4 Boerderij en Boerenland WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Kerst-reclame Een Noord-Limburgs boeventaaltje Imen BEL BIJ BRAND 39 2 Onze Pateió in Brazilië. Zaterdag 10 December 1949 No. 49 Zeventigste Jaargang Druk en Uitgave Firma van den Munckhof Drukkerij Kantoorboekhandel Grootestraat 28 Telefoon K 4780 512 Postrekening 150652 PEEL EN MAAS Ad verten tiepry zen op aanvraag verstrekt Abonnementsprijs per kwartaal: voor Venray fl 1.00 buiten Venray fl 1.20 uitsluitend vooruitbet. Onder nevenstaande titel behandelt H. v. L. in het laatste nummer van „Ons Eigen Erf" der Gemeenschap Óverloon een onderwerp, dat ook voor deze streken van belang is getuige de verhandelingen, die wij er reeds over hoorden, tot zelfs in de gemeenteraad. Spreker betoogt daarin o.m., dat juist de liefde tot het landschapschoon van de geboortestreek de mens, waar hij ook komt en waar hy ook is, altijd doet terug verlangen naar die oude vertrouwde plekjes en streek, waarvan hy iedere nuancering, kleur bomen en planten, wegen en ge bouwen kent. Daarom is het landschap een rijk bezit van de gemeenschap, een bezit, dat nooit geschonden mag worden en vernield, maar waarvan de schoon heid moet verhoogd worden door te bouwen op streekeigen wyze, op de juiste plaats en in de juiste ver houdingen. Dit geldt zowel voor de stad, voor het dorp als voor het open vlakke land. Op dat open vlakke land woont alleen de boer. Meer dan voor stad of dorp geldt voor de boer de noodzaak zyn tehuis en zyn bedryf aan te passen aan de natuurlijke omgeving. Hierbij geven de voorouders wel een prachtig voorbeeld. Zy maakten gebruik van toevallig aanwezige ter reinplooien, bosrandjes, beekjes, klef- fen enz. Boomgroepen en eiken wallen vorm den een goede beschutting van boer derij en erf. Was dit alles niet aan wezig dan werden bomen geplant en wallen opgeworpen. De boer van tegenwoordig schijnt het niet meer nodig te vinden. Echte onvervalste boerenerven vindt men hier niet meerl Vele boerderijen liggen dikwijls uitstekend beschut tegen stormen en regenvlagen, doordat een aanwezige bosrand, hoge akker of heuvelrug, handig werd benut. Ook door middel van een doelmatige en juist aange brachte boomomplanting kan aan een boerderij een goede beschutting en een grotere schoonheid gebracht worden. Maar aan het nut en de schoonheid van een goede beplanting van het boerenerf wordt in de huidige tijd door vele boeren helaas veel te weinig aandacht geschonken. VENRAY? Mijn hemelZijn er nog wel van die echte onvervalste boerenerven, echte hofsteden Men zal er nauwelijks een of meer kunnen aanwijzen. En vroeger? Onze voorouders hebben niet voor niets hun boerderijen namen meegegeven, deze stonden rondom in de beplanting, en hoe klein en armoedig wellicht ook, het waren wezenlijke erven. Op het huidige Rooyse boerengeslacht schijnt een boom dezelfde uitwerking te hebben als de traditionele rode lap heeft op een stier. Die boom schijnt hem woedend te maken en moet daarom verdwijnen» En men schijnt niet eerder tevreden te zijn geweest tot alles, letterlijk alles verdwenen was. Men heeft zich vergrepen aan de natuur en hoe Kijkt eens naar Ys- selsteyn, zouden de boerderijen daar, omringd door boomgroepen, niet als juweeltjes liggen in dit wijde Peelland Men heeft maar al te veel vergeten dat bomen, struiken en heggen uitstekende windvangers zijn, welke gebouwen, erf en boomgaard voor veel schade kunnen bewaren. Iedere architect die