TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
DE JACHT
Kerstmis
KERSTFEEST
KERSTLIEDJE
op de
VREDE
op aarde
aan de mensen
van goede wil
in het verleden en heden
ZATERDAG 22 DECEMBER 1951 No' 51
twee:en;zeventigste jaargang
We staan aan de vooravond van
Kerstmis 1051het feest van de komst
van het Kindje op een wereld, die
Hy verlossen zal. Een van de mooiste
feesten van het jaar. Feest in de
kerk, waar het wit der priester
kleding diepe glans krygt door het
licht van ontelbare kaarsen, waar
het koor het aloude Gloria tot nieuw
leven brengt en thuis, waar de kerst
boom staat, met het stalleke, waar
de kaarsen zacht flonkeren in het
dennengroen.
De kerken zullen 's nachts overvol
zyn en de kerstklokken zullen Chris
tus komst op aarde weer uitbeieren
over de wereld. En overal ter wereld
zal het Kerstfeest gevierd worden, in
de grootste paleizen, in de nederigste
krotten in de grote lege herenhuizen
en in de overvolle noodwoningen.
Want wie heeft de moed zijn oren
te sluiten voor de boodschap der
kerstklokken, wie wil het Kindje
niet zien in zijn kribbe en wie zal
de neiging kunnen onderdrukken met
Kerstmis nu eens echt goed te leven
Kerstmis komt immers met een
zachte drang om ons te bezinnen,
een drang, waaraan wy ons niet
kunnen onttrekken.
—0—
In die bezinning dringt zich de
tegenstelling aan ons op tussen de
kerstboodschap„Vrede aan alle
mensen" en de wereld, waarin wij
leven. Niet de kribbe, niet het kruis
beheerst de mensheid van heden,
maar de atoombom. De wereld be
lijdt niet de vrede, maar de zelfver
nietiging. En in de harten der mensen
leeft de angst.
Wat is die angst? Het is een gebrek
aan Godsvertrouwen. Kerstmis vraagt
ons echter: Waarom zyt gij bevreesd?
Al is de wereld vol ellende en
ontbinding, het Kindje uit de kribbe
brengt de boodschap: „Vrede aan de
mensen van goede wil". Wy willen
die boodschap niet horen, of wy
verstaan haar niet.
0—
De betekenis van Kerstmis ligt
hierin, dat het een andere, eeuwige
waarde stelt tegen de waarden, die
een wankele wer6ld stelt en geeft
aan stoffelijke dingen. Wie zonder
geloof op deze wereld ronddoolt, is
een armzalig mens en wordt gegooid
tussen hoop en vrees, tussen waanzin
en wanhoop, maar wie Christus
Boodschap wil verstaan, wie Vrede
op aarde inderdaad ernstig zoekt, die
voelt de angst van zich afvallen en
hervindt de rust, ook in de benard
heid der tijden.
De kerstgedachte is vol verwijt
tegen een verdwaalde en verdwaasde
wereld. Maar zy doet ook een beroep
op ieder mens persoonlyk, op U en
my, om ons hart te verbinden aan
Hem, die als klein kind geboren werd
in de stal van Bethlehem en zich
offerde op het Kruis.
Laat ons beginnen, ieder voor zich,
mensen van goede wil te zyn. Laat
ons, een ontredderde wereld ten spijt,
besluiten, onze naaste te dienen en
die zachte weldoende krachten in ons
te ontwikkelen, die uit God komen
en die deze wereld niet meer schijnt
te kennen. Dat kan ook in tijden
van nood. Wie herinnert zich niet de
kelderperiode uit Venray's geschiede
nis, toen ondanks alle ellende de
mens het laatste gaf aan zijn even
mens, toen hy hielp waar maar
mogelijk was en toen alleen door
liefde tot elkaar de grootste verschrik
kingen konden verdragen worden.
Ook rm zyn er duizenden weldaden
te verrichten, die iets van het slechte
in de mensheid wegnemen. Een mens,
die alleen maar het goede wil, is een
weldaad in deze donkere tijden. Een
kerstgezant.
0—
Wy weten dat het volgen van de
Kerstboodschap een moeilijke op
dracht is, in deze wereld vol proble
men.
