TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS 700 Nederlanders De Paasnacht Het Heilig Bruurke van Megen hulpbehoevend in Brazilië. De Europese taak van Nederlands landbouw Uit de geschiedenis van Venray en omgeving. en zijn indrukken ZATERDAG 21 APRIL 1951 No. 16 TWEE EN ZEVENTIGSTE JAARGANG Emigratie-avontuur Regering springt bij met garanties. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot wijziging van de begroting 1951 van het departement van Sociale Zaken. Hierin wordt een memoriepost voorgesteld voor garantie van rente en aflossing, alsmede koersrisico voor negen tienden van een lening van f 2.500 000, aangegaan door de kolonie van Nederlandse landbouwers, gevestigd op de Fazenda Ribeiraro in de Staat Sao Paulo, Brazilië, ten behoeve van de financiering van deze kolonie. dreigende maatschappelijke onder gang van bijna 700 landgenoten, verenigd in ongeveer 100 gezinnen. Trouwens, al zou de regering ook werkloos blyven, dan zou zü zich uit internationale verplichting niet hebben kunnen onttrekken aan het verlenen van onderstand aan de getroffen personen, die in de staat, waar zij woonachtig zijn, geen aan spraak daarop kunnen doen gelden. Na overleg met de Katholieke Nederlandse Boeren-en Tuindersbond werd dan ook besloten tot. het doen instellen van een deskundig onder zoek. Daartoe werd een commissie samengesteld, die naar Brazilië werd uitgezonden. In de memorie van toelichting wordt o.a het volgende gezegd: Tegen het einde van het jaar 1946 heeft de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond een com missie uitgezonden, teneinde de mogelijkheid te onderzoeken der vestiging van Nederlandse landbou wers in Brazilië. Na een tweetal oriënterende reizen die tot het inzicht hadden geleid, dat vestiging in kolonieverband tot gunstig resultaat zou kunnen leiden, werd hier te lande een groep van merendeels welvarende landbouwers gevormd, die bereid waren aan een dergelijke kolonie, op coöperatieve basis werkend, deel te nemen. Vervolgens nam een der commis sieleden, die zich persoonlijk daarvoor sterk interesseerde, bet initiatief tot aankoop van een terrein ter grootte van ongeveer 5000 ba. voor rekening van de bedoelde groep en voor de pry's van in Nederlands geld omgerekend ongeveer f 2.088 ooo. De vestigingsplannen zijn uitgewerkt, de gronden zijn aangekocht en de overige transacties aangegaan, zonder dat de Nederlandse regering daarvoor enige medeverantwoordelijkheid had aanvaard. De medewerking van de zijde der Nederlandse regering heeft zich des tijds beperkt tot de ambtelijke bemoeiingen der deviezencommissie, die bij besluit van 20 December 1948 de uitvoer toestond van 400 stuks stamboek vee, ter waarde van 400.000 gulden, van gereedschappen en andere bedryfsbenodigdheden, tot een waarde van 600 000 gulden en voorts tot de aanschaffing van deviezen tot een bedrag van f 70 per persoon, zijnde in totaal 84000 gulden. Het terrein moest, wat de voor verbouw van gewassen bestemde gronden betreft, worden herontgonnen en geschikt gemaakt. De aanwezige bedrijfsgebouwen en woningen waren ontoereikend en er moest op uitge breide schaal worden gebouwd. Zolang de bodem zelf geen vrucht opleverde, moest alles voor het levensonderhoud der bevolking wor den gekocht. Er is uitgegaan van de gedachte, dat door de verkoop en de voorteelt van het in Brazilië hoogwaardige Nederlandse stamboekvee een aan zienlijke winst zou worden behaald. Verder werd verwacht, dat met de verkoop van melk en zuivelproducten aan de bewoners der stad Sao Paulo spoedig zou kunnen worden aange vangen, in deze verwachting waren goede opbrengsten van de voor de bij voedering verbouwde gewassen