zich zelf respec teert zal het U kunnen bevestigen. Bomen weren veel beschadiging van Uw dak; zij geven schaduw en koelte op huis en erf tijdens het branden van de zon in de hete zomermaandenzij beschutten verf en houtwerk. Men geeft veelal de bomen welke het huis omringen de schuld dat zij de woning vochtig en nat maken. Dit zal vroeger het geval zijn geweest toen de daken veelal van stroo waren of minder solied dan thans het geval is. Beplanting van boerenerven dient niet alleen het landschappelijk schoon, doch ook het belang van de boer. Struiken en heggen vangen de wind en beschutten de aangrenzende gronden tegen te sterke uitdroging. (De hak- houtwallen langs uw akkers doen dit ook), zy zijn de wind en stofschermen van Uw erf. Bomen en struiken zyn noodzakelijk voor een goede vogelstand, welke laatste weer noodzakelijk is voor de be strijding van het ongedierte. Zy vormen humus uit het rottend loof. Het voortdurend ontbossen van het boerenland, het voort gezette kappen van de hakhoutomrandingen onzer akkers en weiden, zal zich na verloop van jaren zeer ernstig wreken. De bodem zal sneller uitdrogen nu de wind vrij spel krijgt en de bodemvochten minder worden vastgehouden. De dunne humuslaag welke onze N.Limburgse zandbodem bedekt is vrij spoedig weggeblazen en na verloop van afzienbare tyd zal men in plaats van akkerland, slechts zandverstuivingen over houden. In Noord-Amerika, waar de hebzucht ook over het ver stand triomfeerde kan men de droeve gevolgen van een dergelyk beleid aanschouwen; hier heersen nu, op de vroeger zo vruchtbare gronden zandstormen en overstromingen en de boeren ontvluchten deze barre gebieden, welke zy zelf door hun ongebreidelde geldjacht verwoest hebben. Limburg is géén Holland l Denkt er toch aan dat Limburg geen Hollands polderland is waar de bodem van taaie klei is en waar men de water stand regelen kan op een centimeter nauwkeurig. Limburgse grond is grotendeels zandgrond en zand stuift gemakkelijk. Wat uit eeuwen gegroeid is moet men niet klakke loos veranderen uit zucht naar wat meer geldelijk gewin, het verlies zou wel eens onbetaalbaar blijken te zijn1 Het Hollandse polderlandschap, die onafzienbare groene deken waarin de vele weteringen als evenzovele plooien en bespikkeld met rood- en zwartbonte punten van honderden stuks vee, kent alleen maar vergezichten. Niemand verwachte hier iets anders. Maar de Limburgse zandvlakten verdragen geen vergezichten, ieder vergezicht zou hier een eentonigheid betekenen, en eentonigheid verveelt, men wil er zo gauw mogelijk onderuit. Daarom: Bescherm de houtopstand van onze bodem. Plant nieuwe bomen en struiken indien gij de oude weghakt. Beplant Uw nieuwe ontginningen met stroken hakhout en omring Uw boerderij althans met bomen. Boeren van OverloonMaakt van Uw nieuwe boer derij een werkelijk ERF! Beplant ook de toegangs weg naar Uw boerderij en maakt er een vriendelijk laantje van. Voeg daar dan Uw Limburgse gastvrij heid bij en iedereen zal gaarne op Uw Erf vertoeven I Geeft dan tenslotte Uw erf een passende naam, want een werkelijk boerenerf, een boeren„hof" verdient met recht een naam. HARRY VAN LOON Middenstanders, hebt U al eens gedacht over In gebruik geweest o.a. teVenray.Oostrum (door Gerard Lemmens) „Meneer, wy hebben hier ook een bargoens taaltje, 'n dieventaal. En als ge het dan toch sekuur wilt nazien, dan moet ge het wel in de oude papieren kunnen vinden, dat de vroegere roofdridders van Spraelandh