Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. Alleen Boter is boter „VENRAY" boter Het ski-ongeluk van Albert Richter. Ons weekpraatje. Binnenland. Provinciaal Nieuws Zaterdag 20 Januari 1940 Een en Zestigste'Jaargang No 3 PEEL EN MAAS ADVERTENTIEPRIJS 1—8 regels 60 ct per regel 71/, ct. Bij contract groote reductie Uitgave FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY Telefoon 51 Giro 150652 Abonnementsprijs per kwartaalvoor Venray 65 ct bulten Venray 75 ct. Afz. nummers 5 ct is zeer fijne boter Hoe staat het bij onze Ooster buren met de persoonlijke rechtsverzekerdheid Niet al onze lezers zullen vol doende thuis zijn in de sport wereld om de namen te kennen van alle grootheden, welke haar beheerschen. Daarom zij hier iets gezegd omtrent Albert Richter. Deze was de grootste renner van onzen tijd. Olympisch kampioen in den sprint, meen ik en wereldkampioen. De beste Ne- derlandsche wielrenners hebben herhaaldelijk maar met weinig succes den strijd met hem aan gebonden. Albert Richter is thans dood. Omgekomen, zoo heette het in de eerste berichten daaromtrent uit Duitschland, bij een ski-on geluk in de bergen. Maar geleidelijk begonnen er praatjes te loopen, dat de doods oorzaak een andere zou zijn ge weest en dat het verscheiden van Albert Richter in verband zou staan met een of ander ver grijp tegen de „nieuwe Duitsche orde". Het is het orgaan van den Duitschen Wielerbond „Der Deut sche Radfahrer'dat eindelijk eenig meerder licht op de zaak heeft geworpen. Het bedoelde orgaan bericht als volgl: „Albert Richter, over wiens kwaliteiten als wielrenner hier geen woord wordt verspild, heeft bij zijn laatste reis naar Zwitser land, die een prive-aangelegen heid was, een misdaad begaan, Waarvan de Duitsche wielersport in haar geheel niet genoeg kan gruwen. Richter heeft, om het met harde woorden te zeggen, voor een Keulschen Jood - dezen keer God zij dank zonder succes getracht groote bedra gen in Marken naar Zwitserland te smokkelen. Hij heeft zich daar mede buiten de Duitsche volks gemeenschap en natuurlijk buiten de gemeenschap van de Duitsche sport gesteld. Daaruit heeft hij de eenig mogelijke consequentie getrokken en „een vrijwilligen dood gezocht. „Wij al!en"betreuren ten zeers te, dat hij, die eenmaal een der onzen was," op. deze wijze zijn vaderland, dat op dit moment met moeilijke uren te kampen heeft, verraden heeft. Zijn naam is voor immer uit onze rijen ge schrapt". Dus nu weten we precies, wal er met Richter is gebeurd Het zou watWat we weten is enkel, dat men ons eerst aan een ski-ongeluk heeft doen ge- looven en ons thans vertelt, dat Richter zelfmoord heeft gepleegd Is het waar En bestaat er inderdaad een Keulsche Jood, voor wien Richter heeft trachten te smokkelen Deze dingen zouden door een behoorlijke procesvoering geble ken kunnen zijn, maar waarom tracht men in Duitschland bij dergelijke zaken de waarheid voor te zijn door levens ontijdig af te snijden Het einde van Richter is gelijk geweest aan dat van houderden anderen in het Derde Rijk. Nu en dan wordt er door het volks gerecht te Berlijn een doodvon nis uitgesproken, maar in de gevallen, waarbij aan schuld wordt geloofd zonder dat deze kan worden bewezen, alsmede dan wanneer een proces narig heden zou blootleggen, welke de gestapo, S.S. en S.A. liever „on der ons" houden, drukl men den verdachte een revolver in de vuist en wee dengene, die er binnen de gestelde uren geen nuttig gebruik van hebben ge maakt. We herinneren voor een en ander aan de gebeurtenissen in den fatalen nacht van den 30en Juni 1934, toen ongeveer 300 persoonlijkheden van alle rich tingen, w.o. directe medewerkers van Hitier o.m. rijksminister Röhrn en Gregor Strasser, voorts een groot aantal vooraanstaande S A.