De harde realiteit, het egoisme en
de nuchtere zakelijkheid van deze tijd
zyn zo moeilijk te ontlopen. Maar
wel kan men zich van die beklem
ming bevrijden door te luisteren naar
Christus boodschap, bij Zyn komst
op deze wereld en door haar te vol
brengen. Dan zal men inderdaad de
vrede hervinden by de Kribbe. Bij de
Kribbe, die eeuwig blijft, wanneer
dit alles is vergaan. Want men zal
dan geleid worden door naar het
Kindje, dat uiteindelijk deze slechte
wereld zal overwinnen. Dan zal onze
Kerstmis een zalige Kerstmis zyn.
Die zy U allen toegewenst.
DE EERSTE CHRISTENEN
HERDACHTEN DE GEBOORTE NIET
De meeste problemen rond de Kerstviering con
centreren zich wel rond de datum, die voor de
herdenking van Christus' geboorte is uitgekozen
en de kerstboom, die elk jaar weer in vele ka
mers pronkt als een westerse kristallisatie van
het grote wonder, dat toch eigenlijk in 't Oosten plaats had.
Het is een misvatting wanneer men
meent, dat van de dag van Christus'
komst af in de stal van Bethlehem,
jaar in jaar uit dit wonder is her
dacht.
In de eerste plaats zou dit on
mogelijk zyn, omdat men niet met
zekerheid heeft kunnen vaststellen
wanneer de Vredesvorst geboren werd.
En daarnaast waren de eerste chris
tenenen er zeer afkerig van om een
geboorte te herdenken.
Wel werd de dag van iemands dood
als een bijzondere aangewezen, van
daar dat de droeve gebeurtenissen op
Golgotha en de opstanding van Chris
tus wel terstond werden gezien als
gedenkwaardige feiten. Evenzo vierde
men ook het Pinksteifeest, maar de
Kerstdagen kenden de pioniers van
het christendom niet.
Later heeft men dit gezichtspunt
gewijzigd en combineerde men de
viering van Jezus' geboorte met de
Driekoningendag. Deze feestdag trou
wens als een gedenkdag voor meer
belangrijke bijbelse gebeurtenissen.
Zo gedacht men daD naast de komst
der drie oosterse vorsten de bruiloft
in Kana, by welke gelegenheid Jezus
zijn eerste wonder verrichtteen water
in wyn werd veranderd.
Ook de spijziging van vijfduizend
mensen met vijf broden vond men
herdenkenswaardig, maar al deze
wonderen werden tegelijk door drie
koningendag weer in de gedachten
der christenen opgefrist.
Naarmate de tyd voortschreed werd
de viering van Christus' geboorte meer
centraal gesteld. Het concilie van
Nycea in 325 erkende de driekoningen
dag als christelijke feestdag en daarna
werd het Kerstfeest ook in westerse
landen ingevoerd.
In 353 werden de Kerstdagen reeds
met grote luister in Rome gevierd.
Echter nog steeds op de zesde Januari.
Eeu andere datnm
Het is zeer merkwaardig, dat men
in het jaar 554 de datum van het
Kerstfeest plotseling verplaatste naar
25 December. Dit gebeurde door Li-
berius, in die dagen bisschop van
Rome. Men heeft nooit zekerheid kun
nen verkrijgen over de oorzaak van
deze wijziging. Er zyn echter ver
schillende theoriën over.
Sommigen leiden de datum van
Christus' komst op aarde af uit de
dag, waarop de hoge priester in Israël
elk jaar alleen het allerheiligste in
de tempel betrad. Deze datum heeft
men kunnen uitrekenen.
De hogepriester Zacharias werd in
dat allerheiligste de geboorte van
Johannes de Doper verkondigd. Van
uit die datum meende men de dag
van Maria's zwangerschap te kunnen
vaststellen en zo resulteerde vyf-
en twintigste December als de datum
van Jezus' geboorte.
Een tweede groep zoekers vestigde
zijn aandacht op het joodse feest
Chanuha, dat op de vierentwintigste
dag van de negende maand naar de
joodse kalendei werd gevierd.
In het middelpunt stond daarbij de
inwijding van de tempel. Deze dag
van het joodse feest komt overeen
met de 25ste December van onze
kalender.
Omdat de wijze waarop dit joodse
feest gevierd werd overeenkomst ver
toonde met onze Kers»feestviering,
leidt men dan af, dat do christelyke
kerk het kerstfeest in de plaatsheeft
gesteld van dattempelwydi gfeest.
