TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Mgr. Dr. II. A. Poels Dagboek van een krijgsgevangene Over emigratie naar Australië l)ê kus wisse sneje zijn leven en zijn werken ZATERDAG 4 OCTOBER 1952 No 40 DRIE EN ZEVENTIGSTE JAARGANG In de voorafgaande ariikelen hebben we de jonge priester Poels zien groeien tot een van Europa's grootste bijbelkenners en hem gevolgd op zijn weg van verguizing en miskenning, maar ook op die van zijn eerherstel. We hebben gezien hoe hij later, gegrepen door de grote omwenteling in Limburg, zyn Bisschop vroeg daar te mogen werken, vrijwillig afstand deed van zyn geliefde studie en omschakelde naar een geheel ander terrein: de sociale werken. En tenslotte hebben we gezien, hoe deze Venrayse priester gewerkt heeft voor de organisatie der arbeiders, voor de volkshuisvesting en de ar beidsbemiddeling en daarbij een activiteit heeft ontplooid, waarvan Nederland heden nog steeds vruchten mag plukken. En toch hebben we slechts een onderdeel van zyn werk genoemd, want Dr Poels heeft veel meer ge daan. Zyn invloedssfeer werd niet be grensd door de Limburgse en zelfs niet door de Nederlandse grenzen, hy groeide uit tot een man van brede internationale betekenis. Op interna tionaal terrein erkende men hem als de pionier der katholieke sociale daad, die rond de Limburgse mijnen bewees, dat, waar men tijdig hart toont voor de arbeidende bevolking, ze een goede huisvesting geeft, ze organiseert, schoolt en geloof en godsdienst bij haar weet te bewaren, dat daar een gezond volk leeft en groeit. Hy bewees, dat de herkerstening van de moderne wereld alleen moge lijk is door een krachtig georganiseerd apostolaat op wereldlijk terrein, het werkterrein, dat by uitstek door de katholieke leken kon bediend worden. Om zyn ideën te verbreiden en uit te bouwen stichtte hy de Sociale Week te Rolduc, waar ministers naast arbeiders, ryken naast armen, samen studeerden en openhartig de moeilijkheden bespraken. Besprekin gen, die zyn voortgevloeid uit zijn bekende praatavonden, waarin hy, toen hy' vanuit Weiten naar Heerlen kwam wonen, allerlei onderwerpen besprak en „bepraatte" met wie er lust voor had. Daarnaast zien we hem werken voor de Duitse uitgewekenen, hy die tenslotte zelf moest uitwijken toen de Duitsers West Europa binnen vielen. Wie het gouden boek der K.A.B. bestudeert, ziet iedere bladzijde op nieuw de naam van Dr. Poels. Voor ons, die zo weinig contact hebben met het Zuiden van Limburg, doet zo iets wonderbaarlijk aan. Maar de feiten liggen er. Niet alleen de man van duizend en een ideën is Dr. Poels geweest, maar de grote schepper van zo ontzaglijk veel goeds. Wie zijn redevoeringen leest, zyn woorden opneemt, die ziet daar die priester staan, wiens devies Misereor super turbam, ik heb mede lijden met de schare, hem in 't hart was gebrand, die als een moderne apostel zijn machtige schouders onder het bekeringswerk zette en zyn grote gaven gaf voor de herkerstening van de wereld. Millioenen zyn daarvoor door zyn handen gegaan, honderden mensen zyn daarvoor aan het werk gezet en nog was Dr Poels niet tevreden. Op ieder terrein van het maatschappelijk leven stond deze hoofdaalmoezenier van sociale werden, dikwijls verguist en bespot door eigen geloofsgenoten zelfs, maar ook met duizenden achter zich, die door zijn werk een rijke en gouden toekomst voor zich zagen. Zijn benoeming tot Huisprelaat van Z. H. Paus Pius XI in 1031, tot