TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Openbare Vergadering van den Raad
der Gemeente Venray,
gehouden op Maandag 23 December 1940,
des namiddags half drie.
Zaterdag 8 Maart'ji941
Twee en^Zestigste Jaargang No 10
OFFICIEELE NOTULEN
Voorzitter: de Heer Mr. A. H. M. Janssen, Burgemeester.
Secretaris: de Heer A. F. M. van Haaren.
Afwezig: de Heeren J. Claessens en J. H. Nelissen, beiden
met kennisgeving.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en stelt
daarna aan de orde punt 1 der agenda: „Beëediging van den
Heer P. H. Manders, als lid van den Gemeenteraad."
Nadat de Heer MANDERS in handen van den Voorzitter de
vereischte eeden van zuivering en van trouw heeft afgelegd,
venscht de VOORZITTER hem geluk met zijn benoeming en
preekt daarbj de hoop uit, dat hij veel mede totstand zal mo-
gn brengen dat zal bijdragen tot groei en bloei van de ge-
reen te Venay.
Bij de hicna gehouden trekking van een nummer, wie in deze
vergadering het eerst zijn stem mag uitbrengen, wordt getrokken
]fo. 11, zoodat No. 11 der presentielijst, i.e. de Heer Wintels,
bij eventueele stemming het eerst zijn stem zal moeten uitbren
gen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der
agenda: „Notulen der openbare vergaderingen van 1 October
1940 en 22 November 1940 en die der besloten vergaderingen
van dezelfde datums."
De notulen der besloten vergaderingen hebben bij den Secre
taris voor de Heeren Raadsleden ter inzage gelegen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze notulen
goed te keuren.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agen
da ingekomen stukken":
a. besluit van Gedeputeerde Staten tot goedkeuring Raads-
beslit dd. 28 Juni 1940 tot aankoop en kostelooze aanvaarding
van strooken grond ten behoeve van de verbetering van een
gedelte van den weg VenrayOostrum—Wanssum.
als voren betreffende Raadsbesluiten van 1 October 1940,
strokende tot wijziging begrooting 1940.
schrijven van Gedeputeerde Staten betreffende het onder-
ztfk en in orde bevinden van den geloofsbrief en de toelating
\n het daarin genoemde Raadslid P. H. Manders.
d. Proces-verbaal kas-opname Gemeente-Ontvanger 4e kwar-
lal 1940.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze stukken
voor kennisgeving aan te nemen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 4 der
agenda„Voorloopige vaststelling der balans en winst- en ver
liesrekening per 31 December 1939 van den tak van dienst het
bedrijf der Gasfabriek".
Het rapport der Commissie heeft voor de Heeren Raadsleden
ter inzage gelegen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling
der balans en winst- en verliesrekening.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der agenda'
„Vaststelling der rekening 1939 en der begrooting 1941 van het
Algemeen Burgerlijk Armbestuur."
Het rapport der Commissie heeft voor de Heeren Raadsleden
ter inzage gelegen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze comptabi-
liteits-stukken vast te stellen, zooals zij zijn aangeboden.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 6 der
agenda: „Voorloopige vaststelling der gemeenterekening 1939."
Het rapport der Commissie heeft voor de Heeren Raadsleden
ter inzage gelegen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad de gemeente
rekening 1939 voorloopig vast te stellen zooals aangeboden.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 7 der agen
da „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun de be
voegdheid te geven art. 141 der Algemeene Politieverordening
en art. 5 der Bioscoopverordening ook wederom voor 1941
buiten werking te stellen."
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze machtiging
re verleenen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 8 der
agenda: Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het con
tract met den garagehouder J. J. Derksen, betreffende den ge
meentelijken autobusdienst naar het station v.v., onder dezelfde
voorwaarden en bepalingen wederom voor een jaar, dus tot 1
Februari 1942, te verlengen."