De kerstviering heeft zich echter
van het westen naar het oosten ver
breid, zodat voor dt ze opvatting slechts
weinig voorstanders zyn gevonden
Ook meent men wel, dat 't heidense
feest der zonnewende als bakermat
moet worden gezien van het kerst
feest, omdat deze grote feesten in
lang vervlogen dag»n omstreeks de
zelfde tyd werden gehouden als een
uitbundige groot aan de geboorte van
nieuw leven in de natuur.
De juiste oorzaak van de kerst
viering op 25 December heeft men tot
op de huidige dag nooit met zeker
heid kunnen vaststellen. Wel heeft
het tot ongeveer 450 geduurd, alvorens
men overal in de christelyke wereld
het kerstfeest op dezelfde dag vierde.
En de boom?
Het tweede vraagstuk vindt men
in de kerstboom. Ook de viering daar
van met appels, der.appels, suikerwerk
vormt een probleem voor de zoekers
naar oorzaak en gevolg.
Uit oude geschriften heeft men
kunnen vaststellen, dat men om
streeks 1600 in Straatsburg al kerst
bomen aantrof.
Weliswaar waren zy nog niet zo
prachtig opgetuigd en verlicht als de
pronkstukken uit onze dagen, maar
men kan deze sober versierde dennen
toch wel zien als de stamvaders van
onze kerstbomen.
Zy kwamen in de huiskamers
terecht vermoedelijk tengevolge van
een oud bijgeloof. Mogelijk werden
vroeger ook takken van dennen en
andore bomen aangewend om luister
by te zetten aan heidense feesten.
Zowel dat bijgeloof als die feesten
stonden in verband met de komst
van nieuw leven in de natuur. Mea
verzamelde allerlei takken, die werden
geplant in potten, lang voordat het
nieuwe jaar aanbrak. Wie omstreeks
de kerstdagen de mooist bloeiende
tak bezat, zou een groot geluk ten
deel vallen.
Later ging men ertoe over die lakken
te versieren en langzamerhand wer
den zij zelfs door bomen vervangen.
In de oudste geschriften spreekt men
alleen over loofbomen. Later werden
11: LI 1111111
2 ij waren den dag zich moe gegaan
mei zwoegen en met gezucht
in den laten avond kwamen zij aan
in é&etlehemhet gehucht
c-Maria en Jose[ liepen tesaam
de donkere straten door
en vroegen bij allen mense aan
en vonden er geen gehoor.
Sn hadden eindelijk in 'n stal
hunnen intrek genomen
en zochten zwijgend zich terecht
in dit hun onderkomen.
cVa angst en noden zij gerust
ingeslapen zij beien
en ook het kindje was gesust
dat gekomen was met schreien.
Jl/iaria lag bij haar jonge kind
gelukkig en uitgeput
en Jozef) hield zijn knikkend hoofd
in de linkerhand gestut.
zweven met vleugelslag
drieen, dal nieuw gezin
driekoningen komen aan
en houden
hun voeten in.
J.H. LEOPOLD
III I lllll
iMiiiiiiiiiiiiiiMrijfü
de naaldbomen en speciaal de dennen had hy ook zyn eigen akkertje te
meer populair.
Algemeen wordt de theorie aange
hangen van een vast bestaand ver
band tussen de kerstbomen en de
heidens germaanse joelfeesten, die
werden gehouden ter gelegenheid.waa
de zonnewende.
By de voortschrijdende kerstening
van het westen verloren deze grote
feesten hun betekenis, maar de volks
gewoonte droeg de kerstboom over
aan het kerstfeest.
De christelijke kerk heeft zich daar
tegen niet verzet. De geestelijkheid
bepleitte zelfs een langzame overgang
van de oude gebruiken naar meer
christelyke gedachtenkringen.
Zo is het licht van de kerstboom,
dat vroeger scheen als een voorbode
van het komende nieuwe zonlicht ge
worden tot een symbool van een
groter Licht, dat eens de gehele
wereld zal verblijden,
Een legende
De versiering met appels gebeurde
s een symbool van de komende
vruchtbaarheid. Later heeft men dit
wei uitgelegd op een andere wijze.
De appels moesten zijn een her
innering aan de zondeval van Adam
Eva in het paradijs, waar de kiem
werd gelegd voor Christus' komst
op aarde. De verboden vrucht, waar
van de eerste mensen hebben gegeten,
zou een appel zyn geweest. Deze
redenering zal wel geheel op de ver
beeldingskracht der mensen zyn ge
baseerd.
