TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
FEUILLETON.
Met Napoleon naar
Rusland en ferug.
Ons weekpraatje.
Zaterdag 27|Juli 1940
Eenden Zestigste Jaargang No 30
Wat moet mijn
jongen worden?
NU HIJ VAN SCHOOL
KOMT.
DOORLEEREN OF AAN
HET WERK?
„Uit Slavernij in Vrijheid" is
een boek, dat circa 40 jaar gele
den geschreven werd en aan de
herlezing waarvan ik thans nog
eens een paar zwoele Juliavonden
heb besteed. De auteur van het
werk was Dr. Booker J. Was
hington, een bevrijde negerslaaf
uit de Zuidelijke Staten van Ame
rika. De dokterstitel was hem
„honorus causa" toegekend aan
de Universiteit van Harvard.
Laat ik den lezer iets meer
van dezen Dr. Booker J. Washing
ton vertellen. Zijn moeder was
een slavin en hij zelf was dus
eveneens mèt zijn broertje en
halfzuster eigendom van zijn moe
ders meester. Vader onbekend
waarschijnlijk, zoo verhaalt deze
Washington in zijn autobiografie,
een blanke van een naburige plan
tage. Natuurlijk had hij een ellen
dige jeugd; als kind moest hij
mede de velden bewerken en met
het gezin huizen in een vies kot
zonder vensters, zonder normaal
meubilair; hij ging slechts ge
kleed in een hemd.
In de zestiger jaten van de
vorige eeuw werden de slaven
bevrijd. Ze droomden van een
gouden toekomst, van welke ze
geer voorstelling hadden. Om
zich zelf duidelijk te maken, dat
ze nu werkelijk „vrij" waren,
trokken de meesten ook de
schrijver, over wien we 't hebben
en die toen nog maar een knaap
was bij hun oude meesters
weg. Zonder iets, ze waren on
geletterd, hadden geen eigendom
en kenden geen vak. Washing
ton deze naam koos de „vrije"
jongen zich zelf kwam als
kind in een mijn terecht, waar
hij 14 uren per dag werkte.
Heel het negervolk wilde lee-
ren. En waarom Als ze maar
iets leerden, zoo meenden deze
menschen, dan hoefden ze niet
meer te werken. Arbeid waren ze
als een straf gaan zien. Voor het
werk hadden de blanken hun
voorouders uit Afrika gehaald en
werden de kinderen verhandeld.
De zwarte kinderen mochten niet
naar school en kregen dus geen
onderwijs. De blanke kinderen
gingen wel ter school enwerden
dan „meesters" of ambtenaren.
De slaven concludeerden: de
arbeid is voor degenen, die niet
geleerd hebben; arbeid is de
straf der ongeletterdheid. In ver
band met een en ander schreef
Washington o.m. in zijn boek:
„Op mijn uitstapje ontmoette
ik een ouden kleurling, een van
de talrijke predikers der plaats,
die mij uit de ervaring van
Adam in den Hof van Eden
trachtte te bewijzen, dat Ood
Lotgevallen van een
Belgischen soldaat.
11.
Twee van top tot teen gewapende
Russen sprongen binnen, vielen de
ongelukkige jongelingen aan en hadden
er weldra twee gedood
De korporaal, ziende dat er hier
geen verdediging mogelijk was, sprong
buiten en was aan de snelheid van
zijn vlucht het behoud van zijn leven
verschuldigd.
Wij vonden onze vrienden dood in
't midden van een groote bloedplas.
Wanneer zij bemerkte, hoe dit gezicht
ons verbitterde, dacht de oude waar
schijnlijk dat haar laatste uur gekomen
was. Doch wij deden haar geen leed,
maar bonden ze goed vast aan een
zware kast die in een hoek der keuken
stond.
Dan gingen wij op zoek naar levens
middelen. Weldra hadden wij brood,
spek en een klein zakje meel ontdekt.
Meer konden wij voor dat oogenblik
niet wenschen; ook stelde ik voor on
middellijk terug te keeren naar het
woud.
