Op den uitkijk. Spreker adviseert dan ook unaniem overeenkomstig het voorstel te besluiten. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig het voorstel. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 16 der agenda Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van bepalingen betreffende de gevallen, waarin en de voorwaarden, waaronder indiensttreding op arbeidscontract naar burgerlijk recht kan plaats hebben door of vanwege de gemeente. Volgens het bepaalde in artikel 134 lid 2 der Ambtenarenwet 1929 moet door de gemeente, indien door of vanwege haar in dienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht plaats heeft bovengenoemde bepalingen worden vastgesteld. Ter uitvoering van dit gebod van voormeld art. 134, lid 2, bieden wij U de desbetreffende regeling hierbij in concept aan en stellen Uwen Raad voor tot vaststelling van dit ontwerp te willen besluiten. De Heer MANDERS vraagt, of de ambtenaren, die een vaste aanstelling hebben, vrije geneeskundige behandeling genieten. Neen, antwoordt de VOORZITTER, want dan hadden wij dat ook in deze overeenkomst overgenomen. Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich met dit voorstel. Dan stelt de VOORZITTER aan de orde punt 17 der agenda: Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het tweede lid van artikel 2 der verordening tot het verkenen van een tijde lijke toelage aan gemeentepersoneel met volle dagtaak als zoo danig en het tijdelijk verhoogen van kindertoelagen, vastgesteld bij Raadsbesluit van 28 Februari 1941, no. 11/18, met ingang van 1 Juli 1941 niet meer van toepassing te verklaren op de werklieden, op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werk zaam bij den dienst van gemeentewerken, gasbedrijf en bosch cultuur. Zooals Uwen Raad bekend, werden bij Raadsbesluit van 23 December 1940, no. 140/18, de loonen van de arbeidscontrac- ters bij gemeentewerken, gasbedrijf en boschcultuur met f 3. per week verhoogd. Nu werd bij boven aangehaalde verordening dd. 28 Februari 1941 in het tweede lid van art. 2 in overeen stemming met de Rijksregeling terzake bepaald, dat de tijdelijke toelage van 6 pCt. op het loon niet of niet meer van toepas sing zou zijn, wanneer of zoodra ingevolge eene algemeene loonsverhooging na 31 December 1937 het bruto-loon zou zijn of worden verhoogd. Diensvolgens werd vanaf 1 Januari 1941 datum van inwer kingtreding der algemeene verhoogingen'van f3.— per week de duurtetoeslag niet meer genoten. Aangezien achteraf echter gebleken is, dat vorengenoemde loonsverhooging meer een nood zakelijke correctie van het loonpeil onzer gemeente-arbeiders is geweest en dus geen algemeene verhooging in den zin van het besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken, en aangezien bovendien gebleken is, dat de kosten van levensonderhoud sedert de loonsverhooging nog belangrijk zijn gestegen, en dus het nemen van maatregelen om den arbeiders hierin tegemoet te komen, op den weg van het Gemeentebestuur ligt, achten Burgemeester en Wethouders ter men aanwezig om Uwen Raad voor te stellen, dat met 1 Juli a.s. de toeslag voor bedoelde" arbeidscontracters wederom wordt i gevoerd. De kosten zullen bedragen voor dit jaar nog circa f 950.-. Bij dit voorstel ontveinzen wij ons echter niet de mogelijkheid of zelfs waarschijnlijkheid, dat van hoogerhand bezwaar zal wor den gemaakt en wel, omdat deze gunstige bepaling voor onze Arbeiders uitgaat boven de rijksregeling terzake. De Heer MILLEN heeft altijd gemeend, dat die f 3.