TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS FEUILLETON. Met Napoleon naar Rusland en ferug. Ons weekpraatje. Zaterdag 27|Juli 1940 Eenden Zestigste Jaargang No 30 Wat moet mijn jongen worden? NU HIJ VAN SCHOOL KOMT. DOORLEEREN OF AAN HET WERK? „Uit Slavernij in Vrijheid" is een boek, dat circa 40 jaar gele den geschreven werd en aan de herlezing waarvan ik thans nog eens een paar zwoele Juliavonden heb besteed. De auteur van het werk was Dr. Booker J. Was hington, een bevrijde negerslaaf uit de Zuidelijke Staten van Ame rika. De dokterstitel was hem „honorus causa" toegekend aan de Universiteit van Harvard. Laat ik den lezer iets meer van dezen Dr. Booker J. Washing ton vertellen. Zijn moeder was een slavin en hij zelf was dus eveneens mèt zijn broertje en halfzuster eigendom van zijn moe ders meester. Vader onbekend waarschijnlijk, zoo verhaalt deze Washington in zijn autobiografie, een blanke van een naburige plan tage. Natuurlijk had hij een ellen dige jeugd; als kind moest hij mede de velden bewerken en met het gezin huizen in een vies kot zonder vensters, zonder normaal meubilair; hij ging slechts ge kleed in een hemd. In de zestiger jaten van de vorige eeuw werden de slaven bevrijd. Ze droomden van een gouden toekomst, van welke ze geer voorstelling hadden. Om zich zelf duidelijk te maken, dat ze nu werkelijk „vrij" waren, trokken de meesten ook de schrijver, over wien we 't hebben en die toen nog maar een knaap was bij hun oude meesters weg. Zonder iets, ze waren on geletterd, hadden geen eigendom en kenden geen vak. Washing ton deze naam koos de „vrije" jongen zich zelf kwam als kind in een mijn terecht, waar hij 14 uren per dag werkte. Heel het negervolk wilde lee- ren. En waarom Als ze maar iets leerden, zoo meenden deze menschen, dan hoefden ze niet meer te werken. Arbeid waren ze als een straf gaan zien. Voor het werk hadden de blanken hun voorouders uit Afrika gehaald en werden de kinderen verhandeld. De zwarte kinderen mochten niet naar school en kregen dus geen onderwijs. De blanke kinderen gingen wel ter school enwerden dan „meesters" of ambtenaren. De slaven concludeerden: de arbeid is voor degenen, die niet geleerd hebben; arbeid is de straf der ongeletterdheid. In ver band met een en ander schreef Washington o.m. in zijn boek: „Op mijn uitstapje ontmoette ik een ouden kleurling, een van de talrijke predikers der plaats, die mij uit de ervaring van Adam in den Hof van Eden trachtte te bewijzen, dat Ood Lotgevallen van een Belgischen soldaat. 11. Twee van top tot teen gewapende Russen sprongen binnen, vielen de ongelukkige jongelingen aan en hadden er weldra twee gedood De korporaal, ziende dat er hier geen verdediging mogelijk was, sprong buiten en was aan de snelheid van zijn vlucht het behoud van zijn leven verschuldigd. Wij vonden onze vrienden dood in 't midden van een groote bloedplas. Wanneer zij bemerkte, hoe dit gezicht ons verbitterde, dacht de oude waar schijnlijk dat haar laatste uur gekomen was. Doch wij deden haar geen leed, maar bonden ze goed vast aan een zware kast die in een hoek der keuken stond. Dan gingen wij op zoek naar levens middelen. Weldra hadden wij brood, spek en een klein zakje meel ontdekt. Meer konden wij voor dat oogenblik niet wenschen; ook stelde ik voor on middellijk terug te keeren naar het woud. Nu eerst bemerkten wij, dat de oude soldaat de huiszoeking niet had bijge woond. Na hem vruchteloos geroepen te hebben, gingen wij zonder hem ver trekken, toen hij eensklaps te voor schijn kwam; hij had een haan en twee hennen, die hij den nek had omge draaid. Wij wenschten hem geluk met zijn behendigheid, maar hij antwoordde bits Laat al die lottuitingen maar daar, wij hebben iets anders te verrichten. allen