Nu eerst bemerkten wij, dat de oude
soldaat de huiszoeking niet had bijge
woond. Na hem vruchteloos geroepen
te hebben, gingen wij zonder hem ver
trekken, toen hij eensklaps te voor
schijn kwam; hij had een haan en twee
hennen, die hij den nek had omge
draaid. Wij wenschten hem geluk met
zijn behendigheid, maar hij antwoordde
bits
Laat al die lottuitingen maar daar,
wij hebben iets anders te verrichten.
allen arbeid had vervloekt en
dat 't daarom voor een mensch
zonde was om te werken. Om
die rede voerde de man ook
zoo weinig mogelijk uit. Hij
scheen destijds zalig gelukkig,
omdat hij, zooals hij het uit
drukte, een heele week lang
zonder zonde (lees: zonder ar
beid) kon leven."
Washington verhaalt voorts van
groote negeropstar.den, welke
voortkwamen uit den eisch der
vrijgelaten slaven, dat men ze in
de gelegenheid zou stellen om...
Latijn en Grieksch zou de vrij
gelatenen voor allen handenarbeid
behoeden.
Washington zelf had ook lust
tot studie, maar bij hem kwam
die niet uit luiheid en arbeids-
schuwheid voort. Hij werkte ont
zich met het geld, dat hij sparen
kon, ontwikkeling te verschaffen.
Later bezocht hij de kweekschool
te Hampton, waar hij zijn kost
en leergeld ook weer zelf ver
diende door arbeid in zijn vrijen
tijd.
Na enkele jaren stichtte hij een
school te Tuskegee waar hij de
jonge mannen en meisjes opleid
de (ex-slaven) die later op hun
beurt de negervolksscholen zou
den leiden.
Zijn werk groeide op machtige
wijze uit: de stichting telde ten
slotte 44 gebouwen en 1000 leer
lingen. AI de jaren door stelde
hij zijn discipelen tot eisch, dat
ze niet enkel theoretisch kennis
wilde vergaren, maar ook een
handwerkersvak wilden leeren,
waartoe ze op de stichting de
gelegenheid bekwamen.
Er was daar dan ook een groo
te plantage, veehouderij, schrijn
werkerij, steenbakkerij, enz. enz.
Maar het heeft hem heel wat
gekost om het zóóver te brengen.
De ouders waren er aanvankelijk
niet van gediend: daarom om
toch hun handen te moeten vuil
maken lieten zij hun kinderen
niet leeren. En de leerlingen zelf
hadden eveneens vele bezwaren.
B.v. zoo zegt Booker, vonden
velen, dat het
....ontginnen van grond niet
strookte met hun waardigheid.
Om hen over dit bezwaar heen
te helpen, nam ik eiken dag
na schooltijd, mijn bijl, en ging
met hen naar het bosch. Toen
zij zagen, dat ik niet tegen
werk opzag, en er mij ook niet
voor schaamde, begonnen zij
mij met méér lust te helpen."
in hun latere leven dankten de
meesten meer aan de kennis van
eenig handwerk, dat ze vakkun
dig hadden leeren beoefenen en
dat een bron van bestaan voor
hen werd, dan aan de school-
sche geleerdheid, welke ze had
den opgedaan.
Heb ik, na aldus het een en
ander uit het boek van Booker
J. Washington te hebben verhaald,
eigenlijk nog wel veel te zeggen
Daareven heb ik in de verte een tien
tal kozakken gezien, die een bende
krijgsgevangenen voor zich uitdrijven.
Binnen een half uur zullen zij hier zijn.
Toen de twee lijken onzer gezellen
en de gebonden vrouw ziende, ging hij
voort:
Die drie getuigen zullen onmid
dellijk moeten verdwijnen.
Hoe zullen wij dit doen vroeg ik.
We zuilen ze in 't mest begraven.
En die vrouw
Die moet ook uit de voeten.
Daartegen verzet ik mij op de
stelligste wijze, riep ik kwaad.