die nog hebben gebruikt." „Nou, vertel me maar eens wat in uw boeventaaltje". „Dat zal ik doen, meneer, maar ge" verstaat er toch niks van. Ge komt van het zuiden „Ho maar, ik ben zeker zo'n ras- ecnte Venrayer als gy „Ja, van geboorte, dat wel. Maar ge bent al zo lang van hier weg en ge bent van een latere tyd. Ge kunt, dat niet meer weten. Nou dan, meneer gepeei kepunt mepeei tepoch nepie veperstepaon, depaor zepetepik epeen sepigepaar tepegepe. Verstaat ge dat „Nou, beste vriend, dan bent ge de sigaar kwijt, "antwoordde ik hem, toch al tyd nog een „rasechte" Ven rayer. Hy keex me met zeer grote ogen aan. „Maar niettemin, ik zalow toch èn sigaar géve, hepier zepo, epum mepèr epan". Dat „boeventaaltje" was ons n.l. bekend. Vanzelfsprekend spraken wy het niet zo vlot als onze klant. Maar m'n moeder, die in het thans pastoraat vroeger rektoraat Oostrum, onder Venray geboren is, kon en kan het nog en verduveld goed zelfs; zy leerde het ons, jongens, in onze jeugdjaren en vertelde ervan. En ze knoopte haar historie aan vast. Het is wonderlijk hoe dit, de his torie, wel „groeien" kan. Onze zegs man verbond op enigszins romantische wyze het boeventaaltje met de roof ridders, die op de burcht Spraeland onder Oostrum gehuisd hebben, eeuwen en eeuwen her. (In een van onze vroegere bijdragen in Peel en Maas, hebben we er een en ander van verteld). Maar de historie zat echter riet direct vast aan de Spraelandse roofridders; er zat niet eens een wild- romantische grond aan vast thans zo graag gewild Als we enkele tientallen jaren verder zyn, dan hebben waarachtig de bok- keryders, hier verzeild, het nog uit gevonden en gebruikt Het was (let weleen ingekankerd kwaad daar in de buurt, 't kwaad spreken, 't aandragen, en... luistervink spelen. Gedienstige geesten voor de duivel van deze ondeugd, slopen 's avonds vaak laugs de huizen en heerden, om aan open vensters of hoe ook te be luisteren wat binnen verteld werd. Daarin vond men de oplossing van het raadsel, hoe sommige intieme en absoluut in 6igen kring en voor eigen mensen vertelde aangelegenheden plotseling een algemene weet werden, Zelfs werden plannetjes, die in het geheim werden gemaakt, juist het tegenovergesteld „bewerkt", vooraleer men aan eigen plannetjes een uit voering had kunnen geven. Men hoorde af en toe iets van een onverstaanbaar taaltje, waar men geen vat op kon krijgen en dat bovendien nog op een fluistertoon werd ge sproken. En de uitwerking daarvan was, dat men 's avonds, vooral op Zondagen, elkaar beestig vreigelde (een zeer typisch Limburgs woord en... eigenschap!) dat men zelfs elkaar vaker te lyf ging. Men ging zelfs zo ver, dat men elkaar waarschuwde met: „et zit niegoèd", waarmee men dan bedoeldeer broeit weer wat. Op de Boschhuizen (ht>t oud en merkwaardig gehucht onder Oostrum, de Bosehhuuze) woonde een zeer be kwame klompenmaker, die geen zeer drukke maar wel een eigen en goede klandizie had. De klompen, welke liy maakte, waren van een dusdanige kwaliteit en afwerking, dat men zelfs vanuit Meyel en Boxmeer, voor een speciale, mooie en goede Zondagse klomp zeker naar hem toekwam en lieden, die wat meer konden betalen, ook voor hun werkendagse klompen, want hy vroeg altijd een stuiver, soms zelfs een dubbeltje meer dan andere klompen makers en, dat was voor die tyd een heel sommetje. Maar wat hij dan ook maakte, dat was perfect en sierlijk afgewerkt. Zelfs „bezondigde" hy zich aan uitsnijwerk op de klompen te