verdisconteerd. Geldgebrek. Op 23 Augustus ontving de minis ter van Sociale Zaken van de leider der kolonie een tweeledig verzoek: ten eerste om op korte termijn de overmaking van een bedrag ter waarde van f 200.000 te willen be vorderen, waarvoor de fondsen hiei te lande zouden worden gezocht en ten andeie om het daarheen te leiden, dat de gunstige bepalingen van het emigratieverdrag met Brazilië ook op de kolonie Ribeiro van toe passing zouded worden verklaard. Aan dit laatste verzoek is met medewerking van de minister van Buitenlandse Zaken langs diploma tieke weg voldaan. Het eerste hierboven vermelde verzoek gaf aanleiding tot overleg tussen de betrokken regeringsinstan ties hier te lande. In de loop daarvan bleek, dat de leider der kolonie zich inmiddels tot de Nederlandse Bank had gewend met het verzoek een transfer te willen bevorderen ter waarde van f 2 800.000, welke gelden hjj in Nederland door leningen van derden meende te kunnen verkrijgen. Als gevolg daarvan werd ook het bestuur van de Katholieke Neder landse Boeren- en Tuindersbond by dit overleg betrokken. Daarbij werd de indruk verkregen, dat de kolonie in ernstige financiële moeilijkheden dreigde te geraken. Deze indruk werd bevestigd toen de kolonie een accountantsrapport deed overleggen, dat zowel voor de nabije als voor de verderaf gelegen toekomst grote liquiditeitsmoeilijk heden aankondigde en dat bovendien aantoonde, dat de rentabiliteit van het bedrijf, zo deze niet geheel ontbrak, toch in elk geval zeer gering was. Ofschoon de regering elke verant woordelijkheid voor de opzet en de leiding der kolonie afwijst en ofschoon zij ook in de toekomst geen aanspra kelijkheid voor het beheer of de leiding van deze of enige andere kolonie wenst te aanvaarden, was zij niettemin van oordeel, dat zij niet werkloos kon blijven toezien bij de Grote fouten. De commissie heeft een uitvoerig rapport uitgebracht. Daaruit blijkt, dat zowel by de investering als by de exploitatie de leiding der kolonie grotendeels door zich onvoldoende rekenschap te geven van de Neder landse afwijkende omstandigheden voor dieren en planten en ook door ontoereikend overzicht als gevolg van gebrek aan administratie en aan ervaring in het beheer van een grootbedrijf, grote fouten heeft ge maakt. De gewassen zijn merendeels mis lukt, het vee heeft in deerniswek kende toestand verkeerd. De middelen waarover de kolonie beschikt, waren by verre na niet voldoende om de opzet en de exploitatie te verwezen lijken. Het is evenwel door het ontbinden der collectieve exploitatie in een aantal individueel beheerde, weinig omvangrijke, doch voor gezinsonder- houd toereikende kleinbedrijven onder voorbehoud, dat geen bijzondere tegenslagen van natuurlijke aard worden ondervonden mogelyk in het jaar 1952—'53 een bescheiden rentabiliteit te bereiken. Daarvoor zyn enige nieuwe inves teringen nodig, o.a. opstallen op de te stichten kleine bedrijven en voorts een kleine melkfabriek en onige ontginningstractoren. Om deze investeringen te kunnen verrichten en aan de in de toekomst snel aangroeiende aflossingsverplich tingen te kunnen voldoen, zullen tydens het huidige en in het eerst komend bedryfsjaar middelen nodig zyn tot een in Nederlands courant omgerekend bedrag van ongeveer f 2 500.000. De terugbetaling van dit bedrag zal geleidelijk plaats kunnen vinden en volgens de gemaakte bere keningen kunnen zijn voleindigd in de tweede helft der zestiger jaren. Hot was reeds aanstonds duidelijk, dat onder de gegeven omstandigheden hierin niet op commerciële basis kon worden voorzien. Daar een noodtoe stand dreigde, waarin van regerings zijde, zoals boven reeds gezegd, in elk geval en hoe dan