TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS DE JACHT Kerstmis KERSTFEEST KERSTLIEDJE op de VREDE op aarde aan de mensen van goede wil in het verleden en heden ZATERDAG 22 DECEMBER 1951 No' 51 twee:en;zeventigste jaargang We staan aan de vooravond van Kerstmis 1051het feest van de komst van het Kindje op een wereld, die Hy verlossen zal. Een van de mooiste feesten van het jaar. Feest in de kerk, waar het wit der priester kleding diepe glans krygt door het licht van ontelbare kaarsen, waar het koor het aloude Gloria tot nieuw leven brengt en thuis, waar de kerst boom staat, met het stalleke, waar de kaarsen zacht flonkeren in het dennengroen. De kerken zullen 's nachts overvol zyn en de kerstklokken zullen Chris tus komst op aarde weer uitbeieren over de wereld. En overal ter wereld zal het Kerstfeest gevierd worden, in de grootste paleizen, in de nederigste krotten in de grote lege herenhuizen en in de overvolle noodwoningen. Want wie heeft de moed zijn oren te sluiten voor de boodschap der kerstklokken, wie wil het Kindje niet zien in zijn kribbe en wie zal de neiging kunnen onderdrukken met Kerstmis nu eens echt goed te leven Kerstmis komt immers met een zachte drang om ons te bezinnen, een drang, waaraan wy ons niet kunnen onttrekken. —0— In die bezinning dringt zich de tegenstelling aan ons op tussen de kerstboodschap„Vrede aan alle mensen" en de wereld, waarin wij leven. Niet de kribbe, niet het kruis beheerst de mensheid van heden, maar de atoombom. De wereld be lijdt niet de vrede, maar de zelfver nietiging. En in de harten der mensen leeft de angst. Wat is die angst? Het is een gebrek aan Godsvertrouwen. Kerstmis vraagt ons echter: Waarom zyt gij bevreesd? Al is de wereld vol ellende en ontbinding, het Kindje uit de kribbe brengt de boodschap: „Vrede aan de mensen van goede wil". Wy willen die boodschap niet horen, of wy verstaan haar niet. 0— De betekenis van Kerstmis ligt hierin, dat het een andere, eeuwige waarde stelt tegen de waarden, die een wankele wer6ld stelt en geeft aan stoffelijke dingen. Wie zonder geloof op deze wereld ronddoolt, is een armzalig mens en wordt gegooid tussen hoop en vrees, tussen waanzin en wanhoop, maar wie Christus Boodschap wil verstaan, wie Vrede op aarde inderdaad ernstig zoekt, die voelt de angst van zich afvallen en hervindt de rust, ook in de benard heid der tijden. De kerstgedachte is vol verwijt tegen een verdwaalde en verdwaasde wereld. Maar zy doet ook een beroep op ieder mens persoonlyk, op U en my, om ons hart te verbinden aan Hem, die als klein kind geboren werd in de stal van Bethlehem en zich offerde op het Kruis. Laat ons beginnen, ieder voor zich, mensen van goede wil te zyn. Laat ons, een ontredderde wereld ten spijt, besluiten, onze naaste te dienen en die zachte weldoende krachten in ons te ontwikkelen, die uit God komen en die deze wereld niet meer schijnt te kennen. Dat kan ook in tijden van nood. Wie herinnert zich niet de kelderperiode uit Venray's geschiede nis, toen ondanks alle ellende de mens het laatste gaf aan zijn even mens, toen hy hielp waar maar mogelijk was en toen alleen door liefde tot elkaar de grootste verschrik kingen konden verdragen worden. Ook rm zyn er duizenden weldaden te verrichten, die iets van het slechte in de mensheid wegnemen. Een mens, die alleen maar het goede wil, is een weldaad in deze donkere tijden. Een kerstgezant. 