tarieven bij dopen, begraven, be- stelde missen, enz.), het aandeel in de opgehaalde Paaseieren en derge lijke. In Oirlo bostonden in onze eeuw nog „de vaatjes". En dan dat woog zeker nog zwaarder was het voor den titularis wegens de kerkelijke relatie een gewichtige „aanbeveling" tot uitbreiding van de klandizie voor zijn hoofdberoep j of bedrijf. Iedereen had al eens den koster nodig, en vanouds is het bekend: „Voor wat hoort wat"! Maar de directe baten waren toch ook niet zo gering. Vooreerst had de koster vrije woning (de kosterij, tevens school) met tuin, twee morgen akkerland, weiland voor een koe, een pond vlas en vier malder rog per jaar. Tweedens twee gulden wasloon per jaar en acht stuivers voor het smeren van de klokken. In de tijd van Lindert Lemmen werd in de plaats van rog de gelds waarde daarvan betaald met 26 Cleefse gulden of f 11.31 Hollands. I Toen Joannes Deenen zijn functies aanvaardde, bleven die regelingen niet onveranderd voortbestaan. Maar de veranderingen waren voor den koster niet voordeligMen l redeneerde zó: wat de schoolonder wijzer in zijn beroep als zodanig méér kreeg dan de vroegere school meester, voor wie geen andere wet I bestond dan de beschikking van het 1 kerkbestuur, dat moest maar in j mindering gebracht worden van het kosterschap Voor de kerk een I voordeeltje, en voor de school onderwijzers het heilzame gevolg, dat men niet bang hoefde te zijn voor zijn zwakke benen, die de weelde wel eens niet zouden kunnen dragen Voor anderen gold dat natuurlijk niet. Zoals voor burgemeesters, secretarissen en veldwachters, voor ministers, kamerleden, enz. Die hadden immers van nature sterke benen Tradities hebben een taai leven. Vooral, als die meebrengen, dat „Hogerhand" op de geldkist kan blijven zitten. Wij weten nog heel goed, dat om het jaar 1900 tot in de oorlog van 1914 tot 1918 in de Venrayse ge meenteraadsvergaderingen liedjes gezongen werden als deze: dat men de onderwijzers wel verhoging van salaris zou gunnen, als de gemeente daarvoor maar het geld kon missen (daarvoor, dat was voor andere zaken nodigWat menslievend toch, hé maar verhoging kon men toch eigenlijk niet noodzakelijk vinden. Sommigen genoten bijver diensten aan de Normaalschool. Een had"een goede winkel. Anderen waren thuis bij welgestelde ouders. Een verdiende bij met kippenhou den, die kon zelfs een „villa" bouwenEnz. Maar dat de secretaris een paar honderd gulden verhoging ineens kreeg, hoewel hij toch ook andere verdiensten genoot, buiten dat secretarisschap om, dat vond men heel natuurlijkDie verhoging was voorgeschreven door de rege ring in Den Haag, schreef de etenspositie te verbeteren, nu deze gunstige wending ingetreden was. Maar helaas, er waren geen bruik bare dingen in dat domme conver satieboekje. Zij vond niet één zin, die betrekking had op eten. Bij gebrek aan beter koos zij de volgende zin: ,U zou me zeer verplichten, als u wat liever tegen me deed Iwan streek na lang aarzelen mijn vrouw over het haar. Daarop werd hij zo rood als een pioen en liep weg. Drie dagen lang kregen wij hem niet te zien. Het bleek, dat op deze wijze onze voedselpositie belangrijk was verslechterd, inplaats van beter te worden. Op een avond, wij zaten in de donkere kamer, terwijl de concierge- familie in de keuken aan het eten was, kwam Nikolaj, de wachtmees ter bij ons binnen. Hij vroeg waar om wij niet meeaten. Toen hij de reden hoorde, was hij diep verontwaardigd. We