Protonotarius Apostolicus a.i.p. in 1933 toonde wel overduidelijk, hoede geestelijke overheid zyn werken en streven wist te erkennen. Als een toren stak deze geestelijke en lichamelijke reus, met kop en schouder boven zijn omgeving uit. Maar ook een reus is een mens, die ouder wordt met bet klimmen der jaren. Reeds eerder had zyn hart hem een keer gewaarschuwd, dat men het steeds niet kan overvragen en in 1939 moest hij zijn functie van hoofd aalmoezenier neerleggen. Hy ging naar België voor rust en daar werd hy door de oorlog overvallen. Yia Frankrijk is hy naar Zwitserland getrokken, om zo de grijparmen van de Gestapo, die met Dr Poels nog meerdere rekeningen te vereffenen had, te ontkomen. Na de bevrijding van Nederland, in 1945, kwam Dr Poels terug, zeven en zeventig jaren oud. En hoewel hy zelf meende, dat het nog gaan zou, bleek later dat hy zijn krachten had overschat. In 1947 moest hy al veel rust nemen, maar op die gedenkwaardige dag, dat hem het Eredoctoraat van de Kath. Economische Hogeschool in Tilburg werd verleend, zag men daar tussen die professoren en studenten, tussen de Kardinaal en de Bisschoppen de grootse figuur staan van de oude Poels, die alle aanwezigen in zyn laatste speech nog veel te zeggen had en waarin hy nogmaals aller aandacht vroeg voor het grote probleem, aa/n de oplossing waarvan hy het grootste deel van zyn priesterleven heeft be steed het probleem van de structuur voor de mogelijke opbouw ener Chris telijke cultuur in deze moderne wereld, waarin niet alleen Kerk en Staat, maar ook de christelijke godsdienst en het openbaar maatschappelijk leven van elkaar zyn losgerukt. Na zijn ere-promotie ging het snel bergaf. Het was begin 1948, dat hy voor de laatste maal op bezoek was in Venray en het was daar, dat de Nederlandse regering op zyn soste verjaardag, als erkenning voor zijn werk, hem de versierselen en de benoeming over reikte van Groot-Officier in de Orde van Oranje-Nassay. Terug in Imstenrade by de Medische Missiezusters, bleek aldra, dat het lichaam van Mgr. Poels, de zware last niet meer kon dragen. Langzaam maar zeker ging het achteruit, tot hy op 7 September 1948 zyn ryke ziel teruggaf aan de Schepper. Zijn begrafenis op het kerkhof bij de St Petrus Banden in Yenray, is een triomftocht geworden door het schone Limburg, dat zoveel aan deze priester-reus te danken heeft. Daar rust nu Monseigneur Doctor Henricus Andreas Poels, Groot Officier in de Orde van Oranje Nassau, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Commandeur in de Kroonorde van België, begiftigd met het Ereteken ie klas van het Duitse Rode Kruis, met het Hongaars Kruis van Verdienste He klas, lid van de Koninklijke Orde van de H. Sa va van Yougoslavië. Daar rust de eenvoudige zoon van XXVII Het hospitaal Ik kom zojuist terug uit het hos pitaal, waar een jongen verhoord moest worden van Sumatra. Daar heerste een ongehoorde chaos in het kamp, van de hoogste leiding tot de jongste recruut. „Ieder voor zich en de duivel voor de rest", gold daar als devies. Met het gevolg, dat zelfs de weinige medicijnen voor de malaria-patiënten werden versjacherd via de Jappen, even corrupt als enkelen van onze eigen mensen. Er zyn daar in het oerwoud van Sumatra mensen gestorven, die niet hadden behoeven dood te gaan; dat is de kern van de zaak. Deze misdadigers speelden met het leven van mede gevangenen. Meteen, toen de troep afgebeulde kerels binnenkwam, viel