0— Wy weten dat het volgen van de Kerstboodschap een moeilijke op dracht is, in deze wereld vol proble men. De harde realiteit, het egoisme en de nuchtere zakelijkheid van deze tijd zyn zo moeilijk te ontlopen. Maar wel kan men zich van die beklem ming bevrijden door te luisteren naar Christus boodschap, bij Zyn komst op deze wereld en door haar te vol brengen. Dan zal men inderdaad de vrede hervinden by de Kribbe. Bij de Kribbe, die eeuwig blijft, wanneer dit alles is vergaan. Want men zal dan geleid worden door naar het Kindje, dat uiteindelijk deze slechte wereld zal overwinnen. Dan zal onze Kerstmis een zalige Kerstmis zyn. Die zy U allen toegewenst. DE EERSTE CHRISTENEN HERDACHTEN DE GEBOORTE NIET De meeste problemen rond de Kerstviering con centreren zich wel rond de datum, die voor de herdenking van Christus' geboorte is uitgekozen en de kerstboom, die elk jaar weer in vele ka mers pronkt als een westerse kristallisatie van het grote wonder, dat toch eigenlijk in 't Oosten plaats had. Het is een misvatting wanneer men meent, dat van de dag van Christus' komst af in de stal van Bethlehem, jaar in jaar uit dit wonder is her dacht. In de eerste plaats zou dit on mogelijk zyn, omdat men niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen wanneer de Vredesvorst geboren werd. En daarnaast waren de eerste chris tenenen er zeer afkerig van om een geboorte te herdenken. Wel werd de dag van iemands dood als een bijzondere aangewezen, van daar dat de droeve gebeurtenissen op Golgotha en de opstanding van Chris tus wel terstond werden gezien als gedenkwaardige feiten. Evenzo vierde men ook het Pinksteifeest, maar de Kerstdagen kenden de pioniers van het christendom niet. Later heeft men dit gezichtspunt gewijzigd en combineerde men de viering van Jezus' geboorte met de Driekoningendag. Deze feestdag trou wens als een gedenkdag voor meer belangrijke bijbelse gebeurtenissen. Zo gedacht men daD naast de komst der drie oosterse vorsten de bruiloft in Kana, by welke gelegenheid Jezus zijn eerste wonder verrichtteen water in wyn werd veranderd. Ook de spijziging van vijfduizend mensen met vijf broden vond men herdenkenswaardig, maar al deze wonderen werden tegelijk door drie koningendag weer in de gedachten der christenen opgefrist. Naarmate de tyd voortschreed werd de viering van Christus' geboorte meer centraal gesteld. Het concilie van Nycea in 325 erkende de driekoningen dag als christelijke feestdag en daarna werd het Kerstfeest ook in westerse landen ingevoerd. In 353 werden de Kerstdagen reeds met grote luister in Rome gevierd. Echter nog steeds op de zesde Januari. Eeu andere datnm Het is zeer merkwaardig, dat men in het jaar 554 de datum van het Kerstfeest plotseling verplaatste naar 25 December. Dit gebeurde door Li- berius, in die dagen bisschop van Rome. Men heeft nooit zekerheid kun nen verkrijgen over de oorzaak van deze wijziging. Er zyn echter ver schillende theoriën over. Sommigen leiden de datum van Christus' komst op aarde af uit de dag, waarop de hoge priester in Israël elk jaar alleen het allerheiligste in de tempel betrad. Deze datum heeft men kunnen uitrekenen. De hogepriester Zacharias werd in dat allerheiligste de geboorte van Johannes de Doper verkondigd. Van uit die datum meende men de dag van Maria's zwangerschap te kunnen vaststellen en zo resulteerde vyf- en twintigste December als de datum van Jezus' geboorte. Een tweede groep zoekers vestigde zijn aandacht op het joodse feest Chanuha, dat op de vierentwintigste dag van de negende maand naar de joodse kalendei werd gevierd. In het middelpunt stond daarbij de inwijding van de tempel. Deze dag van het joodse feest komt overeen met de 25ste December van onze kalender. Omdat de wijze waarop dit joodse feest gevierd werd overeenkomst ver toonde met onze Kers»feestviering, leidt men dan af, dat do christelyke kerk het kerstfeest in de plaatsheeft gesteld van dattempelwydi gfeest. De kerstviering heeft zich echter van het westen naar het oosten