TWEEDE BLAD VA N PEEL EN MAAS
Nog eens: de kwaal
der ontvolking.
FEUILLETON.
Mei Napoleon naar
Rusland en ferug.
Ons weekpraatje.
In Salomon s zoeklichten
Zaterdag 7 September 1940
Een en Zestigste Jaargang No 36
Het 31 Augustus-nummer van dit
blad bevatte een gevoelvol pleidooi
voor het groote gezin. Nogmaals is
herinnerd aan de woorden van Péiain:
Frankrgk stortte ineen, omdat het
geen kinderen meer had; zelfs is
Nederland nog nadrukkelijk gewaar
schuwd voor het Fraüsche voorbeeld.
Aan de waarde van dit pleidooi
willen wfl geen afbreuk doen. Maar
toch lijkt het dienstig hier enkele
Interessante cijfers te vermelden,
opdat de lezer aan de hand van die
objectieve gegevens zich een gefun
deerd oordeel kan vormen over dit
vraagstuk, dat voor individu en ge
meenschap zoo uiterst belangrgk is.
Hier volgen de geboorte- en sterf,
tecijfers van enkele landen:
Nederland: 20.2 pro mille geb,
8 4 pro mille sterfte;
Duitschland: 18 pro mille geb.,
11.2 pro mille sterfte;
Frankrijk: 16 pro mi le geb.,
16 3 pro mille sterfte;
Engeland: 15 pro mille geb.;
12.3 pro mille sterf te.
Deze cijfers zrju ontleend aan een
voordracht van Prof Bonger over
het bevolkingsvraagstuk en hebben
betrekking op het jaar 1934.
Wat leeren deze cgfers ons nu
allereerst omtrent Frankrijk
Zij leeren, dat het geboortecijfer
aldaar nog wel meevalt. Engeland
staat er zelfs bg ten achter en vol
ledigheidshalve vermelden wg nog,
dat Duitschland in 1933 (toen de in
vloed van Hitier zicb nog niet geheel
deed gelden) weer bg Engeland ten
achter stoDd.
Maar de cgfers leeren ook, dat de
sterfte in Frankrijk enorm hoog is!
Tweemaal zoo hoog dan in Neder
land zelfs (8 4—16 3).
En deze hooge sterfte treft niet
alleen de ouden van dagen, maar
moet in Frankrijk over alle leef.
tijdsgroepen vrij regelmatig verdeeld
zijn. Dit wijst dus ontegenzeggelijk
op een grooten achterstand in hy
giëne en geneeskunde, in levenspeil
en volksontwikkeling. Aan dit zeer
sombere cijfer moge Pétain eens zijn
aandacht besteden.
Eq nu ons eigen land. Nederland
heeft het laagste sterftecijfer van
Europa en bijna het laagste van de
geheele wereld
Wat nog meer zegt: dit mooie
cijfer is vooral gekregen doordat de
kindersterfte in ons land zoo gering
is. Lof dus voor onze, nergens ge-
evenaarde zuigelingen- en kinder
verzorging
Zijn wij dus nummer één bij de
beBirijdlng van ziekte en dood, ook
ons geboortecijfer wordt door geen
der omringende landen geëvenaard.
Maar tegelijkertijd is het waar, dat
dit cijfer van jaar tot jaar terug
loopt en bijvoorbeeld tusschen 1920
en 1935 gedaald is van 28 pro mille
tot 20 pro mille.
Dit laatste cijfer lijkt misschien
verontrustend. Maar men vergete
niet, dat het slechts een verhoudings
tal betreft; een vergelijking van
zóóveel geboorten per duizend Ne
derlanders. Zegt men het in abso
lute getallen, dan blijkt, dat in 1920
195000 kinderen gebpren werden,
terwijl in 1935 170000 kinderen het
levenslicht aanschouwden. Zóó gezien
valt de toestand dus nog al mee.
Hoe staat het nu met de ontvol
king van onr, land
Laten wij eerst het sterftecijfer
ook in een absoluut cijfer uitdruk-
ken. Dan mag gezegd worden, dat
ongeveer 76 000 menschen per jaar
sterven. Er blijven dus nu mét de
kinderbeperking, die in alle kringen
wordt aangetroffen telkens ieder
jaar een kleine 100.000 Nederlanders
meer over dan in het voorafgaande
jaar.