— ver hooging zijn bedoeld als op peilbrenging van het loon, maar dat dan die 6 pCt. nog extra kwamen. Zoo is het ook bespro ken in comité-generaal en daarom zou hij er voor zijn, den toe slag te laten ingaan voor 1 Januari 1941. De Heer VAN BOVEN is het hiermede eens, hoewel hij toe geeft, dat de tijdsomstandigheden het besluit tot loonsverhooging zeker bevorderd hebben. Geen enkel Raadslid zal echter bedoeld hebben, dat de 6 pCt. er dan weer afgingen. Spreker weet, dat het niet overeenkomstig de Rijksregeling is, die dan slechtsópCt. toekent, als het loon sinds 1937 niet verhoogd is en juicht het daarom toe, dat B. en W. willen probeeren het toch goedge keurd te krijgen, daarvoor verdienen zij zeker den dank der be trokken arbeiders. Maar toch hoopt Spreker, dat de Raad nóg verder zal willen gaan en probeeren er ook nog terugwerkende kracht aan te geven, door te trachten den toeslag te doen in gaan 1 Januari; naar Sprekers meening staan wij dan ook nog sterker in ons betoog, dat de loonsverhooging met den duurte- toestand niets te maken heeft en dus de duurtetoeslag na de loonsverhooging gewoon had moeten doorloopen. De 6 pCt. vanaf 1 Januari zijn best verantwoord en de menschen kunnen het goed gebruiken; de goedkeuring zullen wij dan maar af wachten. De Heer STEEGHS is er ook voor, het zoo mogelijk 1 Januari te laten ingaan. De Heeren ODENHOVEN en MANDERS zouden ook gaarne zien 1 Januari. De VOORZITTER zegt, dat in de Rijksregeling staat, dat de tijdelijke toelage alleen mag worden toegepast op sedert 31 De cember 1937 niet verhoogde loonen. Maar wij willen nu trach ten aannemelijk te maken, dat het hier meer een correctie der arbeidersloonen is geweest en daarom, alsook omdat sedert het besluit van 23 December j.l. de levensstandaard nog steeds omhoog is gegaan, wordt thans dit voorstel gedaan. Naar de meening van het College zal men meer kans van slagen hebben wanneer besloten wordt de toeslag met 1 Juli a.s. in te voeren: laat ons nu niet het onderste uit de kan willen hebben, waar door belanghebbenden soms worden gedupeerd. De Heer VAN BOVEN acht het beter de 6 pCt. met ingang van 1 Januari 1941 in te voeren. Spreker is ervan overtuigd, dat als 1 Januari wordt geweigerd, ook 1 Juli niet wordt toe gestaan. De VOORZITTER betwijfelt dit en waarschuwt nogmaals, dat B. en W. het anders zien. De Heer MILLEN meent, dat als de 6 pCt. gewoon waren doorgeloopen, wij er niets van gehoord zouden hebben. Maar, dat kon toch niet, zegt de VOORZITTER. Goed, zegt de Heer VAN BOVEN, dan hadden ze de kans gehad, die 6 pCt. te moeten terugbetalen, maar er was ook een zeer groote kans geweest, dat het was goedgevonden. Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich, na over neming van het amendement van den Heer Millen, met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zoodat dus met in gang van 1 Januari 1941 de voorgestelde toelage aan de arbei ders zal worden uitbetaald. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 18 der agenda Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop van grond aan Bredero's Bouwbedrijf N. V. te Utrecht. Bredero's Bouwbedrijf heeft het voornemen opgevat, te Venray een complex van circa 100 woningen (arbeiderswoningen en kleine middenstandswoningen] te bouwen met toepassing der Hypotheek regeling 1940 en daartoe de medewerking der gemeente gevraagd, welke medewerking behalve in het verschaffen van vorenbedoelde hypotheek ook nog zal moeten bestaan in het ter beschikking stellen, liefst gratis, van bouwgrond en het bouwrijp maken van het af te stane bouwterrein, door dit van de noodige wegen, rioleering, straatgoten en straatkolken te voorzien, het terrein voorzoover noodig te egaliseeren en een eventueel in het woning complex aan te leggen plantsoen van beplanting te voorzien. Voor de tenuitvoerlegging van deze plannen heeft men de keuze laten vallen op het woest liggend terrein tusschen den Maas- heescheweg, Smakterweg en Nieuwhuisweg, waarvan een gedeelte is bestemd als stortplaats voor vuilnis en welk terrein eigendom is onzer gemeente. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat met den bouw dezer woningen bij den heerschenden grooten en dagelijks toenemenden woningnood gaarne moet worden inge stemd en zooveel mogelijk medewerking moet worden verleend. Alhoewel genoemde N.V. met het oog op de exploitatiekosten der te stichten woningen heeft verzocht den grond gratis ter beschikking te krijgen, zijn wij toch van oordeel dat deze grond, zijnde perceel kad. bekend C 2440 groot 5.48.80 H.A., C 2443 groot 1.88.75 H.A. en een gedeelte groot circa 3 Aren van perceel kad. C 6100, tesamen dus circa 7.40.55 H.A., dient te worden verkocht en wel overeenkomstig het zich bij de stukken ter inzage gelegde schattingsrapport voor den totaal prijs van f 1675.