- leiders, benevens vele geëxpo neerde persoonlijkheden van alle richtingen (Von Sleicher) zonder vorm van proces werden neer geschoten, wanneer ze geen ge bruik hadden gemaakt van de geboden gelegenheid om zelf moord te plegen. We herinneren ook aan de velen, die gezond naar een con centratiekamp zijn overgebracht en wier families enkele dagen later werden verrast met de toe zending van een urn met wat asch en een „overlijdensbericht". Gaan ons, Nederlanders, deze dingen aan Natuurlijk 'gaan ze ons aan in zooverre als"alies, wat 't huidige geslacht voor de historie ken merkt, ons aangaat. We kunnen het niet verhinderen, dat in de geschiedenis de vreeselijke dingen zullen worden opgeteekend, waar van we hiervoren gewaagden, maar onze eigen schande zou 't zijn, wanneer de historie óók zou vermelden: en de overige mensch- heid dier dagen gruwde niet, noch verhief zij haar stem. En ook gaan die dingen ons aan, in zooverre ze ons een po litieke leering zijn. Wat voor heil valt er te verwachten van een bestuurssysteem, dat de persoon lijke rechtsverzekerdheid uitscha kelt We herinneren aan den aan slag op Hitler in München, waar acht menschen den dood bij von den. In dolle woede gingen er redenaars en persmenschen in Duitschland te keer tegen de Britten, die dezen aanslag zouder. hebben georganiseerd en gefinan cierd. Vijf honderd duizend Mark werd uitgeloofd voor de aanwij zing van den dader, enkele dagen later werd deze som nog eens met honderdduizend verhoogd. Een poosje later vernamen we ineens, dat de dader was gear resteerd. Hij zat al tien dagen in de gevangenis alvorens een bericht een bericht over zijn arreslatie werd gelanceerd. Waarom die geheimzinnigheid? In uitzicht werd gesteld, dat hef onderzoek intensief zou wor den voortgezet en dat binnenkort opzienbarende inlichtingen zou den volgen over liet sinistere werk van den Britschen ^Gehei men Dienst. Maanden zijn er intusschen verloopenen uit.Duitschland werd nimmer met een woord nog eenige nadere melding over deze sensa- tioneele affaire. Evenmin verneemt men iets van een proces. Leeft de „dader" nog Was de aangehoudene wel de dader Waarom beijvert men zich in Duitschland ineens zóó zeer in het zwijgen over den bomaanslag, "terwijl men begon met aan te kondigen, dat er zoo veel van te zeggen zou zijn Vragen, raadselen, even onop losbaar als het mysterie van den Rijksdag-brand. Maanden geleden werden door Duitsche beambten een Neder- landsch officier, een Nederland- sche chauffeur en een paar En- gelsche onderdanen van Neder- landsch gebied weggesleurd. De Nederlanders zijn waar schijnlijk gedood, maar weten doen we het niet zeker, want tevergeefs informeerde de Neder- landsche regeering tot heden in Berlijn naar de omstandigheden. De Britten, zoo weten we enkel, leven r.og en hebben dingen ver klapt, waarvan de publieke opinie in Nederland zal opzien. Ont hullingen worden aangekondigd, „onthullingen"... Onthullingen van menschen, die door de Gestapo worden verhoord in vertrekken, van waar uit geen geluid naar buiten door dringt. Menschen, die nooit in de gelegenheid zullen komen om zich tegenover een objectief oor deelend gerechtshof te verant woorden. Gaan ons deze dingen aan Wis en zeker Md. FRANKRIJK'S ZWARTE LEGERS. Dc neger heeft innerlijke beschaving. Zal hij Europa redden Vroeger, op school, noemden we elkaar altijd met de bijnamen. Om dat ik een nogal donker uiterlijk heb, werd ik bedeeld met een naam, welke herinneringen wekt aan het Soedan gebied. Ik was er wel eens boos om, maar deze boosheid is geheel van me weggevallen, toen ik op lateren leef tijd in de gelegenheid kwam om in de buurt van Soedan wat rond te scharrelen. Ik heb met de negers en negerinnen best kunnen opschieten, d.w.z. met de zwarte negers. Er zijn ook maar niet zoozeer in Afrika blanke negers, doch over die wil ik het thans niet hebben. Negers zijn over het algemeen van een zeer goedaardig menschensoort, trouw, vriendelijk en behulpzaam. Ze liegen, dat ze zwart zien, in derdaad Maar dat doen ze óök al weer op zoo'n kinderlijke wijze, dat men ze het graag vergeeft. Ze doen het heelemaal niet geraffineerd, maar