In tien jaar zal onze bevolking
dus zeer zeker met tenminste 750.000
zielen toegenomen zijn. Men neemt
aan, dat wanneer gedurende die tien
jaren absoluut geen kinderbeperking
meer toegepast zou worden, de be
volking van Nederland in dien tijd
met een kleine twee millioen zielen
zou toenemen.
Zooals de toestand dus nu is, be
hoeft hij geenerlei zorgen te ver
oorzaken over mogelijke ontvolking
van ons land. De kinderbeperking zal
nog heel wat uitgebreider vormen
moeten aannemen, alvorens vrees voor
ontvolking gegrond mag heeten. En
dan moet tegelijkertijd verondersteld
worden, dat de geneeskunde geen
kan3 meer zal zien om het sterfte
cijfer verder omlaag te drukken.
Toch is het verstandiger niet te
wachten tot de toestand al te drei
gend wordt. Daarom is een pleidooi
voor het groote gezin reeds nu van
waarde. Maar dan zal men in zoo'n
pleidooi altijd een gedachte moeten
opnemen, die voor de ons hier bezig
houdende kwestie van het grootste
belang is.
Men s'are zich namelijk nooit blind
op de quantiteit alieen. De quallteit
ia Immers mio9tens zoo belangrijk.
Dit geldt vooral voor een maat
schappij waarin door de slechte
economische verhoudingen weinig ge
huwd wordt, op la'eren leeftijd ge
huwd wordt en weinig kinderrijke
huwelijken voorkomen.
In zoo'n maatschappij (maar dit
geldt evenzeer voor een maatschappij
In „betere tijden") heeft men op de
eerste plaats behoefte aan groote
gezonde gezinnen. De sterke uitbrei
ding van zwakken, geestelijk minder
waardigen, alcoholisten, e.d. is slechts
nadeel, zoowel voor het individu als
voor de gemeenschap.
Daarom trachtte men steeds weer
de beteekenis van het geneeskundig
onderzoek' vóór het huwelijk naar
vorea te brengen. Dit onderzoek geeft
immers de gelegenheid om diegenen
te waarschuwen, wier nageslacht zeer
waarschijnlijk slechts uit hulpbehoe
venden en abnormalen zal bestaan!
Hs.
Lotgevallen van een
Belgischen soldaat.
17.
Wat er ook moge voorvallen, ant
woordde ik, niemand kan mij weder-
houden. Zoolang er hoop was heb ik
tegen onze vijanden gestreden, nu strijd
ik tegen de ellementen. Gij zoudt beter
doen mij te volgen dan hier dood af
te wachten.
U volgen 1 riep de oude krijgsman,
u volgen I... zie!..
En hij toonde mij zijne voeten. Hij
had geen teenen meer en het koudvuur
dat 2ijn beenen afknaagde, zou weldra
deze vechtjas dooden, welke de kogels
op het slagveld gespaard hadden.
De koude is een geduldige beul,
die zelden zijn slachtoffers loslaat.
Ik schudde mijn vriend, die rustig
sliep. Hij wreef zich de oogen, geeuw
de en vroeg mij wat ik wilde.
Onze reis voortzetten, zei ik.
Ik blijf, zuchtte hij, wij zullen
morgen vertrekken.
Morgen is het te laat, zegde ik...
sta op, ik heb hier een paar goede
schoenen, versche voetlappen en een
warme jas.
Morgen...
Gij wilt dus van honger sterven
Nog slechts één uur.
Maar ongelukkige, binnen een
uur zult gij niet meer in staat zijn mij
te volgen Integendeel, de honger zal
u gansch uitgeput hebben. Ook wordt
het te laat, ik bid u, volg mij.
Neen
De krant staat tegenwoordig vol
over het thema van verduistering.
Dat kwam vroeger ook wel voor,
maar dan ging 't gewoonlijk over
functionarissen, die een kas onder
hun beheer hadden en daarmee zich
aan verduisteringen hadden schuldig
gemaakt.
Grooter schuld werd hun aange
rekend naarmate zij meer verduis
terd hadden.
Nu wordt 't juist omgekeerd, nu
wordt een straf opgelegd omdat er
te weinig verduisterd wordt.
Wat vroeger als een plaag en een
bezoeking werd beschouwd, wordt nu
van hoogerhand als bindend en nood
zakelgk voorgeschreven; naarmate de
dagen korten, moet er alom een
Egyptische duisternis intreden.
