TWEEDE BLAD VA N PEEL EN MAAS Nog eens: de kwaal der ontvolking. FEUILLETON. Mei Napoleon naar Rusland en ferug. Ons weekpraatje. In Salomon s zoeklichten Zaterdag 7 September 1940 Een en Zestigste Jaargang No 36 Het 31 Augustus-nummer van dit blad bevatte een gevoelvol pleidooi voor het groote gezin. Nogmaals is herinnerd aan de woorden van Péiain: Frankrgk stortte ineen, omdat het geen kinderen meer had; zelfs is Nederland nog nadrukkelijk gewaar schuwd voor het Fraüsche voorbeeld. Aan de waarde van dit pleidooi willen wfl geen afbreuk doen. Maar toch lijkt het dienstig hier enkele Interessante cijfers te vermelden, opdat de lezer aan de hand van die objectieve gegevens zich een gefun deerd oordeel kan vormen over dit vraagstuk, dat voor individu en ge meenschap zoo uiterst belangrgk is. Hier volgen de geboorte- en sterf, tecijfers van enkele landen: Nederland: 20.2 pro mille geb, 8 4 pro mille sterfte; Duitschland: 18 pro mille geb., 11.2 pro mille sterfte; Frankrijk: 16 pro mi le geb., 16 3 pro mille sterfte; Engeland: 15 pro mille geb.; 12.3 pro mille sterf te. Deze cijfers zrju ontleend aan een voordracht van Prof Bonger over het bevolkingsvraagstuk en hebben betrekking op het jaar 1934. Wat leeren deze cgfers ons nu allereerst omtrent Frankrijk Zij leeren, dat het geboortecijfer aldaar nog wel meevalt. Engeland staat er zelfs bg ten achter en vol ledigheidshalve vermelden wg nog, dat Duitschland in 1933 (toen de in vloed van Hitier zicb nog niet geheel deed gelden) weer bg Engeland ten achter stoDd. Maar de cgfers leeren ook, dat de sterfte in Frankrijk enorm hoog is! Tweemaal zoo hoog dan in Neder land zelfs (8 4—16 3). En deze hooge sterfte treft niet alleen de ouden van dagen, maar moet in Frankrijk over alle leef. tijdsgroepen vrij regelmatig verdeeld zijn. Dit wijst dus ontegenzeggelijk op een grooten achterstand in hy giëne en geneeskunde, in levenspeil en volksontwikkeling. Aan dit zeer sombere cijfer moge Pétain eens zijn aandacht besteden. Eq nu ons eigen land. Nederland heeft het laagste sterftecijfer van Europa en bijna het laagste van de geheele wereld Wat nog meer zegt: dit mooie cijfer is vooral gekregen doordat de kindersterfte in ons land zoo gering is. Lof dus voor onze, nergens ge- evenaarde zuigelingen- en kinder verzorging Zijn wij dus nummer één bij de beBirijdlng van ziekte en dood, ook ons geboortecijfer wordt door geen der omringende landen geëvenaard. Maar tegelijkertijd is het waar, dat dit cijfer van jaar tot jaar terug loopt en bijvoorbeeld tusschen 1920 en 1935 gedaald is van 28 pro mille tot 20 pro mille. Dit laatste cijfer lijkt misschien verontrustend. Maar men vergete niet, dat het slechts een verhoudings tal betreft; een vergelijking van zóóveel geboorten per duizend Ne derlanders. Zegt men het in abso lute getallen, dan blijkt, dat in 1920 195000 kinderen gebpren werden, terwijl in 1935 170000 kinderen het levenslicht aanschouwden. Zóó gezien valt de toestand dus nog al mee. Hoe staat het nu met de ontvol king van onr, land Laten wij eerst het sterftecijfer ook in een absoluut cijfer uitdruk- ken. Dan mag gezegd worden, dat ongeveer 76 000 menschen per jaar sterven. Er blijven dus nu mét de kinderbeperking, die in alle kringen wordt aangetroffen telkens ieder jaar een kleine 100.000 Nederlanders meer over dan in het voorafgaande jaar. In tien jaar zal onze bevolking dus zeer zeker met tenminste 750.000 zielen toegenomen zijn. Men neemt aan, dat wanneer gedurende die tien jaren absoluut geen kinderbeperking meer toegepast zou worden, de be volking