arbeid had vervloekt en dat 't daarom voor een mensch zonde was om te werken. Om die rede voerde de man ook zoo weinig mogelijk uit. Hij scheen destijds zalig gelukkig, omdat hij, zooals hij het uit drukte, een heele week lang zonder zonde (lees: zonder ar beid) kon leven." Washington verhaalt voorts van groote negeropstar.den, welke voortkwamen uit den eisch der vrijgelaten slaven, dat men ze in de gelegenheid zou stellen om... Latijn en Grieksch zou de vrij gelatenen voor allen handenarbeid behoeden. Washington zelf had ook lust tot studie, maar bij hem kwam die niet uit luiheid en arbeids- schuwheid voort. Hij werkte ont zich met het geld, dat hij sparen kon, ontwikkeling te verschaffen. Later bezocht hij de kweekschool te Hampton, waar hij zijn kost en leergeld ook weer zelf ver diende door arbeid in zijn vrijen tijd. Na enkele jaren stichtte hij een school te Tuskegee waar hij de jonge mannen en meisjes opleid de (ex-slaven) die later op hun beurt de negervolksscholen zou den leiden. Zijn werk groeide op machtige wijze uit: de stichting telde ten slotte 44 gebouwen en 1000 leer lingen. AI de jaren door stelde hij zijn discipelen tot eisch, dat ze niet enkel theoretisch kennis wilde vergaren, maar ook een handwerkersvak wilden leeren, waartoe ze op de stichting de gelegenheid bekwamen. Er was daar dan ook een groo te plantage, veehouderij, schrijn werkerij, steenbakkerij, enz. enz. Maar het heeft hem heel wat gekost om het zóóver te brengen. De ouders waren er aanvankelijk niet van gediend: daarom om toch hun handen te moeten vuil maken lieten zij hun kinderen niet leeren. En de leerlingen zelf hadden eveneens vele bezwaren. B.v. zoo zegt Booker, vonden velen, dat het ....ontginnen van grond niet strookte met hun waardigheid. Om hen over dit bezwaar heen te helpen, nam ik eiken dag na schooltijd, mijn bijl, en ging met hen naar het bosch. Toen zij zagen, dat ik niet tegen werk opzag, en er mij ook niet voor schaamde, begonnen zij mij met méér lust te helpen." in hun latere leven dankten de meesten meer aan de kennis van eenig handwerk, dat ze vakkun dig hadden leeren beoefenen en dat een bron van bestaan voor hen werd, dan aan de school- sche geleerdheid, welke ze had den opgedaan. Heb ik, na aldus het een en ander uit het boek van Booker J. Washington te hebben verhaald, eigenlijk nog wel veel te zeggen Daareven heb ik in de verte een tien tal kozakken gezien, die een bende krijgsgevangenen voor zich uitdrijven. Binnen een half uur zullen zij hier zijn. Toen de twee lijken onzer gezellen en de gebonden vrouw ziende, ging hij voort: Die drie getuigen zullen onmid dellijk moeten verdwijnen. Hoe zullen wij dit doen vroeg ik. We zuilen ze in 't mest begraven. En die vrouw Die moet ook uit de voeten. Daartegen verzet ik mij op de stelligste wijze, riep ik kwaad. Dan zoudt gij willen, mauwde de oude mij toe, dat de kozakken van die oude tooverheks vernemen, wat wij hier verricht hebben I Wee ons, indien wij in dit geval in hunne handen vallen. Wat er ook moge gebeuren, ant woordde ik, 't ware een lafhartigheid een weerlooze vrouw te vermoorden. De oude beet in zijn knevelbaard en stampte van woede. Wij verliezen vruchteloos onzen kostbaren tijd, zeide hijlaat ons zoo spoedig mogelijk onze makkers begra ven dat vier mannen de twee lijken der Russen hier brengen... De sneeuw zal het laatste spoor van onze worste ling doen verdwijnen. En dit hier vroeg ik, de bloed vlekken toonende welke rond de lijken onzer vrienden den harden vloer be dekten. Wij zullen de hoeve in brand steken. En wat doen wij met de oude Wij zullen ze meenemen naar 't woud. daar gij toch niet wilt, dat zij sterve. Dit antwoord bevredigde mij Terwijl drie onzer een graf maakten in het mest, liep