ook, zou moeten worden bijgesprongen, scheen hande lend optreden onvermijdelijk. Boven dien overwoog de regering, dat een onthouding een schadelijke terugslag zou hebben op onze economische be- trekkingon met Brazilië in het alge meen en op die op emigratiegebied in het bijzonder. Ook in andere landen zou het aanzien onzer emigratie daar onder lijden. Op grond van deze overwegingen zyn besprekingen geopend met de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond en de Coöperatieve Centr. Boerenleenbank te Eindhoven. Genoemde bond heeft terstond een bedrag van f 200000 tijdelijk ter be schikking gesteld om de eerste nood te lenigen, terwyl de Boerenleenbank, nadat de regering haar medewerking had toegezegd, er in slaagde in enkele dagen tyds een bankierssyndicaat te vormen, dat een bedrag van f 800 000 zal verschaffen voor tydelyke over bruggingsfinanciering in afwachting van de definitieve hulp. Deze definitieve hulp zal behoren te worden gevonden in de vorm ener lening op langere termijn te ver strekken door een instelling, welker bedryf op dergelijke transacties is ingericht. Het valt niet te verwachten, dat enige beleggende instelling in Neder land een lening zal verstrekken, ten zij rentebetaling en aflossing, alsmede het koersrisico. door 6en derde wor den gegarandeerd. Het bedrag van f 2.500 000, waarom het hier gaat, is echter zo groot, dat ook de Neder landse organisaties, die in geestver wantschap de kolonie en haar leden het naast staan, tot het stellen ener garantie van deze omvang niet in staat zyn, daargelaten of de garantie van een zedelijk lichaam door de beleggers voor het volle bedrag zou worden aanvaard. De regering heeft er, nu de om vang van de benodigde bijstand zo groot is, dat practisch geen enkele Kracht van zelfstandige boer Onder deze titel schrijft C. F. Roosenschoon in Elseviers Week blad van 7 April onderstaande interessante beschouwing Vraagt u zich eens af waardoor het komt, dat in de industrie het grootbedrijf in toenemende mate de toon aangeeft, terwijl de landbouw gehoel dryft op de zelfstandige kleine boerderij, dan zit u meteen midden in een der belangwekkendste proble men van onze tjjd. Toen de nijver heid nog hoofdzakelijk het domein was van de ambachtsman, overheers te in de meeste streken van Europa het grootgrondbezit. In de loop van enkele eeuwen groeiden de smidsen uit tot machinefabrieken en de weverijen tot textielindustrieën, maai de grote landgoederen werden stuk voor stuk verdeeld in steeds kleinere boerderijen. Terwijl de stedelijke handwerker fabrieksarbeider werd, werd de heel of half onvrye boer een zelfstandige ondernemer. In alle industrialiserende landen in de gematigde zone blykt dat de land bouw geen grootbedrijf nodig heeft om zyn productiviteit te verbeteren. Nog sterker zelfs het zelfstandige kleine boerenbedrijf is in onze streken, mits het intensief gedreven wordt, juist de aangewezen bedrijfsvorm voor welvaart op het platteland. Of zoals de term de laatste ^jaren luidt deze bedrijven zyn „economisch en sociaal verantwoord." Dat dit zo moet zyn, wordt duide lijk als men zich even voor ogen stelt, wat een grootbedrijf in de land bouw aan bezwaren met zich mee brengt. Terwyl de productie van een fabriek afhankelijk is van het aantal machinos en het aantal werkkrachten dat men by elkander brengt, is de productie in de landbouw in de eerste plaats gebonden aan de oppervlakte, die het bedrijf beslaat. Wil men spreken van een echt grootbedrijf, dan krijgt men een boerderij, die zich tot de gezichtseinder uitstrekt en die dus in letterlijke zin niet meer te overzien is. Het eeiste gevolg is al, dat de arbeiders enkele malen per dag een