Burgemeester en Wethouders achten den tijd, vooral op auto-
busgebied, te onzeker om thans evenals vroeger voor 4 of 6
jaren den dienst ondershands of publiek aan te besteden. Daarom
bevelen zij deze verlenging aan, waardoor althans voorloopig
deze aangelegenheid wederom is opgelost en waarmede ook de
heer Derksen zich heeft vereenigd.
De Heer PIJLS vraagt naar het in de vorige vergadering aan
gehouden schrijven van den heer Derksen.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit schrijven met deze zaak
niets te maken heeft.
De Heer MILLEN merkt echter op, dat de Heer Derksen hem
heeft gezegd, dat hij met dit voorstel slechts dan accoord gaat,
als de kwestie met den conducteur Smits bevredigend is opge
lost.
De VOORZITTER wijst er op, dat als de Raad thans besluit
tot verlenging van het contract en t.z.t. een beslissing neemt i.z.
Smits, de Heer Derksen, als hij zich met deze laatste beslissing
niet Kan vereenigen, nog kan handelen zooals hij wenscht. Spre-
£fr fflpt °yeri<3ens eene houding van Derksen, als door den
fmof'a? nS n?ar voren 9ebracht, niet, want Derksen heeft
zich met ^voorstel tot verlenging toch reeds accoord verklaard.
lenS van^fc^emmin9 beS'Uit de Raad hiema t0t
vSlSmVOTOR aan de orde punt 9 der agenda:
WeAou^rLfvdCdr^ven" °ntVin0en Bur9emeester en
bijDbri^arrOcrbe^i|do,^°r ^er°Pbo™ heeft 01f
gende medegedeeldAfdeeling AS, het vol-
Het zal U bekend zijn, Hat J.
positie, met name van hout en stal ongunstige materiaal-
pos en s™' mij zeer tot mijn leedwezen
noopt streng de hand te houden aan de door mij op 21 Augus
tus 1940 uitgevaardigde „Maatregelen ter besparing van bouw
materialen".
Dit heeft tengevolge, dat menigmaal de bepalingen van ge
meentelijke bouwverordeningen, welke gebruik maken van zekere
materialen voorschrijven, practisch niet kunnen worden nageleefd.
Indien thans reeds bouwaanvragen aanhangig zijn, ten aanzien
waarvan tusschen de door mij uitgevaardigde maatregelen en de
voorschriften der bouwverordeningen conflict ontstaat, zullen de
desbetreffende gemeentebesturen wellicht hierin aanleiding kunnen
vinden, hierin een geval van overmacht te zien en geval voor
geval afwijking der bouwverordening toe te staan.
Inmiddels ware te overwegen, dergelijke conflicten voor de
toekomst te vermijden door de bouwverordeningen zoo spoedig
mogelijk in overeenstemming te brengen met hetgeen de toestand
van het oogenblik eischt.
Uw College zou mij zeer verplichten, een en ander onder de
aandacht van de Gemeentebesturen te brengen."
In aansluiting op dit schrijven deelen wij U mede, dat naar
onze meening aan het vorenstaande kan worden voldaan door in
de bouwverordeningen aan de algemeene bepalingen enn nieuw
voorschrift toe te voegen, luidende
„De bepalingen dezer verordening gelden niet, indien en voor
zoover daaraan niet kan worden voldaan in verband met voor'
schriften, richtlijnen of wenschen van den Algemeen Gemachtig-
tigde voor den Wederopbouw. Alsdan gelden de door Burge
meester en Wethouders gestelde nadere eischen, met dien ver
stande, dat in geen geval materialen of constructiebewijzen mo
gen worden toegepast, welke niet aan redelijke eischen voldoen."
Wij geven U in overweging te bevorderen, dat de bouwver
ordening Uwer gemeente zoo spoedig mogelijk met de voren'
staande bepaling wordt aangevuld.
Het betreffend raadsbesluit wordt in dubbel ter goedkeuring
tegemoet gezien.
Uwe aandacht wordt tenslotte nog erop gevestigd, dat om
trent de toepassing van de vorenbedoelde gevallen desgewenscht
overleg kan worden gepleegd met den Inspecteur voor de Volks
huisvesting, alhier.
