Boter delft onderspit tegen margarine Schoolonderwijzer-Koster Joannes Deenen FEUILLETON 'n Actrice zonder schoenen. kan bij ALBERT HEIJN de boodschappen doen. Ananasblokjes. 150gram 19 Echte Zaanse Beschuit 2 grote rollen van 14 stuks 51 ZATERDAG 27 JUNI 1953 No. 26 VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS GR8OTENSTuRI!Tv2e8 firTEALEvFa S.2EN G.RS^ WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN &VJ Sinds vijftien jaren levert de markt voor eetbrr oliën en vetten in steeds toenemeö,^ mate de be nodigde grondstoffen op voor de fabricage van margarine. Dit product verovert geleidelijk de plaats, welke roeger door de boter werd ingenomen. Tegelijkertijd Icrn men consta teren, dat oli.';n 1 en vetten, die vroeger voor de vervaardiging van zeep werden gebruikt, worden ver drongen door nieuwe chemische producten, waaruit de conclusie te trekken valt, dat de voortbreng selen der natuur meer en meer door de uitvloeisels van de men selijke wetenschap, derhalve kunst producten worden vervangen in de moderne maatschappij. Ook de rubberplantages, die te lijden hebben van de synthetische jindustriej weten hiervan mee te .spreken. Indien het procédé niet zo kostbaar was, zouden de hoeveel heden petroleumproducten, die uit steenkool kunnen worden verkregen voor de aardolie-industrie zorg wekkend kunnen zijn. Intussen kan men in het meren deel van de boterproducerende landen sinds vijftien jaren vast stellen, dat het verbruik van mar garine zeer sterk is toegenomen ten detrimente van het natuur product. In vele landen stelt men zich dan ook de vraag, of deze neiging blijvend zal zijn en zich mogelijk nog verder zal ontwikke len. In elk geval geeft men zich in vakkringen en bij de bevoegde instanties wel degelijk rekenschap van het verschijnsel, dat wellicht aanleiding zal moeten geven tot een herziening van de prijscalculatie en van de gehele zuivelpolitiek der bij de aangelegenheid betrokken landen. Kenschetsende ontwikkeling der jongste vijftien jaren De consumptie van eetbare vet ten heeft zich sinds een eeuw aan merkelijk uitgebreid en deze ont wikkeling wordt steeds duidelijker, ook per hoofd van de bevolking. In West-Europa heeft deze com sumptie zich sinds 1850 niet alleen verdubbeld als gevolg van het evenredige bevolkingsaccres maar ook per hoofd. Het verbruik is derhalve sinds 100 jaren vervier voudigd. De consumptie van vetten is ongeveer in dezelfde mate toege nomen als de inkomens der ver bruikers. Wanneer men aanneemt dat de wereldbevolking dagelijks met 70.000 hoofden groeit, dan zal over een tiental jaren het gebruik van eetbare vetten wederom met een derde zijn aangegroeid. In principe zou dit een hoopvol feit behoren te zijn voor de boter - producenten in de gehele wereld. Helaas wordt door statistische gegevens het bewijs geleverd, dat boter een ongelijke strijd heeft te voeren met margarine en meer en meer het onderspit moet delven. In 1952 is dit voor het eerst aan het licht getreden in Amerika, doch reeds in 1951 hadden de Amerikanen slechts 4.4 kilogram boter per hoofd verbruikt tegen 7.4 kilogram tijdens de jaren 1937 en 1938. Over het algemeen kan men vaststellen, dat de margarine evenveel terrein heeft gewonnen als door de boter werd prijsgegeven. In Groot-Brittannië is de boter - consumptie tussen 1931 en 1951 van 11.1 op 5.5 kilogram per hoofd, dus met 41 pet. gedaald, in Duits land met 27 pet., in Nederland met 46 pet., in Zwitserland met 9, in Denemarken met 13, in Noorwegen met 32 pet. De drie uitzonderingen op deze regel zijn Frankrijk met een