maken, niet naar 'n schabloon maar een eigen initiatief en cachet. Op een avond zat de klompen makersfamilie na het eten rozenkrans te bidden, toen een der kinderen meende iets te horen. Hy stond op, ging naar de werkplaats en jawel, van hieruit zag hij twee „opgeschoten belhamels" staan. Ze spraken een eigenaardig taaltje, dat ook al in de kwaadsprekerij een verborgen rol had Hy verstond noch begreep er iets van. En toch had het een Yenrays accent. Opeens hoorde hij ook het woord: klepompepe. Verdraaid, dat moest zeker klompen betekenen. O zo, van deze kaasDie kwamen zeker klompen stelen. Kl(ep)om(ep)e. Toch kon hy er niet verder wijs uit worden. Maar men waakte. En in derdaad kon men die nacht een klompendiefstal verijdelen. Op een Zondagnamiddag, op de beugelbaan (een zeer typische en en mooie streekspel, dat jammer genoeg verdwijnende is en waaraan men eertydsde vrye Zondagmiddagen aan besteedde, zoals men dat nu doet aan de voetballerij), hoorde men tus sen een groep toekijkers: „epallepeei, pepak epum meper epan, zepiet meper nepie bepang, wepeei hepellepe epw". Waarop de aangesprokene ant woordde: „epals hepeei nepog wepat zepit, hepow epik epum epik epum epien zepien gepezicht." De snelheid waarmee men sprak en de zekerheid, waarmee de klanken over de lippen kwamen, getuigden van een gedegen bekendheid met het taaltje en van een grote routine in het gebruik ervan. De omstaandeis begrepen^er niets van en degenen waartegen men het had en die 't half door hadden, ver trouwden het niet; ze hielden dan ook niaar liever hun bakkes dicht. Dit had tot gevolg, dat de boeven taalsprekers hier overwinnaars wer den, zonder klappen. Maar het was niet altyd, dat het zo ging. Er waren meerdere lieden, die deze taal spraken en ook gebruikten. Zelfs eenvoudige lui, die nimmer een school bezochten dan hoogstens twee of drie winters, die dus nauwelijks lezen of schrijven konden. Hoe kon den deze mensen zulk een blijkbaar ingewikkeld taaltje aanleren En hoe lang bestond dit taaltje al En vanwaar kwam het Men hield in het moederdorp Ven ray er de mensen mee voor de gek- ZeJfs buiten de gemeente. Men draai, de er mensen mee op; men befoetelde de kramers en de winkeliers, op marktdagen werd het gebruikt; er dreigde zelfs een soort revolutie in het dorp. (Men kan dit lezen in enkels romans van de Venrayse literator H. H. J. Maas). Ook rond Oostrum zelf bracht het heel wat opwinding. Men vertelde, dat de gebruikers ervan onderling een dure eed hadden gezworen om het geheim te bewaren. Miste men een kip of zelfs iets ergers die dievenbende en boeventaaigebrui kers hadden het wis en zeker gedaan of er de hand in gehad. Maar zeg dat eens met een openlijke zeker heid. Dat durfde men niet. Immers, welke wraakneming zou daaruit op hen kunnen voortvloeien De ruziestemming sloeg ver over en rond, tot zelfs schoolkinderen erin werden betrokken. Smokkelaars in zout en jenever (destijds twee ge wilde artikelen voor bepaalde grens- kanten) hadden gemak met dit taaltje. Het duurde geruime tyd, eer men het taaltje doorgrondde. De zoon van de straks genoemde klompenmaker, die nu een bijzondere rol speelde, sprak het taaltje, maar verried niets: „maarwel waarschuw de hy telkens de een of ander, als hy iets „uitgevunderd" had en hy bracht met groot eigen genoegen vaak ver warring onder de boeventaalgebrui kers. Slechts zyn eigen familie had hy met het „geheim" ingewijd. Maar daar had nu ook opeens, zo zegt men, een