ik met de drie anderen naar de vlakke plaats om de Russen weg te halen. Men oordeele over mijn droefheid en woede, toen ik, terugkomende, de oude vrouw onder in den put zag liggen. De oude soldaat had haar den klop gekloven, om zich aldus te ver in verband met het onderwerp, dat ik in den kop van dit artikel vastlegde Enkele decennia geleden was er ook ten onzent een kreet, een schreeuw om gelegenheid voor méér, voor hooger onderwijs voor arbeiderskinderen. Had een talentvol arbeiderskind niet het recht om zijn gaven te doen rijpen ten behoeve der gemeen schap Inderdaad 1 Maar welk gebruik is er gemaakt van de gelegen heid, die voor vrijwel alle kinde ren werd opengesteld om hooger onderwijs te volgen? De meeste menschen hebben een stille schaamte voor den edelen en nuttigen handenarbeid en dit, gepaard aan de macht om de kinderen „wat beters" te laten worden in de maatschappij, heeft de middelbare en hoogere scholen een overbevolking bezorgd, welke de arbeidsmarkt totaal heeft ont wricht. Hoogere studies kunnen slechts uitzonderlijk begaafden ten nutte strekken. Al die dui zenden middelmatig en nog min der begaafden, die thans met diploma's in hun zak loopen, beteekenen evenveel gevallen van een bedorven jeugd door geestelijke kwelling en een hope- looze toekomst. Deze slachtoffers voelen zich achteraf te goed voor handenarbeid en de maatschappij acht ze geestelijk te onbeteeke- nend voor een verantwoordelijke betrekking in een intellectueel beroep. We gaan een toekomst tege moet, waarin de standsverschillen zullen worden vervaagd en eer lijke arbeid, vooral handenarbeid, hel hooge aanzien zal genieten, dat dezen toekomt. Daarom zouden we willen radenals uw jongen, die straks van school komt, uitzonderlijk begaafd is een oordeel, dat op verklaringen van deskundigen dient te steur.en Iaat hem dan verder studeeren, als de jongen zich daartoe geroepen acht. Maar geef den jongens anders de ge legenheid om zich theoretisch en practisch te bekwamen in een handwerkersvak. Dan verzekert ge het best zijn toekomst en zijn maatschappelijk aanzien. Md. LANGZAAM MAAR ZEKER Per omnibusbrik of landauer. Oude liefde roest niet. Tegenwoordig pas ik, voor wat verkeeraverhoudingen en dergelijke aangelegenheden betreft, weer vol komen in het kader van den nieuwen tijd. Ik zeg „weer", want inderdaad ben ik er verscheidene jaren hope loos „uit" geweest. Ik kon me niet vereenigen met het overdreven gejakker over onze wegen, de haast van 80 en meer kilometer leek me een bespotting van de waarde van het leven. Zulke bezwaren werden echter oudeiwetsche ideeën geheeten; de moderne tijd stelde nu eenmaal de speciale snelheldselschen, zoo heette het. Tijd was geld voor duizenden zakenmenschen; „tijd", gerekend naar minuten en seconden. Was dat alles niet véél inbeelding? Wanneer de jakkerende zakenman met een 100 K.M.-vaart tegen een boom botste, dan was het voor hem met allen tijd op dit ondermaansche gedaan en.... de zaken behielden als regel hun ouden gang. De opvolger van den overledene ging op zijn beurt aan het jakkeren en soms was het einde van dien opvolger niet anders dan dat van zijn voorganger. Hadden ze de zaken van meet af aan kalmpjes met zijn tweeën op geknapt, dan zou dat èn voor zijD bedrijf èn voor hun eigen welzijn heel Wat beter zijn geweest. De oorlog heeft ineens zjjn rem gezet op de groote snelheden bij het verkeer en nu blijkt, dat het zoo in kalme vaart ook heel goed voor mekaar komt. De benzine- paarde-krachten staan op stal en de bedrijven worden geleid door mannen, die zich per eigen trapkracht voort bewegen of, over grootere afstanden, gebruik maken van trein of bus, welker dienstregeling op het „featina lente" (haast u langzaam) is inge steld. De baa3 is thans