TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
700 Nederlanders
De Paasnacht
Het Heilig Bruurke
van Megen
hulpbehoevend in Brazilië.
De Europese taak
van Nederlands landbouw
Uit de geschiedenis
van Venray en omgeving.
en zijn indrukken
ZATERDAG 21 APRIL 1951
No. 16
TWEE EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
Emigratie-avontuur
Regering springt bij met garanties.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot
wijziging van de begroting 1951 van het departement van
Sociale Zaken. Hierin wordt een memoriepost voorgesteld
voor garantie van rente en aflossing, alsmede koersrisico
voor negen tienden van een lening van f 2.500 000, aangegaan
door de kolonie van Nederlandse landbouwers, gevestigd op
de Fazenda Ribeiraro in de Staat Sao Paulo, Brazilië, ten
behoeve van de financiering van deze kolonie.
dreigende maatschappelijke onder
gang van bijna 700 landgenoten,
verenigd in ongeveer 100 gezinnen.
Trouwens, al zou de regering ook
werkloos blyven, dan zou zü zich
uit internationale verplichting niet
hebben kunnen onttrekken aan het
verlenen van onderstand aan de
getroffen personen, die in de staat,
waar zij woonachtig zijn, geen aan
spraak daarop kunnen doen gelden.
Na overleg met de Katholieke
Nederlandse Boeren-en Tuindersbond
werd dan ook besloten tot. het doen
instellen van een deskundig onder
zoek. Daartoe werd een commissie
samengesteld, die naar Brazilië werd
uitgezonden.
In de memorie van toelichting
wordt o.a het volgende gezegd:
Tegen het einde van het jaar 1946
heeft de Katholieke Nederlandse
Boeren- en Tuindersbond een com
missie uitgezonden, teneinde de
mogelijkheid te onderzoeken der
vestiging van Nederlandse landbou
wers in Brazilië.
Na een tweetal oriënterende reizen
die tot het inzicht hadden geleid,
dat vestiging in kolonieverband tot
gunstig resultaat zou kunnen leiden,
werd hier te lande een groep van
merendeels welvarende landbouwers
gevormd, die bereid waren aan een
dergelijke kolonie, op coöperatieve
basis werkend, deel te nemen.
Vervolgens nam een der commis
sieleden, die zich persoonlijk daarvoor
sterk interesseerde, bet initiatief tot
aankoop van een terrein ter grootte
van ongeveer 5000 ba. voor rekening
van de bedoelde groep en voor de
pry's van in Nederlands geld
omgerekend ongeveer f 2.088 ooo.
De vestigingsplannen zijn uitgewerkt,
de gronden zijn aangekocht en de
overige transacties aangegaan, zonder
dat de Nederlandse regering daarvoor
enige medeverantwoordelijkheid had
aanvaard.
De medewerking van de zijde der
Nederlandse regering heeft zich des
tijds beperkt tot de ambtelijke
bemoeiingen der deviezencommissie,
die bij besluit van 20 December 1948
de uitvoer toestond van 400 stuks
stamboek vee, ter waarde van 400.000
gulden, van gereedschappen en andere
bedryfsbenodigdheden, tot een waarde
van 600 000 gulden en voorts tot de
aanschaffing van deviezen tot een
bedrag van f 70 per persoon, zijnde
in totaal 84000 gulden.
Het terrein moest, wat de voor
verbouw van gewassen bestemde
gronden betreft, worden herontgonnen
en geschikt gemaakt. De aanwezige
bedrijfsgebouwen en woningen waren
ontoereikend en er moest op uitge
breide schaal worden gebouwd.
Zolang de bodem zelf geen vrucht
opleverde, moest alles voor het
levensonderhoud der bevolking wor
den gekocht.
Er is uitgegaan van de gedachte,
dat door de verkoop en de voorteelt
van het in Brazilië hoogwaardige
Nederlandse stamboekvee een aan
zienlijke winst zou worden behaald.
Verder werd verwacht, dat met de
verkoop van melk en zuivelproducten
aan de bewoners der stad Sao Paulo
spoedig zou kunnen worden aange
vangen, in deze verwachting waren
goede opbrengsten van de voor de
bij voedering verbouwde gewassen
verdisconteerd.
Geldgebrek.