Algemeene verduistering is het
groote probleem, waarmede wij ods
in eerstkomende dagen hebben bezig
te houden. Wij hebben een algeheele
verduisterig te plegen,
plegen.
Als straks de winter komt, dan
wordt 't onze plicht geen spatje
licht meer uit te stralen of door te
laten.
Eens hebben wjj overmoedig met
licht gespeeld, 't was zooveel alsade
triumf van onze beschaving. Aldoor
meer licht was onze leuze Parijs had
niet langer het monopolie „la vilie
lumière" te zgn, elke stad stak Parijs
naar de kroon. Maar het leven is nu
eenmaal vol tegenstellingen, het licht
heeft uitgespeeld, het donker is het
consigne geworden, duisternis moet
de aarde dekken.
Het legendaire Hammerfest moet
nu ons voorbeeld worden.
Verduistering plegen wordt nu onze
voorloopige levenstaak. Maar wij
moeten 't nog leeren, wij zgn er niet
aan gewoon. Op alle manieren tracht
men ons tegemoet te komen, ver
duisteringsgordijnen, verduisterings
lampen.
In vroeger eeuwen ging tegen het
nachtelgk uur de nachtwacht door
de straten met zjjn waarschuwenden
roep „dooft vuur en licht."
Straks als 't winter wordt, zal 't
tegen uur reeds als een gebod gel
den den domper op ons licht te zet
ten.
Het probleem wordt gecompliceerd
geen avondlichte étalages meer, geen
lichtuitstralende café's geen trams
meer door de straten als doozen vol
lichtende gezelligheid, geen avond
kerken meer.
Stad en straat zonder eenige ver
lichting om den laten voetgangers
den weg naar huis te wijzen. Het
woord „nachtbraker" wordt definitief
uit ons woordenboek geschrapt.
Het geval zal niet zonder gevaren
zijn. Reeds nu lezen wij bfj herhaling
van mecschen, die bij de heerscbeode
duisternis te water zgn geraakt en
jammerlijk verdronken, en nog dezer
dagen hoorden wg vaa een oud moe
dertje te Amsterdam, dat tegenovar
de politie klaagde dat ze haar wo
niet meer kon terugvinden.
Wie nu voorlaan een beetje laat
naar huis komt, zal de verdenklDg
op zich laden, dat bg met zijn sleu
tel, het slotgat van zgo huisdeur niet
meer kan vinden, ook al heeft hij
met ziju lippee geen glaasje beroerd.
Er zullen ernstige voorzorgsmaat
regelen getroffen moeten worden om
dezen winter bij een totale verduis
tering den kortsten weg naar huls
te vinden.
En hier deDken wij aan een reis,
die wfl dertig jaar geleden door
Spanje maakten, en waar wij toen
tot onze verrassing hebben kennis
gemaakt met het zeker primitieve
maar zeer practlsche stelsel van den
zoogenaamden „Sereno", den nacht
wacht van de straat, dien wg toen
zelfs nog aantroffen in een wereld
stad als Madrid.
Een van mijn aardigste reiserva-
ringen.
Overdag waren wjj overbezet met
overal onze reisindrukken op te doen
van land en volk, eerst de late avond
en de nacht konden worden benut
om op onze stille hotelkamer onze
ervaringen op papier te stellen en
onze copie te verzorgen, die zoo
spoedig mogelgk te posteD. Maar
't was nacht, en daar buiten een
groote onbekende stad.
Maar Madrid had voor een zeld
zaam nachtelijke „service" gezorgd.
De copie gereed, stapte Ik op het
balcon van mijn hotelkamer, klapte
ln het nachtelijk duister een paar
maal in m'n handen, en riep met
luider stem... Sereno!
Onmiddellijk maakte zich uit het
donker een waakzame figuur los.
Een partriarchale vertrouwensman
met een soort van staf in z'n hand,
aan welk hout allerlei bosjes sleu
tels rammelden, de Sereno van de
straat, die alle sleutels van de buurt
in zijn vertrouwd bezit had.
Ilc wenkte met den brief, dat ik
naar buiten wilde. De man ontsloot
onmiddellijk de poorten van het hotel
wachtte me hoffelijk beneden op en
vroeg wat er van mijn verlangen was.
Ik beduidde hem dat ik naar het
hoofdpostkantoor wilde, maar den
weg niet kende. Beleefd bood bij mij
zgn arm, bracht mij de straat uit,
waar hij aan het eind weer een an
deren Sereno van de volgende straat
aanriep, en mij zorgzaam overhevelde.
