Boter delft onderspit
tegen margarine
Schoolonderwijzer-Koster
Joannes Deenen
FEUILLETON
'n Actrice zonder
schoenen.
kan bij ALBERT HEIJN de
boodschappen doen.
Ananasblokjes. 150gram 19
Echte Zaanse Beschuit
2 grote rollen van 14 stuks 51
ZATERDAG 27 JUNI 1953 No. 26
VIER EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
GR8OTENSTuRI!Tv2e8 firTEALEvFa S.2EN G.RS^ WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN &VJ
Sinds vijftien jaren levert de
markt voor eetbrr oliën en vetten
in steeds toenemeö,^ mate de be
nodigde grondstoffen op voor de
fabricage van margarine.
Dit product verovert geleidelijk
de plaats, welke roeger door de
boter werd ingenomen.
Tegelijkertijd Icrn men consta
teren, dat oli.';n 1 en vetten, die
vroeger voor de vervaardiging van
zeep werden gebruikt, worden ver
drongen door nieuwe chemische
producten, waaruit de conclusie te
trekken valt, dat de voortbreng
selen der natuur meer en meer
door de uitvloeisels van de men
selijke wetenschap, derhalve kunst
producten worden vervangen in de
moderne maatschappij.
Ook de rubberplantages, die te
lijden hebben van de synthetische
jindustriej weten hiervan mee te
.spreken. Indien het procédé niet
zo kostbaar was, zouden de hoeveel
heden petroleumproducten, die uit
steenkool kunnen worden verkregen
voor de aardolie-industrie zorg
wekkend kunnen zijn.
Intussen kan men in het meren
deel van de boterproducerende
landen sinds vijftien jaren vast
stellen, dat het verbruik van mar
garine zeer sterk is toegenomen
ten detrimente van het natuur
product. In vele landen stelt men
zich dan ook de vraag, of deze
neiging blijvend zal zijn en zich
mogelijk nog verder zal ontwikke
len. In elk geval geeft men zich in
vakkringen en bij de bevoegde
instanties wel degelijk rekenschap
van het verschijnsel, dat wellicht
aanleiding zal moeten geven tot
een herziening van de prijscalculatie
en van de gehele zuivelpolitiek der
bij de aangelegenheid betrokken
landen.
Kenschetsende ontwikkeling
der jongste vijftien jaren
De consumptie van eetbare vet
ten heeft zich sinds een eeuw aan
merkelijk uitgebreid en deze ont
wikkeling wordt steeds duidelijker,
ook per hoofd van de bevolking.
In West-Europa heeft deze com
sumptie zich sinds 1850 niet alleen
verdubbeld als gevolg van het
evenredige bevolkingsaccres maar
ook per hoofd. Het verbruik is
derhalve sinds 100 jaren vervier
voudigd. De consumptie van vetten
is ongeveer in dezelfde mate toege
nomen als de inkomens der ver
bruikers. Wanneer men aanneemt
dat de wereldbevolking dagelijks
met 70.000 hoofden groeit, dan zal
over een tiental jaren het gebruik
van eetbare vetten wederom met
een derde zijn aangegroeid.
In principe zou dit een hoopvol
feit behoren te zijn voor de boter -
producenten in de gehele wereld.
Helaas wordt door statistische
gegevens het bewijs geleverd, dat
boter een ongelijke strijd heeft te
voeren met margarine en meer en
meer het onderspit moet delven.
In 1952 is dit voor het eerst aan
het licht getreden in Amerika, doch
reeds in 1951 hadden de Amerikanen
slechts 4.4 kilogram boter per hoofd
verbruikt tegen 7.4 kilogram tijdens
de jaren 1937 en 1938. Over het
algemeen kan men vaststellen,
dat de margarine evenveel terrein
heeft gewonnen als door de boter
werd prijsgegeven.
In Groot-Brittannië is de boter -
consumptie tussen 1931 en 1951
van 11.1 op 5.5 kilogram per hoofd,
dus met 41 pet. gedaald, in Duits
land met 27 pet., in Nederland met
46 pet., in Zwitserland met 9, in
Denemarken met 13, in Noorwegen
met 32 pet. De drie uitzonderingen
op deze regel zijn Frankrijk met
een vermeerdering van het verbruik
met 17, België met 40 en Zweden
met 8 pet.