Dan zoudt gij willen, mauwde de
oude mij toe, dat de kozakken van die
oude tooverheks vernemen, wat wij
hier verricht hebben I Wee ons, indien
wij in dit geval in hunne handen vallen.
Wat er ook moge gebeuren, ant
woordde ik, 't ware een lafhartigheid
een weerlooze vrouw te vermoorden.
De oude beet in zijn knevelbaard en
stampte van woede.
Wij verliezen vruchteloos onzen
kostbaren tijd, zeide hijlaat ons zoo
spoedig mogelijk onze makkers begra
ven dat vier mannen de twee lijken
der Russen hier brengen... De sneeuw
zal het laatste spoor van onze worste
ling doen verdwijnen.
En dit hier vroeg ik, de bloed
vlekken toonende welke rond de lijken
onzer vrienden den harden vloer be
dekten.
Wij zullen de hoeve in brand
steken.
En wat doen wij met de oude
Wij zullen ze meenemen naar 't
woud. daar gij toch niet wilt, dat zij
sterve.
Dit antwoord bevredigde mij Terwijl
drie onzer een graf maakten in het
mest, liep ik met de drie anderen naar
de vlakke plaats om de Russen weg
te halen.
Men oordeele over mijn droefheid en
woede, toen ik, terugkomende, de
oude vrouw onder in den put zag
liggen. De oude soldaat had haar den
klop gekloven, om zich aldus te ver
in verband met het onderwerp,
dat ik in den kop van dit artikel
vastlegde
Enkele decennia geleden was
er ook ten onzent een kreet, een
schreeuw om gelegenheid voor
méér, voor hooger onderwijs
voor arbeiderskinderen. Had een
talentvol arbeiderskind niet het
recht om zijn gaven te doen
rijpen ten behoeve der gemeen
schap
Inderdaad 1 Maar welk gebruik
is er gemaakt van de gelegen
heid, die voor vrijwel alle kinde
ren werd opengesteld om hooger
onderwijs te volgen? De meeste
menschen hebben een stille
schaamte voor den edelen en
nuttigen handenarbeid en dit,
gepaard aan de macht om de
kinderen „wat beters" te laten
worden in de maatschappij, heeft
de middelbare en hoogere scholen
een overbevolking bezorgd, welke
de arbeidsmarkt totaal heeft ont
wricht. Hoogere studies kunnen
slechts uitzonderlijk begaafden
ten nutte strekken. Al die dui
zenden middelmatig en nog min
der begaafden, die thans met
diploma's in hun zak loopen,
beteekenen evenveel gevallen
van een bedorven jeugd door
geestelijke kwelling en een hope-
looze toekomst. Deze slachtoffers
voelen zich achteraf te goed voor
handenarbeid en de maatschappij
acht ze geestelijk te onbeteeke-
nend voor een verantwoordelijke
betrekking in een intellectueel
beroep.
We gaan een toekomst tege
moet, waarin de standsverschillen
zullen worden vervaagd en eer
lijke arbeid, vooral handenarbeid,
hel hooge aanzien zal genieten,
dat dezen toekomt.
Daarom zouden we willen
radenals uw jongen, die straks
van school komt, uitzonderlijk
begaafd is een oordeel, dat
op verklaringen van deskundigen
dient te steur.en Iaat hem dan
verder studeeren, als de jongen
zich daartoe geroepen acht. Maar
geef den jongens anders de ge
legenheid om zich theoretisch en
practisch te bekwamen in een
handwerkersvak.
Dan verzekert ge het best zijn
toekomst en zijn maatschappelijk
aanzien.
Md.
LANGZAAM MAAR ZEKER
Per omnibusbrik
of landauer.
Oude liefde roest niet.
Tegenwoordig pas ik, voor wat
verkeeraverhoudingen en dergelijke
aangelegenheden betreft, weer vol
komen in het kader van den nieuwen
tijd. Ik zeg „weer", want inderdaad
ben ik er verscheidene jaren hope
loos „uit" geweest.