pientere schooljongen, die nogal taalgevoel had en dit laatste, later, ook bewees door een aantal publicaties het geheim van de taal ontdekt. Hy had nauwkeurig enige woorden afgeluisterd, schreef ze op en ging toen aan het ontleden. En hy vond de „sleutel". En die was zo beestig eenvoudig 1 Het was maar een weet. Men laste eenvoudig de lettergreep ep in elke lettergreep, onmiddellijk na de begin-medeklinker (Piet werd p-ep-iet; Nella werdn-ep elï-ep-a; sigaar weïds-ep-i-g-ep-aar), terwyl, als het woord niet met een mede klinker begon, de letters EP een voudig vóór de lettergreep werden gezet (ik werd ep-ik; Antoon werd ep-ant-ep-oon; daaraan werd d-ep-aar- ep-aan) Het systeem was zelfs zeer konsekwent en, om zo te zeggen, zelfs taalkundig zuiver doorgevoerd; want samengestelde medeklinkers, als b.v. sch, schr, kr, kl, kn, bl, st, str, pr, enz. enz., werden nooit gesplitst (stuiver werd: st-ep-uiv-ep-er; krek werd kr-ep-ek; schrok werd schr- ep-ok). En voegt men er dan nog bij, dat uitsluitend het plat werd gebruikt, dan begrijpt men wel, dat het voor een buitenstaander vrijwel onmogelijk was dit taaltje te verstaan als het vlot werd gesproken. "Wie had het uitgevonden Het is steeds een geheim gebleven. Men zegt zelfs, dat het van ouds-her zou zyn overgekomen; daar vandaan de mededeling van onze zegsman, dat de roofridders van Spraeland (waarvan o.a. ook verteld wordt, dat ze hoef ijzers onder hun paarden andersom hadden geslagen, om de lieden in verwarring te brengen en hun eigen spoor misleidend te maken) deze taal reeds gebruikten. Of hadden de schepers van hier, die hun kudden soms dertig, veertig, honderd uur en nog verder weg brachten en soms dagen en weken wegbleven, dit meegebracht? Kon het een vinding zijn van enige pienterlingen aan de heerd? Maar in elk geval, voor hen die belang stellen in alles wat op ziel kundig gebied in en uit het volksleven kan voortkomen en voortkomt, is een verschijnsel als dit, zeer zeker wel van enig grotere betekenis. Het typeert niet alleen, maar er zit ook iets ver rassends in. Toen de sleutel echter gevonden was en bekend werd, toen derhalve de kennis van het boeventaaltje in Oostrum-Venray en directe omgeving, waar het praktisch maar alleen werd gebruikt meer algemeen ging worden, verdween ook de geheimzinnige kant van de boeventaal en zelfs de boeven taal zelf, even plots, als ze om zo te zeggen, was opgekomen. Wei staken vele*Oostrumse jongens in het dorp, Wanssum of Meerlo, in. Boxmeer of Venl en onder dienst, de „draak" af door dit taaltje te ge bruiken. Maar vele anderen deden zich niet eens de moeite meer aan om het vlot aan te leren. En zo weten de jongeren van thans gelijk onze zegsman het wel zei ongeveer niets meer van deze historie af. Niets meer? Wel, we hebben er nog getroffen die het taaltje nog wat vloeiend spraken en met wie wy ons onder hielden in het bijzijn van vreemden- in-Jeruzalem. Welke vreemden-in- Jeruzalem ons naderhand zeer diepe en diepzinnige vragen daarover (en daaromtrentstelden. We geven, voor een beter begrijpen, een kleine anecdote weer in het booventaaltje, gevolgd door de om zetting in het Venrays dialect. Een en ander behoeft echter geen „stoot" te zyn voor vele Venrayers en Z6ker niet voor die van Oostrum 1 om dit taaltje weer aan te leren én te ge bruiken voor een doel, waarvoor het in die tyde weieens met minder fraaie met minder fraaie bedoelingen ge bruikt werd. Terugop epen wepandepeleping eper- gepes