het op, dat er een paar vetgemeste knapen tussen de scharminkels liepen, zodat ze met een verdacht werden. Uit de verhalen van de jongens kwam wel zoveel los, meestal vaag maar toch duidelijk genoeg, dat een onderzoek kon worden ingesteld naar de ergste misdaad, welke een krijgs gevangene kan bedrijvenmedicijnen- handel. Na een paar dagen is het zover, dat ik bij de kolonel moet komen, die me de opdracht geeft, een serieus onder zoek in te stellen naar de gedragingen van de kampdokter en enkele officieren en minderen in verband met corruptie en het smokkelen van kinine-pillen uit het kamp. Daarom ging ik vanavond meteen naar het hospitaal, om een erg zieke knaap te ondervragen. Ik had even goed niet kunnen gaan. Een door en door versufte man ligt me maar aan te kijken, geeft niets zeggende antwoorden op myn vragen. Ik verdenk hem van onwil, maar tenslotte zegt by: „Kom morgenvroeg maar terug, na een uur of 10 kan ik me niets meer herinneren", 's Morgens ligt de dokter dood, zelfmoord. Dit is één van de zeer velen, wier geheugen door ondervoeding zézeer geleden heeft, dat ze zich niets meer herinneren of zeer vaag. Ik zelf heb er ook last van; het overkomt me wel, dat ik een bood schap moet doen en me óf de op dracht zelf niet meer herinner, óf de man voor wie ze bestemd is. Dan sta je voor een commandant en op de vraag, wat je komt vertellen, is de gehele boodschap weg, volkomen weg uit je bewustzijn. Ja, het gebeurt wel eens, dat ik mezelf aftob met de vraag, hoe myn kinderen heten en hoe oud ze zyn. We lachen er mekaar hartelijk om uit. En geen enkele commandant neemt je kwalyk, datje wat staat te haspelen en bekent, de opdracht vergeten t6 zyn. Ze hebben zelf, evenals wij, last van geheugen verlies. Het is gemakkelijk; ook het verdriet en de heimwee zyn uit onze geest verdwenen. We levenMaar daar is alles mee gezegd. Af en toe komt er een vleugje spirit in je op, om een volgend moment weer in algehele apathie over te gaan. Ja, dat hospitaal van ons, nu in 1945, na 3 jaar gevangenschap. Van de 10.000 liggen er permanent een dikke 3000 in de barakken buiten de gevangnismuren, op hun matje in Dankbaar maak ik van de mij geboden gelegenheid gebruik iets over de emigratiemogelijkheden naar Aus tralië te mogen vertellen. Berichten uit allerlei bron hebben ongerustheid gezaaid en verwarring gesticht. Er is echter alle reden om het hoofd koel te houden en het. verstand voorop te laten gaan, aldus vertelt Mr Ir Haveman in een radio toespraak op 19 Sept. ENGELS Voordat ik over emigratiemogelijk heden spreek, zou ik willen vragen aan allen die „ongerust" zijn over hun emigratie: „Hebt U al wat aan Uw Engels gedaan Kunt U zich uitdrukken in die taal Zo niet, dan is er meer reden u daarover ongerust te maken dan over de toestand in Australië. Weet men wel, dat de meerderheid der terugkerende emigranten, de mis lukten (die overigens nog geen 5 op de duizend tellen) zelfs bij hun terug komst nog geen behoorlijk woordj> Engels spreken Nog eens: er is veel meer reden tot grote ongerustheid over 't gebrek aan voorbereiding en de lichtzinnig heid waarmee emigranten goede raad in de wind slaan, dan over de toe stand in Australië. Deze toont slechts een tydelyke terugslag, waarvan de oorzaken heel duidelijk aanwijsbaar zyn, zodat met vry grote zekerheid gezegd kan wor den, dat verbetering over enige tijd zal intreden. Het dieptepunt (dat niet erg diep lag, want Australië