Ik kon me niet vereenigen met
het overdreven gejakker over onze
wegen, de haast van 80 en meer
kilometer leek me een bespotting
van de waarde van het leven.
Zulke bezwaren werden echter
oudeiwetsche ideeën geheeten; de
moderne tijd stelde nu eenmaal de
speciale snelheldselschen, zoo heette
het. Tijd was geld voor duizenden
zakenmenschen; „tijd", gerekend naar
minuten en seconden.
Was dat alles niet véél inbeelding?
Wanneer de jakkerende zakenman
met een 100 K.M.-vaart tegen een
boom botste, dan was het voor hem
met allen tijd op dit ondermaansche
gedaan en.... de zaken behielden als
regel hun ouden gang. De opvolger
van den overledene ging op zijn
beurt aan het jakkeren en soms was
het einde van dien opvolger niet
anders dan dat van zijn voorganger.
Hadden ze de zaken van meet af
aan kalmpjes met zijn tweeën op
geknapt, dan zou dat èn voor zijD
bedrijf èn voor hun eigen welzijn
heel Wat beter zijn geweest.
De oorlog heeft ineens zjjn rem
gezet op de groote snelheden bij het
verkeer en nu blijkt, dat het zoo
in kalme vaart ook heel goed
voor mekaar komt. De benzine-
paarde-krachten staan op stal en de
bedrijven worden geleid door mannen,
die zich per eigen trapkracht voort
bewegen of, over grootere afstanden,
gebruik maken van trein of bus,
welker dienstregeling op het „featina
lente" (haast u langzaam) is inge
steld.
De baa3 is thans tot bezinning
gekomen en heeft gelegenheid ge
kregen om te bedenken, dat hij óók
maar een mensch is. Hij is zich
bewust geworden, dat de wereld en
de menschheld niet zijn geschapen
om voor zijn overdreven elschen en
snelheidsgeweld uiteen te stuiven.
Hij heeft zijn plaats hernomen onder
de andere schepselen en ziet het
voor het oogenblik althans in,
dat we met z'n allen een beetje voor
elkaar hooren in te schikken, opdat
we „er" in het leven allemaal komen
kunnen.
De jakkerende groote zakenman
van weleer is nu „een onzer" en hij
heeft onder ons mooie ontdekkingen
gedaan. Hij leert karakters en deug
den van anderen kennen, ook dezer
nooden en behoeften. Hij begint te
beseffen, wat hij vroeger alles om-
vergestormd heeft in het leven van
die anderen, terwijl hij met niets
ontziende vaart slechts zijn eigen
doel en zijn eigen belang tegemoet
reed.
Hij deelt zijn taak en werk nu
met eenigen dezer anderen en hij
ziet, dat het zóó best gaat, niet
minder voor hem dan weleer en
beter voor zijn medemenschen.
De kalme verkeersgang van het
heden voert tot nog meerdere ont
dekkingen. De jakkeraar hervond
tijd en gelegenheid voor veel, wat
geen direct verband houdt met zijn
zakenleven; hij hervond de intimiteit
van het gezin, hij heeft weer de
vreugde van vriendschappen herwon
nen, smaakt het geluk van kleine
genoegens en herkreeg het gewicht
op- en de liefde tot de natuur terug.
De wereld is zoo mooi, als het
uitzicht niet door nevelen van stof
wordt belemmerd. En de meDschheid
is zoo interessant, als men zich de
gelegenheid gunt om haar te leeren
kennen.
Met een zucht van blijheid wordt
dat ingezien door velen van hen, die
hun motor-paardekrachten gedwon
gen op stal moesten zetten. En niet
weinigen vervallen thans in een an
der uiterste: ze geraken in bewon
dering van de traagheid; ze stappen
nu voort in het leven en ze stappen
langzaam, opdat geen meter schoon
heid hun meer ontgaan zal langs
den weg, waarvan ze vroeger slechts
de metersbreedte in beton konden
waarnemen.