zóó, dat de fantasie er metersdik opligt. Ze zijn lui, zoo beweren ook de menschen, die niet van negers houden. En werkelijk, als een neger niet arbeidt, is hij lui. Maar als bij zich eenmaal totwerken heeft gezet, werkt.ie hard, zij het met den Fran- schen slag. Ik weet niet, of het om deze laatste eigenschap is, dat de neger zoo goed met de Franschen weet om te springen en de Franschen met de negers. Maar het een en het ander zijn feiten. De negers (in hoofdzaak de Senegaleezen) hebben in den vorigen oorlog dapper meegevochten aan Fransche zijde en ze doen het ook nu weer in „versterkte1' mate. Mandel, de Fransche minister van koloniën heeft het dezer dagen in een verklaring kenbaar gemaakt dat er het oogenblik 2 millioen ko loniale troepen gemobiliseerd zijn en dat deze 2 millioen zwarten straks zullen meehelpen om de overwinning te bevechten. In den vorigen wereldoorlog heb ben de Duitschers zich bitter be klaagd, dat onbeschaafde 2,warten op hen zijn losgelaten. De huidige Duitschers zullen dat bezwaar nog wel erger aanvoelen, want ze zijn er tot diep in hun nationaal-socialis- tiscne ziel van overtuigd, dat de menschenrassen van verschillende waarde zijn en dat het Duitsche ras tegenover Joden en negers zich laat onderscheiden als het edele goud van roestig ijzer. De Engelschen hebben niet zulke krasse theoriën, maar wèl een krasse praciijk. Een Engelschman, en méér nog een Amerikaan, die zich zijn eigen persoonlijkheid bewust is, geeft zich niet af met een neger. Daarover denkt de Franschman heel anders. Of juister gezegdhij denkt heelemaal niet over verschil len. Hij gaat met zwart en bruin om, als ware hij kleurenblind. Dat feit heeft me, zeer vaak, sterk w troffen. Senegaleezen, die in Frank rijk, op Corsica of in de Afrikaan- sche koloniën militairen dienst ver- ichten, worden vlot opgenomen In de Fransche milieu's en dat heeft geen enkel karakter van iets uit zonderlijks. Als een familie ten onzent een West-Indische, gekleurde baby, door den ondergang van de Simon Bolivar verweesd, ter opvoe ding en verpleging wordt opgenomen, dan bemoeit heel de pers en de opeDbare meening in andere ver schijningsvormen zich daarmede in hoofdzaak om het „bruine" van het geval. In Frankrijk en zijn kolonlëa ziet men een Senegaleesche soldaat in het café temidden van een Fransche familie en de man is er noch in zijn optreden en manleren, noch in de bejegening welke hem ten deel valt, van de verwanten te onderscheiden. Ziet men een begrafenisstoet over straat gaan, meestal bevinden zich in de lange rij belangstellenden, welke er achter loopt ook wel een paar Senegaleesche militairen. Gemengde huwelijken zijn volstrekt niets iets zeldzaams. Ik verdiep me voor het oogenblik niet in het vraagstuk, of uit deze vermenging een versterking van het Fransch-Latijnsche ras kan voortkomen, dan wel of dit karak teristiek er door zal worden ge schaad, maar constateer slechts, dat menige Fransche vrouw zich door een goed-gemanierden en innerlijk beschaafden Senegalees geenszins te meerwaardig gevoelt. De Senegaleesche neger is geen bruut en geen „wilde" met vreese lijke hartstochten en bloeddorstige instincten, zooals „we" hem ons meestal voorstellen. Hij is een kalm en bedaard mensch met :respecteu8e gevoelens ten aan zien van de blanken en hij gaat rustig den weg, die hem door dezen wordt gewezen, Hij dient de Fran sche natie, omdat deze hem als ge lijkwaardig wezen behandelt. Wie gelooven in het bestaan van minderwaardige menschenrassen en van superrassen onder dezen, be- hooren de Senegaleesche Fransche militairen eens wat beter te leeren kennen. Dan zullen ze inzien, dat beschaving in hoofdzaak een uiter lijkheid is en dat het slechts toe vallige omstandigheden zijn, welke de uiterlijkheid bepalen. De Senegaleesche militairen in Frankrijk zijn dezelfde menschen, die men in Afrika op hun bloote voeten en weinig om het lichaam behalve armbanden, kralen, oor- en neusringen kan