Maar het voorbeeld van Neder
land is wel zeer kenschetsend. In
dit zoveel melk en boter produceren
de land wordt thans zesmaal meer
margarine dan boter gebruikt.
Hierin ligt een waarschuwing,
misschien ook wel een les, doch
zeer zeker een bedreiging opge
sloten.
De exportmogelijkheden voor
boter worden er niet beter op. De
kostprijs, de buitenlandse concur
rentie en de opkomst van de
margarine zullen een toenemend
gevaar betekenen.
Het is vooral de prijs, welke een
grote rol speelt. Een kilogram
boter kost evenveel als 2.3 kilogram
margarine in Amerika, 2.8 kg in
West-Duitsland, 2.2 kg in Engeland,
3.2 kg in België, 3.3 kg in Noor
wegen en 2.4 kilogram in Neder
land.
Dit enorme prijsverschil blijft de
markt voor eetbare oliën en vetten
beheersen. Het is een feit waar
voor men de ogen niet kan sluiten.
m
Dat de bekleder van het koster
schap tevens het beroep van school
meester uitoefende, het laatste
volgde dan automatisch uit het
eerste, zo was het eeuwen lang
geweest.
Minstens al van de 16e eeuw af
bestond die toestand, dat de koster
opgedragen werd, de jeugd van
Oostrum, het Brukske, Lull en
Boshuizen in de kunst van lezen en
schrijven te onderrichten.
Dat leert ons de geschiedenis. Een
Venrayenaar van geboorte, Martin
Joseph Janssen, eerst kapelaan in
Swolgen. daarna in Well en ver
volgens pastoor in Meerlo, was
Een vlucht voor de Russen
J. Vaszary.
Wij waren doorgelopen, toen de
ene jonge man ons iets achterna
riep. Hij noemde de naam van mijn
vrouw. Wij bleven staan. De twee
jonge mannen renden op ons toe.
„Wij hebben ons dus niet vergist.
U bent het."
„Ja, wij zijn het."
„Waar gaat u heen
„Dat weten we niet. Wij
gaan maar."
De twee jongelieden kenden mijn
vrouw van het toneel. Mij door
mijn schrijverij. Zij hadden vaak
onze foto's in toneelbladan gezien.
Zij waren blij ons te leren kennen.
Met alle geweld wilden ze ons van
dienst zijn. Een van de jongelui
gaf ons zijn adres.
Wij moesten bij hen komen. Be
geleiden konden ze ons weliswaar
niet, zij moesten naar de Russische
kommandantura om zich te melden
voor tewerkstelling. Maar onze
families zullen zich verheugen u te
zien en als zij maar enigszins
kunnen, zullen wij helpen. Veel
keus hadden we niet.
Wij dankten de jonge mannen
voor hun hartelijkheid en gingen
op zoek naar het huis.
reeds omstreeks 1875 bezig met de
geschiedenis van de Heerlijkheid
Oostrum-Spraeland te bestuderen.
Bij dat werk werd hij bijgestaan
door Jacobus Deenen, zoon van
Joannes Deenen.
Zijn historieboek over Spraeland
Oostrum bevat dan ook een eigen
handig geschreve opdracht-
„Den Heere Jacobus Deenen te
Oostrum,
Present-exemplaar van den schrijver
M.J.J.
Dat boek is verschenen in 1896.
Ongeveer terzelfder tijd als de klein
zoon Joannes Deenen en neef van
Jacobus Deenen, Herman H.J. Maas,
Toen we een klein straatje in
gingen, liepen verschrikte mensen
ons tegemoet.
„Omkeren! De Russen pakken
iedereen op om voor hen te gaan
werken."
Wij keerden ons om, maar 't was
al te laat. Aan het eind van de
straat verschenen Russische solda
ten en versperden de weg. Een
paar vastberaden mensen klommen
over een schutting en vluchtten in
de richting van de tuinen. Wij hen
achter na.
Wij baanden ons weg, tot de knieën
wadend door de sneeuw. Toen wij
aan de andere kant weer over de
schutting geklommen waren werd
de situatie nog erger.
Wij geraakten in een sloot, waar
de sneeuw op enkele plaatsen tot
onze borst reikte. Wij transpireer
den van de ongewone inspanning,
toen wij met veel moeite een voet
pad bereikt hadden. Wij zwierven
enkele uren van tuin tot tuin: ein
delijk vonden we het huis waar we
heen wilden.