tot bezinning gekomen en heeft gelegenheid ge kregen om te bedenken, dat hij óók maar een mensch is. Hij is zich bewust geworden, dat de wereld en de menschheld niet zijn geschapen om voor zijn overdreven elschen en snelheidsgeweld uiteen te stuiven. Hij heeft zijn plaats hernomen onder de andere schepselen en ziet het voor het oogenblik althans in, dat we met z'n allen een beetje voor elkaar hooren in te schikken, opdat we „er" in het leven allemaal komen kunnen. De jakkerende groote zakenman van weleer is nu „een onzer" en hij heeft onder ons mooie ontdekkingen gedaan. Hij leert karakters en deug den van anderen kennen, ook dezer nooden en behoeften. Hij begint te beseffen, wat hij vroeger alles om- vergestormd heeft in het leven van die anderen, terwijl hij met niets ontziende vaart slechts zijn eigen doel en zijn eigen belang tegemoet reed. Hij deelt zijn taak en werk nu met eenigen dezer anderen en hij ziet, dat het zóó best gaat, niet minder voor hem dan weleer en beter voor zijn medemenschen. De kalme verkeersgang van het heden voert tot nog meerdere ont dekkingen. De jakkeraar hervond tijd en gelegenheid voor veel, wat geen direct verband houdt met zijn zakenleven; hij hervond de intimiteit van het gezin, hij heeft weer de vreugde van vriendschappen herwon nen, smaakt het geluk van kleine genoegens en herkreeg het gewicht op- en de liefde tot de natuur terug. De wereld is zoo mooi, als het uitzicht niet door nevelen van stof wordt belemmerd. En de meDschheid is zoo interessant, als men zich de gelegenheid gunt om haar te leeren kennen. Met een zucht van blijheid wordt dat ingezien door velen van hen, die hun motor-paardekrachten gedwon gen op stal moesten zetten. En niet weinigen vervallen thans in een an der uiterste: ze geraken in bewon dering van de traagheid; ze stappen nu voort in het leven en ze stappen langzaam, opdat geen meter schoon heid hun meer ontgaan zal langs den weg, waarvan ze vroeger slechts de metersbreedte in beton konden waarnemen. In de hoofstad staan dezer dagen soms velen in de rij om zich een beurt te verzekeren voor een ritje per diligence van de Amsterdamsche Rijtulgmaatschappij naar ,,'t Kalfje" zekeren, zegde hij, dat zij ons niet zou verraden. Wat gij daar gedaan hebt, zei ik, is een schanddaad. Laat zulke lafhar tige wraaknemingen aan de wilden, aan de Roodhuiden... - Laat mij eens gerust, sprak de oude, wij hebben nu wel den tijd ons teergevoelig te toonenDenkt gij nu misschien, dat die verwenschte toover heks ons gespaard zou hebben, indien zij de gelegenheid had gevonden ons naar de eeuwigheid te zenden? Ik wilde antwoorden, maar al de soldaten verklaarden zich bereid, om zelfs met geweld, den moordenaar der oude vrouw te verdedigen. Welke wreede zaak is toch de oor log De hofstede werd in brand gestoken. Een groote hoop mest bedekte dra de lijken en de sneeuw, die met zoo- veel geweld viel, dat men geen tien stappen ver zag, deed in eenige mi nuten de zonderlinge grafsteden ver dwijnen, waar vrienden en vijanden den slaap der dooden sliepen. Ik bad een kort gebed voor deziele- rust van al die ongelukkigen, en ik volgde mijn gezellen, die allen, de kor poraal uitgezonderd, vlakaf verklaarden dat zij mij niet meer zouden gehoor zamen. Met moeite stapten wij vooruit. De sneeuw verblindde ons en de wind dwong ons het hoofd te buigen. Het zou mij onmogelijk zijn te zeggen wat leden, voor wij een dennenwoud be reikten. Ook waren wij zeer verheugd, toen wij ons onder de beschermende boomtakken bevonden. Terwijl wij den sneeuw afschudden die aan onze kleeren kleefde en onze versleten schoenen met koorden en lappen vastbonden, hoorden wij eens klaps de losbranding van verschillende geweren. - Onze vrienden worden aangeval len, riep