Op 23 Augustus ontving de minis
ter van Sociale Zaken van de leider
der kolonie een tweeledig verzoek:
ten eerste om op korte termijn de
overmaking van een bedrag ter
waarde van f 200.000 te willen be
vorderen, waarvoor de fondsen hiei
te lande zouden worden gezocht
en ten andeie om het daarheen te
leiden, dat de gunstige bepalingen
van het emigratieverdrag met Brazilië
ook op de kolonie Ribeiro van toe
passing zouded worden verklaard.
Aan dit laatste verzoek is met
medewerking van de minister van
Buitenlandse Zaken langs diploma
tieke weg voldaan.
Het eerste hierboven vermelde
verzoek gaf aanleiding tot overleg
tussen de betrokken regeringsinstan
ties hier te lande. In de loop daarvan
bleek, dat de leider der kolonie zich
inmiddels tot de Nederlandse Bank
had gewend met het verzoek een
transfer te willen bevorderen ter
waarde van f 2 800.000, welke gelden
hjj in Nederland door leningen van
derden meende te kunnen verkrijgen.
Als gevolg daarvan werd ook het
bestuur van de Katholieke Neder
landse Boeren- en Tuindersbond by
dit overleg betrokken. Daarbij werd
de indruk verkregen, dat de kolonie
in ernstige financiële moeilijkheden
dreigde te geraken.
Deze indruk werd bevestigd toen
de kolonie een accountantsrapport
deed overleggen, dat zowel voor de
nabije als voor de verderaf gelegen
toekomst grote liquiditeitsmoeilijk
heden aankondigde en dat bovendien
aantoonde, dat de rentabiliteit van
het bedrijf, zo deze niet geheel
ontbrak, toch in elk geval zeer
gering was.
Ofschoon de regering elke verant
woordelijkheid voor de opzet en de
leiding der kolonie afwijst en ofschoon
zij ook in de toekomst geen aanspra
kelijkheid voor het beheer of de
leiding van deze of enige andere
kolonie wenst te aanvaarden, was zij
niettemin van oordeel, dat zij niet
werkloos kon blijven toezien bij de
Grote fouten.
De commissie heeft een uitvoerig
rapport uitgebracht. Daaruit blijkt,
dat zowel by de investering als by
de exploitatie de leiding der kolonie
grotendeels door zich onvoldoende
rekenschap te geven van de Neder
landse afwijkende omstandigheden
voor dieren en planten en ook door
ontoereikend overzicht als gevolg van
gebrek aan administratie en aan
ervaring in het beheer van een
grootbedrijf, grote fouten heeft ge
maakt.
De gewassen zijn merendeels mis
lukt, het vee heeft in deerniswek
kende toestand verkeerd. De middelen
waarover de kolonie beschikt, waren
by verre na niet voldoende om de
opzet en de exploitatie te verwezen
lijken.
Het is evenwel door het ontbinden
der collectieve exploitatie in een
aantal individueel beheerde, weinig
omvangrijke, doch voor gezinsonder-
houd toereikende kleinbedrijven
onder voorbehoud, dat geen bijzondere
tegenslagen van natuurlijke aard
worden ondervonden mogelyk in
het jaar 1952—'53 een bescheiden
rentabiliteit te bereiken.
Daarvoor zyn enige nieuwe inves
teringen nodig, o.a. opstallen op de
te stichten kleine bedrijven en voorts
een kleine melkfabriek en onige
ontginningstractoren.
Om deze investeringen te kunnen
verrichten en aan de in de toekomst
snel aangroeiende aflossingsverplich
tingen te kunnen voldoen, zullen
tydens het huidige en in het eerst
komend bedryfsjaar middelen nodig
zyn tot een in Nederlands courant
omgerekend bedrag van ongeveer
f 2 500.000. De terugbetaling van dit
bedrag zal geleidelijk plaats kunnen
vinden en volgens de gemaakte bere
keningen kunnen zijn voleindigd in
de tweede helft der zestiger jaren.
Hot was reeds aanstonds duidelijk,
dat onder de gegeven omstandigheden
hierin niet op commerciële basis kon
worden voorzien. Daar een noodtoe
stand dreigde, waarin van regerings
zijde, zoals boven reeds gezegd, in
elk geval en hoe dan ook, zou moeten
worden bijgesprongen, scheen hande
lend optreden onvermijdelijk. Boven
dien overwoog de regering, dat een
onthouding een schadelijke terugslag
zou hebben op onze economische be-
trekkingon met Brazilië in het alge
meen en op die op emigratiegebied
in het bijzonder. Ook in andere landen
zou het aanzien onzer emigratie daar
onder lijden.