epum Vepenrepooi vepond epik epènnepe gepoed epondeperhepaldepe mepojepe bepoëm epalepinnepig tepus- sepe twepiejepe wepèjepe stepaon. Repondepelepum wepas epandepers nepóg gepin strepük tepe bepekepin- nepe. Epik vrepoeg epan epennepe mepins depen dopaor stepond, wep- aorepum depen bepoëm depaor zep oeëpe gepeplepant wepas gepewep orrepehepi-j vepertepildepe mepeei: „depèn bepoëm hebibbebepe zepe depaor nepèrgepepepot- tepoew depe epallegepedepurpigepe repuzepie tep- ussepe depie twepiejepe bepoerepe, wepaorepan depie wepejepe gepehepu- repe, bepeei epis gepelepeed. Meper, zepö vepoegdepe epozzepe zepismepan eper epan tepoe, epals epik depat mepos depoen mepit mepiennepe bep uurmepan (epen epik wepoon neffepe depizzipe), depan hepaai epik wepel epennepe hepiëlepe bepos vepan Er wordt vaak gezegd, dat de armen Gods lievelingen zyn, wat een vrome dooddoener, maar een echte dooddoener is. In de landen met een progressieve beschaving, met een hoog welvaarts peil is het veel verkieselijker dood dan arm te zyn. Een Spaans spreekwoord zegt wel, dat de bedelaar het recht heeft de koning om vuur te vragen, maar hoe ontnuchterd zou hy worden door dit in de,practyk toe te passen. Wy allen moeten van armen en armoede niets hebben. De eredienst van het gouden kalf ligt ons allen zeer na aan het hart. Armoede vluch ten we als de pest en de zure reuk van krotten en sloppen maakt ons misselijk. Waarom zouden wy de arme groeten, als wy van hen niets te verwachten en niets te vrezen hebben Waarom zouden wy hen onder steunen, als honger de beste saus is en God zeil voor zijn armen zorgt. Wy zonnen ons liever in de weelde en de voorspoed der rijken en schamen er ons niet voor hun slippendragers te zyn. Zo hard als het oude theaterpu bliek voor den overwonnen gladiator was, zo hard is de moderne mens voor de armen. Wij zyn allen met Joodse mentaliteit besmet, die in rijkdom een zegen Gods en in de armoede een vloek Gods zien. Met hoe dikkere letters het woord philantropie geschreven wordt, des te minder wordt er aan naastenliefde Op een wandeling ergens um Ven- rooi, voond ik enne goed onderhalde möje boëm allinig tusse tusse twieje wèje staon. Roontelum was anders nog gen struk te bekenne. Ik vroeg an enne mins dèn daorstoor.d, waoi- um den boëm dor zoeë geplant was geworre; hi-j vertelde meej„dèn boëm hebbe ze daor nèrgepot toew dur allegedurige ruzie was tusse die twieje boere, waoran die twieje wèje behure, beej is geleed. Mer, zo voegde oze zegsman er an toe, „als ik dat mos doen mit mienne buurman (en ik woon nevve dizze) dan haaj ik wel ennen hieële bos vandoen!" .ij i-ui rin-mi 11111 n li ntm 11 m r: In 1884 gaf de Chicago Tribune het volgende recept voor de behan deling van de bedelaars: „Het eenvoudigste plan is arseni cum te mengen in het voedsel, dat aan werklozen en zweners wordt verstrekt. Het veroorzaakt in heel korte tyd de dood en vormt een waarschuwing voor andere schooiers om uit Je buurt te blijven". In het voorjaar van 1947 kwam er een ander recept. Kolonel Mc Cormick bracht een beleefdheidsbezoek aan Mexcico, vanwaar hy naar aan leiding van het groot aantal straat- houden in een brief aan zijn krant schreef, dat hy gehoord had, dat er in Europa groot voedselgebrek heers te, waarom zou men niet schreef hij al die loslopende honden uit Mexico vangen en ze als voedsel gratis naar Europa sturen Wat zullen zy bij het laatste oor deel vreemd opkijken, als de Eeuwige Rechter ons gedrag