is het land met het laagste werklozencyfer ter wereld) schynt zelfs al gepasseerd te zyn. Doch in wezen doet dat er niet eens veel toe, want voor wie wil en flink kan werken, voor iemand, die iets in zyn mars heeft, wat Engels kent en niet te oud is voor zo iemand heeft de emigratiemogelijk heid tot vandaag de dag niet ont broken- Maar het moeten flinke doorzetters zyn, niet lui die aan gebraden hanen denken. Bovendien als emigranten getrouwd zijn, moet hun huwelijk goed zyn. Want dan worden de moeilijkheden overwonnen en is er toekomst te maken I De heer Haveman besprak vervol Venray, op wiens grafkruis op eigen verzoek geschreven isHier is be graven en zal verrijzen H.A. Poels Priester. Bidt voor de vergeving zijner zonden. Reeds in de inleiding van ons eerste artikel hebben wy gezegd, dat we slechts een summier overzicht zouden geven over het leven en werken van deze grote Ven ray naai. Een krant leent zich nu eenmaal niet voor een biografie. Maar moge dit eenvoudig overzicht over het leven en werken van Dr. Poels voor ons Ven- rayers een aansporing zijn, om juist over deze persoon eens wat meer te lezen en eens te beseffen, zonder chauvenist te zyn, welk een groot priester Venray heeft voortgebracht. Bovenstaand overzicht is samen gesteld aan de hand van gegevens uit: Een Wereldfiguur (Spaarnestad Haarlem); Mgr. Dr. H.A. Poels, Ere doctor vanTilburg (Doctor Poels fonds); Gedachten, woorden en daden van Mgr. Dr. H.A. Poels (K.A.B. Limburg); Dr. Poels, een zestal redevoeringen (Limb. R K. Werkliedenbond) en het Gouden Boek der K.A.B. (Winants Heerlen). het zand. De barakken van bladeren zyn stof nesten en de lucht is er doorlopend verpest. De Jap stelt niets beschikbaar voor de zieken, geen hout om vloeren te timmeren, geen bedden, geen medi cijnen. Hoe eerder deze 3000 eters, die niet werken, kreperen, des te liever het hem is. „No work, no food"" is de stelregel van deze krompoten en daarom krijgt het hospitaal veel minder ryst dan wy, die ook maar 2 ons per dag kry'gen voor 10 uur hard werken in de smoor hitte op het vliegveld. Zoveel mogelijk zyn de verschillende ziekten gescheidendysentrielyders by mekaar, malarialijders en berri- berri-patiënten. Deze groepen vormen de overgrote meerderheid. Dan heb je de honderden „starva tion" gevallen, mannen die afpeigeren door uithongering. De dokters doen wat ze kunnen. De verantwoordelijkheid drukt zwaar op hen, nu ze machteloos moeten toezien, dat hun patiënten geholpen konden worden, als er maar geneesmiddelen waren. Zo'n „hospitaal" van zelf gevlochten bamboe en bladeren, met 3000 van dit soort lijders erin, is de beste graad meter van de toestand in een kamp. De gezonden, die nog lopen kunnen, maken er gewoonte van, elke dag even binnen te wippen in een der barakken. De stumpers zijn zo gesteld op bezoek. Er is geen lectuur, geen verlichting, er zyn geen bedden en geen ver pleegsters, die vertroosting kunnen brengen. Maar erger dan het gemis aan dit alles drukt het besef, dat steeds in hun suffe koppen spookt, van een on herroepelijk naderend einde de onaf wendbare dood. De laatste en grootste barak is de x-barak. Dat noemen wij het „voor- gens de mogelijkheden van emigratie voor de doorzetters en zeide: Zoals te voren blijven er twee wegen voor emigratie 1) onder de emigratie overeenkomst waarby de Australische regering eerste huisvesting en gedurende twee jaar plaatsing in een werk kring voor haar