van Nederland in dien tijd met een kleine twee millioen zielen zou toenemen. Zooals de toestand dus nu is, be hoeft hij geenerlei zorgen te ver oorzaken over mogelijke ontvolking van ons land. De kinderbeperking zal nog heel wat uitgebreider vormen moeten aannemen, alvorens vrees voor ontvolking gegrond mag heeten. En dan moet tegelijkertijd verondersteld worden, dat de geneeskunde geen kan3 meer zal zien om het sterfte cijfer verder omlaag te drukken. Toch is het verstandiger niet te wachten tot de toestand al te drei gend wordt. Daarom is een pleidooi voor het groote gezin reeds nu van waarde. Maar dan zal men in zoo'n pleidooi altijd een gedachte moeten opnemen, die voor de ons hier bezig houdende kwestie van het grootste belang is. Men s'are zich namelijk nooit blind op de quantiteit alieen. De quallteit ia Immers mio9tens zoo belangrijk. Dit geldt vooral voor een maat schappij waarin door de slechte economische verhoudingen weinig ge huwd wordt, op la'eren leeftijd ge huwd wordt en weinig kinderrijke huwelijken voorkomen. In zoo'n maatschappij (maar dit geldt evenzeer voor een maatschappij In „betere tijden") heeft men op de eerste plaats behoefte aan groote gezonde gezinnen. De sterke uitbrei ding van zwakken, geestelijk minder waardigen, alcoholisten, e.d. is slechts nadeel, zoowel voor het individu als voor de gemeenschap. Daarom trachtte men steeds weer de beteekenis van het geneeskundig onderzoek' vóór het huwelijk naar vorea te brengen. Dit onderzoek geeft immers de gelegenheid om diegenen te waarschuwen, wier nageslacht zeer waarschijnlijk slechts uit hulpbehoe venden en abnormalen zal bestaan! Hs. Lotgevallen van een Belgischen soldaat. 17. Wat er ook moge voorvallen, ant woordde ik, niemand kan mij weder- houden. Zoolang er hoop was heb ik tegen onze vijanden gestreden, nu strijd ik tegen de ellementen. Gij zoudt beter doen mij te volgen dan hier dood af te wachten. U volgen 1 riep de oude krijgsman, u volgen I... zie!.. En hij toonde mij zijne voeten. Hij had geen teenen meer en het koudvuur dat 2ijn beenen afknaagde, zou weldra deze vechtjas dooden, welke de kogels op het slagveld gespaard hadden. De koude is een geduldige beul, die zelden zijn slachtoffers loslaat. Ik schudde mijn vriend, die rustig sliep. Hij wreef zich de oogen, geeuw de en vroeg mij wat ik wilde. Onze reis voortzetten, zei ik. Ik blijf, zuchtte hij, wij zullen morgen vertrekken. Morgen is het te laat, zegde ik... sta op, ik heb hier een paar goede schoenen, versche voetlappen en een warme jas. Morgen... Gij wilt dus van honger sterven Nog slechts één uur. Maar ongelukkige, binnen een uur zult gij niet meer in staat zijn mij te volgen Integendeel, de honger zal u gansch uitgeput hebben. Ook wordt het te laat, ik bid u, volg mij. Neen De krant staat tegenwoordig vol over het thema van verduistering. Dat kwam vroeger ook wel voor, maar dan ging 't gewoonlijk over functionarissen, die een kas onder hun beheer hadden en daarmee zich aan verduisteringen hadden schuldig gemaakt. Grooter schuld werd hun aange rekend naarmate zij meer verduis terd hadden. Nu wordt 't juist omgekeerd, nu wordt een straf opgelegd omdat er te weinig verduisterd wordt. Wat vroeger als een plaag en een bezoeking werd beschouwd, wordt nu van hoogerhand als bindend en nood zakelgk voorgeschreven; naarmate de dagen korten, moet er alom een Egyptische duisternis intreden. Algemeene verduistering is het groote probleem, waarmede wij ods in eerstkomende dagen hebben bezig te houden. Wij hebben een algeheele verduisterig te plegen, plegen. Als