aantreffen. En deze militairen hebben korten tgd geleden ook nog zóó rondge- loopen. Totdat ze uit eigen bewe ging of daartoe aangewezen door de stamhoofden ze voelen het als een onderscheiding zich voor den dienst in het Fransche leger hebben aangemeld. Ze zijn als kinderen zoo blij en trotscb, als ze voor het eerst van hun leven in een paar schoenen stappen en zij voelen zich rijker dan hun stamhoofden, wanneer ze het uniform dragen, de taille om wikkelen met de roode sjerp en de sierlijke kleurige cape in plooien van de schouders komt te hangen. Die genotvolle ijdelheld is het eeni ge wat ze als „zwarte" blijft karak- terlseeren, maar in meerder opzicht zijn ze niet van den blanke te onder kennen. De Senegalees neemt vlot en zonder Inspanning de Europeesche manieren en omgangsvormen over en nooit zal men hem als een par venu kunnen aanmerken, want de innerlijke beschaving, welke zijn uiterlijke manieren beheerscht, is hem een wezenskenmerk. Zulks in tegenstelling met sommige andere negers, al3 die van de Goudkust en de Congonegers, die „pronkers" zijn en blijven, niet enkel in uiterlijke opmaak, maar ook in hun maniereD. Met de Senegaleesche soldaat heb ben de Franschen volstrekt geen last, ze zijn gewillige rustige, ge hoorzame en trouwe liedeD, die zich volkomen Franschen gevoelen. Bij zonder eischend zijn ze niet, maar ze zijn gecharmeerd op hun eigen muziek de Senegaleesche militaire muziekcorpsen produceeren zéér wel luidende klanken van een zuiver rythme en de discipline moet niet è.1 te streng wezen. De Fransche officieren houden met deze eischen terdege rekening. Zoo gauw Senegaleesche militairen bjj een oefening het „op de plaats rust" gecomandeerd krijgen, grijpen de handen naar een cigarette en wanneer de troep kort daarop weer in de houding wordt gecommandeerd, gaat die cigarette niet als bij ons tegen de grond, maar ze wordt tusschen de vingers van de model-gestrekte hand gehouden. Bij het opmarcheeren zijn de mannen een toonbeeld van rus tige en gewillige gezindheid, maar nu en dan gaat het peukje naar den mond, om het vuur d'r in te hou den! De Franschen ontzien de Senega leezen streng in hun godsdienstige gevoelens. Voor de katholieken onder deze zwarten zijn er aalmoezeniers. Er wordt nog flink gespaard. De statistiek der spaarbanken over 1938, welke jaarlijks door het Cen traal Bureau voor de Statistiek wordt opgesteld, is dezer dagen ver schenen. Het totale bedrag der spaargelden is blijkens deze publi catie van f 1.695 millioen tot f 1.787 millioen gestegen. Meer dan 95 pet. van dit enorme bedrag wordt door de spaarders toevertrouwd aan de rijkspostspaarbank, de bijzondere spaarbanken en de boerenleenbanken, de rest wordt beheerd door instel lingen ais personeelsspaarbanken, spaar- en voorschotbanken en alge- meene banken. De toeneming van het totale saldo-tegoed met f 92 millioen is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de stijging bij de R.P.S, met f 276 millioen, waar door het tegoed bij deze instelling ia 1938 tot rond f 679 raillloen steeg. Deze stroom van oneigenlijke spaar gelden naar de RP.S. bleef aanhou den, d.w.z. van gelden, die niet op de kapitaalmarkt doch bij de spaar banken „belegd" worden. Het saldo tegoed bij de 268 bijzondere spaar banken bedroeg f 562 millioen, bij de 1315 boerenleenbanken f480 millioen. Anders dan bij de R.P.S. is de toe neming van het tegoed bjj deze instellingen, o.a. als gevolg van de verlaging der rente-vergoeding, in 1938 niet zoo groot als in vorige jaren geweest. Het aantal boeltjes in omloop bg de R.P.S. en de bijzondere spaar banken, bedroeg rond 3704000 d.w.z. dat einde 1938 424 spaarbankboekjes op de 1000 inwoners in omloop waren, waarbij de 578.000 boekjes bij de boerenleenbanken en de bijna 100 000 boekjes brj de overige instellingen nog buiten beschouwing zija gelaten. Het gemiddelde saldo-tegoed per boekje bij de R P.S. en de bijzondere spaarbanken bedroeg einde 1938 f 