Op grond van deze overwegingen
zyn besprekingen geopend met de
Katholieke Nederlandse Boeren- en
Tuindersbond en de Coöperatieve
Centr. Boerenleenbank te Eindhoven.
Genoemde bond heeft terstond een
bedrag van f 200000 tijdelijk ter be
schikking gesteld om de eerste nood
te lenigen, terwyl de Boerenleenbank,
nadat de regering haar medewerking
had toegezegd, er in slaagde in enkele
dagen tyds een bankierssyndicaat te
vormen, dat een bedrag van f 800 000
zal verschaffen voor tydelyke over
bruggingsfinanciering in afwachting
van de definitieve hulp.
Deze definitieve hulp zal behoren
te worden gevonden in de vorm ener
lening op langere termijn te ver
strekken door een instelling, welker
bedryf op dergelijke transacties is
ingericht.
Het valt niet te verwachten, dat
enige beleggende instelling in Neder
land een lening zal verstrekken, ten
zij rentebetaling en aflossing, alsmede
het koersrisico. door 6en derde wor
den gegarandeerd. Het bedrag van
f 2.500 000, waarom het hier gaat, is
echter zo groot, dat ook de Neder
landse organisaties, die in geestver
wantschap de kolonie en haar leden
het naast staan, tot het stellen ener
garantie van deze omvang niet in
staat zyn, daargelaten of de garantie
van een zedelijk lichaam door de
beleggers voor het volle bedrag zou
worden aanvaard.
De regering heeft er, nu de om
vang van de benodigde bijstand zo
groot is, dat practisch geen enkele
Kracht van zelfstandige boer
Onder deze titel schrijft C. F.
Roosenschoon in Elseviers Week
blad van 7 April onderstaande
interessante beschouwing
Vraagt u zich eens af waardoor
het komt, dat in de industrie het
grootbedrijf in toenemende mate de
toon aangeeft, terwijl de landbouw
gehoel dryft op de zelfstandige kleine
boerderij, dan zit u meteen midden
in een der belangwekkendste proble
men van onze tjjd. Toen de nijver
heid nog hoofdzakelijk het domein
was van de ambachtsman, overheers
te in de meeste streken van Europa
het grootgrondbezit. In de loop van
enkele eeuwen groeiden de smidsen
uit tot machinefabrieken en de
weverijen tot textielindustrieën, maai
de grote landgoederen werden stuk
voor stuk verdeeld in steeds kleinere
boerderijen. Terwijl de stedelijke
handwerker fabrieksarbeider werd,
werd de heel of half onvrye boer een
zelfstandige ondernemer.
In alle industrialiserende landen in
de gematigde zone blykt dat de land
bouw geen grootbedrijf nodig heeft
om zyn productiviteit te verbeteren.
Nog sterker zelfs het zelfstandige
kleine boerenbedrijf is in onze streken,
mits het intensief gedreven wordt,
juist de aangewezen bedrijfsvorm
voor welvaart op het platteland. Of
zoals de term de laatste ^jaren luidt
deze bedrijven zyn „economisch en
sociaal verantwoord."
Dat dit zo moet zyn, wordt duide
lijk als men zich even voor ogen
stelt, wat een grootbedrijf in de land
bouw aan bezwaren met zich mee
brengt. Terwyl de productie van een
fabriek afhankelijk is van het aantal
machinos en het aantal werkkrachten
dat men by elkander brengt, is de
productie in de landbouw in de eerste
plaats gebonden aan de oppervlakte,
die het bedrijf beslaat. Wil men
spreken van een echt grootbedrijf,
dan krijgt men een boerderij, die
zich tot de gezichtseinder uitstrekt
en die dus in letterlijke zin niet meer
te overzien is.
Het eeiste gevolg is al, dat de
arbeiders enkele malen per dag een
grote afstand moeten afleggen om op
de plaats te komen waar zij hun
dagtaak te verrichten hebben, het
geen onvermijdelijk een groot tijd
verlies met zich meebrengt of exira
transportkosten eist. Verder wordt
het toezicht moeilijk en kostbaar.