ik, snellen wij hen ter hulp. - Het zijn de Kozakken, die hen verrast hebben, sprak de oude en wij zijn niet talrijk genoeg om den strijd I te wagen en bovendien, wij zouden toch te laat komen. - Wat denkt u dan te doen vroeg ik, roo^ van kwaadheid. - Dat we een andere weg moeten volgen, antwoordde de oude bedaard. In onzen toestand moet men zooveel mogelijk voor eigen behoud zorgen. - Ja, elk voor zich 1 riep een oude kanonnier, die met buiten beladen zijn de, weinig genegen scheen om met anderen te deelen. - Zoudt gij zoo lafhartig zijn, zei ik vrienden te verlaten, die van niemand, tenzij van ons hunne redding verwach ten - Snelt hen ter hulp, indien gij zulks begeert, grolde de oude; wat mij betreft, ik doe het niet. Ik zou gaarne mijn vaderland terugzien en daarom zal ik altijd zorgvuldig vermijden, met de Kozakken in aanraking te komen. - Welnu, riep ik woedend uit, gij verdient niet de kleuren eener edel moedige natie te dragen... Kom, zei ik tot den korporaal, laat ons doen zien, dat wij nog niet lafhartig zijn I - Gij beleedigt mij schreeuwde de oude, zijn sabel trekkend. - Ik zeg u niets dan de waarheid, gij zijt een harteloos mensch. En op mijn beurt sloeg ik de hand aan mijn degen Onze gezellen weerhielden ons. Wij waren kwaad genoeg om een ongeluk te doen en in alle andere omstandig, heden zou de oude een goede les ont vangen hebben, want weinig soldaten waren mij baas in de schermkunst Maar ik dacht aan mijn vrienden, mijn nicht en haar kind, die misschien op hetzelfde oogenblik door de Kozakken vermoord werden en de schelm, die mij gedurig bleef uitdagen, ontging zijn welverdiende straf. Wat ellende I Wij, die zoo groot noodig hadden, elkaar bij te staan, verdeelden ons in twee groepen. Alleen de korporaal volgde mij, terwijl de anderen een tegenovergestelden weg insloegen. Wij hoorden geen geweervuur meer. In Soestdflk is een garagehouder wiens wagenpark o.m. bestaat uit een omnibusbrik, een landauer en een reiswagen, dezer dagen moest hij constateeren, dat er meer vraag is naar deze voertuigen dan naar zijn taxi's met rijvergunning Men keert steeds tot zijn eerste liefde en liefhebberijen terug Voor al, als de tweede liefde ons laat zitten... En dat heeft de motorduivelln ge daan ten aanzien van haar vroegere liefjes en geliefden, toen zij de ver- keer3jakkeraars in den steek liet om met een listig lachje den arm te nemen van Mars. DIXI. GEEN AALMOEZEN» Ter inlossing van een eereschuld» We hebben onlangs in een artikeltje gewezen op den plicht van den Nederlandschen Staat om op een behoorlijke wijze te zorgen voor de nagelaten betrekkingen van hen, die in den oorlog zijn gesneuveld of zoodanig gewond of verminkt, dat zij niet meer in het onderhoud van zich zelf of hun gezin kunnen voor zien. Geen fooi of aalmoes, maar recht, schreven wij toen. Herman Kramer wijst op deze eereschuld in een gevoelig gedichtje in De Tijd, dat wij hier laten volgen Nu de dood op 't grimmig slagveld Talloos velen nedersloeg En de krgg aan zooveel mannen 't Offsr van hun leven vroeg, Nu dat offer fier gebracht werd Met de wapens in de hand Zonder klagen, zonder morren, Want het was voor 't Vaderland, Nu zoo vele plaatsen leeg zijn Aan den hul3elijken disch, Wijl de zoon, de man, de vader Voor zijn volk gevallen is, Nu zoovele levens voortaan Slechts met droefheid zijn vervuld, Nu moet Neerland wèl beseffen Hier ontstond een eereschuld Wat die helden voor ons gaven Kan onmogelijk vergoed Maar geëlscht moet dan toch worden Dat men 't mogelijke doet. Hier een fooi, een aalmoes geven Is een gruwelijke schand', Hier ontstonden heil'ge rechten, Duseen eereschuld voor 't land Niet voor comlté's of bonden, Ook al meent men 't nóg zoo goed, Hier moet d' overheid voor zorgen, Of 