straks de winter komt, dan wordt 't onze plicht geen spatje licht meer uit te stralen of door te laten. Eens hebben wjj overmoedig met licht gespeeld, 't was zooveel alsade triumf van onze beschaving. Aldoor meer licht was onze leuze Parijs had niet langer het monopolie „la vilie lumière" te zgn, elke stad stak Parijs naar de kroon. Maar het leven is nu eenmaal vol tegenstellingen, het licht heeft uitgespeeld, het donker is het consigne geworden, duisternis moet de aarde dekken. Het legendaire Hammerfest moet nu ons voorbeeld worden. Verduistering plegen wordt nu onze voorloopige levenstaak. Maar wij moeten 't nog leeren, wij zgn er niet aan gewoon. Op alle manieren tracht men ons tegemoet te komen, ver duisteringsgordijnen, verduisterings lampen. In vroeger eeuwen ging tegen het nachtelgk uur de nachtwacht door de straten met zjjn waarschuwenden roep „dooft vuur en licht." Straks als 't winter wordt, zal 't tegen uur reeds als een gebod gel den den domper op ons licht te zet ten. Het probleem wordt gecompliceerd geen avondlichte étalages meer, geen lichtuitstralende café's geen trams meer door de straten als doozen vol lichtende gezelligheid, geen avond kerken meer. Stad en straat zonder eenige ver lichting om den laten voetgangers den weg naar huis te wijzen. Het woord „nachtbraker" wordt definitief uit ons woordenboek geschrapt. Het geval zal niet zonder gevaren zijn. Reeds nu lezen wij bfj herhaling van mecschen, die bij de heerscbeode duisternis te water zgn geraakt en jammerlijk verdronken, en nog dezer dagen hoorden wg vaa een oud moe dertje te Amsterdam, dat tegenovar de politie klaagde dat ze haar wo niet meer kon terugvinden. Wie nu voorlaan een beetje laat naar huis komt, zal de verdenklDg op zich laden, dat bg met zijn sleu tel, het slotgat van zgo huisdeur niet meer kan vinden, ook al heeft hij met ziju lippee geen glaasje beroerd. Er zullen ernstige voorzorgsmaat regelen getroffen moeten worden om dezen winter bij een totale verduis tering den kortsten weg naar huls te vinden. En hier deDken wij aan een reis, die wfl dertig jaar geleden door Spanje maakten, en waar wij toen tot onze verrassing hebben kennis gemaakt met het zeker primitieve maar zeer practlsche stelsel van den zoogenaamden „Sereno", den nacht wacht van de straat, dien wg toen zelfs nog aantroffen in een wereld stad als Madrid. Een van mijn aardigste reiserva- ringen. Overdag waren wjj overbezet met overal onze reisindrukken op te doen van land en volk, eerst de late avond en de nacht konden worden benut om op onze stille hotelkamer onze ervaringen op papier te stellen en onze copie te verzorgen, die zoo spoedig mogelgk te posteD. Maar 't was nacht, en daar buiten een groote onbekende stad. Maar Madrid had voor een zeld zaam nachtelijke „service" gezorgd. De copie gereed, stapte Ik op het balcon van mijn hotelkamer, klapte ln het nachtelijk duister een paar maal in m'n handen, en riep met luider stem... Sereno! Onmiddellijk maakte zich uit het donker een waakzame figuur los. Een partriarchale vertrouwensman met een soort van staf in z'n hand, aan welk hout allerlei bosjes sleu tels rammelden, de Sereno van de straat, die alle sleutels van de buurt in zijn vertrouwd bezit had. Ilc wenkte met den brief, dat ik naar buiten wilde. De man ontsloot onmiddellijk de poorten van het hotel wachtte me hoffelijk beneden op en vroeg wat er van mijn verlangen was. Ik beduidde hem dat ik naar het hoofdpostkantoor wilde, maar den weg niet kende. Beleefd bood bij mij zgn arm, bracht mij de straat uit, waar hij aan het eind