Aan de hand hiervan stellen Burgemeester en Wethouders den
Raad voor bovenvermelde bepaling in de Bouwverordening in
te lasschen en wel als art. 3a.
De Heer ODENHOVEN zegt, dat dit punt hem nog zoo
duister is. Hij kan er niet precies uit afleiden, hoever de beper
kingen zullen worden opgeheven en vraagt of nu bijv. woningen
gebouwd mogen worden zonder Hollandsch gezaagd hout, doch
met hout uit de bosschen dat van voldoende zwaarte is. Vroeger
gebeurde dit ook heel veel en dan waterden de oude menschen
zelf dit hout.
De Heer ARTS meent, dat het voorstel een andere strekking
heeft en dat het juist de bedoeling is om zooveel mogelijk hout
en ijzer te besparen.
De VOORZITTER merkt op, dat de Regeeringscommissaris thans
bij te verleenen bouwvergunning voorschrijft, welke bouwmate
rialen gebruikt mogen en moeten worden. Deze voorschriften
zijn soms echter in strijd met de bepalingen der bouwverorde
ning, zoodat de bedoeling van dit voorstel is om den door den
nood gedwongen toestand te sanctionneeren.
Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich hierna
met dit voorstel.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 10 der
agenda
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van
het bedrag der vergoeding, bedoeld in art. 101 der L.O. wet
1920, waarop de verschillende schoolbesturen over het jaar 1939
aanspraak hebben, alsmede het bedrag van de volgens het le
lid van genoemd Wetsartikel voor vergoeding in aanmerking
komende uitgaven.
Bovenstaand besluit moet worden vastgesteld ter voldoening
aan art. 103, 2e lid, der L.O. wet 1920, hetwelk tevens voor
schrijft, dat, indien de vergoeding hooger is dan het voorschot
over hetzelfde jaar, het verschil onverwijld wordt uitbetaald, ter
wijl door het schoolbestuur onverwijlde terugstorting in de ge
meentekas moet plaats hebben van het verschil, indien de ver
goeding lager is dan het verschil. Practisch komt dit hierop neer,
dat het begin 1939 aan de schoolbesturen reeds betaald voorschot
werd berekend naar het aantal leerlingen over 1938, terwijl de
definitieve vergoeding moet berekend worden naar het thans
bekend zijnd juiste aantal leerlingen over 1939 en het verschil,
dus het teveel respectievelijk te weinig genotene moet worden
gerestitueerd aan, respectievelijk moet worden bijbetaald doorde
gemeente. De vaststelling der voor vergoeding in aanmerking
komende uitgaven, welke geschiedt aan de hand van de over
gelegde kwitanties, heeft voor het oogenblik praktisch enkel for-
meele beteekenis.
Op voorstel van den VOORZITTER wordt dit punt aangehou
den, daar de schoolbesturen nog niet alle vereischte gegevens
hebben ingediend.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 11 der
agenda: „Verzoek van het Bestuur van de R.K. Kerk van St.
Petrus Banden te Venray, om de noodige gelden beschikbaar te
stellen voor het huren en inrichten voor zoover noodig van het
Patronaatsgebouw met achterterrein en indien noodzakelijk van 't
Sportterrein aan den Leunscheweg en voor het aanschaffen der
noodige toestellen en leermiddelen, een en ander ten behoeve
van het onderwijs in lichamelijke oefening voor de R.K. bijzon
dere jongensscholen voor gewoon lager onderwijs en voor uit
gebreid lager onderwijs".
Burgemeester en Wethouders stellen voor in principe te be
sluiten de gevraagde medewerking te verleenen, terwijl ook de
Inspecteur van het L.O. in dien geest heeft geadviseerd.
De Heer WINTELS merkt op, dat dit voorstel dus wel ver
band zal houden met' de kortelings ingevoerde verplichting tot
het geven van gymnastiek-onderwijs op de scholen en vraagt, of
het nu niet mogelijk is, op één centraal punt gymnastiekzaal etc.
in te richten voor alle schoolkinderen uit de geheele gemeente.