Zoo van den eenen Sereno in de ar
men van den ander bereikte ik langs
den kortsten weg het postkantoor,
en maakte op gelijke manier den
nachtelijken tocht weer veilig naar
mijn hotel terug.
Ik weet niet of in het huidig Ma
drid dit Sereno-systeem nog bestaat,
maar 't leek mij voor den vreem
deling en toerist een zeer practisch
stelsel: Maar ook door de Madrilee-
nen werd 't in die dagen zeer bijzon
Welnu, vaarwelIndien ik in m'n
vaderland terugkeer, zal ik uwe ouders
gaan bezoeken en hun zeggen, dat het
u gemakkelijk was mij te volgen, maar
dat de moed u ontbrak... Vaarwel I
Ik ging tot aan de deur. Doch voor
niets ter wereld had ik mijn vriend
verlaten, ik wil hem alleen verschrikt
maken.
Mijn list gelukte. De korporaal riep
mij terug.
Kom. zegde hij, verleen mij nog
eenige oogenblikken; het vuur is een
oprechte heelmeester. Het sluit mijne
wonden en welhaast zal ik in staat zijn
de reis te hernemen
Ik antwoordde niet, maar trok mijn
vriend stil achteruit, verbond zijn won
den, deed hem de schoenen en jas
aantrekken en duwde hem voor mij
weg.
Hij zag nog eens om naar het flik
kerende vuur, n;iar zijn warme plaats,
welke door een andere vluchteling
werd ingenomen en naar al die onge
lukkigen, die zich besluiteloos tegen
elkaar gesloten hielden.
Toen wij buiten kwamen was het
pikdonker De wind scheen een weinig
bedaard, maar het sneeuwde nog altijd
voort
Ik nam hem bij den arm en trok
hem zachtjes vooruit De weg was be
zaaid met lijken, affuiten van kanonnen
of wielen van bagagewagens. Meer
dan eens stronkelden wij over die hin
derpalen en vielen met het gezicht tn
de sneeuw, hetgeen ons geweldig deed
lijden, daar onze wonden zich opnieuw
openden.
Twee uren later bevonden wij ons in
't midden van een dorp. Voor de eerste 1
maal ook gingen wij een aalmoes
vragen aan Russen, het is te zeggen j
aan hardnekkige en bloeddorstige vij- j
anden. De korporaal stelde mij voor te
wachten tot 's anderendaags om ergens
aan te kloppen. Het was nu toch zoo
laat en donker; in den klaren dag was
er meer kans eene vrouw of kind aan 1
der geapprlceerd. De Sereno van de
straat had de huissleutels van al de
woningen van zgn kwartier, en ver
leende overal de eerste hulp bij voor
komende ongevallen.
Hg kende alle bewoners van zgn
buurt, en voor 't geval dat een nach
telijk heerschap na een zware avond
wat onzeker naar huis kwam toege
schoten; den man zijn arm aanbood,
vöor hem de deur ontsloot, de trap
op leidde en hem desüoods boven
dien moederlijk in bed legde en toe
dekte.
De nachtelijke Sereno van Madrid,
Zou zóó iets dergelgks ook voor
ons niet een welkome en practische
oplossing zgn in de zorgelgke dagen,
die ons in den komenden winter me-
zijn algeheele verduistering te wacht
ten staan
Een waakzame Sereno in elke
straat, die gedurende den nacht en
de duisternis een oogje in te zeil
houdt en ons bij alle voorkomende
gevallen hulp en bgstand biedt. Wjj
behoeven dan slechts van den eenen
Sereno aan den anderen worden'over-
géleverd om veilig en wel thuis te
komen.
Mij dunkt, het materiaal ligt al
voor de hand, want als ik nu 's och
tends de deur uitga, ontmoet ik al
tijd de mannen van den ordedienst,
die gedurende den nacht de wacht
hebben gehouden bij de openbare
schuilkelders. Deze zouden wij kun
nen promoveeren tot de Sereno's
van onze straat, die desnoods door
de bewoners van de buurt onderling
zouden kunnen worden bekostigd,
Orde en veiligheid zjjn daarmee ver
zekerd.