tegenover armen en noodlijdenden als eeuwig criterium zal aanleggen ten opzichte van onze redding of onze verdoeming. Daar zal niet gesproken worden over onze prestaties, onze ridderorden onze ondernemingen, zelfs amper over onze kerksheid, onze vroomheid, maar de graadmeter van alles zal dé naastenliefde zijn, tout court. Augustinus heeft het scherp en mooi gezegd: „De armen zyn onze kruiers, zy brengen onze goede wer ken onze werken van barmhaitig- heid als bagage naar de hemel". „De meest vreugdeloze vorm van armoede is die, welke zich zonder protest buigt voor de mening van hen, die zeggen, dat het een schande is arm te zyn." (Sigrid Undset) Maar dragen wy zelf niet de schuld dat de armen zich er toe gedwongen voelen die armoede als een schande, als een teken van bovennatuurlijke verwerping op te vatten Plegen wy hierdoor geen verraad aan de geest van Christus, die de arme heeft zalig geprezen Maken wy hierdoor geen carica- tuur van de geest der Kerk, die volgens Bernardus, „de enige, abso luut de enige is, die de eer van de armoede hoog houdt" Wanneer zullen wy onze gedachten over de armen herzien in Evangeli sche geest Wanneer zullen wy ook in de arme onze gelijkwaardige broeders en zus ters zien Wanneer zullen wij hen helpen en ondersteunen, in het besef dat zij er recht op hebben en dat het onze plicht is. Wanneer wy die plicht verzuimen, kunnen wy de hemel met al zyn heerlijkheden voor ons afschrijven. P. H. RONGEN O.C.R. INGEZONDEN Geachte Redactie. In Uw blad van vorige week las ik onder 't sportverslag „Sportnieuws van SVV" iets, dat myn aandacht in beslag nam. Het was nl. over de voetbalwedstrijd Arcen—Venray. De ruststand was 2—0 in 't voor deel van Venray. Met deze stand veroorloofde een speler zich een on sportieve handelwijze, volgens 't in gezonden verslag. In uw blad stond dit als volgt aangeduid: „Het is onbegrijpelijk, dat een speler met deze voorsprong zich een speelwijze veroorloofd, die zelfs zyn vurigste supporter niet kan goedkeuren". De zinsnede „met deze voorsprong" kwetste my'n sportieve gevoelens harder dan de rest van 't stuk. Ik leid nl. hieruit af, dat de inzender van 'e stuk de speelwijze wel goed gekeurd zou hebben als de stand anders was geweest, byv. 2—0 in 't nadeel van Venray Met sportieve groeten G. Th. Het was in het jaar 1899, dat de Nederlandse provincie van de Paters Franciscanen gehoor gaf aan een drin gend verzoek van het Braziliaanse Episcopaat Het land van het H. Kruis zoals Brazilië ook wel wordt genoemd had te kampen met een groot tekort aan priesters. Om hierin te voorzien zond de Nederlandse provincie een aantal van haar leden. Zy en hun opvolgers hebben zich met hart en ziel geworpen op de grootse taak, die hun wachtte daar aan de overzijde van de Oceaannieuw leven brengen in de uitgestrekte parochies van de Staat Minas Geraes. In sommige van deze parochies, waarvan enkele zo groot waren als een Nederlandse provincie, doch elk nauwelijks meer dan 80 tot 100 duizend parochianen telden, hadden de men sen in jaren geen priester gezien. De Nederlandse Franciscanen heb ber. zich volkomen ingezet om hierin verandering te brengen. Langzamer hand begon het parochieel leven weer te bloeien. Nieuwe diocesen kwamen tot stand, waarvan één aan een Ne derlands Franciscaan, mgr. José de Haas, werd toevertrouwd. De „immigrantenpaters" deden meer: zy richtten latynse scholen en colleges op en legden zich ook vooral

Peel en Maas | 1949 | | pagina 1