In de hoofstad staan dezer dagen
soms velen in de rij om zich een
beurt te verzekeren voor een ritje
per diligence van de Amsterdamsche
Rijtulgmaatschappij naar ,,'t Kalfje"
zekeren, zegde hij, dat zij ons niet zou
verraden.
Wat gij daar gedaan hebt, zei ik,
is een schanddaad. Laat zulke lafhar
tige wraaknemingen aan de wilden,
aan de Roodhuiden...
- Laat mij eens gerust, sprak de
oude, wij hebben nu wel den tijd ons
teergevoelig te toonenDenkt gij nu
misschien, dat die verwenschte toover
heks ons gespaard zou hebben, indien
zij de gelegenheid had gevonden ons
naar de eeuwigheid te zenden?
Ik wilde antwoorden, maar al de
soldaten verklaarden zich bereid, om
zelfs met geweld, den moordenaar der
oude vrouw te verdedigen.
Welke wreede zaak is toch de oor
log
De hofstede werd in brand gestoken.
Een groote hoop mest bedekte dra
de lijken en de sneeuw, die met zoo-
veel geweld viel, dat men geen tien
stappen ver zag, deed in eenige mi
nuten de zonderlinge grafsteden ver
dwijnen, waar vrienden en vijanden den
slaap der dooden sliepen.
Ik bad een kort gebed voor deziele-
rust van al die ongelukkigen, en ik
volgde mijn gezellen, die allen, de kor
poraal uitgezonderd, vlakaf verklaarden
dat zij mij niet meer zouden gehoor
zamen.
Met moeite stapten wij vooruit. De
sneeuw verblindde ons en de wind
dwong ons het hoofd te buigen. Het
zou mij onmogelijk zijn te zeggen wat
leden, voor wij een dennenwoud be
reikten. Ook waren wij zeer verheugd,
toen wij ons onder de beschermende
boomtakken bevonden.
Terwijl wij den sneeuw afschudden
die aan onze kleeren kleefde en onze
versleten schoenen met koorden en
lappen vastbonden, hoorden wij eens
klaps de losbranding van verschillende
geweren.
- Onze vrienden worden aangeval
len, riep ik, snellen wij hen ter hulp.
- Het zijn de Kozakken, die hen
verrast hebben, sprak de oude en wij
zijn niet talrijk genoeg om den strijd I
te wagen en bovendien, wij zouden
toch te laat komen.
- Wat denkt u dan te doen vroeg
ik, roo^ van kwaadheid.
- Dat we een andere weg moeten
volgen, antwoordde de oude bedaard.
In onzen toestand moet men zooveel
mogelijk voor eigen behoud zorgen.
- Ja, elk voor zich 1 riep een oude
kanonnier, die met buiten beladen zijn
de, weinig genegen scheen om met
anderen te deelen.
- Zoudt gij zoo lafhartig zijn, zei ik
vrienden te verlaten, die van niemand,
tenzij van ons hunne redding verwach
ten
- Snelt hen ter hulp, indien gij
zulks begeert, grolde de oude; wat mij
betreft, ik doe het niet. Ik zou gaarne
mijn vaderland terugzien en daarom zal
ik altijd zorgvuldig vermijden, met de
Kozakken in aanraking te komen.
- Welnu, riep ik woedend uit, gij
verdient niet de kleuren eener edel
moedige natie te dragen... Kom, zei ik
tot den korporaal, laat ons doen zien,
dat wij nog niet lafhartig zijn I
- Gij beleedigt mij schreeuwde de
oude, zijn sabel trekkend.
- Ik zeg u niets dan de waarheid,
gij zijt een harteloos mensch.
En op mijn beurt sloeg ik de hand
aan mijn degen
Onze gezellen weerhielden ons. Wij
waren kwaad genoeg om een ongeluk
te doen en in alle andere omstandig,
heden zou de oude een goede les ont
vangen hebben, want weinig soldaten
waren mij baas in de schermkunst
Maar ik dacht aan mijn vrienden, mijn
nicht en haar kind, die misschien op
hetzelfde oogenblik door de Kozakken
vermoord werden en de schelm, die
mij gedurig bleef uitdagen, ontging
zijn welverdiende straf.