vermeerdering van het verbruik met 17, België met 40 en Zweden met 8 pet. Maar het voorbeeld van Neder land is wel zeer kenschetsend. In dit zoveel melk en boter produceren de land wordt thans zesmaal meer margarine dan boter gebruikt. Hierin ligt een waarschuwing, misschien ook wel een les, doch zeer zeker een bedreiging opge sloten. De exportmogelijkheden voor boter worden er niet beter op. De kostprijs, de buitenlandse concur rentie en de opkomst van de margarine zullen een toenemend gevaar betekenen. Het is vooral de prijs, welke een grote rol speelt. Een kilogram boter kost evenveel als 2.3 kilogram margarine in Amerika, 2.8 kg in West-Duitsland, 2.2 kg in Engeland, 3.2 kg in België, 3.3 kg in Noor wegen en 2.4 kilogram in Neder land. Dit enorme prijsverschil blijft de markt voor eetbare oliën en vetten beheersen. Het is een feit waar voor men de ogen niet kan sluiten. m Dat de bekleder van het koster schap tevens het beroep van school meester uitoefende, het laatste volgde dan automatisch uit het eerste, zo was het eeuwen lang geweest. Minstens al van de 16e eeuw af bestond die toestand, dat de koster opgedragen werd, de jeugd van Oostrum, het Brukske, Lull en Boshuizen in de kunst van lezen en schrijven te onderrichten. Dat leert ons de geschiedenis. Een Venrayenaar van geboorte, Martin Joseph Janssen, eerst kapelaan in Swolgen. daarna in Well en ver volgens pastoor in Meerlo, was Een vlucht voor de Russen J. Vaszary. Wij waren doorgelopen, toen de ene jonge man ons iets achterna riep. Hij noemde de naam van mijn vrouw. Wij bleven staan. De twee jonge mannen renden op ons toe. „Wij hebben ons dus niet vergist. U bent het." „Ja, wij zijn het." „Waar gaat u heen „Dat weten we niet. Wij gaan maar." De twee jongelieden kenden mijn vrouw van het toneel. Mij door mijn schrijverij. Zij hadden vaak onze foto's in toneelbladan gezien. Zij waren blij ons te leren kennen. Met alle geweld wilden ze ons van dienst zijn. Een van de jongelui gaf ons zijn adres. Wij moesten bij hen komen. Be geleiden konden ze ons weliswaar niet, zij moesten naar de Russische kommandantura om zich te melden voor tewerkstelling. Maar onze families zullen zich verheugen u te zien en als zij maar enigszins kunnen, zullen wij helpen. Veel keus hadden we niet. Wij dankten de jonge mannen voor hun hartelijkheid en gingen op zoek naar het huis. reeds omstreeks 1875 bezig met de geschiedenis van de Heerlijkheid Oostrum-Spraeland te bestuderen. Bij dat werk werd hij bijgestaan door Jacobus Deenen, zoon van Joannes Deenen. Zijn historieboek over Spraeland Oostrum bevat dan ook een eigen handig geschreve opdracht- „Den Heere Jacobus Deenen te Oostrum, Present-exemplaar van den schrijver M.J.J. Dat boek is verschenen in 1896. Ongeveer terzelfder tijd als de klein zoon Joannes Deenen en neef van Jacobus Deenen, Herman H.J. Maas, Toen we een klein straatje in gingen, liepen verschrikte mensen ons tegemoet. „Omkeren! De Russen pakken iedereen op om voor hen te gaan werken." Wij keerden ons om, maar 't was al te laat. Aan het eind van de straat verschenen Russische solda ten en versperden de weg. Een paar vastberaden mensen klommen over een schutting en vluchtten in de richting van de tuinen. Wij hen achter na. Wij baanden ons weg, tot de knieën wadend door de sneeuw. Toen wij aan de andere kant weer over de schutting geklommen waren werd de situatie nog erger. Wij geraakten in een sloot, waar de sneeuw op enkele plaatsen tot onze borst reikte. Wij transpireer den van de ongewone inspanning, toen wij met veel moeite een voet pad