En zoo kan de nieuwen tijd ook
van den ouden weer iets leeren.
te treffen; aldus zouden wij geen gevaar
Ioopen in handen te vallen van die
wraakzuchtige boeren, die zich zoo
onmenschelijk toonden ten opzichte der
soldaten van het groote leger.
Daarin gaf ik mijn vriend gelijk en
wij zochten een schuur of stal om er
den nacht door te brengen.
We kwamen aan een soort wagen
huis, waar veel stroo en hooi lag. We
stapten er binnen en stootten tegen
een hoop wortelen, die daar nog niet
lang konden liggen, want zij waren
niet bevroren. Wij namen er elk een
en kropen dan diep in het hooi. Goed
smaakten ons de sappige wortelen, we
wenschten elkaar goeden nacht, zegden
een klein gebed en sliepen in.
De zachte warmte deed ons onge
looflijk goed en we sliepen lang zon
der te ontwaken. Dit was ons in lang
niet gebeurd
Toen ik 's morgens opstond, zag ik.,
dat de korporaal nog niet volkomen
uitgerust was. Ik liet hem liggen en
zag omzichtig rond.
In de nabijheid onzer schuilplaats
stonden een twaalftal kleine huisjes
alle omringd met een kleinen hof, Die
woningen zagen er armoedig uit en
wij moesten op geen milde aalmoes
rekenen- Maar we hadden zoo weinig
noodig Een plaatsje bij het vuur, een
stuk brood en een kom warmen drank.
Wie zou dit weigereu aan twee
arme gekwetsten
En ik ging vooruit, aarzelend, bevend
mij bereidend om voor de eerste maal
mijns levens te bedelen
Ik kom voor een klein huisje, dat
er netter uitziet dan de andere. Esn
klein kindje schreit en een zuivere
zoetklinkende vrouwenstem zingt een
vroolijk liedje om het wicht te paaien.
Die zachte stem is de stem eener
jonge moeder, wiens hart voor mede
lijden vatbaar is; het zien mijner el
lende zal haar ontroeren. Ze zal denken
dat haar kind zich misschien ook eens
in een vreemd land kunnen bevinden
Felle lichten zoeken in den don
keren nacht vol angstig geronk. Zg
spieden, zg zuiveren, zg brengen rust
en geven een veilig gevoel. Geheel
duister Europa onder zoeklichten.
Waarom ook geen zoeklichten in
den donkeren nacht van den geest
Zgn de vijanden van den geest, die
bij voorkeur in duisternis werken,
minder gevaarlijk? Is deze tgd niet
een roep om zuivering, om inkeer,
om stilte, om bezinning Is het niet
hoog tijd met eeD fel zoeklicht de
donkere schuilhoeken van ons men-
schenhart in brutale helderheid voor
ons geestesoog te halen en te over
wegen, stil en ruBtig na te denken
Of kennen wg geen rust meer Of
vreezen wij Btilte Hebben wij het
denken verleerd Is het meest men-
schelgke ons vreemd geworden?
In Salomon's gedachtenrgke en
levenskunstvolle spreuken zien wij
zoeklichten. Die zuiveren. Die te den
ken geven.
Salomon was een wijs man. Reeds
voordat hij van God de kostbare gave
der wijsheid mocht ontvangen, was
hij zoo wgs er om te vragen. En
zoozeer behaagde God die ontroerend
schoone bede, dat Zijn antwoord was:
Omdat gij dit juist gevraagd hebt
en geen laDg leven voor u vroegt,
of geen rijkdom voor u wenscht en
niet den dood van uw vijanden hebt
verlangd, maar om doorzicht hebt
verzocht... zie nu zal ik doen wat gij
vraagt: Ik geef u zulk een scherp en
en fijngevoelig verstand als er nooit
iemand vóór u in gelijke mate heeft
gehad en ook na u zal er niemand
Ingekomen en vertrokken
personen*
Van 23 tot 30 Aug.
INGEKOMEN
W. Hendriks, dienstb. Broekweg2
van Bergen N.H.