weer een an deren Sereno van de volgende straat aanriep, en mij zorgzaam overhevelde. Zoo van den eenen Sereno in de ar men van den ander bereikte ik langs den kortsten weg het postkantoor, en maakte op gelijke manier den nachtelijken tocht weer veilig naar mijn hotel terug. Ik weet niet of in het huidig Ma drid dit Sereno-systeem nog bestaat, maar 't leek mij voor den vreem deling en toerist een zeer practisch stelsel: Maar ook door de Madrilee- nen werd 't in die dagen zeer bijzon Welnu, vaarwelIndien ik in m'n vaderland terugkeer, zal ik uwe ouders gaan bezoeken en hun zeggen, dat het u gemakkelijk was mij te volgen, maar dat de moed u ontbrak... Vaarwel I Ik ging tot aan de deur. Doch voor niets ter wereld had ik mijn vriend verlaten, ik wil hem alleen verschrikt maken. Mijn list gelukte. De korporaal riep mij terug. Kom. zegde hij, verleen mij nog eenige oogenblikken; het vuur is een oprechte heelmeester. Het sluit mijne wonden en welhaast zal ik in staat zijn de reis te hernemen Ik antwoordde niet, maar trok mijn vriend stil achteruit, verbond zijn won den, deed hem de schoenen en jas aantrekken en duwde hem voor mij weg. Hij zag nog eens om naar het flik kerende vuur, n;iar zijn warme plaats, welke door een andere vluchteling werd ingenomen en naar al die onge lukkigen, die zich besluiteloos tegen elkaar gesloten hielden. Toen wij buiten kwamen was het pikdonker De wind scheen een weinig bedaard, maar het sneeuwde nog altijd voort Ik nam hem bij den arm en trok hem zachtjes vooruit De weg was be zaaid met lijken, affuiten van kanonnen of wielen van bagagewagens. Meer dan eens stronkelden wij over die hin derpalen en vielen met het gezicht tn de sneeuw, hetgeen ons geweldig deed lijden, daar onze wonden zich opnieuw openden. Twee uren later bevonden wij ons in 't midden van een dorp. Voor de eerste 1 maal ook gingen wij een aalmoes vragen aan Russen, het is te zeggen j aan hardnekkige en bloeddorstige vij- j anden. De korporaal stelde mij voor te wachten tot 's anderendaags om ergens aan te kloppen. Het was nu toch zoo laat en donker; in den klaren dag was er meer kans eene vrouw of kind aan 1 der geapprlceerd. De Sereno van de straat had de huissleutels van al de woningen van zgn kwartier, en ver leende overal de eerste hulp bij voor komende ongevallen. Hg kende alle bewoners van zgn buurt, en voor 't geval dat een nach telijk heerschap na een zware avond wat onzeker naar huis kwam toege schoten; den man zijn arm aanbood, vöor hem de deur ontsloot, de trap op leidde en hem desüoods boven dien moederlijk in bed legde en toe dekte. De nachtelijke Sereno van Madrid, Zou zóó iets dergelgks ook voor ons niet een welkome en practische oplossing zgn in de zorgelgke dagen, die ons in den komenden winter me- zijn algeheele verduistering te wacht ten staan Een waakzame Sereno in elke straat, die gedurende den nacht en de duisternis een oogje in te zeil houdt en ons bij alle voorkomende gevallen hulp en bgstand biedt. Wjj behoeven dan slechts van den eenen Sereno aan den anderen worden'over- géleverd om veilig en wel thuis te komen. Mij dunkt, het materiaal ligt al voor de hand, want als ik nu 's och tends de deur uitga, ontmoet ik al tijd de mannen van den ordedienst, die gedurende den nacht de wacht hebben gehouden bij de openbare schuilkelders. Deze zouden wij kun nen promoveeren tot de Sereno's van onze straat, die desnoods door de bewoners van de buurt onderling zouden kunnen worden bekostigd, Orde en veiligheid zjjn daarmee ver zekerd. En zoo kan de nieuwen tijd ook van den ouden weer iets