bereikt hadden. Wij zwierven enkele uren van tuin tot tuin: ein delijk vonden we het huis waar we heen wilden. De familie ontving ons wat wan trouwend. Maar toen men hoorde wie wij waren, lieten zij ons met vreugde binnen. Eindelijk kon ik me wassen en scheren. We probeerden zelfs onze kleren wat op orde te brengen. Ondertussen improviseerden onze gastvrouwen de moeder en de jonge vrouw van de ene jongeman een maaltijd voor ons. Onder het eten werden we met vragen be stormd. Na tafel kwam een jonge buur vrouw met ons kennis maken, Het bleek, dat zij de echtgenote was toen 19 jaren oud, zijn schrijvers loopbaan begon met zijn eerste pu blicatie in „Peel en Maas" („De Harmonicaspeler bij boerenbruilof ten", 6 September 1896). Deze schrijver, die thans reeds een schrijversleven van 57 jaren achter de rug heeft, weet nog heel goed, dat Mart. Janssen, destijds kapelaan in Well, heel dikwijls met Jacobus Deenen kwam praten en dat zij dan samen oude documenten raadpleegde en druk notities maakten. Toen grootvader Joannes Deenen stierf, was Herman H.J. Maas precies vier weken oud. Later ver telden zijn ouders en zijn oom hem meermalen, dat Joannes Deenen zoveel als zijn gezondheidstoestand hem dat nog toeliet, graag bij zijn wieg zat en hem dan een pen in zijn knuisjes stopte, zeggende: „Daarmee moet hij doen, wat ik zelf mijn leven lang zo graag ge daan zou hebben, maar wat ik niet kon!" Wij menen wel te mogen zeggen, dat delaatste hartewens van Joannes Deenen in vervulling is gegaan. Het ouderlijk huis van genoemde historiebeoefenaar M.Janssen stond op de hoek van de wegen naar Oostrum en Maashees, rond het jaar 1900 het stamcafé Tielen van de Venrayse notabelen, dat hem in eigendom toebehoorde. In de jaren 1880 en volgende publiceerde hij reeds het een en ander in het tijdschrift „De Maas gauw", „Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde" Een lijvige verzameling afleveringen daarvan heeft Jacobus Deenen na gelaten. Martin Janssen schreef daarin toen over „Grafzerken te Venray". We willen een enkel stukje over nemen, precies zoals het in het monument op het parochiekerkhof was ingebeiteld, met het bijschrift van Mart. Janssen: Begraafplaats der Familie Reijnders. Henricus Reijnders Geboren te Roermond Den 18 Jan. 1816 Overleden te Venraai Den 11 Oct. 1873. Bidt voor de zielen van zaliger D. Albertich van den Bogaert, overleden te Venraai den 12 November 1809 en van wijlen deszelfs Huijsvrou M. Joanna Catharina Driessens Overleden den 25 Junij 1820. Bijschrift in „de Maasgouw" „Albertus van den Boogaart, ge boren te Boxmeer, zoon van Peter en Gertrudis Lemmens, vestigde zich ten jare 1784 te Venray en oefende het bedrijf uit van leer loijer, haammaker, winkelier, ook handelaar in gouden en zilveren voorwerpen en kastelein. Deswege was hij verplicht de gilden te winnen van St Nicolaas, St Crispinusen St Eloij, van welke twee laatste hij resp. vaandrig was in 1786 en 1789. Hij overleed 10 November 1809 in den ouderdom van 56 jaren. Twee zonen overleef den de ouders, van welke JanAnt. ten jare 1838 in het 61ste jaar zijn levens ongehuwd overleed 'de andere Henricus, als wethouder der gemeente, in October 1868 ge storven, vader van 9 kinderen is geweest". Tot zover Mart. Janssen. Die naamskwestie: ouders Lem mens en zoon van den Boogaart, kunnen wij niet oplossen. En ver moedens brengen ons niet verder. Jan van den Boogaart was in de jaren 1835 en volgende lid van het Venrayse gemeentebestuur en daarna ook Henricus van den Boo gaart. (Zie onze artikelen over gemeentelijk huishouden" van