Wat ellende I
Wij, die zoo groot noodig hadden,
elkaar bij te staan, verdeelden ons in
twee groepen. Alleen de korporaal
volgde mij, terwijl de anderen een
tegenovergestelden weg insloegen.
Wij hoorden geen geweervuur meer.
In Soestdflk is een garagehouder
wiens wagenpark o.m. bestaat uit
een omnibusbrik, een landauer en
een reiswagen, dezer dagen moest
hij constateeren, dat er meer vraag
is naar deze voertuigen dan naar
zijn taxi's met rijvergunning
Men keert steeds tot zijn eerste
liefde en liefhebberijen terug Voor
al, als de tweede liefde ons laat
zitten...
En dat heeft de motorduivelln ge
daan ten aanzien van haar vroegere
liefjes en geliefden, toen zij de ver-
keer3jakkeraars in den steek liet om
met een listig lachje den arm te
nemen van Mars.
DIXI.
GEEN AALMOEZEN»
Ter inlossing van een
eereschuld»
We hebben onlangs in een artikeltje
gewezen op den plicht van den
Nederlandschen Staat om op een
behoorlijke wijze te zorgen voor de
nagelaten betrekkingen van hen, die
in den oorlog zijn gesneuveld of
zoodanig gewond of verminkt, dat
zij niet meer in het onderhoud van
zich zelf of hun gezin kunnen voor
zien. Geen fooi of aalmoes, maar
recht, schreven wij toen.
Herman Kramer wijst op deze
eereschuld in een gevoelig gedichtje
in De Tijd, dat wij hier laten volgen
Nu de dood op 't grimmig slagveld
Talloos velen nedersloeg
En de krgg aan zooveel mannen
't Offsr van hun leven vroeg,
Nu dat offer fier gebracht werd
Met de wapens in de hand
Zonder klagen, zonder morren,
Want het was voor 't Vaderland,
Nu zoo vele plaatsen leeg zijn
Aan den hul3elijken disch,
Wijl de zoon, de man, de vader
Voor zijn volk gevallen is,
Nu zoovele levens voortaan
Slechts met droefheid zijn vervuld,
Nu moet Neerland wèl beseffen
Hier ontstond een eereschuld
Wat die helden voor ons gaven
Kan onmogelijk vergoed
Maar geëlscht moet dan toch worden
Dat men 't mogelijke doet.
Hier een fooi, een aalmoes geven
Is een gruwelijke schand',
Hier ontstonden heil'ge rechten,
Duseen eereschuld voor 't land
Niet voor comlté's of bonden,
Ook al meent men 't nóg zoo goed,
Hier moet d' overheid voor zorgen,
Of 't ook moeilijk is, het moet
Al, wat dezen menschen lief was,
Ligt voor ons nu in het graf,
Neerland, scheep de nabestaanden
Nu niet met een aalmoes af!
Vergadering zuivel
fabriek „H. Maria"
Oostrum.
Zondag 21 Juli hielden de leden
der Stoomzuivelfabriek „H. Maria"
te Oostrum hunne jaarvergadering.
De nog altijd even krasse Heer
Lltjens uit Wanssum hield als Voor
zitter een korte inleiding, waarin
hij de aanwezigen een hartelijk wel
kom toeroept.
Spreker merkte op, dat door de
bezetting van ons land de omstan
digheden voor onze veehouderij en
zuivelbereiding zeer radicaal gewij
zigd zijn. Een belangrijk gedeelte
van ons afzetgebied is afgesneden.
Onze geheele over zee export van
onze zuivelproducten staat sedert
10 Mei stop. Voor vele bedrijven, die
geheel of grootendeels op dien export
zijn ingesteld, beteekent dit een
groote moeilijkheid, vooral voor
fabrieken van gecondenseerde melk,
De worsteling in het woud was dus
ten einde, doch wie had de zegepraal
behaald
Twintig maal was ik op het punt
mijn buit weg te werpen om harder te
kunnen loopen, maar die levensmid
delen waren ons van de grootste
waarde en ik liep immer voort, onder
den zwaren last gebogen en met het
angstzweet op het voorhoofd.