Een derde factor van de grootste
economische betekenis is, dat in de
industrie een ver gevoerde arbeids
verdeling mogelyk is, terwyl op een
boerderij door de wisseling der sei
zoenen en de verscheidenheid der
gewassen en veesoorten vrijwel geen
enkele arbeider dag-in dag uit en uur
na uur hetzelfde werk kan verrichten.
Zelfs daar waar één of enkele arbei
ders uitsluitend zorgen voor het
melkvee, moeten zy niet alleen
melken, maar ook de dieren voeren,
de stallen schoonhouden, enz. Werk
aan de lopende band is daardoor op
een boerderij onmogelijk en daarom
is er ook geen groot economisch nut
in het scheppen van een agrarisch
reuzenbedrijf.
Dwangpositie
Zelfs in Amerika overheerst de
gezinsboerderij. De oppervlakten zyn
daar uitgestrekter, de productie per
hectare geringer en het gebruik van
machines groter, maar verreweg de
meeste Amerikaanse boerderijen zyn
van betrekkelijk bescheiden omvang.
De zgn. „graanfabrieken" nemen niet
meer dan een beperkt deel van de
dunst bevolkte streken in beslag en
deze bedrijven zyn trouwens door
hun eenzijdigheid zowel economisch
als biologisch te kwetsbaar om als
voorbeeld te kunnen dienen.
Maar aan de andere kant van het
IJzeren Gordijn dryft men de boer
met alle middelen in de dwangcoöpe-
raties der kolchozen. De bedoeling
daarvan is de boeren los te maken
van het persoonlijk bezit van grond,
hoofdzakelijk omdat Lenin eens
schreef: „Het kleine boerenbedrijf
kweekt dagelijks het kapitalisme
aan". De middelen die daarby aange
wend worden zijn eenvoudig maar
doeltreffend.
Eerst worden de grote landgoede
ren verdeeld onder landarbeiders en
keuterboeren, die echter noch de
bekwaamheid noch de middelen heb
ben om hun nieuw verworven stukje
grond rendabel te maken. Vervolgens
drukt men de grotere boeren dood
door landbouwmachines en kunstmest
alleen toe te wijzen aan de begun
stigde kleine boeren en aan de
collectieve boerderijen.
Goedschiks of kwaadschiks worden
geleidelijk alle boeren, grote en kleine,
'er toe gebracht hun zelfstandig be
dryf op te geven en zo worden gehele
streken in kolchozen georganiseerd,
waarvan de oppervlakte uiteenloopt
van 10000 tot 100.000 ha (deWierin
germeer is ruim 20.000 ha groot en
telt honderden zelfstandige boeren).
De West-Europese boeren begrijpen
heel goed, dat zowel hun economische
als geestelijke vrijheid verloren zou
gaan wanneer zy op die weg volgden
en vandaar dan ook, dat op congres
sen van de Europese Landbouw Fe
derat'e, steeds weer met klem wordt
betoogd, dat het zelfstandige boeren
bedrijf onmisbaar is voor de Westerse
beschaving.
j Dit zou echter een ijdel betoog zyn,
j wanneer niet tegelijkertijd dat gezins
bedrijf van gemiddeld 10 tot 20 ha
in staat was ovtrvloedig en goedkoop
te produceren.
Op dit punt staat Nederland in de
voorste ry. De O.E.E.S., dat is de
Organisatie voor Europese Samen
werking, die opgericht werd ais
consequentie van het Marshallplan,
heeft hieromtrent uitvoerige onder
zoekingen verricht en kwam reeds
in 1948/49 tot de conclusie, dat in
Nederland de kostprijzen van melk,
varkens, suikerbieten, aardappelen en
gerst 20 pet. of meer beneden het
gemiddelde van gtheel Europa lagen
Sindsdien heeft de productie zich
verder hersteld, waardoor ook eieren
en tarwe in deze groep zyn komen
te vallen.
Onze boeren komt daarvoor een
pluim toe, maar niet minder onze
landbouwvoorlichtingsdienst, want
nergens ter wereld zal men een zo
uitgebreide land- en tuinbouwvoor-
lichting vinden als by ons te lande.
De landbouwconsulenten hebben een
aantal assistenten tot hun beschik
king, waardoor het mogelyk wordt,
dal iedere nuancering van bedrijfs
uitoefening een speciale voorlichting
kan ontvangen.