De familie ontving ons wat wan
trouwend. Maar toen men hoorde
wie wij waren, lieten zij ons met
vreugde binnen.
Eindelijk kon ik me wassen en
scheren. We probeerden zelfs onze
kleren wat op orde te brengen.
Ondertussen improviseerden onze
gastvrouwen de moeder en de
jonge vrouw van de ene jongeman
een maaltijd voor ons. Onder het
eten werden we met vragen be
stormd.
Na tafel kwam een jonge buur
vrouw met ons kennis maken, Het
bleek, dat zij de echtgenote was
toen 19 jaren oud, zijn schrijvers
loopbaan begon met zijn eerste pu
blicatie in „Peel en Maas" („De
Harmonicaspeler bij boerenbruilof
ten", 6 September 1896).
Deze schrijver, die thans reeds
een schrijversleven van 57 jaren
achter de rug heeft, weet nog heel
goed, dat Mart. Janssen, destijds
kapelaan in Well, heel dikwijls met
Jacobus Deenen kwam praten en
dat zij dan samen oude documenten
raadpleegde en druk notities
maakten.
Toen grootvader Joannes Deenen
stierf, was Herman H.J. Maas
precies vier weken oud. Later ver
telden zijn ouders en zijn oom hem
meermalen, dat Joannes Deenen
zoveel als zijn gezondheidstoestand
hem dat nog toeliet, graag bij zijn
wieg zat en hem dan een pen in
zijn knuisjes stopte, zeggende:
„Daarmee moet hij doen, wat ik
zelf mijn leven lang zo graag ge
daan zou hebben, maar wat ik niet
kon!"
Wij menen wel te mogen zeggen,
dat delaatste hartewens van Joannes
Deenen in vervulling is gegaan.
Het ouderlijk huis van genoemde
historiebeoefenaar M.Janssen stond
op de hoek van de wegen naar
Oostrum en Maashees, rond het
jaar 1900 het stamcafé Tielen van
de Venrayse notabelen, dat hem in
eigendom toebehoorde.
In de jaren 1880 en volgende
publiceerde hij reeds het een en
ander in het tijdschrift „De Maas
gauw", „Orgaan voor Limburgsche
Geschiedenis, Taal- en Letterkunde"
Een lijvige verzameling afleveringen
daarvan heeft Jacobus Deenen na
gelaten.
Martin Janssen schreef daarin
toen over „Grafzerken te Venray".
We willen een enkel stukje over
nemen, precies zoals het in het
monument op het parochiekerkhof
was ingebeiteld, met het bijschrift
van Mart. Janssen:
Begraafplaats
der Familie Reijnders.
Henricus Reijnders
Geboren te Roermond
Den 18 Jan. 1816
Overleden te Venraai
Den 11 Oct. 1873.
Bidt voor
de zielen van zaliger D. Albertich
van den Bogaert, overleden te
Venraai den 12 November 1809 en
van wijlen deszelfs Huijsvrou
M. Joanna Catharina Driessens
Overleden den 25 Junij 1820.
Bijschrift in „de Maasgouw"
„Albertus van den Boogaart, ge
boren te Boxmeer, zoon van Peter
en Gertrudis Lemmens, vestigde
zich ten jare 1784 te Venray en
oefende het bedrijf uit van leer
loijer, haammaker, winkelier, ook
handelaar in gouden en zilveren
voorwerpen en kastelein.
Deswege was hij verplicht de
gilden te winnen van St Nicolaas,
St Crispinusen St Eloij, van welke
twee laatste hij resp. vaandrig was
in 1786 en 1789. Hij overleed 10
November 1809 in den ouderdom
van 56 jaren. Twee zonen overleef
den de ouders, van welke JanAnt.
ten jare 1838 in het 61ste jaar
zijn levens ongehuwd overleed
'de andere Henricus, als wethouder
der gemeente, in October 1868 ge
storven, vader van 9 kinderen is
geweest".
Tot zover Mart. Janssen.
Die naamskwestie: ouders Lem
mens en zoon van den Boogaart,
kunnen wij niet oplossen. En ver
moedens brengen ons niet verder.
Jan van den Boogaart was in
de jaren 1835 en volgende lid van
het Venrayse gemeentebestuur en
daarna ook Henricus van den Boo
gaart. (Zie onze artikelen over
gemeentelijk huishouden"
van de andere jongeman. Zij nodig
de ons uit een uurtje mee te gaan
Als we kwamen zou ze gauw
echte koffie voor ons zetten.