't ook moeilijk is, het moet Al, wat dezen menschen lief was, Ligt voor ons nu in het graf, Neerland, scheep de nabestaanden Nu niet met een aalmoes af! Vergadering zuivel fabriek „H. Maria" Oostrum. Zondag 21 Juli hielden de leden der Stoomzuivelfabriek „H. Maria" te Oostrum hunne jaarvergadering. De nog altijd even krasse Heer Lltjens uit Wanssum hield als Voor zitter een korte inleiding, waarin hij de aanwezigen een hartelijk wel kom toeroept. Spreker merkte op, dat door de bezetting van ons land de omstan digheden voor onze veehouderij en zuivelbereiding zeer radicaal gewij zigd zijn. Een belangrijk gedeelte van ons afzetgebied is afgesneden. Onze geheele over zee export van onze zuivelproducten staat sedert 10 Mei stop. Voor vele bedrijven, die geheel of grootendeels op dien export zijn ingesteld, beteekent dit een groote moeilijkheid, vooral voor fabrieken van gecondenseerde melk, De worsteling in het woud was dus ten einde, doch wie had de zegepraal behaald Twintig maal was ik op het punt mijn buit weg te werpen om harder te kunnen loopen, maar die levensmid delen waren ons van de grootste waarde en ik liep immer voort, onder den zwaren last gebogen en met het angstzweet op het voorhoofd. De korporaal was schier buiten adem en toch sprak hij mij moed in. Moed had ik echter genoeg en op dat oogenblik had ik voor geen geheel regiment dragonders achteruit gegaan. Wij gaan altijd vooruit, wel opletten de, dat wii de goede richting houden, wat lastig' is. Toch naderen wij de legerplaats, dit zagen wij aan een ver- kenningsteeken. En nog altijd diezelfde stilte Maar waarom al die onrust De Kozakken, die dieven en plun deraars, reizen dikwijls in zeer kleine afdeeüngen... Misschien werden zij door onze vrienden overwonnen. Dit gaf mij nieuwen moed. Eenige stappen nog en wij zien de onzen terug. Nu opgepast en de wapens klaar. Ik heb nog een tiental kardoezen en de korporaal ook, wij zetten den vinger aan den trekker en sluipen vooruit. Wij zijn aan de legerplaats gekomen waar alles stil en doodsch is. O Hemel I Wat zie ik IBij 't vuur ligt mijn arme nicht zielloos uitgestrekt met haar vermoorde kindje in de ar men. Dezelfde lanssteek heeft moeder en dochter doorboord. Vijf halfnaakte lijken bewijzen, dat de Kozakken volgens gewoonte gemoord en geroofd hebben.... Doch aan mijn nicht en de kleine Maria heeft men niets ontnomen. Ik wierp mij plat ter aarde bij de lijken en stortte overvloedig tranen, God smeekende, dat hij een einde zou stel len aan mijn bitter lijden. De duisternis begon de aarde te bedekken, toen de korporaal er in slaagde mij uit mijn pijnlijke mijmering te trekken. Sergeant, riep hij, wij mogen hier daar deze geheel op export is bere kend, terwijl bovendien dit artikel noch in de thans bereikbare landen noch in het binnenland gangbaar is. Ook onze boter, kaas en melkpoeder bedrijven staan voor een nieuwe situatie, maar toch heel wat makke lijker. Deze producten vinden hun weg ln het binnenland en Dultsch- land, terwijl thans ook mogelijk Frankrijk en België spoedig aan de markt zullen komen. Ook onze veehouders zullen voor hunne bedrijven rekening moeten houden met voedselschaarste, waar door zjj niet op denzelfden voet als nu zullen kunnen voortgaan. Men hoort immers al, dat vooral onzen varkens- en klppenstapel belangrijk zal moeten worden ingekrompen, daar deze dieren grootere graaneters zgn dan rundvee. Al deze problemen zullen in het najaar in sterke mate de aandacht vragen, daar we nu al weten dat er voor Februari geen krachtvoer beschikbaar gesteld zal worden. Spreker wekt dan ook gaarne allen op om met groote aandacht te luis teren naar den Heer Peters, als hg straks eene lezing zal houden ové'r het actueele onderwerp „Voederen bg