Nu betekent dat helemaal niet, dat
het Nederlandse boerenbedrijf hier
door foutloos is geworden. Daar
mankeert nog heel wat aan. Jaarlijks
gaan nog millioenen guldens verloren
door slordigheden by de veevoeding,
bij de bemesting en by de bewerking
van d^ grond. Maar als dat bij ons
nog hot geval is, kan men zich wel
voorstellen hoe de toestand in andere
landen is.
Doch ondanxs deze tekortkomingen
(en soortgelijke tekortkomingen zal
men ook by handel en industrie in
overvloed aantreffen) zyn onze land
en tuinbouw zo productief, dat zij in
onze bevolking van 10 millioen men
sen niet voldoende afzetgebied vinden
en dus moeten exporteren. Die export
is onmisbaar voor ons land, want in
1950 bestond omstreeks de helft
van de waarde van onze export
(f 1.596.102 000) uit producten van
agrarische herkomst, maar daardoor
wordt de uitoefening van het boeren
bedrijf buitengewoon gevoelig voor
schommelingen in de buitenlandse
vraag. Op het ogenblik is het weer
de Duitse markt, die ons de meeste
zorg baart.
Dit alles by elkaar vormt de sfeer,
waarin de Nederlandse boer leeft en
werkt. Aan de ene kant probeert hij
zyn bedryf zo productief mogelyk te
maken en zijn kosten te verlagen,
maar anderzijds moet hy voortdurend
vechten voor de afzet van zyn pro
ducten in binnen- en buitenland. Het
is van nationale en zelfs van Europese
betekenis, dat hy hierin slaagt, maar
dat tegelijkertijd ook het bestaan van
de Belgische, de Franse en de Duitse
boer niet in het gedrang komt. Het
is dit vraagstuk, dat Europa in de
komende jaren op te lossen heeft,
wil men de dreiging ontgaan, dat
tenslotte de kolchoz het zelfstandige
boerenbedrijf zal vermoorden.
maatschappelijke instelling in staat
is deze te verlenen, eveneens toe
besloten een voorstel van wet in te
dienen, daartoe strekkende, dat de
staat der Nederlanden zich althans
gedeeltelijk tegenover de beleggers
garant stelt.
De regering verwacht, dat een
vruchtbare samenwerking tussen
regering en Kath. Ned. Boeren- en
Tuindersbond zal plaats hebben, zoals
trouwens bij de voorbereiding dezer
steunverlening reeds het geval is
geweest. In gemeenschappelijk over
leg hebben de regering en het bestuur
op rijkskosten een commissaris naar
de kolonie uitgezonden die de leiding
der kolonie zal overnemen.
Wijziging omzet- en motor
rijtuigenbelasting
In het thans by de Tweede Kamer
ingediend wetsontwerp tot wijziging
der omzetbelasting worden pap,
yoghurt, spijsolie, tafelazyn, vermicelli
marcaroni, huishoudzeep, zeeppoeder,
waspoeder en zelfwerkende wasmid
delen vrijgesteld van omzetbelasting.
Op verschillende weeldeartikelen
zal 30 pet. omzetbelasting worden
geheven (thans 15 pet.). Het percen
tage van een half procent voor de
leveringen door grosiers aan klein
handelaren wordt verhoogd tot één.
In een wetsontwerp tot verhoging
der motorrijtuigenbelasting wordt nu
voorgesteld om de belasting op vracht
auto's, autobussen, taxi's en ambu
lancewagens met 30 pet. te verhogen,
voor rijwielen met hulpmotor, motor
rijwielen en driewielers met 40 pet.
Het tarief voor personenauto's is
progressief; de gemiddelde verhoging
voor de zware, de middelzware en
de lichte bedraagt ongeveer 90, 75
en 62 pet.
Tot nu toe moet de belasting naar
een minimum gewicht van 800 kilo
gram worden voldaan. Thans is voor
gesteld het minimumtarief te doen
aanvangen by 600 kilogram. De ver
hoging van belasting voor deze lichte
personenauto's is dientengevolge ge
ring en bedraagt 22 percent.
Gerhard ran Oy
Gerhard van Oy, edelheer, is waar
schijnlijk de stamvader geweest van
de heren van Spraeland, dat later te
samen met Oostrum en Geysteren een
hcerlykheid vormde. Zyn naam komt
in 1249 al voor in een oorkonde.