De korporaal was schier buiten
adem en toch sprak hij mij moed in.
Moed had ik echter genoeg en op
dat oogenblik had ik voor geen geheel
regiment dragonders achteruit gegaan.
Wij gaan altijd vooruit, wel opletten
de, dat wii de goede richting houden,
wat lastig' is. Toch naderen wij de
legerplaats, dit zagen wij aan een ver-
kenningsteeken.
En nog altijd diezelfde stilte
Maar waarom al die onrust
De Kozakken, die dieven en plun
deraars, reizen dikwijls in zeer kleine
afdeeüngen... Misschien werden zij
door onze vrienden overwonnen. Dit
gaf mij nieuwen moed. Eenige stappen
nog en wij zien de onzen terug.
Nu opgepast en de wapens klaar.
Ik heb nog een tiental kardoezen en
de korporaal ook, wij zetten den vinger
aan den trekker en sluipen vooruit.
Wij zijn aan de legerplaats gekomen
waar alles stil en doodsch is.
O Hemel I Wat zie ik IBij 't vuur
ligt mijn arme nicht zielloos uitgestrekt
met haar vermoorde kindje in de ar
men. Dezelfde lanssteek heeft moeder
en dochter doorboord.
Vijf halfnaakte lijken bewijzen, dat de
Kozakken volgens gewoonte gemoord
en geroofd hebben....
Doch aan mijn nicht en de kleine
Maria heeft men niets ontnomen. Ik
wierp mij plat ter aarde bij de lijken
en stortte overvloedig tranen, God
smeekende, dat hij een einde zou stel
len aan mijn bitter lijden. De duisternis
begon de aarde te bedekken, toen de
korporaal er in slaagde mij uit mijn
pijnlijke mijmering te trekken.
Sergeant, riep hij, wij mogen hier
daar deze geheel op export is bere
kend, terwijl bovendien dit artikel
noch in de thans bereikbare landen
noch in het binnenland gangbaar is.
Ook onze boter, kaas en melkpoeder
bedrijven staan voor een nieuwe
situatie, maar toch heel wat makke
lijker. Deze producten vinden hun
weg ln het binnenland en Dultsch-
land, terwijl thans ook mogelijk
Frankrijk en België spoedig aan de
markt zullen komen.
Ook onze veehouders zullen voor
hunne bedrijven rekening moeten
houden met voedselschaarste, waar
door zjj niet op denzelfden voet als
nu zullen kunnen voortgaan. Men
hoort immers al, dat vooral onzen
varkens- en klppenstapel belangrijk
zal moeten worden ingekrompen,
daar deze dieren grootere graaneters
zgn dan rundvee.
Al deze problemen zullen in het
najaar in sterke mate de aandacht
vragen, daar we nu al weten dat
er voor Februari geen krachtvoer
beschikbaar gesteld zal worden.
Spreker wekt dan ook gaarne allen
op om met groote aandacht te luis
teren naar den Heer Peters, als hg
straks eene lezing zal houden ové'r
het actueele onderwerp „Voederen
bg voedselschaarste."
Een warm applaus steeg uit de
vergadering op toen de nog met
jeugdig vuur gehouden inleiding van
den ouden Voorzitter geëindigd was.
Hierna deed Directeur Lemmens
voorlezing van de notulen der vorige
vergadering, welke onveranderd
werden goedgekeurd, waarna hij aan
de hand van het rapport der Inspectie
de winst- en verliesrekening met
balans over 1939 behandelde, waar
aan we ontleenen
Aangevoerde melk 2983031 Kg. met
een gem. vetgehalte van 3.49 pet.