De kerstboom heeft enkele eeuwen
nodig gehad om de wereld te ver
overen. Nog steeds verovert hy meer
terein. Yan Duitsland uit is hy zijn
zegetocht begonnen en vermoedelijk
zijn het ook de duitse emigranten ge
weest, die de kerstboom in Amerika
hebben geïntroduceerd.
Het moge waar zyn, dat de oor
sprong van dit kerstverschijnsel hei
dens is en dat het in meer of mindere
mate ertoe heeft bijgedragen, dit by
uitstek kerkelijk feestte populariseren,
anderzijds heeft de kerstboom er veel
aan meegewerkt om velen door zyn
feërieke verlichting aan te trekken.
Daardoor werden ook velen ertoe
gebracht in de donkere dagen van
hun leven te zoeken naar het warme
licht, dat ons via de kerstboom toe-
straalt uit de stal in Bethlehem.
Dit grote licht zal eeuwig bly'ven
schijnen in een duistere wereld vol
haat en en ellende.
Ook de kerstboom van 1951 vertelt
daarvan. Het is meer dan ooit nodig.
Als Kerstverhaal publice
ren wij 'n Kerstvertelling
van de bekende schrijver
Anne de Vries. Hy is o.m.
de geestelijke vader van
„Bartje" en vele andere
romans, die zich even
als dit Kerstverhaal
voornamelijk afspelen in
het Drentse land.
Het hazenlichaam hing zwaar langs
het boswalletje neer. De kop was
achterover geslagen, de ogen puilden
uit, de bruine snijtanden kwamen
bloot, een voorpoot was in de laatste
kramp geheven naar de plaats, waar
de roodkoperen strik wegkneep in de
wollige hals.
Een wrede geheimzinnige klauw,
die het dier had gegrepen, toen het
op voer wilde uitgaan naar de akkers.
Rondom was de aarde omwoeld en
besmeurd door de lange wanhopige
worsteling om het leven. Maar dicht
by de kop was een paddestoel opge
schoten in de nacht, een vergiftige
Amaniet; die stond daar als een witte
lamp bij een doodsbed.
En de zon, die bloedrood onderging
boven de hei, wierp lichte glanzen
over de bruine vacht en blonk in een
dood oog als een spiegel.
Daar stond Luut Willink by, de
handen in de zakken, kauwend zyn
pruim, schijnbaar onbewogen.
Hy moest geen goed jachtopziener
en dierenvriend zyn, als hem deze
moord niet door de ziel zou gaan.
Maar hy kauwde slechts. Hy spoot
een straal tabaksnat over z'n schouder
KERSTVERTELLING
door ANNE DE VRIES
en bespiedde de omtrek.
Er was geen sterveling te zieD. Hy
onderzocht nauwkeurig de grond in
de naaste omgeving. De regen had
alle sporen uitgewist. Toen ging hy
fluitend naar huis. Maar Luut floot
alleen als hy nijdig was. Waar een
ander schold, daar floot Luut.
Binnen 't kwartier was hy terug.
Hy sloop met een boog door de lage
dennen, bereikte de boswal achter de
bocht, waar niemand hem kon zien
toen hy overstak en kroop door de
greppel nader.
Een half uur zat hy gedoken dicht
bij de haas achter een bremstruik,
waaraan de rype peultjes rammelden,
zodra by zich even bewoog en schold
in stilte op een late ekster, die luid
schitterend om hem heen sprong
door het hakhout.
De schemering was nu zo zwaar
geworden, dat hij de jenever hes op
twintig meter afstand voor een man
kon houden.
Toen was er licht gerucht achter
hem. Daar kwam iemand door de
greppel heen met een mes en een
zak. Daar kwam Harm Oldengarn,
die sneed hier en daar onder 't gaan
een pol heide af en stond telkens
roerloos te spieden en te luisteren.
Ea een klein ruig hondje dook nu
plotseling op in de struiken en jankte
van schrik, toen hy Luut Willink, de
jachtopziener ontdekte.
Luut stond zuchtend op en begon
bedaard een pyp te stopen.
Jy bent ook nog laat op pad,
Harm Oldengarm, zei hy.
De man kwam grijnzend nader en
tikte aan zyn ped. Harm was altyd
zeer beleefd.
Ik kan van oe hetzelfde zeggen,
as 't my vergund is, Luut Willink,
antwoordde hy.
Je bent toch werkeloos, dan heb
je overdag toch wel de tyd om heide
te snyden
Och, wat zou Harm daarvan zeggen
ja helaas was hy werloos. Hy mocht
vier dagen in de week in de werk
verschaffing gaan en van die paar
centen, die hy dan verdiende, moest
hy een vrouw en een troep kinderen
de mond open houden.