Wij waren wel doodop, maar de
echte koffie" konden we niet weer
staan.
Bij de buren woonden tien men
sen in twee kleine kamertjes. Het
toeval had hen bij^ elkander ge
bracht. Voor de bombardementen
buiten Buda gevlucht, waren zij
daar door de Rus verrast. Dank zij
de echtgenoot van de jonge vrouw,
die uit de Karpathen stamde en
wat Russisch kende, was het hun
gelukt het grootste deel van hun
hebben en houden voor de Rus te
redden.
Onder het drinken van koffie
verging de tijd snel. De echtgenoot
van de jonge vrouw kwam thuis.
Hij nam me terzijde en zei me,
dat we niet terug konden naar de
buren, waar wij zo pas geweest
waren.
„Waarom niet?"
„Weet u... U bent alom bekend..,
De Russen zullen u zeker zoeken..,
De moeder van mijn vrouw is iet
wat eigenaardig, zij is bang om van
wege u onaangenaamheden te zullen
krijgen".
Deze boodschap deed me erg on
plezierig aan. Het was ondertussen
avond geworden. Op straat werd
hier en daar geschoten. We konden
onmogelijk zo maar de nacht ingaan,
om onderdak te zoeken.
De jongeman raadde mijn ge
dachten. Hij verzekerde me, dat wij
rustig bij hen konden blijven, totdat
wij een andere oplossing gevonden
hadden. Ik was genoodzaakt dit aan
Albertus van den Boogaart was
in 1802 Postmeester van Venray.
De levensloop van Andries Deenen
Joannes en Jacobus Deenen valt
dus samen met vele families, waar
van al iets ter sprake gekomen is
in voorgaande historische beschou
wingen.
Verder moeten wij er ook onze
aandacht aan schenken, dat Andries
Deenen de Grote Franse Revolutie
en al haar gevolgen heeft beleefd;
hij en zijn zoon de Napoleonische
tijd; Joannes de tijd van de val
van Napoleon, van het verenigde
koninkrijk Noord-Nederland en
Belgie, de Belgische Opstand en
alle gevolgen daarvan; Joannes en
zijn zoon Jacobus de veelbewogen
tijden van de Revolutie van 1848,
van Napoleon III en de Frans-Duitse
oorlog van 1870 71, enz.
Tot de nagelaten documenten van
Joannes Deenen behoren nog brie
ven in groot formaat met stempel,
symbolische figuren voorstellende,
en opschriften als dit:
„Au nom du Peuple francais.
Bonaparte premier Consul de la
Republique a tous qui les presentes
verrontsalut: faisons savoir." (enz.)
Dus voor het keizerschap van
Napoleon.
Dit is maar een sumier overzicht
voor de karakteristiek. Alleen om
aan te tonen, dat Andries en Joan
nes Deenen meer waren dan de
eersten de besten. Altans alvast
enigermate aan te tonen.
Er bestaan bijv. ook families, die
haar fortuin „danken" aan Bokke-
rijders, die op hun beurt weer dat
fortuin vergaard hebben door dief
stal en moord en nooit iets aan
hun slachtoffers noch aan nakome
lingen hebben gerestitueerd, even
min als de erfgenamen van die
Bokkerijders dat hebben gedaan. Is
dat overeen te brengen met de
Christelijke moraal
Ook in het Venrayse land en in
andere, streken waren dergelijke
bokkenrijderspractijken nooit zo
vreemd. Vasthouden wat je hebt,
hoe ook gekregen, geld stinkt niet
en is nooit vies
Wij wilden maar op de voorgrond
brengen, dat voor die oude familie
Deenen het geestelijk leven van de
mens boven alles stond. Zij ver
stond het Evangeliewoord „de
mens leeft niet bij brood alleen
Het waren zeker veelbewogen
tijden. Iedereen zal begrijpen, dat
gestudeerde, ontwikkelde mensen
zulke geestesschokkende wereldge-
beurtenisen natuurlijk op een heel
andere manier ondergaan dan men
sen zonder kennis en ontwikkeling
die de zogenaamde „grote massa'
vormen.