De VOORZITTER geeft toe, dat dit de goedkoopste oplos
sing zou zijn, doch vreest, dat dit denkbeeld niet te verwezen
lijken zal zijn, en daardoor moeilijkheden met de kerkdorpen
zal ontstaan.
De Heer WINTELS vraagt, of het dan niet de bedoeling is,
om het gymnastiekonderwijs slechts te geven voor de leerlingen
der hoogste klassen en meent, dat deze toch wel allen naar een
centraal punt konden komen.
De VOORZITTER antwoordt, dat gymnastiek een verplicht
leervak is geworden voor alle klassen.
De Heer MANDERS vraagt, of er thans niet een bedrag ge
noemd moet worden, hetgeen door het Schoolbestuur maximaal
mag worden besteed.
De VOORZITTER antwoordt, dat in dit stadium nog geen
bedrag bepaald behoeft te worden en zet den gang van zaken
bij deze soort van aanvragen nog eens nader uiteen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeen-
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders in
principe de gevraagde medewerking te verleenen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 12 der
agenda„Verzoek van het bestuur van de R.K. Kerk van St.
Petras Banden te Venray, om de noodige gelden beschikbaar te
stellen voor het bouwen eener overdekte speelplaats met betegel
den vloer (20x10 M.) aan de R,K. bijzondere school Heijde en
de aanschaffing van de noodige toestellen en leermiddelen, een
en ander ten behoeve van het onderwijs in lichamelijke oefening
aan die school."
Burgemeester en Wethouders stellen ook hier voor, in principe
de gevraagde medewerking te verleenen, waarbij de VOORZIT
TER opmerkt, dat, waar hier geen geschikte zaal aanwezig is,
het bouwen van een overdekte speelplaats noodzakelijk zal zijn.
De Heer VAN BOVEN meent, dat de beugelbaan bij Litjens
aan de Heijde toch wel groot genoeg is en ook geschikt voor
het geven van gymnastiek-onderwijs aan de Heijde.
De Heer REINTJES vermoedt, dat het niet mogelijk zal zijn om
deze beugelbaan voor gymnastiekzaal in te -richten. Er moet toch
geregeld gebeugeld kunnen worden en dan zou telkens weer
alles moeten worden afgebroken.
De Heer VAN BOVEN denkt juist, dat het wél mogelijk zal
zijr. en dat Litjens het graag genoeg zal hebben.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna in prin
cipe de gevraagde medewerking te verleenen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 13 der agen
da „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de veror
dening op de heffing eener Precariobelasting in de gemeente
Venray opnieuw vast te stellen."
Bij K.B. van 19 Augustus 1940, Nr. 3 B.B., werd de door den
Raad in zijne vergadering van 30 December 1938 vastgestelde
verordening als bovengenoemd goedgekeurd, echter slechts tot
1 januari 1941. Daarom wordt voorgesteld die verordening op
nieuw vast te stellen.
De Heer WINTELS vraagt, om welke reden de opbrengst
dezer belasting het vorig jaar werd begroot op f 1500.—, ter
wijl thans maar f 600.— wordt geraamd.
De VOORZITTER antwoordt, dat de goedkeuring der veror
dening zoo laat is afgekomen, dat niet meer alle belastbare ob
jecten achterhaald konden worden.
De Heet WINTELS zou liever de belasting maar laten ver
vallen., Dit zou een vereenvoudiging voor de ambtenaren, die de
verordening moeten uitvoeren en minder financieelen last voor
voor het publiek beteekenen. Spreker merkt verder nog op, dat
de belasting ook onbillijk zal werken, doordat verschillende be
lastbare objecten, zooals bijv. lichtbakken, niet meer gebruikt
mogen worden wegens de verduisteringsvoorschriften. Met het
oog op de hooge opbrengst van de straatbelasting, meent Spre
ker dan ook, dat de Precariobelasting gerust kan vervallen.