In 1257 droeg hy zyn rechten over
aan de graaf Otto van Gelder. In 1268
werd hy op 15 October by een mis-
lukte aanslag door Walram, hertog
van Limburg en Dirk, heer van Val
kenburg met hun helpers op de
stad Keulen, door de Keulenaren ge
vangen genomen. Hy schynt wel een
aardig poosje vastgezeten te hebben.
War.t in 1270 werden diverse po
gingen tot zyn invrijheidstelling door
hemzelf en andeien genomen.
Barthold de Cocq van Haeften
Bartbold de Cocq van Haeften volgde
zijn vader op als heer van Blitters-
wyck en Wanssum. Hy huwde eerst
met Carolina Justina Huydecoper, na
haar dood met Arnoldina Margarita
Mackay. Uit dit tweede huweiyk
werden zes kinderen geboren. Hy
overleed 22 October 18O8 en met hem
stierf deze tak uit. Zyn weduwe over
leed 3 April 1849.
Gerardug Leonardos
Thyssen O.F.M.
Gerardus Leonardus Thijssen werd
geboren te Heyen op Allerheiligendag
ïsos. Hy werd Minderbroeder te Weert
in 1842 en priester gewijd te Velp op
29 April 1846. Hy woonde enige tyd
in het Minderbroedersklooster te
Venray. Hy overleed te Maastricht
29 Maart 1869.
Voortekens ran regen
bjj onze voorvaderen
1. De huiskat strijkt haar fulpen
wangen.
2. Gesloten is de pimpernel.
3. De meerle fluit haar zoete zangen
4. Ei hoor, wat piept de krekel
schei
5. Het loeiend vee wil het veld
verlaten.
6. 't Verschiet schynt ons naby te
zijn.
7. Ik hoor de onruste schapen
blaten.
8. Aanhoudend knort het ronkend
zwijn.
9. De slakken zyn met zand be
stoven.
10. De padden kruipen ginds en her.
11. De klaver heft de kruin naar
boven.
12. Flauw glinstert zelfs de grootste
ster.
Aan ons verzoek om de indrukken
van de Paasnacht schriftelijk weer
te geven hebben velen gevolg gegeven.
We zyn deze briefschrijfsters en
briefschry vers daar zeer dankbaar
voor. Met hen hopen wy dat de
nieuwe regeling zal mogen blijven
bestaan. Steunend op de ontvangen
gegevens en onze eigen indrukken
hebben wy in deze zin ons verslag
voor het Bisdom opgemaakt.
Het lijkt ons niet onaardig uit de
ingekomen brieven en briefjes één
aan de lezers van „Peel en Maas"
ter inzage te geven. Ik beschouw
deze brief werkelijk als een voorbeeld
hoe de mysteries van ons Geloof niet
alleen in de kerk, maar ook in de
huiselijke kring gevierd kunnen
worden.
PATER GARDIAAN
„Toen myn man en ik 'savonds
om kwart voor elf opgingen naar het
Paasfeoet, waren wij werkelijk be
nieuwd, hoe ons deze Paasviering zou
bevallen.
Andere jaren gingen we, als het
enigszins kon, samen naar de Zater
dagse viering van het feest. Toen al
maakten de vorschillende gebedenen
ceremoniën altijd een diepe indruk
op ons, daar wij de handelingen en
gezangen van Priester en koor door
middel van het missaal kondon vol
gen en mee beleven. Maar kwamen
wy daarna thuis, dan begon, na de
feestelijke stemming die men in de
kerk opdeed, toch weer het gewone
dagelijkse leven van werken, en
wachtte er zelfs nog een drukke en
zorgvolle dag voor Pasen.
Na onze Paascommunie, waardoor
wy de ontmoeting met Jezus onder
gingen als Maria Magdalena, toen zy
haar Heer en Meester mocht zien na
Zijn Verrijzenis, kwam er enigszins
een domper op het feest, als wy
thuisgekomen, aan het ontbijt weer
moesten vasten en onthouden.
Dit jaar, by deze viering, waren
wy klaar met ons werk, hadden ons
in de Zondagse kleren gestoken en
vierden in de Kerk het Paasvigilie
van harte mee.
Hierby mag ik niet nalaten nog
even aar. te stippen hoe rr.ooi Pater
Liciniusalles kon verklaren en leiden.