En dat daarbij aangeboren aan
leg ook en vooral een factor van
veel betekenis is. Om maar iets te
noemen, wat dit laatste betreft,
voor een „zwarthandelaar" is een
oorlog iets anders dan voor een
eerlijk mens met een rijk beschaafd
gemoed en een wetenschappelijk
inzicht.
De geschiedschrijver Mart. Jans
sen heeft ook Joannes Deenen per-
sonlijk nog heel goed gekend en
zijn vriend en helper Jacobus Deenen
heeft hij zelf overleefd (als pastoor
van Meerlo). Over de loopbaan van
Joannes Deenen hebben zij samen
gesproken. Daarvan komt in vol
gende hoofdstukken nog wel een
en ander ter sprake.
En al begon hij dan met tussen
1875 en de beginjaren van het vol
gende decenium stukjes in de
Maasgauw te schrijven over „Graf
zerken te Venray", dat was voor
hem nevenzaak. Zijn voorliefde
ging uit naar Spraeland-Oostrum.
Daar was zijn drukke omgang met
Joannes en Jacobus Deenen van
grote invloed op geweest. Men
li?>-
"w De kwaliteit is af - de bediening
vakkundig en voorkomend. De
prijzen? Nu - dat weet U; die
zijn lager dan waar ook...
Ananas-Abrikozenjam Nieuw I per pot 80
Vermicelli grof250 gram 19
Macaroni 250 gram 22
Appelmoes per pot 28
Limonadesiroop per fles 130-110-89
Carabiesjes250 gram 59
Sinaasappelschijfjes 100 gram 29
Fruitdrups3 grote rollen 25
Appelstroopgrote beker 69
Mager Ontbijtspek 200 gram 57
Fijne Snijworst 100 gram 41
Zuiver Rundvet 500 gram 67
Palmoliezeep doos met 4 stukken 59
B0FFIE KOFFIE dat's betere, ja beste kollie I
- MAAKT M LEVEN,GOEDKOPER
Daar was zijn d.\;k:.-.e omgang met
Joannes en Jacobus Deenen van j
grote invlpc.l op geweest. Men
moet ook wel bode..ken, dat destijds
het Venrayse lunu r.ict wemelde
van ontwikkelde mensen en dat de
betrekkelijk weinigen, die ontwik-
zochten, voorzover zij door aange
boren aanleg bij elkaar pasten.
Netuurlijk zoeken bijv. wiskunste
naars niet bij voorkeur omgang
met taalkundigen. Hun geestelijke
richtingen lopen daarvoor doorgaans
te ver uiteen, al zijn hun funda
menten van studie en hun begrippen
van logica gelijk.
Mart. Janssen heeft de levens
gang van Joannes Deenen nooit
beschreven. Ook Jacobus Deenen
heeft dat niet gedaan. Kleinzoon
en neef Herman H. J. Maas heeft
wel fragmenten daarvan gepubli
ceerd in grote en kleinere tijd
schriften als „De Nieuwe Gids",
„Nederland", „De Nedermaas", en
andere kranten.
Wij willen het nu eindelijk eens
uitvoeriger doen.
te nemen.
^.Na het avondeten werd ons op de
vloer van de kamer een slaapplaats
klaar gemaakt door middel van kar
petten en dekens.
Ik kon de slaap niet vatten.
De hele nacht deed het vuren van
de Russische kanonnen de ruiten
van het huis rinkelen.
Ik maakte me zorgen over de toe
komst.
„Wie weet hoe lang het beleg nog
duren kan. En wat gebeurt er dan
met ons Waar moeten we heen
Waarvan leven En de Russen
Wat gaan de Russen met ons uit
voeren
0—
De volgende morgen toen we
nauwkeurig inlichtingen ingewon
nen hadden over de stand van de
vuurlinie, die 10 kilometer van ons
verwijderd lag, besloten we alsnog
te trachten* de villa-wijk te bereiken
in Buda, 5 kilometer van ons van
daan, ,waar talrijke vrienden ge
woond hadden. Wij hoopten er al
thans een van terug te vinden en
ons bij hem in veiligheid te kunnen
terugtrekken.
De wasvrouw hadden wij voor
deze bespreking bij ons geroepen
uit het buurhuis, waar wij haar
gisteren gelaten hadden. Zij gaf te
kennen tot het einde van het beleg
bij de buren te willen blijven, zij
kon daar in de huishouding werk
zaam zijn daarmee kost en inwoning
verdienen.