de andere jongeman. Zij nodig de ons uit een uurtje mee te gaan Als we kwamen zou ze gauw echte koffie voor ons zetten. Wij waren wel doodop, maar de echte koffie" konden we niet weer staan. Bij de buren woonden tien men sen in twee kleine kamertjes. Het toeval had hen bij^ elkander ge bracht. Voor de bombardementen buiten Buda gevlucht, waren zij daar door de Rus verrast. Dank zij de echtgenoot van de jonge vrouw, die uit de Karpathen stamde en wat Russisch kende, was het hun gelukt het grootste deel van hun hebben en houden voor de Rus te redden. Onder het drinken van koffie verging de tijd snel. De echtgenoot van de jonge vrouw kwam thuis. Hij nam me terzijde en zei me, dat we niet terug konden naar de buren, waar wij zo pas geweest waren. „Waarom niet?" „Weet u... U bent alom bekend.., De Russen zullen u zeker zoeken.., De moeder van mijn vrouw is iet wat eigenaardig, zij is bang om van wege u onaangenaamheden te zullen krijgen". Deze boodschap deed me erg on plezierig aan. Het was ondertussen avond geworden. Op straat werd hier en daar geschoten. We konden onmogelijk zo maar de nacht ingaan, om onderdak te zoeken. De jongeman raadde mijn ge dachten. Hij verzekerde me, dat wij rustig bij hen konden blijven, totdat wij een andere oplossing gevonden hadden. Ik was genoodzaakt dit aan Albertus van den Boogaart was in 1802 Postmeester van Venray. De levensloop van Andries Deenen Joannes en Jacobus Deenen valt dus samen met vele families, waar van al iets ter sprake gekomen is in voorgaande historische beschou wingen. Verder moeten wij er ook onze aandacht aan schenken, dat Andries Deenen de Grote Franse Revolutie en al haar gevolgen heeft beleefd; hij en zijn zoon de Napoleonische tijd; Joannes de tijd van de val van Napoleon, van het verenigde koninkrijk Noord-Nederland en Belgie, de Belgische Opstand en alle gevolgen daarvan; Joannes en zijn zoon Jacobus de veelbewogen tijden van de Revolutie van 1848, van Napoleon III en de Frans-Duitse oorlog van 1870 71, enz. Tot de nagelaten documenten van Joannes Deenen behoren nog brie ven in groot formaat met stempel, symbolische figuren voorstellende, en opschriften als dit: „Au nom du Peuple francais. Bonaparte premier Consul de la Republique a tous qui les presentes verrontsalut: faisons savoir." (enz.) Dus voor het keizerschap van Napoleon. Dit is maar een sumier overzicht voor de karakteristiek. Alleen om aan te tonen, dat Andries en Joan nes Deenen meer waren dan de eersten de besten. Altans alvast enigermate aan te tonen. Er bestaan bijv. ook families, die haar fortuin „danken" aan Bokke- rijders, die op hun beurt weer dat fortuin vergaard hebben door dief stal en moord en nooit iets aan hun slachtoffers noch aan nakome lingen hebben gerestitueerd, even min als de erfgenamen van die Bokkerijders dat hebben gedaan. Is dat overeen te brengen met de Christelijke moraal Ook in het Venrayse land en in andere, streken waren dergelijke bokkenrijderspractijken nooit zo vreemd. Vasthouden wat je hebt, hoe ook gekregen, geld stinkt niet en is nooit vies Wij wilden maar op de voorgrond brengen, dat voor die oude familie Deenen het geestelijk leven van de mens boven alles stond. Zij ver stond het Evangeliewoord „de mens leeft niet bij brood alleen Het waren zeker veelbewogen tijden. Iedereen zal begrijpen, dat gestudeerde, ontwikkelde mensen zulke geestesschokkende wereldge- beurtenisen natuurlijk op een heel andere manier ondergaan dan men sen zonder kennis en ontwikkeling die de zogenaamde „grote massa' vormen. En dat daarbij aangeboren aan leg ook