ver breid, zodat voor dt ze opvatting slechts weinig voorstanders zyn gevonden Ook meent men wel, dat 't heidense feest der zonnewende als bakermat moet worden gezien van het kerst feest, omdat deze grote feesten in lang vervlogen dag»n omstreeks de zelfde tyd werden gehouden als een uitbundige groot aan de geboorte van nieuw leven in de natuur. De juiste oorzaak van de kerst viering op 25 December heeft men tot op de huidige dag nooit met zeker heid kunnen vaststellen. Wel heeft het tot ongeveer 450 geduurd, alvorens men overal in de christelyke wereld het kerstfeest op dezelfde dag vierde. En de boom? Het tweede vraagstuk vindt men in de kerstboom. Ook de viering daar van met appels, der.appels, suikerwerk vormt een probleem voor de zoekers naar oorzaak en gevolg. Uit oude geschriften heeft men kunnen vaststellen, dat men om streeks 1600 in Straatsburg al kerst bomen aantrof. Weliswaar waren zy nog niet zo prachtig opgetuigd en verlicht als de pronkstukken uit onze dagen, maar men kan deze sober versierde dennen toch wel zien als de stamvaders van onze kerstbomen. Zy kwamen in de huiskamers terecht vermoedelijk tengevolge van een oud bijgeloof. Mogelijk werden vroeger ook takken van dennen en andore bomen aangewend om luister by te zetten aan heidense feesten. Zowel dat bijgeloof als die feesten stonden in verband met de komst van nieuw leven in de natuur. Mea verzamelde allerlei takken, die werden geplant in potten, lang voordat het nieuwe jaar aanbrak. Wie omstreeks de kerstdagen de mooist bloeiende tak bezat, zou een groot geluk ten deel vallen. Later ging men ertoe over die lakken te versieren en langzamerhand wer den zij zelfs door bomen vervangen. In de oudste geschriften spreekt men alleen over loofbomen. Later werden 11: LI 1111111 2 ij waren den dag zich moe gegaan mei zwoegen en met gezucht in den laten avond kwamen zij aan in é&etlehemhet gehucht c-Maria en Jose[ liepen tesaam de donkere straten door en vroegen bij allen mense aan en vonden er geen gehoor. Sn hadden eindelijk in 'n stal hunnen intrek genomen en zochten zwijgend zich terecht in dit hun onderkomen. cVa angst en noden zij gerust ingeslapen zij beien en ook het kindje was gesust dat gekomen was met schreien. Jl/iaria lag bij haar jonge kind gelukkig en uitgeput en Jozef) hield zijn knikkend hoofd in de linkerhand gestut. zweven met vleugelslag drieen, dal nieuw gezin driekoningen komen aan en houden hun voeten in. J.H. LEOPOLD III I lllll iMiiiiiiiiiiiiiiMrijfü de naaldbomen en speciaal de dennen had hy ook zyn eigen akkertje te meer populair. Algemeen wordt de theorie aange hangen van een vast bestaand ver band tussen de kerstbomen en de heidens germaanse joelfeesten, die werden gehouden ter gelegenheid.waa de zonnewende. By de voortschrijdende kerstening van het westen verloren deze grote feesten hun betekenis, maar de volks gewoonte droeg de kerstboom over aan het kerstfeest. De christelijke kerk heeft zich daar tegen niet verzet. De geestelijkheid bepleitte zelfs een langzame overgang van de oude gebruiken naar meer christelyke gedachtenkringen. Zo is het licht van de kerstboom, dat vroeger scheen als een voorbode van het komende nieuwe zonlicht ge worden tot een symbool van een groter Licht, dat eens de gehele wereld zal verblijden, Een legende De versiering met appels gebeurde s een symbool van de komende vruchtbaarheid. Later heeft men dit wei uitgelegd op een andere wijze. De appels moesten zijn een her innering aan de zondeval van Adam Eva in het paradijs, waar de kiem werd gelegd voor Christus' komst op aarde. De verboden vrucht, waar van de eerste mensen hebben gegeten, zou een appel zyn geweest. Deze redenering zal wel geheel