leeren. te treffen; aldus zouden wij geen gevaar Ioopen in handen te vallen van die wraakzuchtige boeren, die zich zoo onmenschelijk toonden ten opzichte der soldaten van het groote leger. Daarin gaf ik mijn vriend gelijk en wij zochten een schuur of stal om er den nacht door te brengen. We kwamen aan een soort wagen huis, waar veel stroo en hooi lag. We stapten er binnen en stootten tegen een hoop wortelen, die daar nog niet lang konden liggen, want zij waren niet bevroren. Wij namen er elk een en kropen dan diep in het hooi. Goed smaakten ons de sappige wortelen, we wenschten elkaar goeden nacht, zegden een klein gebed en sliepen in. De zachte warmte deed ons onge looflijk goed en we sliepen lang zon der te ontwaken. Dit was ons in lang niet gebeurd Toen ik 's morgens opstond, zag ik., dat de korporaal nog niet volkomen uitgerust was. Ik liet hem liggen en zag omzichtig rond. In de nabijheid onzer schuilplaats stonden een twaalftal kleine huisjes alle omringd met een kleinen hof, Die woningen zagen er armoedig uit en wij moesten op geen milde aalmoes rekenen- Maar we hadden zoo weinig noodig Een plaatsje bij het vuur, een stuk brood en een kom warmen drank. Wie zou dit weigereu aan twee arme gekwetsten En ik ging vooruit, aarzelend, bevend mij bereidend om voor de eerste maal mijns levens te bedelen Ik kom voor een klein huisje, dat er netter uitziet dan de andere. Esn klein kindje schreit en een zuivere zoetklinkende vrouwenstem zingt een vroolijk liedje om het wicht te paaien. Die zachte stem is de stem eener jonge moeder, wiens hart voor mede lijden vatbaar is; het zien mijner el lende zal haar ontroeren. Ze zal denken dat haar kind zich misschien ook eens in een vreemd land kunnen bevinden Felle lichten zoeken in den don keren nacht vol angstig geronk. Zg spieden, zg zuiveren, zg brengen rust en geven een veilig gevoel. Geheel duister Europa onder zoeklichten. Waarom ook geen zoeklichten in den donkeren nacht van den geest Zgn de vijanden van den geest, die bij voorkeur in duisternis werken, minder gevaarlijk? Is deze tgd niet een roep om zuivering, om inkeer, om stilte, om bezinning Is het niet hoog tijd met eeD fel zoeklicht de donkere schuilhoeken van ons men- schenhart in brutale helderheid voor ons geestesoog te halen en te over wegen, stil en ruBtig na te denken Of kennen wg geen rust meer Of vreezen wij Btilte Hebben wij het denken verleerd Is het meest men- schelgke ons vreemd geworden? In Salomon's gedachtenrgke en levenskunstvolle spreuken zien wij zoeklichten. Die zuiveren. Die te den ken geven. Salomon was een wijs man. Reeds voordat hij van God de kostbare gave der wijsheid mocht ontvangen, was hij zoo wgs er om te vragen. En zoozeer behaagde God die ontroerend schoone bede, dat Zijn antwoord was: Omdat gij dit juist gevraagd hebt en geen laDg leven voor u vroegt, of geen rijkdom voor u wenscht en niet den dood van uw vijanden hebt verlangd, maar om doorzicht hebt verzocht... zie nu zal ik doen wat gij vraagt: Ik geef u zulk een scherp en en fijngevoelig verstand als er nooit iemand vóór u in gelijke mate heeft gehad en ook na u zal er niemand Ingekomen en vertrokken personen* Van 23 tot 30 Aug. INGEKOMEN W. Hendriks, dienstb. Broekweg2 van Bergen N.H. F. van Opbergen* zonder beroep Hofstraat 11 van Weert H. Welp, boekhouder, Hofstraat 2a van Venlo H. Mulders, betonarbelder Oostrum D lc van Arcen A. v.d. Munckhof, wed. Vostermans zonder beroep, Ysselsteyn M. Jans-Beken, dienstbode, Hiept A 17a van Venlo M. Linders, dienstbode, Veulen H 21 van Wanssum H. Hesen, dienstbode, Grootestraat 17 van Meerlo C. van Hoof, dienstbode, Veltum L 75 van Maasbree J. Pennings, opzichter, Stationsw. 