rekening neemt; 2) emigratie waarby door de emi grant zelf of door een ander voor huisvesting en werk gezorgd wordt. Die anderen kunnen bloedverwanten, vrienden en kennissen in Australië zijn en ook organisatie's van particulier en de ambtenaren van de Ned. emigratiedienst in dat land. Alle overigen, dus deniet verdrags emigranten, mits zij persoonlijk zijn geschikt, kunnen op eigen verant woordelijkheid emigreren; d.w.z. dat zy op enigerlei wyze in eigen huis vesting en tewerkstelling voorzien. Dit is op zichzelf geen uitzonder lijke opgave. Van elke 100 emigranten, die tussen 1 Juli van het vorig jaar en 1 Juli van dit jaar naar Australië vertrokken zyn, hebben 60 voor zichzelf gezorgd, terwyl 40 van hen door Australische regering geplaatst werden; d.w.z. dat 40 pet onder de overeenkomst en 60 pet buiten de overeenkomst gingen emigreren. Van hen, die wel willen en ook geschikt zyn tot emigratie, van de doorzetters, die niet door Australië opgevangen worden, wordt nu en in 1953 verwacht, dat zy hetzelfde doen zullen wat de genoemde 60 pet tot nu deed, nl. op eigen verantwoorde lijkheid emigreren, Er wordt dus allerminst het onmogelijke gevraagd. Eigen verantwoordelijkheid van de emigrant is een van de fundamentale grondslagen van de Nederlandse emigratie. Een voor waarde tot welslagen, want 't gevaar van mislukken dreigt voor ieder, die gewend is op anderen te steunen en zich op anderen te beroepen. Zomin als het juist is, dat in tyden waarin zich geen moeilijkheden schij nen voor te doen, ongeschikten gaan emigreren, zo min is het juist, dat tot emigratie geschikten zich door enige moeilijkheden laten afschrikken. Zy, die nu of in de eerstvolgende tyd in Australië aankomen en willen doorzetten, zullen het misschien iets moeilijker hebben dan hun voorgan gers (ik spreek nu alleen van hen, die geschikt zyn tot emigratie) doch straks, als zy ingewerkt zyn, staan zy vooraan om van de verbeterde omstandigheden vol profijt te gaan trekken. Daarom raad ik allen aan, die zich een doorzetter voelen, doch nu niet als verdragsemigrant onder auspiciën van de Australische regering kunnen emigreren, met hun aanmeld .kantoor overleg te plegen, of zy geschikt zyn om op eigen verantwoordelijkheid te emigreren en welke wegen zy daar toe dienen te bewandelen. De heer Haveman besloot zyn toespraak met een mededeling, waar by hy zei: De ongeveer honderd emigranten, die met hun gezinnen voor vertrek gereed waren toen de nieuwe regeling in werking trad en my schreven, dat zy niet konden wachten, omdat zy reeds opgebroken waren, zullen alsnog onder de oude voorwaarden kunnen vertrekken. Zy ontvangen hierover binnen twee weken nader bericht. geborgte van het kerkhof'. Daarheen verhuist elke knaap, die opgegeven is. Het is een verzameling van levende wrakken, bestemd voor Magere-Hein. En dat weten ze Geen van de 300 x-patiënten weegt nog 50 kilogram; hun darmen zyn zó aangetast en uitgedroogd, dat geen voedsel meer verwerkt wordt. Er zyn er onder, grote kerels, die 35 kilo wegen en het verdraaien om dood te gaan. Als het té bar wordt met een knaap in de gevangenis, als hy niet meer op kan staan en overal zomaar neer kwakt, dan gaat hy naar het hospi taal. De dokters beschikken per dag over zowat tien eieren, welke onze kippen leggen. Ja, we hebben een stelletje kippen waar we op het vliegveld en langs de weg zaden, gras en slakken vóór zoeken. Ook een paar eenden, magere langnekken, die