op de ver beeldingskracht der mensen zyn ge baseerd. De kerstboom heeft enkele eeuwen nodig gehad om de wereld te ver overen. Nog steeds verovert hy meer terein. Yan Duitsland uit is hy zijn zegetocht begonnen en vermoedelijk zijn het ook de duitse emigranten ge weest, die de kerstboom in Amerika hebben geïntroduceerd. Het moge waar zyn, dat de oor sprong van dit kerstverschijnsel hei dens is en dat het in meer of mindere mate ertoe heeft bijgedragen, dit by uitstek kerkelijk feestte populariseren, anderzijds heeft de kerstboom er veel aan meegewerkt om velen door zyn feërieke verlichting aan te trekken. Daardoor werden ook velen ertoe gebracht in de donkere dagen van hun leven te zoeken naar het warme licht, dat ons via de kerstboom toe- straalt uit de stal in Bethlehem. Dit grote licht zal eeuwig bly'ven schijnen in een duistere wereld vol haat en en ellende. Ook de kerstboom van 1951 vertelt daarvan. Het is meer dan ooit nodig. Als Kerstverhaal publice ren wij 'n Kerstvertelling van de bekende schrijver Anne de Vries. Hy is o.m. de geestelijke vader van „Bartje" en vele andere romans, die zich even als dit Kerstverhaal voornamelijk afspelen in het Drentse land. Het hazenlichaam hing zwaar langs het boswalletje neer. De kop was achterover geslagen, de ogen puilden uit, de bruine snijtanden kwamen bloot, een voorpoot was in de laatste kramp geheven naar de plaats, waar de roodkoperen strik wegkneep in de wollige hals. Een wrede geheimzinnige klauw, die het dier had gegrepen, toen het op voer wilde uitgaan naar de akkers. Rondom was de aarde omwoeld en besmeurd door de lange wanhopige worsteling om het leven. Maar dicht by de kop was een paddestoel opge schoten in de nacht, een vergiftige Amaniet; die stond daar als een witte lamp bij een doodsbed. En de zon, die bloedrood onderging boven de hei, wierp lichte glanzen over de bruine vacht en blonk in een dood oog als een spiegel. Daar stond Luut Willink by, de handen in de zakken, kauwend zyn pruim, schijnbaar onbewogen. Hy moest geen goed jachtopziener en dierenvriend zyn, als hem deze moord niet door de ziel zou gaan. Maar hy kauwde slechts. Hy spoot een straal tabaksnat over z'n schouder KERSTVERTELLING door ANNE DE VRIES en bespiedde de omtrek. Er was geen sterveling te zieD. Hy onderzocht nauwkeurig de grond in de naaste omgeving. De regen had alle sporen uitgewist. Toen ging hy fluitend naar huis. Maar Luut floot alleen als hy nijdig was. Waar een ander schold, daar floot Luut. Binnen 't kwartier was hy terug. Hy sloop met een boog door de lage dennen, bereikte de boswal achter de bocht, waar niemand hem kon zien toen hy overstak en kroop door de greppel nader. Een half uur zat hy gedoken dicht bij de haas achter een bremstruik, waaraan de rype peultjes rammelden, zodra by zich even bewoog en schold in stilte op een late ekster, die luid schitterend om hem heen sprong door het hakhout. De schemering was nu zo zwaar geworden, dat hij de jenever hes op twintig meter afstand voor een man kon houden. Toen was er licht gerucht achter hem. Daar kwam iemand door de greppel heen met een mes en een zak. Daar kwam Harm Oldengarn, die sneed hier en daar onder 't gaan een pol heide af en stond telkens roerloos te spieden en te luisteren. Ea een klein ruig hondje dook nu plotseling op in de struiken en jankte van schrik, toen hy Luut Willink, de jachtopziener ontdekte. Luut stond zuchtend op en begon bedaard een pyp te stopen. Jy bent ook nog laat op pad, Harm Oldengarm, zei hy. De man kwam grijnzend nader en tikte aan zyn ped. Harm was altyd zeer beleefd. Ik kan van oe hetzelfde zeggen, as 't my vergund is, Luut Willink, antwoordde hy. Je bent toch werkeloos, dan heb je