konden hem nauwelijks weerhouden naar de keuken te rennen en de hele familie een pak slaag toe te dienen. Daarna bedaarde hij, nam ons beiden bij de arm en sleepte ons mee naar boven, naar het post kantoor, om met hem het avond maal te gebruiken. Vanaf die dag waren wij dagelijks de gasten van Nikolaj. Overdag had hij veel te doen, de aanvoer op het postkantoor was zo groot, dat hij voor ons geen tijd had. Maar 's avonds, na sluiting, kwam hij ons halen en nam ons mee naar boven. Hij zorgde voor een goed maal, wijn en sigaretten. Mijn vrouw stond dat eten uit een gezamenlijke schaal niet aan. Zij begon Nikolaj op te voeden. Hij bleek een zeer leerzaam pupil te zijn. Toen hij hoorde, dat het in; secretaris in „Peel en Maas". (Wat deed dat ertoe De secretaris zal gedacht hebben, daar snapt het Venrayse volk toch niks van In andere Limburgse plaatsen hadden de liedjes dezelfde melodie. Zo in Weert in 1909. Toen vroegen de onderwijzers daar voor de hon- derste keer, na negen en negentig vergeefse keren, maar weer eens verhoging, en zetten door met beroep op Gedeputeerde Staten en op de Raad van State. Maar het gemeentebestuur van Weert niet mis, hoor Het schreef, dat ver hoging onnodig was, want de een verdiende aan de Normaalschool, de ander had wat gëld van zichzelf en was ongetrouwd, de derde woon de bij zijn ouders in, enz. En niet alleen onnodig, maar ook schadelijk voor de onderwijzers, want een van hen ging toch al gekleed als een dandy (hij droeg wel eens bruine schoenen!), zodat (let op!) „nogal hoger salaris" die onderwijzers er maar toe moest brengen, „zich no;_ meer te laten voorstaan op hun eigen ik", tot schade van de op voeding der jeugd en van de bevol king". (Dit is ontleend aan een officieel stuk, in het bezit van Herman H. J. Maas, die aan de Raad van State een eensluidend afschrift had gevraagd voor de geschiedenis). En omdat die voorgaanden dan geen verhoging nodig hadden zo oordeelde het gemeentebestuur hadden de anderen vanzelf ook geen verhoging nodig. En vergat dus maar erbij te voegen, dat b.v. de een, met veel kinderen, na schooltijd bij de boeren ging witten, de ander schuiten teren voor een houthandelaar, om een cent bij te verdienen. En vergat ook, maar dit natuurlijk bescheidenheidshalve, erbij te voegen, dat de burgemees ter nog wel zo'n goede raad had gegeven, n.l. dat onderwijzers vrouwen er toch niks te goed voor waren, bij de mensen te gaan poetsen en wassen! En dat hij zijn goede wil had hetoond, door een onderwijzer op jaren een paar afge dragen manchetten aan te bieden, ze waren wel wat gerafeld, maar ze konden voor een onderwijzer toch nog best dienen En alles geen wonder, als men nummers van de „Limburger Koerier" opslaat om daar te lezen, dat pastoor Thissen schreef, dat die pedante (en nog een rij scheld woorden meer) schoolmeesters maar eens moesten ophouden met verhoging te vragen. Wilden zij dan een staatsbankroet En waarom verhoging voor die professoren in het A, B, C aan de Universiteit van Heerlerheide met duizend „werk"- uurtjes in een heel jaar?... Wij kennen religieus onderwijzend personeel (fraters en nonnen) gaarne dezelfde salarisrechten toe als leken. Waarom echter moest verandering van houding wachten op officiële gelijkstelling van open baar en bijzonder onderwijs o Door van der Palm en Schimmel - penninck was de eerste Wet op het Lager Onderwijs dan tot stand ge komen. Die echter in Limburg en in Peelland nooit