van slakken leven. De spaarzame eieren worden bewaard voor een hongergeval. Om de twee dagen óen ei, 5 in totaal. Als hy er niet van opknapt, wat blijkt uit faeces-onderzoek en wegen, dan gaat hy naar dex-barak. Want eieren zyn kostbaar, je moet ze niet verknoeien aan een hopeloos geval. Kikkert de patiënt er wat van op, komt hy een kilo of zo aan, dan nog een paar eieren en klaar is pietje. Dan zie je na een 14 dagen weer een ge zonde vriend binnenkomen. Anders klinkt het onverbiddelijke vonnisOver naar de x-barak. Daar sterft men zonder klagen, meestal zonder een been te verroeren, daar delen ze op een dag hun laatste bezittingen uiteen drinkmok, een etensblik en een paar vertrapte schoe nen. Dan vragen ze om de dominee of pastoor. Alles gaat zo gewoon in deze voor hal van de dood. Elke ochtend worden er enkelen niet meer wakker, maar door Herman HJ. Maas (De 6 uitspreken als de e in mos). De lezers weten allemaal, dat er in Limburg vele talen zyn. Zo wordt het vogeltje, dat in Venray mus heet, in andere plaatsen korenpikker ge noemd. De' kwikstaart heet elders ploegdrieverke. Een meikever wordt in het land van Weert spillekant ge noemd, een vlinder snuffeltêr, een gootsteen in Venlo paolingstein, en zo meer. Dat is allemaal heel goed te ver klaren, als men er de moeite maar voor over heeft, taalstudie te maken. Jawel, zegt de een of ander misschien, ook dat nogTaalstudie maken, net of we zó al niet genoeg aan de kop hebbenStil maar, ik weet er alles van, daar zullen anderen wel voor zorgen. De Schepper heeft ons mensen de woordentaal geschonken. Is dat geen wonderbaar bezit, geen onschatbaar voorrecht? Wie de taal van een ander kent, heeft de sleutel van al zyn geheimenDat klinkt wel erg geleerd, maar het is zo, prakkezeer er maar eens over. Een andere keer zal ik daar nog wel eens meer van vertellen. Ik bedoel voor deze keer maar, dat de schat, die wy taal noemen, de studie ten volle waard is. Als dank aan den Schepper, en om ons belang. De Venrayse taal heeft haar eigen zegswyzen, die niet overal, zelfs niet in nabijgelegen plaatsen bekend zyn. Ik kies er nu drie uit. Ik kan ver klaren, hoe die zyn ontstaan en in zwang gekomen. Enkele daarbij be trokken personen heb ik zelfs in myn jeugd nog gekend. Ik heb Oos trum pas metterwoon verlaten, toen ik al zesentwintig jaren oud was en reeds veel studie achter de rug had en veel had geschreven in kranten, enz. enz. 1. Dé kos wisse sneje! 2. Dên haai gennen tied mer! 3. Ik heb schijt an de moppen, as ik het leven mer behou! Die eerste zegswijze kwam in de Venrayse taal in gebruik door een geschiedenis, die met het Achteren samenhing. Gy weet het immers wel, Achteren noemde men in de hele streek, ook in Geysteren, Wanssum, enz. het vertrek van knecht of maad (dienst meid) van een boerderij in de Paas tijd. Donderdag na de Goede Week was de fichterdag. Elke vertrekkende knecht of maad was een Achter. Dikwijls ging dat Achteren met grote ruzie gepaard. Als knecht of maad de dienst was opgezegd, dan bleef er op fichterdag van den boer en de boerin geen goed spier haar meer over. Vooral hoe het op de verlaten „plaats" (de boerderij) „in de pot" geweest was, werd in alle geuren en kleuren in de herbergen rondverteld. Ook al weer te verklaren. Immers, rond het jaar 1900 was „de kost" voor de bojen nog de hoofd zaak, het loon in geld bedroeg toen niet veel. Ik bezit nog geschriften, waarin gesproken wordt van