grote afstand moeten afleggen om op de plaats te komen waar zij hun dagtaak te verrichten hebben, het geen onvermijdelijk een groot tijd verlies met zich meebrengt of exira transportkosten eist. Verder wordt het toezicht moeilijk en kostbaar. Een derde factor van de grootste economische betekenis is, dat in de industrie een ver gevoerde arbeids verdeling mogelyk is, terwyl op een boerderij door de wisseling der sei zoenen en de verscheidenheid der gewassen en veesoorten vrijwel geen enkele arbeider dag-in dag uit en uur na uur hetzelfde werk kan verrichten. Zelfs daar waar één of enkele arbei ders uitsluitend zorgen voor het melkvee, moeten zy niet alleen melken, maar ook de dieren voeren, de stallen schoonhouden, enz. Werk aan de lopende band is daardoor op een boerderij onmogelijk en daarom is er ook geen groot economisch nut in het scheppen van een agrarisch reuzenbedrijf. Dwangpositie Zelfs in Amerika overheerst de gezinsboerderij. De oppervlakten zyn daar uitgestrekter, de productie per hectare geringer en het gebruik van machines groter, maar verreweg de meeste Amerikaanse boerderijen zyn van betrekkelijk bescheiden omvang. De zgn. „graanfabrieken" nemen niet meer dan een beperkt deel van de dunst bevolkte streken in beslag en deze bedrijven zyn trouwens door hun eenzijdigheid zowel economisch als biologisch te kwetsbaar om als voorbeeld te kunnen dienen. Maar aan de andere kant van het IJzeren Gordijn dryft men de boer met alle middelen in de dwangcoöpe- raties der kolchozen. De bedoeling daarvan is de boeren los te maken van het persoonlijk bezit van grond, hoofdzakelijk omdat Lenin eens schreef: „Het kleine boerenbedrijf kweekt dagelijks het kapitalisme aan". De middelen die daarby aange wend worden zijn eenvoudig maar doeltreffend. Eerst worden de grote landgoede ren verdeeld onder landarbeiders en keuterboeren, die echter noch de bekwaamheid noch de middelen heb ben om hun nieuw verworven stukje grond rendabel te maken. Vervolgens drukt men de grotere boeren dood door landbouwmachines en kunstmest alleen toe te wijzen aan de begun stigde kleine boeren en aan de collectieve boerderijen. Goedschiks of kwaadschiks worden geleidelijk alle boeren, grote en kleine, 'er toe gebracht hun zelfstandig be dryf op te geven en zo worden gehele streken in kolchozen georganiseerd, waarvan de oppervlakte uiteenloopt van 10000 tot 100.000 ha (deWierin germeer is ruim 20.000 ha groot en telt honderden zelfstandige boeren). De West-Europese boeren begrijpen heel goed, dat zowel hun economische als geestelijke vrijheid verloren zou gaan wanneer zy op die weg volgden en vandaar dan ook, dat op congres sen van de Europese Landbouw Fe derat'e, steeds weer met klem wordt betoogd, dat het zelfstandige boeren bedrijf onmisbaar is voor de Westerse beschaving. j Dit zou echter een ijdel betoog zyn, j wanneer niet tegelijkertijd dat gezins bedrijf van gemiddeld 10 tot 20 ha in staat was ovtrvloedig en goedkoop te produceren. Op dit punt staat Nederland in de voorste ry. De O.E.E.S., dat is de Organisatie voor Europese Samen werking, die opgericht werd ais consequentie van het Marshallplan, heeft hieromtrent uitvoerige onder zoekingen verricht en kwam reeds in 1948/49 tot de conclusie, dat in Nederland de kostprijzen van melk, varkens, suikerbieten, aardappelen en gerst 20 pet. of meer beneden het gemiddelde van gtheel Europa lagen Sindsdien heeft de productie zich verder hersteld, waardoor ook eieren en tarwe in deze groep zyn komen te vallen. Onze boeren komt daarvoor een pluim toe, maar niet minder onze landbouwvoorlichtingsdienst, want nergens ter wereld zal men een zo uitgebreide land- en tuinbouwvoor- lichting