—, zijnde pl.m. f 250.— per H.A., aangezien de exploita tierekening der te stichten woningen hierdoor niet noemenswaard zal gedrukt worden. Gezien de zeer groote belangen voor de Volkshuisvesting, welke met uitvoering van vorengenoemde plannen ter zeerste gediend zijn, meenen wij Uwen Raad te moeten adviseeren te zijner tijd de toepassing van de-Hypotheekregeling 1940 te be vorderen alsmede de kosten voor het op bovenaangegeven wijzg bouwrijp maken van meergenoemd terrein voor zijne rekening te willen nemen. De kosten van uitvoering der hieraan verbonden werkzaamheden, waarbij is uitgegaan van de bebouwing van het terrein zooals op de zich bij de stukken bevindende situatie- teekening is aangegeven en waarbij het afgraven van den bult ontstaan door het storten van vuil niet is inbegrepen, zijn door den Directeur van Gemeentewerken begroot op f 31838.50, in clusief kosten voor aanleg van een nieuwen vuilnisbelt, welke is gedacht op een perceel der gemeente, gelegen achter het woon wagenkamp. Tegenover deze uitgaven der gemeente kunnen de navolgende baten geplaatst worden, te weten bij den bouw van 100 woningen f 600.— aan straatbelasting en f 800.— aan riool- belasting, of totaal f 1400.—, zoodat dus door deze opbrengst de rente en aflossing van het te investeeren kapitaal voor een gedeelte gedekt wordt. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer Uwen Raad voor te stellen te besluiten tot 1. het verkoopen van vorenomschreven stukken grond aan Bredero's Bouwbedrijf N.V. voor den totaal prijs van f 1675.en wel onder de voorwaarden zooals die zijn opgenomen in het zich onder de stukken bevindend schrijven van Burgemeester en Wethouders ddo. 24 Juni 1941 no. 1085/161. 2. het bevorderen van de toepassing der Hypotheekregeling 1940 ten opzichte van de op voornoemd terrein te stichten woningen. 3. het verleenen aan ons College van de noodige credieten ad rond f 32000.—. De betrekkelijke ontwerp-besluiten tot wijziging der gemeente- begrooting zullen U te zijner tijd ter goedkeuring worden voor gelegd, De Heer VAN BOVEN zegt elk plan voor verbetering in den woningnood toe te juichen, dus ook dit plan, alhoewel het eenigszins boven zijn pet gaat. Spreker zou enkel willen vragen of er gevaar van stroppen voor de gemeente aan kan zitten. De VOORZITTER antwoordt, dat de kosten der voor de ge meente blijvende werken, als het egaliseeren van het terrein, den aanleg der rioleering, de trottoirbanden enz. zijn geschat en deze post natuurlijk altijd een schatting blijft, welke hooger of lager kan uitvallen. De Heer MANDERS vraagt of aan onze medewerking inge volge de hypotheekregeling 1940 geen risico's verbonden zijn, waarop de VOORZITTER antwoordt, dat de hypotheek via de gemeente moet loopcn, en dus de risico's, welke volgens de hypetheekregeling voor rekening der gemeente komen derhalve ook door deze moet genomen worden. Dus ook via de gemeente terugloopen, zegt de Heer MAN DERS en dat brengt risico mede. De Secretaris geeft hierna een voorlezing van de betreffende bepalingen der hypotheekregeling. De Heer MANDERS vraagt verder hoe hoog de huren zijn, waarop de VOORZITTER antwoordtvoor de le categorie f 6.85, voor de 2e categorie f 5.25, voor de 3e f 4.50 en voor de laagste categorie f 3.75. De Heer MANDERS vindt deze "huren wel erg hoog voor Venray en meent, dat als deze 100 woningen ineens gebouwd worden, de woningmarkt zal worden overvoerd. De VOORZITTER zegt, dat de bedoeling is den bouw der woningen over een periode van b.v. 5 jaren te verdeelen. Spreker wijst voorts op het enorme woninggebrek in deze gemeente voor ALLE categoriën. De bedoeling van Bredero's Bouwbedrijf is voorts de woningen te verkoopen, zoodat hierdoor het risico voor de gemeente