En dan de practische boekjes die op
onze plaatsen al gereed lagen, om
ons het allemaal gemakkelijk te
maken, alles beter te kunnen volgen,
droegen er het hunne zeker wel toe
bij.
Wat voelden we ons één met de
Priester en Diaken toen ook onze
waskaars werd aangestoken aan het
licht dat kwam van het nieuwe ge
wijde vuur.
Na de lange nacht van de dood
van Christus, op Goede Vrijdag ge
vierd, voelden we ons al enigszins
bevrijd in het volle licht van kaarsen
en lampen. Wy jubelden als het ware
mee, met de engelen des hemels, het
prachtige „Exsultet" wat de Diaken
zong.
De Profetieën waren gemakkelijk
te volgen en mee te bidden, doordat
wy in het nieuwe boekje precies
vonden, zoals het by deze Paasviering
veranderd was.
By de Hernieuwing der Doopbelof
ten, voelden we ons als kinderen,
die voor de eerste maal hun Plech
tige Hernieuwing der Doopbeloften
mochten uitspreken by onze vroegere
PI. H. Communie.
Na het gezamelyke litaniegebed
konden wy onder klokgelui, jubelende
orgeltonen en rinkelende altaarschel
len, het Gloria van harte meezingen.
En weer was het 't boekje, dat
ons de H. Mis zo gemakkelijk deed
volgen.
Onwillekeurig, en dat klinkt wel
licht een beetje vreemd, (misschien
kwam het doordat het zo'n vroege
en koude Pasen was dit jaar), kwam
ik even in Kerststemming onder de
H. Mis, toen Jezus, midden in do
nacht, by de Consecratie op het altaar
neerdaalde onder de gedaante van
brood. Maar na de H. Communie, die
ik zelf persoonlijk op Paasmorgen
steeds weer aanvoel als de ontmoe
ting van Maria Magdalena met haar
Heer in de hof by Christus' graf, was
deze Kerststemming geweken voor
een Paasjubel die oplaaide uit myn
hart.
De tijdsduur van de plechtigheden
viel ons in het geheel niet lang. Dit
kwam misschien ock doordat in de
Paterskerk geen wijding van het
doopwater plaats vond. Van één kant
is dat jammer, omdat het zo echt
hoort by Pasen en vooral ook by de
nu ingelaste Hernieuwing der Doop
beloften.
En dan onze thuiskomst na de
Nachtmis.
Alles was stil in huis. Wy zetten
ons Lumen Christi", meegebracht
uit de kerk, by een afbeelding van
onze verrezen Heiland. Wy sierden
de kaars met het teken van het Kruis
en de letters Alpha en Omega en
een wit-zyden strik.
De andere morgen vierden wy met
ons gezin het Paasfeest aan een
feestelijk versierde ontbijttafel. De
Paaskaars werd aangestoken en het
Paasverhaal aan de kinderen verteld
door Vader en Moeder. Ouze kinderen
zyn 4, 3 en 2 jaar oud.
Ik meen, dat velen het met ons
eer.8 zullen zyn, dat deze Paasviering,
waarvan wy dit jaar het experiment
hadden, werkelijk ideaal beleefd kan
worden."
Broeder Evert Witte, Heilige van deze tijd?
Vrijdagmorgen 22 December 1950 overleed in het oude Minder-
broederklooster te Megen broeder Everardus Witte. Tweede
Kerstdag werd hy ten grave gedragen onder opmerkelijk grote
belangstelling van Megen en omgeving. Wat was er met deze
eenvoudige lekebroeder, dat de hoogeerw. pater Provinciaal in
eigen persoon zijn uitvaart en begrafenis kwam doen In dit
artikel zullen wij in grote trekken daar iets van vertellen, het
eindoordeel daarover natuurlijk aan de Kerk latend-
Geboren te Hoorn in Noord-Holland
25 Juli 1868 en ten doop gehouden in
de voormalige Minderbroedersstatie
„de dry Tulpen" aan het Achterom,
groeide de kleine Jan Witte in een
huiselijke sfeer van voomamoeenvoud,
van godsvrucht en goedheid op tot
een zachte, lieve kleuter, een vrien
delijk manneke mot prachtig krulhaar
en een paar mooie, levendige ogen.
Voor dat kind, gedurende meerdere
uren van de dag aan haar zorgen toe
vertrouwd, bad de Zuster van de be
waarschool iedere dag, dat God het
de genado van het priesterschap
mocht schenken.