werd uitgevoerd. Nochtans heeft die Wet tol gevolg gehad, dat Joannes Deenen tegen alle aanvankelijke bedoelingen in school-onderwijzer-koster is gewor den. Wat hij later bitter berouwd heeft. Door een val uit een boom bij het kersenplukken brak hij een been. De chirurgie betekende toen nog weinig, en het gipsverband kende men nog niet. Het gebroken been werd niet goed gezet. Met het gevolg, dat hij een stijf been gehouden heeft, wat hem het lopen bemoeilijkte. Dat heeft invloed gehad, toen gemeentebestuur en kerkbestuur hem dringend vroegen hen uit ,de nood te helpen na het overlijden van Lindert Lemmen in 1823. Tot Johannes Hendrikus van der Palm heeft men zich in Venray toch wel aangetrokken gevoeld. Maar niet wegens zijn zorgen voor het onderwijs Dat gebeurde op advies van Joannes Deenen. Vier priesterzoons in 1 gezin Het Brabantse dorpje 'Oploo had Zondag alle reden de feestvlaggen uit te steken en een fraaie ereboog op te richten voor de neomist, pater Geraldus Wanroy, die in de pa rochiekerk aldaar zijn eerste H. Mis opdroeg. Hij is namelijk de vierde zoon van een en dezelfde familie, die tot het H. Priesterschap werd uitverkoren. Zij allen traden in bij de Orde der Paters Carmelieten. De jongste neomist werd aan het altaar geassisteerd door zijn broers pater prof. dr Macharius, docent aan het Theologicum te Rome en door pater drs Otto, leraar aan het Geert Grotelyceum te Deventer. De vierde priesterzoon, pater Hil- duard, is werkzaam in de missie der paters Carmelieten op Oost Java. Het was een gloriedag voor de oude moeder de vader is reeds gestorven - - ook bij deze eerste H. Mis van haar priesterzoon aanwe zig te kunnen zijn. De prior-generaal der Carmelie ten heeft haar opgenomen in de orde voor leken der Broeders van de Carmel, hetgeen een zeldzaam verleende onderscheiding is. Pluimveestapel aan grenzen gebonden Het hoofdbestuur, van de Stich ting voor de Landbouw heeft zich, overeenkomstig het advies van de pluimvee-commissie en de com missie voor kleine-boerenvraagstuk- ken, uitgesproken voor het reser veren van de pluimveehouderij voor de bedrijven beneden 20 ha. Dit betekent niet, dat de kippen- stapel moet worden beperkt doch alleen, dat men een uitbreiding van de kippenhouderij buiten de land bouw en op de grote landbouw bedrijven wil voorkomen. Het hoofdbestuur zal daarom aan het bestuur van het bedrijfschap voor pluimvee en eieren voorstellen, dat een bedrijf beneden 20 ha 200 kippen per ha kan aanhouden, met een maximum van 600 stuks per bedrijf. De grotere bedrijven kunnen in totaal 100 kippen houden. Tot 50 stuks 'is iedereen vrij, dus ook degene die -buiten de landbouw staat. Bij dit alles zal een uitzondering worden gemaakt voor de reeds be staande kippenstapels; dit geldt in het bijzonder de z.g. hoenderparken of kippenfarms. Wordt vervolgd. Europa gebruikelijk was de tafel met een tafellaken te bedekken, was hij opgetogen. „Oh, die cultuur zei hij verrukt en kuste mijn vrouw de hand. Al spoedig was er een laken op tafel, uit een postzak afkomstig. Later doorzocht hij zorgvuldig alle postzakken voordat hij ze door stuurde. Hij eigende zich onverbid delijk alles toe, wat de glans van deze maaltijden maar kon verhogen. De tafel werd met een fijn gebor duurd tafellaken bedekt. De ser vetten waren van dezelfde soort. Op het sneeuwwitte tafellaken glansden de duurste zilveren lepels en vorken. Hij bemachtigde geslepen glazen, wie weet waar