steeds kleiner wordtimmers, bij verkoop moet de hypotheek worden afgelost. Spreker Iaat vervolgens het plan met het zoo juist ontvangen rapport van den Limburgschen Streekplannendienst bij de Heeren Raadsleden circuleeren en wijst voorts op den reeds vroeger uit gesproken wensch, voor dergelijke groote werken, waaraan zoo veel vast zit, een Commissie te benoemen'. De Heer ODENHOVEN weet ook, dat hier een groot woningtekort heerscht, maar vreest dat bij den bouw van een dergelijk aantal wij teveel van het goede in eens zullen krijgen en de woningen niet verhuurd zullen kunnen worden. Daarbij zijn de voor de gemeente blijvende kosten nogal hoog. Spreker vraagt of het niet voordeeliger zou zijn een terrein te koopen en dat ter beschikking te stellen. Zoo rijzen er nog meerdere vragen en daarom is hij voor het benoemen eener commissie. De Heer ARTS zou voorloopig alleen maar bouwen langs den Maasheescheweg en de rest laten liggen. Z.i. kan de gemeente heel wat woningen zelf bouwen voor de kosten, die zij nu zou moeten maken voor het in orde brengen der puinplaats. De Heer PIJLS geeft in overweging den bouw over 3 of 4 complexen te verdeelen, b.v. een voor arbeiders, een voor mid denstanders enz. Hij wijst in verband op de hier bestaande eigen aardigheid, dat iemand van de Kemp b.v. het steeds in die buurt blijft zoeken en er niet zoo gemakkelijk toekomt b.v: naar den Ouden Oostrumscheweg te gaan verhuizen. De VOORZITTER antwoordt, dat de bouw over meerdere complexen voor het Bpuwbedrijf minder voordeelig uitkomt. Hierop hebben B. en W. ook reeds de aandacht gevestigd bij de voorbereidende besprekingen. De Heer ODENHOVEN zou in elk geval niet te lang wach ten, want dan zijn alle bouwmaterialen weg. De Heer STEEGHS zou bij de woningen ook behoorlijke tuintjes willen zien en dan vindt hij het uitgekozen terrein een slechte keuze; daar groeit niets. Wordt algemeen goedgevonden een Commissie van vijf leden te benoemen, die het plan op korten termijn zal onderzoeken en dan den Raad schriftelijk rapport zal uitbrengen. Tot stemopnemers worden door den VOORZITTER aange wezen de Heeren Steeghs en van Dijck. Bij de eerste stemming werden uitgebracht: 3 op den Heer Pubben, 11 op den Heer Odenhoven, 5 op den Heer Millen, 9 op den Heer Pijls, 4 op den Heer Arts, 2 op den Heer Camps, 6 op den Heer van Boven, 7 op den Heer Janssen, 4 op den Heer Manders, 4 op den Heer Steeghs, 2 op den Heer Reintjes en 2 op den. Heer van Dijck, zoodat gekozen zijn de Heeren Odenhoven, Pijls en Janssen. Deze heeren verklaren, desgevraagd door den VOORZITTER, hunne benoeming aan te nemen. Bij de tweede stemming verkreeg de Heer Steeghs 3 stemmen, de Heer Arts 5, de Heer Manders 3, de Heer Millen 5, de Heer van Boven 6, de Heer Pubben 1 en de Heer Camps 1, zoodat, als hebbende niemand de volstrekte meerderheid verkregen, geen der leden is benoemd. Bij de derde stemming werden uitgebracht: 5 stemmen op den Heer van Boven, 6 op den Heer Arts, 7 op den Heer Millen, 2 op den Heer Steeghs en 4 op den Heer Manders, zoodat den Heer Millen is benoemd. Desgevraagd door den VOORZITTER, verklaarde de Heer Millen deze benoeming te aanvaarden." Bij de hierna gehouden stemming verkreeg de Heer Arts 8 stemmen en de Heer van Boven 4 .stemmen, zoodat de Heer Arts is benoemd. Ook deze verklaarde, desgevraagd door den VOORZITTER, deze benoeming aan te nemen. De VOORZITTER wijst vervolgens aan als Voorzitter der Commissie, de Heer H. J. A. Janssen en verzoekt de Commissie zooveel mogelijk spoed te betrachten. Punt 19 der agenda: „Begrootingswijziging(Regularisatie 1940)" en punt 20 der agenda „Begrootingswijziging 1941", welke ont werp-besluiten voor de Heeren Raadsleden ter inzage hebben gelegen, worden hierna afzonderlijk, op voorstel van den VOOR ZITTER, zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Dan stelt de VOORZITTER aan de orde punt 21 der agenda: Behandeling ingekomen reclame van J. H. H. Oudenhoven al hier, tegen zijn aanslag in het vergunningsrecht 1941 1942. Burgemeester en Wethouders stellen den Raad voor hierop afwijzend te beschikken, op grond, dat het recht berekend is naar den omzet in het vorig kalenderjaar, hetgeen ook niet an ders kan en de mindere omzet in 1941 tot uitdrukking zal ko men in den aanslag voor het volgend vergunningsjaar, ook al zijn dan wellicht de omstandigheden gunstiger voor de café houders. Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich met dit voorstel. Hierna zegt de VOORZITTER, dat nog is ingekomen een verzoek van het Bestuur der St. Ursula- A- en B-scholen, om de noodige gelden beschikbaar te stellen voor de-huur der nieuw ingerichte gymnastiekzaal, Maasheescheweg 1, tot een bedrag van f 300.per jaar. De VOORZITTER zegt, dat overleg terzake met het School bestuur en den Inspecteur van het L.O. is gepleegd en over eenstemming is verkregen, waarna met algemeene stemmen wordt besloten een bedrag tot een maximum van f 300.jjpr «lo huurprijs der zaal beschikbaar te stellen. Vervolgens brengt de VOORZITTER ter tafel de molestver- zekering der gemeentegebouwen en wijst erop, dat de Vereeni- ging van Nederlandsche Gemeenten de mogelijkheid biedt de gemeentegebouwen tegen molest-risico te verzekeren. Zij heeft hiertoe deze gebouwen in 4 klassen ingedeeld en een voorschot- premie vastgesteld, die loopt van f 0.20 tot f 0.35 per f 1000.— per kalenderjaar. Voorloopig wordt deze verzekering gesloten voor den duur van den oorlog. De omslag is bepaald op hoogs tens 3% van het verzekerd bedrag. Spreker wijst er voorts op, dat het hier een onderlinge verzekering betreft, waartoe alleen gemeenten kunnen toetreden, hetgeen z.i. een groot voor deel beteekent: nl. minder risico en geen slechte betalers wegens insolvabiliteit. De Heer PIJLS is er voor de gemeentegebouwen te verze keren. Trouwens hij heeft het voor zijn eigen ook gedaan. De Heer MILLEN zegt er minder voor te voelen: als hij het voor zich alleen moest doen, deed hij het niet. De VOORZITTER antwoordt, dat B. en W. er tot nu toe ook minder voor gevoeld hebben, maar nu het risico met den dag grooter wordt, wordt het een andere kwestie. De Heer ODENHOVEN zou alleen de voornaamste gebouwen willen nemen. Wordt algemeen goedgevonden de regeling dezer zaak aan B. en W. over te laten en het noodige crediet te verleenen om de groote en voornaamste gebouwen te verzekeren. Hierna schorst de VOORZITTER de openbare vergadering en gaat de Raad in geheime zitting over ter behandeling van be lasting-reclames. Na heropening der vergadering niets meer aan de orde zijnde en geen der leden nog het woord verlangend, sluit de VOOR ZITTER de vergadering met gebed. Door het uitbreken van den oorlog tusschen Duitschland en Rusland zijn we opeens weer voor nieuwe vraagstukken ge plaatst. Niemand kan ontkennen, dat steeds als een zware dreiging boven Europa hing, de dreiging van het Bolsjewisme. Velen vreesden, dat na een langdurigen en uitpultenden oorlog, geheel Europa aan het roode monster zou ten offer vallen. Velen hebben in het niet-aan- valsverurag, dat Duitschland in Augustus 1939 met Rusland sloot, een reden gezien voor hun onverzoenlijke houding tegen Duitschland en Nationaal-Socia- lisme met het Communisme op één lijn gesteld. Het thans uitgebroken conflict heeft hierin klaarheid gebracht Het Nationaal-Socialisme is in zijn wezen de doodsvijand van het Communisme, zooals het dat trouwens altijd geweest is. Het verdrag met Rusland was n verdrag uit nood, vloeide voort uit wederzijds gelijke be langen, doch liet de leer van beide wereldbeschouwingen on aangetast. Van Duitsche zijde had men alleen gehoopt, dat dit weder- zijdsche belang groot genoeg zijn zou, om Rusland zijn plannen voor de wereldrevolutie te doen opgeven. Dit conflict heeft mede zijn oorzaak in het feit, dat Rusland zijn plannen voor de wereld revolutie niet heeft opgegeven, integendeel daar gestaag aan voortwerkte en daarmee op de eerste plaats zijn naasten buur, dat is Duitschland, bedreigde. De uitgebroken strijd is voor

Peel en Maas | 1941 | | pagina 6