330 tegen f 319 einde 1937. Duurder leven. Cijfers hebben een eigenaardige, pakkende welsprekendheid. Daarcm zetten we onder elkaar de index cijfers der kosten van levensonder houd in verschillende perioden 1911—1913 100 Augustus 1939 136.5 November 1939 144.3 December 1939 146 Het eerste cijfer staat er slechts om te doen zien hoe ver wij van het tgdvak.voor den wereldoorlog afstaan De drie andere cijfers vertegen woordigen den invloed van den nieuwen oorlog *op hetgeen een gezin kost. Men ziet dat daarin een fat soenlijke belastingverhoogiDg ver scholen zit, los van het vriendelijke papiertje met de 15 opcenten, dat minister De Geer ons om en om Nieuwjaar heeft laten uitreiken, De nagenoeg 'tien punten, waar mee sedert Augustus het index cijfer voor allen is gestegeD, nemen van de min-gegoeden en behoeftigen een stuk levensonderhoud weg. Een stuk levensonderhoud, waarvan eigenlijk niets af kon. Wie volop hebben, moeten tegen over deze categorie althans niet ver soberingen prediken die het vader land van hen in dezen tijd eischt. rGeen verlenging zomertijd. In verband met berichten over plannen tot vervroegde invoering van den zomertijd in Engeland en Frankrijk en wellicht ook in aan sluiting daarvan in Beigië (de be doeling zou zijn als datum van ingang 17 Februari te kiezen) heeft de N.R.C. geïnformeerd hoe men in bevoegde Nederlandsche kringen tegenover deze gedachte staat. Naar het blad verneemt, vindt er op het oogenblik wel een interdepartemen taal overleg plaats over een even tueele verlenging van den duur van den zomertijd, maar afwijking van de ten onzent normaal geworden datum van ingaDg van omstreeks half Mei schijnt niet in overweging te zg'n. Valsch geld in omloop. Te Emmen zgn in de laatste dagen ia verschillende deelen der gemeente valsche halve guldens in beslag ge nomen. De munten zijn uitstekend oagemaakt, zij zijn echter lichter dan de echte munten. De onechte mun ten dragen het jaarcijfer 1922 en zijn hierdoor te herbennen, dat de gekartelde raDd voor een deel ge plet is. De mogelijkheid is niet uit gesloten, dat de valsche munten In de omgeving van Emmen worden vervaardigd. HET VOORBEELD DER FINNEN. W. schrijft in de Gelderlander: Nurmi, zija leerlingen en zijn vol gers werden in de internationale sportwereld met de grootste eer on derscheiden. Zij, vertegenwoordigers van het Finsche volk in de onafzienbare regionen der sporten, konden zich melen met de voornaamste en sterkste athleten van eiken stam en van welk ras ook. Die Finnen toonden een paraatheid, een kordaatheid en eea geoefendheid, welke niet te overtreffen waren. Nurmi en later Maeki, de lange afstandsloopers, waren even tech nisch als taai, zoo vlug als vaardig. Zij llep^D in de beslissende eind spurt de bes:e sportsmen voorbij om onbedreigd de eindoverwinning te behalen. En dat was geen louter toeval... Neen, al dia successen waren de vrucht van eon zuiver toegepast systeem van sober leven en van een opvoeding, waarin jongeren reeds van de eerste jaren af gehard wer den in de weerbarstigheid van land en klimaat, dat slechts betrekkelijk geringe zomerweelde biedt. De Finnen waren altijd ferme en faire tegenstanders, die in eerlijken strijd de hoogste prestaties leverden en internationaal gerespecteerd wer den. Nu mochten zij, die geen bewon deraars waren van de sport en daarin ook niet de minste opvoedkundige waarde willen zien, betoogen, dat al die Finsche verrichtingen al prach tig mochten poseeren op de officieele lijsten der wereldrecords voor lange afstandsloopers, hoogspringers speer, werpers enz., op slot van rekening, zoo redeneerden zg, waren het dan toch maar successen van zeer ver- gankelijken aard. Nu staan de Finnen voor den strijd om hun onafhankelijkheid. Een handvol dapperen tegenover een geweldige overmacht. En thans hebben zij de bewonde ring van heel de beschaafde wereld en niet slechts van hun sportvrien den alleen. Nurmi en zija sportmakkers staan in de