overdag toch wel de tyd om heide te snyden Och, wat zou Harm daarvan zeggen ja helaas was hy werloos. Hy mocht vier dagen in de week in de werk verschaffing gaan en van die paar centen, die hy dan verdiende, moest hy een vrouw en een troep kinderen de mond open houden. Hoeveel kinder had Willink Eén en een vast inkomen. Neen, dan wist hij daar niet van. Die andere twee dagen was Harm thuis, zeker. Dan verzorgen en het was nou zo'n mooie lichte avond. Maar als Willink er wat op tegen had Zyn voorkomende grijns behield hij voortdurend, maar zyn ogen fonkelde in het maanlicht, toen Luut hem fouilleerde. Hy deed, alsof hy niet begreep, waarvoor dat nodig was en hij droeg ook niets verbodens: geen strikken, geen wild, geen wapens, behalve zijn mes. Ze liepen samen op naar het dorp en spraken over onbetekenende din- geD, maar achter hun woorden was het broeiend wantrouwen. Daarna keerde Luut langs een omweg terug en tot de morgen lag hy tevergeefs op wacht achter de boswal. Toen de zon moeilyk door de nevels brak, kwam hy stijf en rillend over eind, maakte de haas los en was een poosje zittend op de boswal bezig met zyn zakboekje en een stompje potlood. Toen bevestigde hy een brief aan de lege strik. Pas op, morgen vang ik jou, had hy daarop geschreven. En twee dagen later vond hy op de achterzijde in drukletters het antwoord: Of ik jou s.v.p. Dat stond er: s.v.p. Deur sluiten s.v.p. Ik zal jou vangen s.v.p. Met mijn geweer s.v.p. Luut zag iu gedachten twee ogen fonkelen recht in de zijne en hy twijfelde er geen ogenblik aan, wie de schryver van deze oorlogsverkla ring moest zyn. Dat beloofde s.v.p. was zo goed als een handtekening. Drie maanden duurde de stille stry'd tussen jachtopziener en stroper. Wil link gaf al zyn tyd al zijn energie aan de jacht op Oldengarm. Zyn tuin bleef onverzorgd, zijn gezin zag hem nauwelijks. Als hy naar de kerk ging, stond geregeld het grijnzend gezicht van Oldenbarn in zyn gedachten. Toen kwam de dag, dat hy, voor zichtig tegen de wind in sluipend, het gryze keffertje verraste, terwyl het een konijnenhol uitgroef. Zyn baas stond er bij en Willink, die hem ogenblikkelijk fouilleerde, vond een patrijs tussen de kapotte voering van zyn jas. Waar hy die vandaan had Van een paar jagers gekregen, om dat by een poos mee had helpen dry'ven. Welke jagers waren dat Ja, Willink moest het Harm maar niet kwalijk nemen, hy kende die kerels niet. Het was trouwens niet op Willink's terrein maar een uur ver in de Staatsbossen. Harm mocht gaan. Natuurlijk mocht hij gaan. Het vervoeren van een patrijs was thans geoorloofd in de jachttijd. Hij nam zyn pet af vroeger tikte hy er slechts tegen en vervolgde toen zijn weg. Goede vangst met de stropers, zei hy met een bittere lach, maar Willink merkte met voldoening, hoe onzeker dat klonk. Tot wearziens, riep hy smalend. De stroper keerde zich om en kwam twee stappen terug. Nou, goed dan, tot weerziens zei hy met nadruk. Dat klonk als een bedreiging. In deze tyd solliciteerde Luut Willink naar de betrekking van jachtopziener ergens in het noorden van de provincie en omdat hy daar geboren was, begeerde hy vurig om benoemd te worden. Hij werd opgeroepen om zich te komen vooistellen en kreeg daarna bezoek van twee heren, die zyn oud jachtveld kwamen zien. Toen hij hen rondleidde was hy onzeker en verlegen van vrees, dat zij een strik zouden ontdekken van Harm Oldengarm. En toen zy wegreden in hun glanzende auto, stond hij verslagen tegen de deurpost geleund, zeker van zyn een mislukking. Toen voelde hy, dat hy Harm Oldengarm haatte, die leven moeilyk en gevaarlijk maakte en hem deze promotiekans ontnam. Hy schrok er even van, hy had nog zelden een mens gehaat. Hy was er