en vooral een factor van veel betekenis is. Om maar iets te noemen, wat dit laatste betreft, voor een „zwarthandelaar" is een oorlog iets anders dan voor een eerlijk mens met een rijk beschaafd gemoed en een wetenschappelijk inzicht. De geschiedschrijver Mart. Jans sen heeft ook Joannes Deenen per- sonlijk nog heel goed gekend en zijn vriend en helper Jacobus Deenen heeft hij zelf overleefd (als pastoor van Meerlo). Over de loopbaan van Joannes Deenen hebben zij samen gesproken. Daarvan komt in vol gende hoofdstukken nog wel een en ander ter sprake. En al begon hij dan met tussen 1875 en de beginjaren van het vol gende decenium stukjes in de Maasgauw te schrijven over „Graf zerken te Venray", dat was voor hem nevenzaak. Zijn voorliefde ging uit naar Spraeland-Oostrum. Daar was zijn drukke omgang met Joannes en Jacobus Deenen van grote invloed op geweest. Men li?>- "w De kwaliteit is af - de bediening vakkundig en voorkomend. De prijzen? Nu - dat weet U; die zijn lager dan waar ook... Ananas-Abrikozenjam Nieuw I per pot 80 Vermicelli grof250 gram 19 Macaroni 250 gram 22 Appelmoes per pot 28 Limonadesiroop per fles 130-110-89 Carabiesjes250 gram 59 Sinaasappelschijfjes 100 gram 29 Fruitdrups3 grote rollen 25 Appelstroopgrote beker 69 Mager Ontbijtspek 200 gram 57 Fijne Snijworst 100 gram 41 Zuiver Rundvet 500 gram 67 Palmoliezeep doos met 4 stukken 59 B0FFIE KOFFIE dat's betere, ja beste kollie I - MAAKT M LEVEN,GOEDKOPER Daar was zijn d.\;k:.-.e omgang met Joannes en Jacobus Deenen van j grote invlpc.l op geweest. Men moet ook wel bode..ken, dat destijds het Venrayse lunu r.ict wemelde van ontwikkelde mensen en dat de betrekkelijk weinigen, die ontwik- zochten, voorzover zij door aange boren aanleg bij elkaar pasten. Netuurlijk zoeken bijv. wiskunste naars niet bij voorkeur omgang met taalkundigen. Hun geestelijke richtingen lopen daarvoor doorgaans te ver uiteen, al zijn hun funda menten van studie en hun begrippen van logica gelijk. Mart. Janssen heeft de levens gang van Joannes Deenen nooit beschreven. Ook Jacobus Deenen heeft dat niet gedaan. Kleinzoon en neef Herman H. J. Maas heeft wel fragmenten daarvan gepubli ceerd in grote en kleinere tijd schriften als „De Nieuwe Gids", „Nederland", „De Nedermaas", en andere kranten. Wij willen het nu eindelijk eens uitvoeriger doen. te nemen. ^.Na het avondeten werd ons op de vloer van de kamer een slaapplaats klaar gemaakt door middel van kar petten en dekens. Ik kon de slaap niet vatten. De hele nacht deed het vuren van de Russische kanonnen de ruiten van het huis rinkelen. Ik maakte me zorgen over de toe komst. „Wie weet hoe lang het beleg nog duren kan. En wat gebeurt er dan met ons Waar moeten we heen Waarvan leven En de Russen Wat gaan de Russen met ons uit voeren 0— De volgende morgen toen we nauwkeurig inlichtingen ingewon nen hadden over de stand van de vuurlinie, die 10 kilometer van ons verwijderd lag, besloten we alsnog te trachten* de villa-wijk te bereiken in Buda, 5 kilometer van ons van daan, ,waar talrijke vrienden ge woond hadden. Wij hoopten er al thans een van terug te vinden en ons bij hem in veiligheid te kunnen terugtrekken. De wasvrouw hadden wij voor deze bespreking bij ons geroepen uit het buurhuis, waar wij haar gisteren gelaten hadden. Zij gaf te kennen tot het einde van het beleg bij de buren te willen blijven, zij kon daar in de huishouding werk zaam zijn daarmee kost en inwoning verdienen. Zo kwam het, dat wij met ons beiden op weg gingen. De jonge man, die Russisch kende, bood aan, Uit het voorgaande kan voor