voedselschaarste." Een warm applaus steeg uit de vergadering op toen de nog met jeugdig vuur gehouden inleiding van den ouden Voorzitter geëindigd was. Hierna deed Directeur Lemmens voorlezing van de notulen der vorige vergadering, welke onveranderd werden goedgekeurd, waarna hij aan de hand van het rapport der Inspectie de winst- en verliesrekening met balans over 1939 behandelde, waar aan we ontleenen Aangevoerde melk 2983031 Kg. met een gem. vetgehalte van 3.49 pet. Tot boter verwerkt 2924611 Kg. melk, waaruit geproduceerd werd 1177301/., Kg. boter, zoodat voor 1 Kg. noodig was 24,84 Kg. melk. De boter bracht op f 166404 25. Aan de leden werd uitbetaald f 143547.44 of f 4.81 per 100 Kg. melk. De on kosten bedroegen f 1.01 per 100 Kg. melk. De balans sloot met een reserve van f 19163.16. De Z. E. Heer Pastoor las hierna het rapport voor van den Raad van Toezicht, adviseerende tot goedkeu ring der juist uitgebrachte becgfe- ring, waartoe de vergadering onder applaus besloot. Het aftredende bestuurslid, de heer W. Arts Merselo en het aftre dende lid van den Raad van Toezicht, den heer Th. Peters, werden bij acclamatie herbenoemd. Na mede namens den heer Arts dank gebracht te hebben voor de herbenoeming, hield de heer Peters een interessante en leerzame causerie over voedermethodes bg voedsel- schaarschte. Spreker wees op het nut van voersilo's en besprak diverse metbodes van voerinkuilen en ried allen aan gebruik te maken van den hiervoor lngestelden voorlichtings dienst, wat zeker schade voorkomen zal. Hierna deed de Directeur nog enkele mededeellngen waarna de Voorzitter de vergadering met den Christeljjken groet sloot. Kostelooze rijwielmerken» De Ontvanger der Directe Belas tingen en Accijnzen te Venray maakt bekend, dat op de navolgende dagen des avonds van 6—8 uur te zijnen kantore gelegenheid bestaat tot het aanvragen van kostelooze rgwiel- merken, 29 Juli en 1 Aug. voor perso nen wonende Venray-dorp en wjjk H, Marktberichten. VENLO. Op de Coöp. Veiling ver eeniging van Maandag was de aan voer 2 252.000 eieren Kippeneieren van f3.00 tot f 4.60 Kleine eieren van f 0.00 tot f 0.00 Eendeneieren van f 0.tot f 0. ROERMOND. Op de Coöp. Veiling vereniging van Maandag was de aanvoer 5 850.000 eieren. Kippeneieren van f 3.30 tot f 4.20 Eendeneieren van f 2.50 tot f 3. niet langer blijven. De Kozakken zullen terugkeeren en het is ons onmogelijk hun te weerstaan. Laat ze maar komen 1 riep ik wanhopend uit; hoe vroeger zij mij vermoorden, hoe grooteren dienst zij mij zullen bewijzen Och 1 zuchtte de goede jongeling, het is toch zoo wreed te sterven ver van zijn vaderland, te midden van dit sombere woud, waar raven en wolven onze lijken zouden verslinden. - Wat wilt gij vroeg ik; heden of morgen, is het niet beter al strijdende te bezwijken, dan langzaam weg te kwijnen, gelijk zoovele onzer gezellen wiens lijken wij langs onzen weg zagen liggen - Maar wie weet, sergeant, of wij het geluk niet zullen hebben het leger te achterhalen en wij kans zien ons vaderland te bereiken. Het vaderland.... de ouderlijke woning, de vrienden. Die gedachte trekt zoete tranen uit mijn oogen... Neen ik wil niet sterven, ik wil leven; al moest ik nog zooveel lijden, ik wil mijn vaderland terugzien. Wij graven een put, waarin wij de lijken van mijn nicht en de lieve kleine Maria neerleggen. Op dit nederige graf planten wij een kruisken, wij bidden voor de overledenen en zetten onzen weg voort... X. MIJN REISGEZEL. Buiten het bosch gekomen, bevinden wij ons voor een onmetelijke vlakte, die geheel met sneeuw is bedekt. De wind wordt geweldiger dan ooit en drijft groote grijze wolken vooruit, die ons met nieuwe sneeuwvlagen bedreigen. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1940 | | pagina 5