29 van Boxtel B. van Meijel, zonder beroep, Mer- selo M 50a van St. Oedenrode J. Linders, pater, Leunsche weg 1 van Nieuwe Niedorp A. Cox, Oostrum D 3 van Box- M. Tichelhoven, dienstbode, Sta tionsweg 55b van Arohem N. Manders, dienstbode, Veulen H 16b van Helmond C. van 't Westeinde, kloosterzuster Mersel. weg 25, van Steenbergen C. Marijnissen, idem idem van Roosendaal E. van der Putten, wed. Vermeulen Overl. weg 25 van Veldhoven I. Wolters, dienstb. Oostrum D 40 van Noordwijk A. van der Putten, verpleegster, St. Annalaan 5 van Alphen a.d. Rjjn FEITEN EN OPMERKINGEN. Laagste sterftecijfer* In een onze vorige nummers heb ben wij in deze rubriek enkele op merkingen gemaakt naar aanleiding van eeu A.N.P.-causerie, als zoude de levensstandaard in ons land ont komen die hierin aan u gelijk is". Deze wijsheid te laten spreken en te overwegen moet een weldaad, ze te laten zwijgen een misdaad zijn. Zg spreekt tot ons in kernachtige pittige spreuken, die wij vinden in het Boek der spreuken, hoofdstuk 101 2216 en 25 29. Wij stellen ons voor, deze wijsheid te laten spieden als zoeklichten op de meest ulteenloopende gebeurtenis sen en toestanden van ons dagelij k- sche leven. Deze wijsheid is geen verstandelijke wijsheid alleen, geen vernuf tige men- schelijke kennis van stof, van plan ten, dieren of menachen. Deze wijs heid is geen wetenschap. Het is veel eer een practlsche levenskunst. De kunst van geordend te leven. De kunst om ziel en lichaam samen, tot een rijpe harmonische ontwikkeling te brengen ln de schoone orde, die Godswil tusschen Hem en het schep sel en de schepselen onderling. Ieder schepsel, dus ook iedere mensch, is eeu onderdeel van die rustige stijlvolle orde. Alles en een leder heeft daar zgn plaats en zijn functie. Wie niet op zijn plaats blijft of zgn functie niet vervult, stoort die orde en brengt dus wanorde in het plan van den Goddelijken Archi tect. Er is veel wanorde. Er zgn veel slechte bouwsteenen. Salomon zal ons leeren „lapidea pretiosi edelsteen" te zgn voor den Goddelijken bouwmeester. S.L. stellend laag zijn. Nu kregen wij dezer dagen een bericht onder de oogen, dat ons pro test tegen die voorstelling Bterk komt steunen. Uit de statistiek blijkt nL dat Ne derland het land Is met het laagste sterftecijfer in Europa. Wij concludeeren daaruit dat het leven hier dan toch nog zoo kwaad niet was! En wanneer dat bereikt Is bij een zeer lagen levensstandaard dan zouden we behoudens ver betering In de laagste volksklassen adviseeren, om dat levenspeil zoo ongeveer te handhaven, als 't moge lijk is. DE IJZER-BEDEVAART. Zondag 18 Augustus was het de dag der IJzer-bedevaart naar Dix- muiden. Reeds jaren lang plachten honderd duizenden, Vlamingen en Noord- Nederlanders, naar het slagveld aan den IJzer te trekken om de dooden te herdenken en de krijgstrompet te laten schallen met het oog op de toekomst gericht. Dit jaar zullen het er echter geen honderdduizenden, wellicht slechts honderden geweest zijn, omdat het oorlogsgeweld het verkeer in België totaal ontredderd heeft. Niettemin zullen honderdduizenden in hart en gedachten de bedevaart hebben meegemaakt, omdat bij honderdduizenden in Vlaanderen één ideaal leeft: vrije baan voor den Vlaming, los van alle verdrukking door de overheerschende Fransch-spre- kende groep. Ook ls er een sterke strooming, die drijft naar een nauweren band met Noord-Nederland. En het is wel merkwaardig, dat wij er hier in Noord-Nederland