voorste rijen in den kamp voor hun vrijheid. Zij weten het, dat zij moeten strij den tegen een overweldigende meer derheid. Maar zij versagen evenwel niet. Zij hebben zich thans even fel en fit in den strijd geworpen als in den meest onschuidigen internationalen atbletlekkamp. Zij loopen, zij skiën, zij schieten om hun leven, om hun even waarde volle vrijheid. Een handjevol Finnen, goed- geoefende sportkerels, even snel als vaardig, overrompelen soms een tien maal sterker Russischen troep en treden zegevierend uit den ongeliJ- ken strijd. De in weer en wind, in zomer ea winter op water en ijs geharde sportieve Finnen, geven den meest heroieken strijd van dezen wereld oorlog. Op hunne sneeuwschoenen, op hun ski's, dringen zg zelfs het vijandelijk gebied in en wagen zij zich achter de vijandelijke linies en bereiken daar eik door hen gesteld doel. Dat zrjn de volgelingen van Nur mi, de sportieve Finnen, voor wie de lichamelijke opvoeding, gesteund door een verstandige zelf sportieve overheid, de school was voor het leven ook voor het hardvochtige leven, dat oorlog heet. Het voorbeeld der Finnen kan be paalden Nederlandschen kringen, waar nog aartsvaderlijke ideeën heer- schen, veel leeren. Volksontwikkeling Venray Beschermheer H E. Heer Deken W. Berden. 3e avond Maandag 22 Januari om 8 uur in het Patronaat Naar een zingend Nederlandsdi volk met muzikale illustratie, door Drs. Jop Pollmann Amsterdam. Entrée 10 cent. Plaatshouders worden beleefd verzocht hun kaarten mede te brengen. Abonnementen en gereser veerde plaatsen te bespreken bij G. W. Muskens, Schoolstraat 14, Telef. 144, Venray. VENRAY, 20 Januari 1940 VERDELGING VAN RUPSEN-NESTEN. Burgemeester en Wethouders van Venray vestigen de aandacht op artikel 175 der Algemeens Politie verordening Venray, luidende als volgt 1, De eigenaar van eenig erf, tuin, boomgaard of ander terrein in de gemeente is verplicht, jaarlijks vóór 15 Maart alle rupsennesten in daarop, daarin of daarlangs staande heggen, struiken of boomen weg te nemen, te verzamelen en onmiddellijk te verbranden. 2. Voor terreinen, welke niet als erf, tuin of boomgaard kunnen worden aangemerkt, geldt de In het eerste lid gestelde verplichting slechts voor de strook van, tien meter breedte, waarmede die ter reinen grenzen aan die van anderen of aan openbare wegen. Bg nalatigheid in deze zal proces verbaal worden opgemaakt. Venray, 17 Januari 1940. Burgemeester en Wethouders vnd, A. H. M. JANSSEN. De Secretaris, VAN HAAREN. P.D.V. „De Zwaluw/' Door bovengenoemde vereeniglng werd dezen winter een hoktentoon- steliiog georganiseerd. Zondag j.l. had de eindfinale plaats, waar toen eiken deelnemer zijn schoonste kop pel in herkeuring bracht. Als keurmeesters fungeerden de heeren P. Kersten enG. Jansen, deze werden hierdoor tot deelneming aan de tentoonstelling uitgesloten. Beide heeren hebben correct en rechtvaardig alle duiven naar hun meening beoordeeld, waarvoor wij dan ook een oprecht woord van dank verschuldigd zijn. Ook een woord van dank aan de milde gevers van eereprgzen, ten- toonstellings-commissie en deelne- mers voor hun bijdragen en mede werking. Deze tentoonstelling is in alle op zichten schitterend geslaagd. Rest nog te melden, dat dit de eerste hoktentoonstelling is, in al die dertig jaren, dat de vereeniglng heeft be staan. Mogen wg hopen,-dat volgend jaar geen enkel lid zal ontbreken, en allen hun volle medewerking zullen verleenen om zulk een mooie hoktentoonstelling in stand te hou den. Er waren 28 deeinemers waarvan de uitslag was als volgt Hoktentoonstelling, 10 duiven van eiken deelnemer le J. Kusters, 2e J. Vollebergh, 3e Gebr. Rutten, 4e J. Strijbosch, 5e H. Strgboach, 6e J. Verstegen, 7e G. v. Dijck, 8e E. Vermeulen, 9e Fr. Ver- maaten, 10e C. Dijckmans, lie W. Beterams, 12e Gebr. TisseD, 13e L. Coopmans, 14e P. Jansen, 15e M. Franken, 16e J. Boom, 17e P. Man- ders, 18e G. Vissers, 19e M. Tonen,

Peel en Maas | 1940 | | pagina 1