F. van Opbergen* zonder beroep
Hofstraat 11 van Weert
H. Welp, boekhouder, Hofstraat 2a
van Venlo
H. Mulders, betonarbelder Oostrum
D lc van Arcen
A. v.d. Munckhof, wed. Vostermans
zonder beroep, Ysselsteyn
M. Jans-Beken, dienstbode, Hiept
A 17a van Venlo
M. Linders, dienstbode, Veulen H
21 van Wanssum
H. Hesen, dienstbode, Grootestraat
17 van Meerlo
C. van Hoof, dienstbode, Veltum
L 75 van Maasbree
J. Pennings, opzichter, Stationsw.
29 van Boxtel
B. van Meijel, zonder beroep, Mer-
selo M 50a van St. Oedenrode
J. Linders, pater, Leunsche weg 1
van Nieuwe Niedorp
A. Cox, Oostrum D 3 van Box-
M. Tichelhoven, dienstbode, Sta
tionsweg 55b van Arohem
N. Manders, dienstbode, Veulen H
16b van Helmond
C. van 't Westeinde, kloosterzuster
Mersel. weg 25, van Steenbergen
C. Marijnissen, idem idem van
Roosendaal
E. van der Putten, wed. Vermeulen
Overl. weg 25 van Veldhoven
I. Wolters, dienstb. Oostrum D 40
van Noordwijk
A. van der Putten, verpleegster,
St. Annalaan 5 van Alphen a.d. Rjjn
FEITEN EN
OPMERKINGEN.
Laagste sterftecijfer*
In een onze vorige nummers heb
ben wij in deze rubriek enkele op
merkingen gemaakt naar aanleiding
van eeu A.N.P.-causerie, als zoude
de levensstandaard in ons land ont
komen die hierin aan u gelijk is".
Deze wijsheid te laten spreken en
te overwegen moet een weldaad, ze
te laten zwijgen een misdaad zijn.
Zg spreekt tot ons in kernachtige
pittige spreuken, die wij vinden in
het Boek der spreuken, hoofdstuk
101 2216 en 25 29.
Wij stellen ons voor, deze wijsheid
te laten spieden als zoeklichten op
de meest ulteenloopende gebeurtenis
sen en toestanden van ons dagelij k-
sche leven.
Deze wijsheid is geen verstandelijke
wijsheid alleen, geen vernuf tige men-
schelijke kennis van stof, van plan
ten, dieren of menachen. Deze wijs
heid is geen wetenschap. Het is veel
eer een practlsche levenskunst. De
kunst van geordend te leven. De
kunst om ziel en lichaam samen, tot
een rijpe harmonische ontwikkeling
te brengen ln de schoone orde, die
Godswil tusschen Hem en het schep
sel en de schepselen onderling.
Ieder schepsel, dus ook iedere
mensch, is eeu onderdeel van die
rustige stijlvolle orde. Alles en een
leder heeft daar zgn plaats en zijn
functie. Wie niet op zijn plaats blijft
of zgn functie niet vervult, stoort
die orde en brengt dus wanorde in
het plan van den Goddelijken Archi
tect.
Er is veel wanorde. Er zgn veel
slechte bouwsteenen.
Salomon zal ons leeren „lapidea
pretiosi edelsteen" te zgn voor
den Goddelijken bouwmeester.
S.L.
stellend laag zijn.
Nu kregen wij dezer dagen een
bericht onder de oogen, dat ons pro
test tegen die voorstelling Bterk
komt steunen.
Uit de statistiek blijkt nL dat Ne
derland het land Is met het laagste
sterftecijfer in Europa.
Wij concludeeren daaruit dat het
leven hier dan toch nog zoo kwaad
niet was! En wanneer dat bereikt
Is bij een zeer lagen levensstandaard
dan zouden we behoudens ver
betering In de laagste volksklassen
adviseeren, om dat levenspeil zoo
ongeveer te handhaven, als 't moge
lijk is.
DE IJZER-BEDEVAART.
Zondag 18 Augustus was het de
dag der IJzer-bedevaart naar Dix-
muiden.
Reeds jaren lang plachten honderd
duizenden, Vlamingen en Noord-
Nederlanders, naar het slagveld aan
den IJzer te trekken om de dooden
te herdenken en de krijgstrompet te
laten schallen met het oog op de
toekomst gericht.
Dit jaar zullen het er echter geen
honderdduizenden, wellicht slechts
honderden geweest zijn, omdat het
oorlogsgeweld het verkeer in België
totaal ontredderd heeft.
Niettemin zullen honderdduizenden
in hart en gedachten de bedevaart
hebben meegemaakt, omdat bij
honderdduizenden in Vlaanderen één
ideaal leeft:
vrije baan voor den Vlaming,
los van alle verdrukking door de
overheerschende Fransch-spre-
kende groep.