vandaan, en kostbare porceleinen borden. Er stonden een zoutvaatje, een brood mandje en daarenboven een Chi nese vaas met bloemen. .,Oh, die cultuurzuchtte Nikolaj, mijn vrouw aan zijn arm ter tafel leidend. Uit liefde voor de cultuur ging hij zo ver, dat hij iedere dag een bad nam. Tot grote ergenis van de conciergevrouw, die talloze emmers warm water naar boven moest slepen naar de badkamer, waar de kachel indertijd door de Russen kapot geslagen was. Op een avond, wij verkeerden immers in vriendschap en vertrou wen met Nikolaj, vertelden we hem de geschiedenis van de ongelukkige oude mensen in de kelder. Nikolaj nodigde hen zonder aarzelen uit op onze avondlijke feest-maaltijden. Zo kwam het, dat wij in het ver volg met zijn vijven ons om de feestdis schaarden. Rondom was de nacht vervuld van vuilheid en ellende en verschrikking. Daarom was de schittering waaraan wij deel hadden gelijk de glans van koort Verplichte Inenting tegen Pokken Burgemeester en Wethouders van Venray brengen ter openbare ken nis, dat op Donderdag 30 Juli a.s. gelegenheid zal worden gegeven tot kosteloze inenting tegen de pokken voor de kinderen-, wonende in de kerkdproen om 3 uur nm. te Merselo in het Palronaatsgebouw; om 8.20 nm. te Heide in zaal Rongen L 36; om 3.40 te Ysselsteyn in zaal Wed. Janssen I 69; om 4 uur nm. te Veulen, school. Men wordt verzocht precies op tijd aanwezig te zijn. Trouwboekje waarin de te enten personen staan aangetekend, moet worden meege bracht. Om het verloop der inenting te laten onderzoeken en daarna te ontvangen het bewijs, dat de in enting met goed gevolg heeft plaats gehad, moeten de kinderen, die op 30 Juli geënt zijn, terugkomen op op 13 Aug. op dezelfde plaats en uur als boven aangeduid. Volgens de Inentingswet moeten de kinderen, voordat zij de leeftijd van een jaar bereikt hebben, wor den geënt. De kinderen moeten op de dag der enting 3 maanden oud zijn en gezond. sige dromen. Na tafel vroeg Nikolaj om muziek. De oude. raadsheer zette zich voor de piano. Nikolaj wilde de csardas dansen met mijn vrouw. Zo danste hij met haar. Ik lag languitgestrektin 'n zachte fauteuil en keek met geloken ogen naar dit bizarre tafereel. Op de achtergrond honderden postpakketten, gevuld met van ons volk geroofd goed. Kaarsen in wijn flessen gestoken, brandden op de piano. De wachtmeester met de grijzende baard danste de csardas met gratievolle stappen aan de zijde van mijn vrouw. De oude raadsheer hamerde vol ijver op de toetsen. Zijn vrouw, tegen de piano geleund, zong met haar lieve oude stem de tekst van het lied. In de open haard brandde een hoog oplaaiend vuur en belichtte met een rossige gloed het gebor duurde tafellaken, de zilveren cou verts, de geslepen glazen. Buiten in de nacht knalden on ophoudelijk schoten. Machinegewe ren ratelden. Af en toe hoorde je een half gesmoorde gil. Kanon gebulder in de verte deed de ruiten in een bepaalde rythme trillen. En ik was de gevangene van de G.P.U. samen met mijn vrouw. Het leven kan soms toch wel erg on waarschijnlijk zijn. Nikolaj was een hoffelijk man. Hij verzuimde niet ook de vrouw van de raadsheer ten dans te vragen. Dan sloop mijn vrouw naar de tafel en liet wat brood in haar rokzakken glijden, opdat wij overdag ook wat teeten zouden hebben. De dagen kropen voort, in af wachting. Wij wachtten op iets, dat zou kunnen gebeuren. Wij wachtten op de avond, om te kunnen eten. Wordt vervolgd

Peel en Maas | 1953 | | pagina 4