vinden als by ons te lande. De landbouwconsulenten hebben een aantal assistenten tot hun beschik king, waardoor het mogelyk wordt, dal iedere nuancering van bedrijfs uitoefening een speciale voorlichting kan ontvangen. Nu betekent dat helemaal niet, dat het Nederlandse boerenbedrijf hier door foutloos is geworden. Daar mankeert nog heel wat aan. Jaarlijks gaan nog millioenen guldens verloren door slordigheden by de veevoeding, bij de bemesting en by de bewerking van d^ grond. Maar als dat bij ons nog hot geval is, kan men zich wel voorstellen hoe de toestand in andere landen is. Doch ondanxs deze tekortkomingen (en soortgelijke tekortkomingen zal men ook by handel en industrie in overvloed aantreffen) zyn onze land en tuinbouw zo productief, dat zij in onze bevolking van 10 millioen men sen niet voldoende afzetgebied vinden en dus moeten exporteren. Die export is onmisbaar voor ons land, want in 1950 bestond omstreeks de helft van de waarde van onze export (f 1.596.102 000) uit producten van agrarische herkomst, maar daardoor wordt de uitoefening van het boeren bedrijf buitengewoon gevoelig voor schommelingen in de buitenlandse vraag. Op het ogenblik is het weer de Duitse markt, die ons de meeste zorg baart. Dit alles by elkaar vormt de sfeer, waarin de Nederlandse boer leeft en werkt. Aan de ene kant probeert hij zyn bedryf zo productief mogelyk te maken en zijn kosten te verlagen, maar anderzijds moet hy voortdurend vechten voor de afzet van zyn pro ducten in binnen- en buitenland. Het is van nationale en zelfs van Europese betekenis, dat hy hierin slaagt, maar dat tegelijkertijd ook het bestaan van de Belgische, de Franse en de Duitse boer niet in het gedrang komt. Het is dit vraagstuk, dat Europa in de komende jaren op te lossen heeft, wil men de dreiging ontgaan, dat tenslotte de kolchoz het zelfstandige boerenbedrijf zal vermoorden. maatschappelijke instelling in staat is deze te verlenen, eveneens toe besloten een voorstel van wet in te dienen, daartoe strekkende, dat de staat der Nederlanden zich althans gedeeltelijk tegenover de beleggers garant stelt. De regering verwacht, dat een vruchtbare samenwerking tussen regering en Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond zal plaats hebben, zoals trouwens bij de voorbereiding dezer steunverlening reeds het geval is geweest. In gemeenschappelijk over leg hebben de regering en het bestuur op rijkskosten een commissaris naar de kolonie uitgezonden die de leiding der kolonie zal overnemen. Wijziging omzet- en motor rijtuigenbelasting In het thans by de Tweede Kamer ingediend wetsontwerp tot wijziging der omzetbelasting worden pap, yoghurt, spijsolie, tafelazyn, vermicelli marcaroni, huishoudzeep, zeeppoeder, waspoeder en zelfwerkende wasmid delen vrijgesteld van omzetbelasting. Op verschillende weeldeartikelen zal 30 pet. omzetbelasting worden geheven (thans 15 pet.). Het percen tage van een half procent voor de leveringen door grosiers aan klein handelaren wordt verhoogd tot één. In een wetsontwerp tot verhoging der motorrijtuigenbelasting wordt nu voorgesteld om de belasting op vracht auto's, autobussen, taxi's en ambu lancewagens met 30 pet. te verhogen, voor rijwielen met hulpmotor, motor rijwielen en driewielers met 40 pet. Het tarief voor personenauto's is progressief; de gemiddelde verhoging voor de zware, de middelzware en de lichte bedraagt ongeveer 90, 75 en 62 pet. Tot nu toe moet de belasting naar een minimum gewicht van 800 kilo gram worden voldaan. Thans is voor gesteld het minimumtarief te doen aanvangen by 600 kilogram. De ver hoging van belasting voor deze lichte personenauto's is dientengevolge ge ring en bedraagt 