een loon voor een volwassen dienstmeid van de kost, een paar klompen en een tirteie schort in een heel jaar. Ik heb zelf nog heel goed een man gekend, een flinke sterke kerel, die als een paard werkte van zonsopgang tot zonsondergang, voor de kost en zestig cents in de week. Ik noem nu maar één voorbeeld, maar kan er veel meer aanhalen. De kost was de hoofdzaak. Een andere keer vertel ik ook de geschiedenis van de gierige Merselse boerin, hoe die voor haar bojen was. men verzwijgt dit zo lang mogelijk voor de Jap. Als de blikjes ryst zyn rondgedeeld, krijgt de „lang-slaper" ook nog een portie aan zyn voeteneind, de buur man eet het op en pas dan wordt de slaper dood verklaard. Niemand treurt erom. Wonderlijke gevallen kom je hier tegen; zoals die ene in de malaria- barak. De dokter houdt me aanWeet je hoeveel bacillen die magere daar, die daar zit te lezen, in zyn bloed heeft Ik beken er niets van te weten. „In de wetenschap geldt 500.000 per cm3 bloed als het maximum. Hoger kwam niemand voor de oorlog. Maar dat skelet heeft er 2 millioen en hy trekt er zich niets van aan. Het is voor ons dokters een interessente studietijd. Het zal zyn nut hebben voor later, als we er zelf levend af komen". De gewone, periodieke malaria- lyders gaan niet eens naar het hos pitaal. Die krijgen steevast om de 10 a 14 dagen een koortsaanval. Vlieg - velders zeggen van te voren al„Baas, morgen kom ik niet, dan ben ik weer aan de beurt". '8 Morgens ligt zo'n lijder dan te rammelen van de koorts onder zyn stuk deken of zak; de celgenoten en buren gooien er hun deken of lap overheen en gaan werken. De hele dag ligt onder die hoop vodden onze vriend te schokken en te rillen, dat gaat zo enkele uren door. Dan zakt de koorts, hy voelt zich nog erg slap, maar prompt staat hy de volgende dag weer aangetreden voor de slavenmars naar het vliegveld. Dood gaat er niemand van; die er niet tegen konden, zyn al 2 jaar ge leden met de tenen omhoog gaan liggen. Krygt de malaria een gevaar lijk epidemisch karakter, dan grijpen de dokters in en is opname nood zakelijk. Natuurlijk ia er een grens; deze Het geld had in die tyden een veel hogere waarde dan tegenwoordig. Ik heb nog een bestek voor do aanneming van een verbouwing van de school en het schoolhuis in Oostrum opge maakt door Joannes Deenen, hoofd van de school en koster. (Mijn groot vader van moeders kant, overleden Palmzondag 1877). Het hele werk, arbeidsloon met levering van materia len, als massief eikenhout voordeuren, ramen, platen, glaswerk, grondverf, timmerwerk, metselwerk, enz. werd aangenomen voor twee en twintig gulden en twee en zestig cents! Een architect heeft vooi my uitgerekend, dat het tegenwoordig op meer dan twee duizend gulden zou komenIs het dan niet mooi, geschiedenis te kennen Ja, dan ging de boerin over de tong. En velen hadden er ook pleizier in, dat die of die er zo doorgehaald werd. Zo waren de mensen nu een maal. Toen. (tegenwoordig niet meer De flehters liepen op zo'n dag als vanzelf by elkaar uit. Dan trok men de herbergen af. Na zoveel jaren hoor ik nu nog in myn herinneringen het fichterliedje over de wegen galmen, aandoenlijk van afscheidstranen „Hy is gaan va-a-ren, Zo ver van hie-ie-r, En met andere meisjes Vindt hy nu zyn pleizie-ie-r Dat „zo ver van hier", was dan misschien wel vyf minuten, een kwartier of een half uur gaans. Maar door het dikwyls en diep in het glaasje kijken begonnen de ogen op de