altyd een te goedhartig man en een te ernstig Christen voor geweest 0— Het weerzien vond plaats na een week. Willeink zat verborgen aan 't eind van en bosweg. Toen zag hy in de verte Oldengarm, die gebukt de weg overstak met het hondje op de hielen. Luut Willink probeerde hem snel en voorzichtig te besluipen, maar hoorde de hond waarschuwen en toen hy Harm in het oog kreeg, was deze schijnbaar aan het houtsprok- kelen. Wel lag in zyn nabijheid een bos strikken, maar hoe die daar kwam, dat wist Oldengarm niet. Onvoorzichtig van die streupers, om die daar zomaar in 't bos neer te gooien, vond hy. En onvoorzichtig van oe, Luut Willink, om de hele harfst geen een andere as my op de hakken te zitte. Ik waarschouwe oe. Wat bedoel je daarmee? vroeg Luut streng. Er was een ogenblik niets dan wanhoop in de ogen van de stroper. Zyn handen strekte hij haast smekend uit. Ik heb een groot gezin, dat te eten moet hebben, zei hy schor. Wat doet men daar al niet voor, Luut WilliDk Luut zweeg. En de stroper beheers te zich plotseling, het was alsof hn schrok. Ik zeg niet, dat ik veur ze zou gaan streupen, beur jachtopziener\ Hy lachte gedwongen. Maar waarom ik oe waarschou we vroeg hy dan langzaam. In zyn ogen bliksemde het even. 'Nou, Luut Willink, ie moet het my niet kwaly'k nemen, het klonk niet zo aardig hé Maar het liontien kon 00 es bieten. Meer bedoel ik er niet mee. En ie hebt toch ook maar éen leven te verspeulen Heb jy d'r twee vroeg Luut, wit van drift. Maar Harm zei niets meer en deze keer boog hy met zyn pet in de hand toen hy wegging met een onnozel bundeltje hout. En na die dag, als Luut langs de eenzame bospaadjes ging, kon het gebeuren, dat plotseling een folie angst hem besprong voor een schot hagel in zyn rug. Hy raakte zyn rust en zyn zelfbeheersing kwijt in deze tyd. Niet lang daarna viel de beslissing. Willink sloop in de eerste schemering van Kerstmorgen langs een besneeuwd bospad. Toen stond hy plotseling vlak achter de stroper, die op een bocht van het pad, met uitzicht op een wei geknield met het geweer te loeren zat. Zonder na te denken besprong hy hem als een roofdier zyn prooi, maar de veel grotere en sterkere stroper rukte zich los en zette het op een lopen. Willink schreeuwde tweemaal zyn bevel om te blijven staan, tegelijk met de derde keer schoot hy. Het was de eerste maal van zyn leven, dat by op een mens schoot. Het was, of by zichzelf geraakt had, alsof het leven uit hem wegvloeide, toen hy Oldengarm als een konijn over de kop zag buitelen. Hy liep wankelend naar hem toe, de handen aan zyn hoofd, de revolver nog in zijn ene hand. De stroper klaagde en schreide als een kind. - Is dat nou wark, Willink Honderd maal heb ik oe onder schot 'had op de bosweg en ik heb er niet aan gedacht Luut beet zich op de lippen, hy kon niets zeggen. Hy was nu een poosje bevend en ijverig doende, de man te helpen. Hy nam de hand van de stroper en schoof zjjn nek onder diens arm; zyn vrye arm sloeg hy om Oldengarms lyf en zo half gedra gen en half lopend werd de stroper meegevoerd. In de prille morgen trokken ze over de sneeuw, langzaam, in stevige omarming, als twee kinderen, die innige vriendschap gesloten hebben. Zo kwamen ze aan het onaanzienlijk kleine huis, zo gingen ze 't kamertje binnen. De vrouw, die by het vuur bezig was, keerde zich om en vloog jam merend op hen toe. Tussen de gore gordijntjes van al de drie bedsteden kwamen toen de verschrikte ogen van kinderen kijken en een seconde later kermden ze in alle hoeken met de moeder mee. Wat moet dat worden, kreet de vrouw. Wy hadden al haast geen brood in huus 1 Daar kon Luut niet by blijven. Al zyn haat kwam nu beschuldigend op

Peel en Maas | 1951 | | pagina 3