22 percent. Gerhard ran Oy Gerhard van Oy, edelheer, is waar schijnlijk de stamvader geweest van de heren van Spraeland, dat later te samen met Oostrum en Geysteren een hcerlykheid vormde. Zyn naam komt in 1249 al voor in een oorkonde. In 1257 droeg hy zyn rechten over aan de graaf Otto van Gelder. In 1268 werd hy op 15 October by een mis- lukte aanslag door Walram, hertog van Limburg en Dirk, heer van Val kenburg met hun helpers op de stad Keulen, door de Keulenaren ge vangen genomen. Hy schynt wel een aardig poosje vastgezeten te hebben. War.t in 1270 werden diverse po gingen tot zyn invrijheidstelling door hemzelf en andeien genomen. Barthold de Cocq van Haeften Bartbold de Cocq van Haeften volgde zijn vader op als heer van Blitters- wyck en Wanssum. Hy huwde eerst met Carolina Justina Huydecoper, na haar dood met Arnoldina Margarita Mackay. Uit dit tweede huweiyk werden zes kinderen geboren. Hy overleed 22 October 18O8 en met hem stierf deze tak uit. Zyn weduwe over leed 3 April 1849. Gerardug Leonardos Thyssen O.F.M. Gerardus Leonardus Thijssen werd geboren te Heyen op Allerheiligendag ïsos. Hy werd Minderbroeder te Weert in 1842 en priester gewijd te Velp op 29 April 1846. Hy woonde enige tyd in het Minderbroedersklooster te Venray. Hy overleed te Maastricht 29 Maart 1869. Voortekens ran regen bjj onze voorvaderen 1. De huiskat strijkt haar fulpen wangen. 2. Gesloten is de pimpernel. 3. De meerle fluit haar zoete zangen 4. Ei hoor, wat piept de krekel schei 5. Het loeiend vee wil het veld verlaten. 6. 't Verschiet schynt ons naby te zijn. 7. Ik hoor de onruste schapen blaten. 8. Aanhoudend knort het ronkend zwijn. 9. De slakken zyn met zand be stoven. 10. De padden kruipen ginds en her. 11. De klaver heft de kruin naar boven. 12. Flauw glinstert zelfs de grootste ster. Aan ons verzoek om de indrukken van de Paasnacht schriftelijk weer te geven hebben velen gevolg gegeven. We zyn deze briefschrijfsters en briefschry vers daar zeer dankbaar voor. Met hen hopen wy dat de nieuwe regeling zal mogen blijven bestaan. Steunend op de ontvangen gegevens en onze eigen indrukken hebben wy in deze zin ons verslag voor het Bisdom opgemaakt. Het lijkt ons niet onaardig uit de ingekomen brieven en briefjes één aan de lezers van „Peel en Maas" ter inzage te geven. Ik beschouw deze brief werkelijk als een voorbeeld hoe de mysteries van ons Geloof niet alleen in de kerk, maar ook in de huiselijke kring gevierd kunnen worden. PATER GARDIAAN „Toen myn man en ik 'savonds om kwart voor elf opgingen naar het Paasfeoet, waren wij werkelijk be nieuwd, hoe ons deze Paasviering zou bevallen. Andere jaren gingen we, als het enigszins kon, samen naar de Zater dagse viering van het feest. Toen al maakten de vorschillende gebedenen ceremoniën altijd een diepe indruk op ons, daar wij de handelingen en gezangen van Priester en koor door middel van het missaal kondon vol gen en mee beleven. Maar kwamen wy daarna thuis, dan begon, na de feestelijke stemming die men in de kerk opdeed, toch weer het gewone dagelijkse leven van werken, en wachtte er zelfs nog een drukke en zorgvolle dag voor Pasen. Na onze Paascommunie, waardoor wy de ontmoeting met Jezus onder gingen als Maria Magdalena, toen zy haar Heer en Meester mocht zien na Zijn Verrijzenis, kwam er enigszins een domper op het feest, als wy thuisgekomen, aan het ontbijt weer moesten vasten en onthouden. Dit jaar, by deze viering, waren wy klaar met ons werk, hadden ons in de Zondagse kleren gestoken en vierden in de Kerk het Paasvigilie van harte mee. Hierby mag ik niet nalaten nog even aar. te stippen hoe rr.ooi Pater Liciniusalles kon verklaren en leiden. En dan de