zoo heel heel wei nig voor voelen. Nederland leefde wel gevoed, heel tevreden en gezapig, erg-voldaan over zijn positie, zijn rustig leventje verder tot 10 Mei 1940.... Zgn wij thans ontwaakt, of ont wakende Zeker is dat de benauwe nis velen uit een jarenlangen dompel heeft wakker geschud en misschien, dat een gelijk ideaal als het Vlaam- sche bij ons gaat levendig worden. Eén volk, één taal, één staat LUXOR-THEATER Als hoofdfilm „Artistenbloed". Een Indrukwekkend en diep ontroerend filmwerk. Generale repetitie De regisseur is aan het einde van zijn kunnen, de kassier en de directeur vliegen él- kaar ln de haren en de spelers zijn nerveus en toch neemt niemaöd dit te tragisch op. Immers, hoe slechter de generale repetitie, hoe beter de première. En werkelijk deze wordt een geweldig succes. Vooral de ge liefde revue-ster Marietta Duval valt een ware ovatie ten deel. Vele man nen zwermen om haar heen, maar Marietta ketst iedere toenadering. Ze kent de laffe complimentjes der mannen, met hun onvermijdelijke ge volgen. Marietta trouwt met Hans van Waldenau, een jongen Hollander, die sindB kort een landgoed in de buurt van Weenen betrokken heeft. Intusschen is het gezelschap, waar toe Marietta behoorde, door het ver lies van zgn grootste attractie, aan lager wal geraakt en leidt een kwij nend beBtaan in de provincie. Op een goede dag geeft het een gastvoor- stelling in een plaatsje dicht bij het landgoed van Hans en Marietta. Hans is voor een paar dagen naar Weenen en Marietta maakt van deze gelegen heid gebruik haar oude vrienden en collega's uit te noodigen. Spoedig zgn alle zorgen vergeten en een ware artlstenfuif vormt het hoogtepunt van dit onverwacht wederzien. Mid den in de feestroes verschijnt plot seling... Hans Een scène volgt, Marietta verlaat Hans en sluit zich aan bij 't revue gezelschap. En hiermee zou de ge schiedenis kunnen eindigen, indien het hart Diet meesprak, het hart, dat niet leven kan van roem en eer alleeD, maar dat boven alles liefde noodig heeft. Wg kunnen deze film eeniedér warm aanbevelen en uit liefde voor dit kind zal zij mij bijstaan - Maar toch aarzel ik nog. Zoo die vrouw eens schrok en om hulp riep Dan zou baar echtgenoot en de buren misschien ter hulp snellen om mij te mishandelen, misschien ter dood te brengen Ik verdrijf die pijnlijke gedachte en klop stillekens of beter, ik krab aan de deur, als een verschrikte hond, die een strenge straf verwacht. De vrouw heeft mij gehoord. Ze staat op, zingt niet meer en nadert de deur. Ik bid stillekens en smeek den Hemel om genade; ik heb moeite om tranen te weerhouden en koude zweetdroppels parelen op mijn voorhoofd. De deur wordt geopend. Nooit heeft Raphaël schooner Maria beeld geschilderd dan die schoone jonge moeder, wiens overvloedige blonde haarlokken, groote blauwe oogen, roode lippen en blozende wangen mijn be wondering verwekken. En hoe lief is het kleine lachende engeltje welk zij op den arm houdt en nu tegen hare borst drukt als wilde zij het beschermen. Maar welk tijgerhart in dit prachtige lichaam. Nauwelijks heb ik den tijd gehad smeekend mijne handen samen te voegen en om een stukje brood te bidden, of Ik krijg een vuistslag in het j volle aangezicht en tuimel achterover j op de straat, terwijl de vrouw met geweld de deur toeslaat en luidkeels om hulp schreeuwt. Een tiental boeren kwamen buiten gesprongen; ziende met wien zij te doen hadden, keerden zij terug in hun woningen en kwamen weldra weder jte voorschijn met stokken en bijlen ge- wapend. Van mijne eerste verslagenheid be komen, begon ik te loopen