De Heer ODENHOVEN vraagt, of de verordening weer precies
eender luidt als vroeger.
De VOORZITTER antwoordt, dat het voorstel van B. en W.
is om de verordening weer hetzelfde vast te stellen. Wel stellen
Burgemeester en Wethouders zich voor bij de uitvoering de
grootst mogelijke soepelheid te betrachten, dat er een verorde
ning is, is geenszins voor verschillende objecten, zooals o.a.
radio-distributie en benzinetanks. De vraag is zelfs, of de radio-
distributie, nu deze geheel aan het Rijk overgaat, nog wel belast
zal mogen worden.
De Heer REINTJES zou er ook voor zijn, om de belasting
toch maar te handhaven. Spreker meent ook, dat het zoo'n
gekken indruk zou maken, een verordening, die het vorig jaar
pas is vastgesteld, thans alweer in te trekken. Wel zou Spreker
ook gaarne zien, dat zoo spoedig mogelijk tewerk wordt gegaan
bij het opleggen van aanslagen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna tot vast
stelling der verordening op de heffing van Precariobelasting,
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 14 der
agenda„Verzoek van G. Driessen, landbouwer te Velden, om
hem een gedeelte, groot circa 13 H.A. van perceel Sectie H 1703
aan het Veulen, te verkoopen".
Burgemeester en Wethouders stellen voor, hierop afwijzend te
beschikken, aangezien bedoeld perceel thans is opgenomen in
„Peelplan—Zuid" en omtrent de bestemming dezer gronden nog
geen beslissing is genomen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig
dit voorstel.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 15 der agen
da: „Verzoek van Ma. Kuypers, wed. J. H. Rooyackers, om het
onder hypothecair verband geleend bedrag van de gemeente
(f 2200.—) in zijn geheel te mogen aflossen."
Hoewel volgers de leeningsovereenkomst geen geheele of ge
deeltelijke aflossing mag plaats hebben vóór 31 December 1943,
stellen Burgemeester en Wethouders toch voor in verband met
de buitengewone omstandigheden tengevolge van den oorlog en
de bijzondere omstandigheden, waarin de Wed. Rooyackers is
komen te verkeeren door het overlijden van haar echtgenoot, op
het verzoek gunstig te beschikken.
De Heer ODENHOVEN vindt dit voorstel heel goed en hoopt,
dat de uitvoering van dit besluit niet zoolang zal duren als die
van het vorige raadsbesluit, terzake van hypotheken. De betref
fende persoon, n.l. Sanders, heeft in het begin wat weinig geld
opgenomen. De Raad heeft toen toegestemd om het bedrag te
verhoogen en tot op heden is die zaak r.og steeds hangende.
Gaarne zou Spreker toch eens vernemen, wat hiervan de reden
is.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit Raadsbesluit, zoodra het
door Gedeputeerde Staten was goedgekeurd, aan den Notaris is
doorgegeven. Wat nu de reden mag zijn, dat de Notaris dit nog
niet heeft afgewerkt, is Spreker eveneens onbekend. In elk geval
zullen B. en W. het noodige doen om een spoedige afdoening
te bevorderen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 16 der agen
da „Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling
eener nieuwe verordening, regelende den rang en de bezoldiging
van de ambtenaren ter secretarie der gemeente."
Het ontwerp voor deze verordening is bij de agenda gevoegd.
De Heer ODENHOVEN merkt, wat de beiooning der ambte
naren betreft op, dat het reusachtig werk, dat tegenwoordig
verzet moet worden, geen kleinigheid is. Hij is dan ook niet
tegen deze verhoogingen. Maar komen hiervoor enkel de secre
tarie-ambtenaren in aanmerking? Spreker denkt in dit verband
aan een anderen ambtenaar, die weliswaar geen ambtenaar in
vasten dienst is, maar die toch voor onze Venraysche arbeiders
en voor alle Venraysche menschen zeer veel gedaan heeft. En
daarom meent Spreker, dat als er één ambtenaar is, die voor