practische boekjes die op onze plaatsen al gereed lagen, om ons het allemaal gemakkelijk te maken, alles beter te kunnen volgen, droegen er het hunne zeker wel toe bij. Wat voelden we ons één met de Priester en Diaken toen ook onze waskaars werd aangestoken aan het licht dat kwam van het nieuwe ge wijde vuur. Na de lange nacht van de dood van Christus, op Goede Vrijdag ge vierd, voelden we ons al enigszins bevrijd in het volle licht van kaarsen en lampen. Wy jubelden als het ware mee, met de engelen des hemels, het prachtige „Exsultet" wat de Diaken zong. De Profetieën waren gemakkelijk te volgen en mee te bidden, doordat wy in het nieuwe boekje precies vonden, zoals het by deze Paasviering veranderd was. By de Hernieuwing der Doopbelof ten, voelden we ons als kinderen, die voor de eerste maal hun Plech tige Hernieuwing der Doopbeloften mochten uitspreken by onze vroegere PI. H. Communie. Na het gezamelyke litaniegebed konden wy onder klokgelui, jubelende orgeltonen en rinkelende altaarschel len, het Gloria van harte meezingen. En weer was het 't boekje, dat ons de H. Mis zo gemakkelijk deed volgen. Onwillekeurig, en dat klinkt wel licht een beetje vreemd, (misschien kwam het doordat het zo'n vroege en koude Pasen was dit jaar), kwam ik even in Kerststemming onder de H. Mis, toen Jezus, midden in do nacht, by de Consecratie op het altaar neerdaalde onder de gedaante van brood. Maar na de H. Communie, die ik zelf persoonlijk op Paasmorgen steeds weer aanvoel als de ontmoe ting van Maria Magdalena met haar Heer in de hof by Christus' graf, was deze Kerststemming geweken voor een Paasjubel die oplaaide uit myn hart. De tijdsduur van de plechtigheden viel ons in het geheel niet lang. Dit kwam misschien ock doordat in de Paterskerk geen wijding van het doopwater plaats vond. Van één kant is dat jammer, omdat het zo echt hoort by Pasen en vooral ook by de nu ingelaste Hernieuwing der Doop beloften. En dan onze thuiskomst na de Nachtmis. Alles was stil in huis. Wy zetten ons Lumen Christi", meegebracht uit de kerk, by een afbeelding van onze verrezen Heiland. Wy sierden de kaars met het teken van het Kruis en de letters Alpha en Omega en een wit-zyden strik. De andere morgen vierden wy met ons gezin het Paasfeest aan een feestelijk versierde ontbijttafel. De Paaskaars werd aangestoken en het Paasverhaal aan de kinderen verteld door Vader en Moeder. Ouze kinderen zyn 4, 3 en 2 jaar oud. Ik meen, dat velen het met ons eer.8 zullen zyn, dat deze Paasviering, waarvan wy dit jaar het experiment hadden, werkelijk ideaal beleefd kan worden." Broeder Evert Witte, Heilige van deze tijd? Vrijdagmorgen 22 December 1950 overleed in het oude Minder- broederklooster te Megen broeder Everardus Witte. Tweede Kerstdag werd hy ten grave gedragen onder opmerkelijk grote belangstelling van Megen en omgeving. Wat was er met deze eenvoudige lekebroeder, dat de hoogeerw. pater Provinciaal in eigen persoon zijn uitvaart en begrafenis kwam doen In dit artikel zullen wij in grote trekken daar iets van vertellen, het eindoordeel daarover natuurlijk aan de Kerk latend- Geboren te Hoorn in Noord-Holland 25 Juli 1868 en ten doop gehouden in de voormalige Minderbroedersstatie „de dry Tulpen" aan het Achterom, groeide de kleine Jan Witte in een huiselijke sfeer van voomamoeenvoud, van godsvrucht en goedheid op tot een zachte, lieve kleuter, een vrien delijk manneke mot prachtig krulhaar en een paar mooie, levendige ogen. Voor dat kind, gedurende meerdere uren van de dag aan haar zorgen toe vertrouwd, bad de Zuster van de be waarschool iedere dag, dat God het de genado van het priesterschap mocht schenken.

Peel en Maas | 1951 | | pagina 3