duur beneveld te worden en konden ze de afstanden niet zo precies meer schatten. Ook stond het nu eenmaal zo in het liedje, klonk het niet, dan botste het toch wel. By elke borrel of elk glas bier werden de boer en de boerin slechter. Het kon niet anders, of daar bleef ook wel eens wat van hangen, dat de oorzaak werd van latere veten en vechtpartijen. Zo liep het leven. Voor vele mensen schijnt geen groter genoegen te bo- staan dan elkaar het korte leven maar zuur te maken. Maar met Palm-Zondag werd aan fichteren niot gedacht. Hoe dikwyls ben ik in myn kinderjaren meegegaan om de akkers te palmen. Dan waren de gedachten op zegen en vrede gevestigd.... In zeker jaar was een van de lich ters Jan, die lang gediend had als knecht bij den Hannesboer. (Natuur lijk noem ik de ware namen niet). Tussen Jan, Hannesboer en Hannes- boersvrouw was het altyd zo wit geweest, dat men aan vertrekken van Jan niet eens meer dacht. En toch liep het op de duur mis. De een schold, de ander schold, het ging kop tegen kop, Jan moest dan maar fichteren, de boer bleef de baas. Als de mens kwaad is, gaat het verstand op de vlucht. En het kwaadspreken neemt zyn plaats in. Van aard waren Jan en de boer en de boerin echter helemaal zo boos niet. Zy waren immers zo aan elkaar gowend geraakt, dat zy zich moeilijk aan een nieuwe toestand konden aan passen de Hannesboersen niet aan een nieuwe knecht, en Jan niet aan een nieuwe dienst. Innerlijk hadden alle drie er even erg het land over, dat het zo gelopen was. En omdat zy dus niet onverschillig tegenover elkander stonden, gingen zy elkaar plagen. Pesten, zeiden de buren. Achteraf beschouwd waren zy maar onj een wissewasje uit elkander ge raakt, alleen, omdat zy allen even koppig waren geweest. Dat stemde hen verdrietig. De een zei, als do ander maar een beetje had willen toegeven Op Beloken Pasen was Jan in zyn nieuwe dienst gehaald, ten teken, dat liy daar in het gezin was opge nomen. Maar daarmee werd hy met gedachten en gemoed niet zo maar ineens huisgenoot, dat moest groeien Anderen bemoeiden er zich graag mee, om roet in het eten te gooien. Een beetje ruzie vonden de mensen in die tyden wel een aardig verzetje. Iets beters wisten zy niet te beden ken om de verveling te verdry ven. Zo sukkelde men de zomer in. Op de nieuwe plaats van Jan waren koortsaanvallen vergen té veel van onze uitgemergelde lichamen. Veel ziekten ontstaan door gemis aan hygiëne. W.C.'s hebben we niot. daarvoor graven we met een boor machine ronde gaten in de grond, h meter diep. Een plank met een gat erover en klaar is de WC. Om de jo dagen sluiten wy een gat af, 0111 do maden geen kans te geven weer als bromvlieg gevaar op te leveren. Het is byna niet te geloven, maar deze vette maden hebben waarde. Een paar jongens doen niets anders als maden vissen. Die worden gedroogd, gebakken en dan in het eten van de patiënten verwerkt. Na de oorlog zal niemand het geloven. Ook niet, dat we gras fjjn malen, uitpersen en het dikke groene sap aan de jongens in de blindenbarak te drinken geven. Ik heb het ook geprobeerd, maar je lippen, mond en tong trekken er van samen en het smaakt zó bitter, dat je keel het weigert door te laten. Ja, we halen gekke staaltjes van geneeskunde uit. De „struggle for life", de bittere levensstrijd wordt hier in alle rauw heid gestreden. En als het einde niet héël spoedig komt, door ons verlorenl Wordt vervolgd

Peel en Maas | 1952 | | pagina 5