Ook ls er een sterke strooming,
die drijft naar een nauweren band
met Noord-Nederland. En het is wel
merkwaardig, dat wij er hier in
Noord-Nederland zoo heel heel wei
nig voor voelen.
Nederland leefde wel gevoed, heel
tevreden en gezapig, erg-voldaan
over zijn positie, zijn rustig leventje
verder tot 10 Mei 1940....
Zgn wij thans ontwaakt, of ont
wakende Zeker is dat de benauwe
nis velen uit een jarenlangen dompel
heeft wakker geschud en misschien,
dat een gelijk ideaal als het Vlaam-
sche bij ons gaat levendig worden.
Eén volk, één taal, één staat
LUXOR-THEATER
Als hoofdfilm „Artistenbloed". Een
Indrukwekkend en diep ontroerend
filmwerk.
Generale repetitie De regisseur is
aan het einde van zijn kunnen, de
kassier en de directeur vliegen él-
kaar ln de haren en de spelers zijn
nerveus en toch neemt niemaöd dit
te tragisch op. Immers, hoe slechter
de generale repetitie, hoe beter de
première. En werkelijk deze wordt
een geweldig succes. Vooral de ge
liefde revue-ster Marietta Duval valt
een ware ovatie ten deel. Vele man
nen zwermen om haar heen, maar
Marietta ketst iedere toenadering.
Ze kent de laffe complimentjes der
mannen, met hun onvermijdelijke ge
volgen.
Marietta trouwt met Hans van
Waldenau, een jongen Hollander, die
sindB kort een landgoed in de buurt
van Weenen betrokken heeft.
Intusschen is het gezelschap, waar
toe Marietta behoorde, door het ver
lies van zgn grootste attractie, aan
lager wal geraakt en leidt een kwij
nend beBtaan in de provincie. Op een
goede dag geeft het een gastvoor-
stelling in een plaatsje dicht bij het
landgoed van Hans en Marietta. Hans
is voor een paar dagen naar Weenen
en Marietta maakt van deze gelegen
heid gebruik haar oude vrienden en
collega's uit te noodigen. Spoedig zgn
alle zorgen vergeten en een ware
artlstenfuif vormt het hoogtepunt
van dit onverwacht wederzien. Mid
den in de feestroes verschijnt plot
seling... Hans
Een scène volgt, Marietta verlaat
Hans en sluit zich aan bij 't revue
gezelschap. En hiermee zou de ge
schiedenis kunnen eindigen, indien
het hart Diet meesprak, het hart,
dat niet leven kan van roem en eer
alleeD, maar dat boven alles liefde
noodig heeft.
Wg kunnen deze film eeniedér
warm aanbevelen
en uit liefde voor dit kind zal zij mij
bijstaan -
Maar toch aarzel ik nog. Zoo die
vrouw eens schrok en om hulp riep
Dan zou baar echtgenoot en de buren
misschien ter hulp snellen om mij te
mishandelen, misschien ter dood te
brengen
Ik verdrijf die pijnlijke gedachte en
klop stillekens of beter, ik krab aan de
deur, als een verschrikte hond, die
een strenge straf verwacht.
De vrouw heeft mij gehoord. Ze
staat op, zingt niet meer en nadert de
deur.
Ik bid stillekens en smeek den Hemel
om genade; ik heb moeite om tranen te
weerhouden en koude zweetdroppels
parelen op mijn voorhoofd.
De deur wordt geopend.
Nooit heeft Raphaël schooner Maria
beeld geschilderd dan die schoone jonge
moeder, wiens overvloedige blonde
haarlokken, groote blauwe oogen, roode
lippen en blozende wangen mijn be
wondering verwekken. En hoe lief is
het kleine lachende engeltje welk zij op
den arm houdt en nu tegen hare borst
drukt als wilde zij het beschermen.
Maar welk tijgerhart in dit prachtige
lichaam. Nauwelijks heb ik den tijd
gehad smeekend mijne handen samen
te voegen en om een stukje brood te
bidden, of Ik krijg een vuistslag in het
j volle aangezicht en tuimel achterover
j op de straat, terwijl de vrouw met
geweld de deur toeslaat en luidkeels
om hulp schreeuwt.
Een tiental boeren kwamen buiten
gesprongen; ziende met wien zij te
doen hadden, keerden zij terug in hun
woningen en kwamen weldra weder jte
voorschijn met stokken en bijlen ge-
wapend.