Hoeveel kinder had Willink Eén
en een vast inkomen. Neen, dan wist
hij daar niet van. Die andere twee
dagen was Harm thuis, zeker. Dan
verzorgen en het was nou zo'n mooie
lichte avond. Maar als Willink er
wat op tegen had
Zyn voorkomende grijns behield hij
voortdurend, maar zyn ogen fonkelde
in het maanlicht, toen Luut hem
fouilleerde. Hy deed, alsof hy niet
begreep, waarvoor dat nodig was en
hij droeg ook niets verbodens: geen
strikken, geen wild, geen wapens,
behalve zijn mes.
Ze liepen samen op naar het dorp
en spraken over onbetekenende din-
geD, maar achter hun woorden was
het broeiend wantrouwen. Daarna
keerde Luut langs een omweg terug
en tot de morgen lag hy tevergeefs
op wacht achter de boswal.
Toen de zon moeilyk door de nevels
brak, kwam hy stijf en rillend over
eind, maakte de haas los en was een
poosje zittend op de boswal bezig
met zyn zakboekje en een stompje
potlood. Toen bevestigde hy een brief
aan de lege strik.
Pas op, morgen vang ik jou,
had hy daarop geschreven.
En twee dagen later vond hy op
de achterzijde in drukletters het
antwoord: Of ik jou s.v.p.
Dat stond er: s.v.p. Deur sluiten
s.v.p. Ik zal jou vangen s.v.p. Met
mijn geweer s.v.p.
Luut zag iu gedachten twee ogen
fonkelen recht in de zijne en hy
twijfelde er geen ogenblik aan, wie
de schryver van deze oorlogsverkla
ring moest zyn. Dat beloofde s.v.p.
was zo goed als een handtekening.
Drie maanden duurde de stille stry'd
tussen jachtopziener en stroper. Wil
link gaf al zyn tyd al zijn energie
aan de jacht op Oldengarm.
Zyn tuin bleef onverzorgd, zijn
gezin zag hem nauwelijks. Als hy
naar de kerk ging, stond geregeld
het grijnzend gezicht van Oldenbarn
in zyn gedachten.
Toen kwam de dag, dat hy, voor
zichtig tegen de wind in sluipend,
het gryze keffertje verraste, terwyl
het een konijnenhol uitgroef.
Zyn baas stond er bij en Willink,
die hem ogenblikkelijk fouilleerde,
vond een patrijs tussen de kapotte
voering van zyn jas. Waar hy die
vandaan had
Van een paar jagers gekregen, om
dat by een poos mee had helpen
dry'ven.
Welke jagers waren dat
Ja, Willink moest het Harm maar
niet kwalijk nemen, hy kende die
kerels niet. Het was trouwens niet
op Willink's terrein maar een uur
ver in de Staatsbossen.
Harm mocht gaan.
Natuurlijk mocht hij gaan. Het
vervoeren van een patrijs was thans
geoorloofd in de jachttijd. Hij nam
zyn pet af vroeger tikte hy er
slechts tegen en vervolgde toen
zijn weg.
Goede vangst met de stropers,
zei hy met een bittere lach, maar
Willink merkte met voldoening, hoe
onzeker dat klonk.
Tot wearziens, riep hy smalend.
De stroper keerde zich om en kwam
twee stappen terug.
Nou, goed dan, tot weerziens
zei hy met nadruk.
Dat klonk als een bedreiging.
In deze tyd solliciteerde Luut
Willink naar de betrekking van
jachtopziener ergens in het noorden
van de provincie en omdat hy daar
geboren was, begeerde hy vurig om
benoemd te worden.
Hij werd opgeroepen om zich te
komen vooistellen en kreeg daarna
bezoek van twee heren, die zyn oud
jachtveld kwamen zien.
Toen hij hen rondleidde was hy
onzeker en verlegen van vrees, dat
zij een strik zouden ontdekken van
Harm Oldengarm.
En toen zy wegreden in hun
glanzende auto, stond hij verslagen
tegen de deurpost geleund, zeker van
zyn een mislukking. Toen voelde hy,
dat hy Harm Oldengarm haatte, die
leven moeilyk en gevaarlijk
maakte en hem deze promotiekans
ontnam. Hy schrok er even van, hy
had nog zelden een mens gehaat.