iedereen, die maar wat begrip van en gevoel voor geschiedenis heeft, duidelijk blijken, hoe nauw ver schillende tijden, die schijnbaar meer of minder ver van elkaar liggen, in werkelijkheid met elkaar samenhangen. En als men dan de personen uit het verleden weer levend opvoert, zoals wij in het voorgaande hebben gedaan, dan valt de gedachte aan tijdsverschil weg en zien wij alleen om ons heen in een levend geheel. Al kwam Mart. Janssen er dan niet meer toe, de levensloop van Joannes Deenen te beschrijven, met de vóórgeschiedenis daarvan is hij toch wel begonnen. En dat is ook van belang voor ons doel. Wordt vervolgd. ons weg te brengen. Dat'hebben we met grote vreugde aangenomen. Op die manier konden we ons ten minste bij de Rus verstaanbaar maken, als dat nodig was. Drie keer hebben de Russen ons aangehouden voor wij uit het dorp waren, maar onze begeleider legde hun onze bedoelingen uiten wonder- baarlijkerwijze lieten ze ons steeds gaan. Wij kregen vertrouwen in het succes van onze onderneming. Maar nauwelijks hadden we het dorp verlaten toen er uit de strui ken weer een Rus naar voren stapte. De rest kenden we al: achter de struiken een hoop mensen op de grond, hun lot afwachtend. Geluk kig hielp ook hier de kennis van de Russische taal. Onze begeleider moest wel lang praten met de Rus sen. Ten leste kon hij echter de wachten op de schouder kloppen en ons wenken door te gaan. Echter in de richting van het dorp. Op dit punt bleef de Rus stokstijf. Wij trachtten onze begeleider te overreden het dorp over de akkers te verlaten. Hij vond dat echter ie gevaarlijk. Wij waren te dicht bij de vuurlinie. Zij mochten ons eens voor spionnen houden en ons zonder pardon fusilleren. Ik moest wel berusten en besloot terug te gaan. Onze jonge vriend verzekerde ons, dat we rustig het einde van het beleg bij hem konden afwachten. „Het kan nu niet lang meer duren". Aan het eind van het dorp hield ons de Russiche wacht aan, die ons al eerder aangehouden had, maar toen had doorgelaten. Thans was hij echter onverzet telijk: „Je kunt niet doorgaan. Je kunt niet verder gaan. Je moet wachten". Na een uur of twee wachten doemde een troepje mensen op, een honderd in totaal, dat door de Rus sen werd opgebracht. Ook wij moes ten in de rij gaan staan, met onze begeleider. Zodoende hadden we er niets bij gewonnen, dat wij aanvankelijk vrij waren gebleven. Het hele gezelschap werd op de binnenhof van een huis gedreven, waar reeds een paar honderd men sen wachtten. Daar hoorden we, dat die mensen daar al een hele dag hadden gestaan. De nacht hadden ze onder de blote hemel doorgebracht. Dat was niet bepaald gerust stellend. Onze begeleider knoopte een ge sprek aan met de soldaten die op de hof rondhingen. Als resultaat daarvan kon hij onsmededelen.dat wij op een van de G.P.U.-komman- dantura's waren. „Er wordt een verhoor afgenomen, daarna kunnen we naar huis gaan". De gedachte aan de G.P.U. wekte geen aangename gevoelens in me op. „Dit is dan de beroemde of be ruchte instelling, waar ik zoveel over gehoord en gelezen heb, en waarvan we de verschrikkingen in allerlei films gezien hebben, zo,gru welijk dat we er koud van werden. Nu zullen wij zelf ermee kennis maken. Ik verwacht niet dat wij er gauw uit zullen komen". De voortekenen wezen in die richting. Er waren er onder de wachtenden die reeds twee dagen hier op het erf rondhingen. Van verhoren was geen sprake. Te eten kreeg niemand. Als er iemand drinken wilde werd hij door een gewapende soldaat naar de achterste hof gebracht, bij de

Peel en Maas | 1953 | | pagina 5