Zo kwam het, dat wij met ons
beiden op weg gingen. De jonge
man, die Russisch kende, bood aan,
Uit het voorgaande kan voor
iedereen, die maar wat begrip van
en gevoel voor geschiedenis heeft,
duidelijk blijken, hoe nauw ver
schillende tijden, die schijnbaar
meer of minder ver van elkaar
liggen, in werkelijkheid met elkaar
samenhangen. En als men dan de
personen uit het verleden weer
levend opvoert, zoals wij in het
voorgaande hebben gedaan, dan
valt de gedachte aan tijdsverschil
weg en zien wij alleen om ons heen
in een levend geheel.
Al kwam Mart. Janssen er dan
niet meer toe, de levensloop van
Joannes Deenen te beschrijven, met
de vóórgeschiedenis daarvan is hij
toch wel begonnen. En dat is ook
van belang voor ons doel.
Wordt vervolgd.
ons weg te brengen. Dat'hebben we
met grote vreugde aangenomen. Op
die manier konden we ons ten
minste bij de Rus verstaanbaar
maken, als dat nodig was.
Drie keer hebben de Russen ons
aangehouden voor wij uit het dorp
waren, maar onze begeleider legde
hun onze bedoelingen uiten wonder-
baarlijkerwijze lieten ze ons steeds
gaan.
Wij kregen vertrouwen in het
succes van onze onderneming.
Maar nauwelijks hadden we het
dorp verlaten toen er uit de strui
ken weer een Rus naar voren stapte.
De rest kenden we al: achter de
struiken een hoop mensen op de
grond, hun lot afwachtend. Geluk
kig hielp ook hier de kennis van
de Russische taal. Onze begeleider
moest wel lang praten met de Rus
sen. Ten leste kon hij echter de
wachten op de schouder kloppen en
ons wenken door te gaan. Echter
in de richting van het dorp. Op dit
punt bleef de Rus stokstijf.
Wij trachtten onze begeleider te
overreden het dorp over de akkers
te verlaten. Hij vond dat echter ie
gevaarlijk. Wij waren te dicht bij
de vuurlinie. Zij mochten ons eens
voor spionnen houden en ons zonder
pardon fusilleren.
Ik moest wel berusten en besloot
terug te gaan. Onze jonge vriend
verzekerde ons, dat we rustig het
einde van het beleg bij hem konden
afwachten. „Het kan nu niet lang
meer duren".
Aan het eind van het dorp hield
ons de Russiche wacht aan,
die ons al
eerder aangehouden had, maar toen
had doorgelaten.
Thans was hij echter onverzet
telijk: „Je kunt niet doorgaan. Je
kunt niet verder gaan. Je moet
wachten".
Na een uur of twee wachten
doemde een troepje mensen op, een
honderd in totaal, dat door de Rus
sen werd opgebracht. Ook wij moes
ten in de rij gaan staan, met onze
begeleider.
Zodoende hadden we er niets bij
gewonnen, dat wij aanvankelijk vrij
waren gebleven.
Het hele gezelschap werd op de
binnenhof van een huis gedreven,
waar reeds een paar honderd men
sen wachtten. Daar hoorden we, dat
die mensen daar al een hele dag
hadden gestaan. De nacht hadden ze
onder de blote hemel doorgebracht.
Dat was niet bepaald gerust
stellend.
Onze begeleider knoopte een ge
sprek aan met de soldaten die op
de hof rondhingen. Als resultaat
daarvan kon hij onsmededelen.dat
wij op een van de G.P.U.-komman-
dantura's waren. „Er wordt een
verhoor afgenomen, daarna kunnen
we naar huis gaan".
De gedachte aan de G.P.U. wekte
geen aangename gevoelens in me
op. „Dit is dan de beroemde of be
ruchte instelling, waar ik zoveel
over gehoord en gelezen heb, en
waarvan we de verschrikkingen in
allerlei films gezien hebben, zo,gru
welijk dat we er koud van werden.
Nu zullen wij zelf ermee kennis
maken. Ik verwacht niet dat wij er
gauw uit zullen komen".
De voortekenen wezen in die
richting.
Er waren er onder de wachtenden
die reeds twee dagen hier op het
erf rondhingen. Van verhoren was
geen sprake. Te eten kreeg niemand.
Als er iemand drinken wilde werd
hij door een gewapende soldaat naar
de achterste hof gebracht, bij de