Hy was er altyd een te goedhartig
man en een te ernstig Christen voor
geweest
0—
Het weerzien vond plaats na een
week. Willeink zat verborgen aan 't
eind van en bosweg. Toen zag hy
in de verte Oldengarm, die gebukt
de weg overstak met het hondje op
de hielen.
Luut Willink probeerde hem snel
en voorzichtig te besluipen, maar
hoorde de hond waarschuwen en
toen hy Harm in het oog kreeg, was
deze schijnbaar aan het houtsprok-
kelen. Wel lag in zyn nabijheid een
bos strikken, maar hoe die daar
kwam, dat wist Oldengarm niet.
Onvoorzichtig van die streupers,
om die daar zomaar in 't bos neer te
gooien, vond hy. En onvoorzichtig
van oe, Luut Willink, om de hele
harfst geen een andere as my op de
hakken te zitte. Ik waarschouwe
oe.
Wat bedoel je daarmee? vroeg
Luut streng. Er was een ogenblik
niets dan wanhoop in de ogen van
de stroper. Zyn handen
strekte hij haast smekend uit.
Ik heb een groot gezin, dat te
eten moet hebben, zei hy schor. Wat
doet men daar al niet voor, Luut
WilliDk
Luut zweeg. En de stroper beheers
te zich plotseling, het was alsof hn
schrok.
Ik zeg niet, dat ik veur ze zou
gaan streupen, beur jachtopziener\
Hy lachte gedwongen.
Maar waarom ik oe waarschou
we vroeg hy dan langzaam. In zyn
ogen bliksemde het even. 'Nou, Luut
Willink, ie moet het my niet kwaly'k
nemen, het klonk niet zo aardig hé
Maar het liontien kon 00 es bieten.
Meer bedoel ik er niet mee. En ie
hebt toch ook maar éen leven te
verspeulen
Heb jy d'r twee vroeg Luut,
wit van drift.
Maar Harm zei niets meer en deze
keer boog hy met zyn pet in de hand
toen hy wegging met een onnozel
bundeltje hout.
En na die dag, als Luut langs de
eenzame bospaadjes ging, kon het
gebeuren, dat plotseling een folie
angst hem besprong voor een schot
hagel in zyn rug. Hy raakte zyn rust
en zyn zelfbeheersing kwijt in deze
tyd.
Niet lang daarna viel de beslissing.
Willink sloop in de eerste schemering
van Kerstmorgen langs een besneeuwd
bospad. Toen stond hy plotseling vlak
achter de stroper, die op een bocht
van het pad, met uitzicht op een wei
geknield met het geweer te loeren
zat.
Zonder na te denken besprong hy
hem als een roofdier zyn prooi, maar
de veel grotere en sterkere stroper
rukte zich los en zette het op een
lopen. Willink schreeuwde tweemaal
zyn bevel om te blijven staan, tegelijk
met de derde keer schoot hy.
Het was de eerste maal van zyn
leven, dat by op een mens schoot.
Het was, of by zichzelf geraakt had,
alsof het leven uit hem wegvloeide,
toen hy Oldengarm als een konijn
over de kop zag buitelen. Hy liep
wankelend naar hem toe, de handen
aan zyn hoofd, de revolver nog in zijn
ene hand.
De stroper klaagde en schreide als
een kind.
- Is dat nou wark, Willink
Honderd maal heb ik oe onder schot
'had op de bosweg en ik heb er niet
aan gedacht
Luut beet zich op de lippen, hy kon
niets zeggen. Hy was nu een poosje
bevend en ijverig doende, de man te
helpen. Hy nam de hand van de
stroper en schoof zjjn nek onder
diens arm; zyn vrye arm sloeg hy
om Oldengarms lyf en zo half gedra
gen en half lopend werd de stroper
meegevoerd.
In de prille morgen trokken ze
over de sneeuw, langzaam, in stevige
omarming, als twee kinderen, die
innige vriendschap gesloten hebben.
Zo kwamen ze aan het onaanzienlijk
kleine huis, zo gingen ze 't kamertje
binnen.
De vrouw, die by het vuur bezig
was, keerde zich om en vloog jam
merend op hen toe. Tussen de gore
gordijntjes van al de drie bedsteden
kwamen toen de verschrikte ogen van
kinderen kijken en een seconde later
kermden ze in alle hoeken met de
moeder mee.
Wat moet dat worden, kreet de
vrouw. Wy hadden al haast geen
brood in huus 1
Daar kon Luut niet by blijven. Al
zyn haat kwam nu beschuldigend op