en riep zoo hard ik kon om den korporaal te ver wittigen. Deze, in plaats van zich weg te stoppen, verliet zijn schuilplaats. Hij was bleek als een lijk en had moeite om zich voort te slepen. Vlucht, zei hij heel bedaard; gij kunt rnog loopen en zult gemakkelijk het woud bereiken waar die lafaards u niet zullen vervolgen! En onbeschroomd, de armen op de borst gekruist, de oogen fier op mijn vervolgers gevestigd, stelde hij zich in 't midden van den weg als wilde hij de moordenaars uitdagen. Ik heb meer dan eenen dapperen held op het slagveld bewonderd; ik heb den Keizer gezien, die zonder den mins ten schrik bij een batterij bleef staan waar de kanonballen overvlogen; ik heb Murat, den schoonen ruiter gezien, die zijn kloekmoedige soldaten aanvoerde bij die bloedigo doch schitterende aan vallen waarover iedere Franschman fier is... Maar nooit heb ik iemand rechtzin niger bewonderd dan dien zieken, ge kwetsten, krachtsloozen soldaat die aan een bende barbaren liet zien hoe een dappere sterft. De boeren bleven bes'uiteloos staan: hoe laf zij ook waren, men mishandelt men mishandelt niet gaarne iemand die zich niet verdedigt. Doch die aarzeling duurde niet lang. De woestaards ver weten ons de vernieling van Moskou en een hagelbui van stokslagen viel ons op het lijf. Ik weerde eerst zoo goed mogelijk de slagen af. dan liet ik mij vailen en trok mij ineen gelijk een egel, de han den over mijn hoofd gekruist. De wraak zuchtige menigte was verwoed omdat ik zoo woinig leed. De vrouwen vooral huilden van woede en razernij, stamp ten mij op den buik, op het hart, in het aangezicht, overal waar zij mij tref fen konden en rolden mij been en weder door sneeuw en slijk. Dit wreede spel scheen de heksen zeer te behagen; zij klapten in de han den telkens als een behendig toege brachte slag mij eenen smartkreet ont rukte. De korporaal leed minder dan ik; bij den eersten slag die hem door eenen grooten wreedaard werd toegebracht, viel hij in bezwijming of misschien wel dood. Zijn moordenaar, het hoofd der bende, mijnen vriend ten gronde ziende, kwam zegevierend op mij aangeloopen. Dit spel kon niet lang duren. Daar ik hardnekkig weigerde te gaan staan, deed een boer, die met een bijl gewa pend was, mijne aanvallers achteruit gaan Hij hief zijn wapen omhoog, als wilde hij mij den schedel klieven. Ik sloot mijn oogen en beval mijne ziel aan God. Maar het ondier had den tijd niet mij te dooden; een vrouw hield zijn arm tegen. Zij had waarschijnlijk een middel gevonden om mij reden te doen ver staan, want een luidruchtige toejuiching weerklonk. De vrouw verwijderde zich al loo- pende. Wat ging zij doen Ongetwijfeld ging ik veel te lijden hebben, want men gunde mij een weinig rust als om mij adem te laten scheppen en mijn krachten te verzamelen voor nieuwe pijnigingen. En ik lag daar in het slijk, verblind door het bloed welk over mijn aange zicht stroomde, ik dacht nu heeft de goede God mij vergeten, anders zou hij mij ter hulp komen en mij uit de han den van die barbaren redden. Hos zonderling zijn toch 's menschen hart en geest 1 Alles zegde mij dat mijn laatste uur gekomen was, en tochühoopte ik nog eenmaal mijn vaderland weer te zien. Eeii geheime stem scheen mij te zeggen dat mijne moeder wel voor mij bad en dat de Hemel hare smee kingen zou verhooren. Ik verweet mij mijne vertwfifeling en bad vurig den Heer en zijne heilige Moeder. Maar wat zie ik Zou het mogelijk zijn dat de haat aan een vrouw, aan een moeder misschien, zoo'n wreede gedachte kan ingeven (Wordt vervolgd)

Peel en Maas | 1940 | | pagina 5