Van mijne eerste verslagenheid be
komen, begon ik te loopen en riep zoo
hard ik kon om den korporaal te ver
wittigen. Deze, in plaats van zich weg
te stoppen, verliet zijn schuilplaats. Hij
was bleek als een lijk en had moeite
om zich voort te slepen.
Vlucht, zei hij heel bedaard; gij
kunt rnog loopen en zult gemakkelijk
het woud bereiken waar die lafaards
u niet zullen vervolgen!
En onbeschroomd, de armen op de
borst gekruist, de oogen fier op mijn
vervolgers gevestigd, stelde hij zich in
't midden van den weg als wilde hij de
moordenaars uitdagen.
Ik heb meer dan eenen dapperen
held op het slagveld bewonderd; ik heb
den Keizer gezien, die zonder den mins
ten schrik bij een batterij bleef staan
waar de kanonballen overvlogen; ik heb
Murat, den schoonen ruiter gezien, die
zijn kloekmoedige soldaten aanvoerde
bij die bloedigo doch schitterende aan
vallen waarover iedere Franschman fier
is...
Maar nooit heb ik iemand rechtzin
niger bewonderd dan dien zieken, ge
kwetsten, krachtsloozen soldaat die aan
een bende barbaren liet zien hoe een
dappere sterft.
De boeren bleven bes'uiteloos staan:
hoe laf zij ook waren, men mishandelt
men mishandelt niet gaarne iemand die
zich niet verdedigt. Doch die aarzeling
duurde niet lang. De woestaards ver
weten ons de vernieling van Moskou en
een hagelbui van stokslagen viel ons
op het lijf.
Ik weerde eerst zoo goed mogelijk
de slagen af. dan liet ik mij vailen en
trok mij ineen gelijk een egel, de han
den over mijn hoofd gekruist. De wraak
zuchtige menigte was verwoed omdat
ik zoo woinig leed. De vrouwen vooral
huilden van woede en razernij, stamp
ten mij op den buik, op het hart, in
het aangezicht, overal waar zij mij tref
fen konden en rolden mij been en weder
door sneeuw en slijk.
Dit wreede spel scheen de heksen
zeer te behagen; zij klapten in de han
den telkens als een behendig toege
brachte slag mij eenen smartkreet ont
rukte.
De korporaal leed minder dan ik; bij
den eersten slag die hem door eenen
grooten wreedaard werd toegebracht,
viel hij in bezwijming of misschien wel
dood. Zijn moordenaar, het hoofd der
bende, mijnen vriend ten gronde ziende,
kwam zegevierend op mij aangeloopen.
Dit spel kon niet lang duren. Daar
ik hardnekkig weigerde te gaan staan,
deed een boer, die met een bijl gewa
pend was, mijne aanvallers achteruit
gaan Hij hief zijn wapen omhoog, als
wilde hij mij den schedel klieven.
Ik sloot mijn oogen en beval mijne
ziel aan God.
Maar het ondier had den tijd niet mij
te dooden; een vrouw hield zijn arm
tegen. Zij had waarschijnlijk een middel
gevonden om mij reden te doen ver
staan, want een luidruchtige toejuiching
weerklonk.
De vrouw verwijderde zich al loo-
pende.
Wat ging zij doen Ongetwijfeld ging
ik veel te lijden hebben, want men gunde
mij een weinig rust als om mij adem
te laten scheppen en mijn krachten te
verzamelen voor nieuwe pijnigingen.
En ik lag daar in het slijk, verblind
door het bloed welk over mijn aange
zicht stroomde, ik dacht nu heeft de
goede God mij vergeten, anders zou hij
mij ter hulp komen en mij uit de han
den van die barbaren redden.
Hos zonderling zijn toch 's menschen
hart en geest 1 Alles zegde mij dat mijn
laatste uur gekomen was, en tochühoopte
ik nog eenmaal mijn vaderland weer
te zien. Eeii geheime stem scheen mij
te zeggen dat mijne moeder wel voor
mij bad en dat de Hemel hare smee
kingen zou verhooren.
Ik verweet mij mijne vertwfifeling en
bad vurig den Heer en zijne heilige
Moeder.
Maar wat zie ik
Zou het mogelijk zijn dat de haat aan
een vrouw, aan een moeder misschien,
zoo'n wreede gedachte kan ingeven
(Wordt vervolgd)