Tot boter verwerkt 2924611 Kg.
melk, waaruit geproduceerd werd
1177301/., Kg. boter, zoodat voor
1 Kg. noodig was 24,84 Kg. melk.
De boter bracht op f 166404 25. Aan
de leden werd uitbetaald f 143547.44
of f 4.81 per 100 Kg. melk. De on
kosten bedroegen f 1.01 per 100 Kg.
melk. De balans sloot met een
reserve van f 19163.16.
De Z. E. Heer Pastoor las hierna
het rapport voor van den Raad van
Toezicht, adviseerende tot goedkeu
ring der juist uitgebrachte becgfe-
ring, waartoe de vergadering onder
applaus besloot.
Het aftredende bestuurslid, de
heer W. Arts Merselo en het aftre
dende lid van den Raad van Toezicht,
den heer Th. Peters, werden bij
acclamatie herbenoemd.
Na mede namens den heer Arts
dank gebracht te hebben voor de
herbenoeming, hield de heer Peters
een interessante en leerzame causerie
over voedermethodes bg voedsel-
schaarschte. Spreker wees op het
nut van voersilo's en besprak diverse
metbodes van voerinkuilen en ried
allen aan gebruik te maken van den
hiervoor lngestelden voorlichtings
dienst, wat zeker schade voorkomen
zal.
Hierna deed de Directeur nog
enkele mededeellngen waarna de
Voorzitter de vergadering met den
Christeljjken groet sloot.
Kostelooze rijwielmerken»
De Ontvanger der Directe Belas
tingen en Accijnzen te Venray maakt
bekend, dat op de navolgende dagen
des avonds van 6—8 uur te zijnen
kantore gelegenheid bestaat tot het
aanvragen van kostelooze rgwiel-
merken, 29 Juli en 1 Aug. voor perso
nen wonende Venray-dorp en wjjk H,
Marktberichten.
VENLO. Op de Coöp. Veiling ver
eeniging van Maandag was de aan
voer 2 252.000 eieren
Kippeneieren van f3.00 tot f 4.60
Kleine eieren van f 0.00 tot f 0.00
Eendeneieren van f 0.tot f 0.
ROERMOND. Op de Coöp. Veiling
vereniging van Maandag was de
aanvoer 5 850.000 eieren.
Kippeneieren van f 3.30 tot f 4.20
Eendeneieren van f 2.50 tot f 3.
niet langer blijven. De Kozakken zullen
terugkeeren en het is ons onmogelijk
hun te weerstaan.
Laat ze maar komen 1 riep ik
wanhopend uit; hoe vroeger zij mij
vermoorden, hoe grooteren dienst zij
mij zullen bewijzen
Och 1 zuchtte de goede jongeling,
het is toch zoo wreed te sterven ver
van zijn vaderland, te midden van dit
sombere woud, waar raven en wolven
onze lijken zouden verslinden.
- Wat wilt gij vroeg ik; heden of
morgen, is het niet beter al strijdende
te bezwijken, dan langzaam weg te
kwijnen, gelijk zoovele onzer gezellen
wiens lijken wij langs onzen weg zagen
liggen
- Maar wie weet, sergeant, of wij
het geluk niet zullen hebben het leger
te achterhalen en wij kans zien ons
vaderland te bereiken.
Het vaderland.... de ouderlijke woning,
de vrienden.
Die gedachte trekt zoete tranen uit
mijn oogen... Neen ik wil niet sterven,
ik wil leven; al moest ik nog zooveel
lijden, ik wil mijn vaderland terugzien.
Wij graven een put, waarin wij de
lijken van mijn nicht en de lieve kleine
Maria neerleggen. Op dit nederige graf
planten wij een kruisken, wij bidden
voor de overledenen en zetten onzen
weg voort...
X.
MIJN REISGEZEL.
Buiten het bosch gekomen, bevinden
wij ons voor een onmetelijke vlakte, die
geheel met sneeuw is bedekt. De wind
wordt geweldiger dan ooit en drijft
groote grijze wolken vooruit, die ons
met nieuwe sneeuwvlagen bedreigen.
Wordt vervolgd.