TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
De aanval op den
West wal.
FEUILLETON.
Herinneringen uit
Miliciens- en
Mobilisatietijd.
1913—1918,
Het kind en het
groote gezin.
Voor Boeren en
Tuinders
Hoest i l
Kind I
VENRAY IN HET
VERLEDEN.
Zaterdag 18 November 1939
Zestigste Jaargang No 46
Gevaren van onbezonnen
propaganda.
Groote operaties zijn duur en
putten de voorraden uit.
Er werd in de Maasbode wel
eens op de wensdhelijkheid ge
wezen het gansche complex van
pers, propaganda, voorlichting
enz. tot een leervak te verheffen
en dit leervak aan onze krijgs
school te doen doceeren.
De argumenten, welke daarbij
aangehaald werden, hoeven niet
herhaald te worden, maar wel
zij even gewezen op dat, wat
zoowel in Engeland als Frankrijk
plaats greep, nadat de oorlog er
was uitgebroken.
Ofschoon beide landen in het
bezit zijn van een rijke, zij het
dan bereids al wat oude ervaring
op dit gebied, liep de oorlogs
propaganda er direct in het hon
derd. In Engeland zelfs zoo erg,
dat het gansche voorlichtings
ministerie snel georganiseerd
moest worden.
In Frankrijk zijn de klachten
weinig minder luid en wanneer
men daar te lande de radio een
paar maal per dag afluistert, kan
men de lui, die er snel rebellisch
bij worden, begrijpen,
Details zullen we verder met
rust laten, in de hoop, dat er ter
beleering van eigen vaderland
nog veel over geschreven zal
worden. Maar één vraag mag wel
geopperd worden n.l. of de Fran-
sche mentaliteit en daarmee het
Fransche weerstandsvermogen
niet geschaad moet worden door
de manier, waarop de voorlich
tingsdienst haar door de manier,
waarop de voorlichtingsdienst
haar door elkaar schudt en in
snel tempo tot ongeloof brengt.
Tweemaal per dag geeft het
Fransche hoofdkwartier een offi
cieel communique uit, dat uit
munt door soberheid en reserve.
Dwars daar tegen in spande
de semi-officieele toelichting van
Havas zich tot het uiterste in
om de goegemeente in de waan
te brengen, dat er een reusach
tige operatie tegen den Westwal
op til was.
Soms werden kleine schermut
selingen en patrouille-ontmoetin
gen zelfs tot evenementen van
bijna historisch belang opgebla
zen.
Hierdoor ontstond een tegen
stelling tusschen officieele en
semi-officieele voorlichting, die
ook de meest argelooze begon
aan te voelen en alle geloof in
de propaganda ondermijnde. Het
geen voor het moreel van de
massa noodlottig is.
Nu was deze houding te be
grijpen. Gamelin deed niets tegen
den Westwal kon er niets tegen
ondernemen en zal er waarschijn
lijk ook nimmer iets tegen onder
nemen.
door A. VAN GERWEN.
NAAR HALSTEREN WEER TERUG
BOVEN DEN MOERDIJK.
Met goeden moed marcheerden we
van uit het Fort Vuuren om via Leer
dam naar Geldermalsen te gaan, alwaar
daags daarna de trein zou werden ge
nomen naar Bergen op Zoom.
't Was een heel eind tippelen en we
zagen er dan ook een beetje tegenop.
Waarom ons nu ook niet in Gorinchem
op den trein laten gaan Ja, waarom
Als je echter met zulke gedachten op
stap gaat, kom je niet ver van huis,
wat nu ook weer bleek. Op korten af
stand van Leerdam verlieten we het
gelid en begaven we ons met enkelen
op weg naar het station aldaar, waar
ons bleek dat we voor acht en twintig
cent naar Geldermalsen konden reizen.
Toen we op het station Geldermalsen
aankwamen, wachten we maar af wat
komen zou, daar we van verdere in
structies niets gehoord hadden. In 'n
café bij het station vonden we voldoen
de tijdverdrijf.
Hoe lang we daar gezeten hadden
weet ik bij benadering niet meer Een
sergeant van onze sompagnie haalde
Anderzijds moest men echter
toch den schijn verwekken, dat
er iets verricht werd om de be
loften, tegen de Polen afgelegd,
gestand te doen. De Engelschen
bepalen er zich ten dezen toe
papiertjes uit de lucht te laten
dwarrelen en het geval dreigde
dus belachelijk te worden.!
Momenteel is de propaganda
180 graden omgeslagen. Vermits
Polen toch verloren is, zoo heet
het nu, kunnen we van een of-
rensief afzien. Dat is goed. Maar
tegelijkertijd wekt men het ver
moeden, dat de Duitschers de
Maginotlinie zeer grootscheeps
willen aanvallen, ofschoon het
toch voor 90 pet. denkbaar is,
dat ook dat niet zal geschieden
Wij hebben reeds geschreven
dat de Franschen, om demogra
fische redenen, buiten staat ge
raakt zijn den vijand op een ma
nier aan te tasten, waarvan het
resultaat twijfelachtig is, maar
welke in 'alle gevallen één paar
honderdduizend menschenlevens
zal kosten.
Moge dit argument alléén voor
de Franschen gelden, dan kan
er nog een tweede aangevoerd
worden, dat op beide partijen
slaat.
In het bewustzijn, zoowel van
de Fransche als van de Duitsche
troepen, leeft de vaste overtui
ging, dat de fortificatie-linies van
de tegenpartij niet door te breken
zijn. Ondanks deze overtuiging
kan het opperbevel een groot-
scheepschen aanval van zijn
legerscharen op die onneembare
fortificaties lanceeren.
Het kan bij tegenslag de order
wellicht nog eens herhalen, maar
het moet daarmede nog eens
herhalen, maar het moet daar
mede toch voorzichtig zijn. Want
de kans is zeer denkbaar, dat
het dan in moeilijkheden ver
strikt raakt, zoowel met de bur
gerij in het achterland als met
de troepen in het veld. Moeilijk
heden, die wel eens den vorm
van algeheele inzinking, van
muiterij enz. kunnen aannemen.
leder weet, dat zoowel de
Franschen als, de Duitschers over
soldateske eigenschappen van de
hoogste orde en over heldhaftige
moed beschikken. Maar om troe
pen tot een aanval te bewegen,
is een bevel niet voldoende. Er
moet óók slagenkans voorhanden
zijn. Al is het maar 1 pet. Ont
breekt dat ééne procent echter,
gelijk dat nu, althans in de ver
beelding, zoowel van de troepen
als de burgerij het geval is, dan
wordt het geven van het bevel
attaqueeren, een zeer precaire
aangelegenheid.
Er is nog een factor, waarmee
men in dezen oorlog rekening
moet houden en die, zij het dan
in verschillenden vorm voor bei
de partijen geldt. De prijs n.l.
die een moderne veldslag kost.
De beursnoteeringen van gra
naten en luchtbommen van ver
schillend kaliber kunnen wel eens
door een deskundige op dit ge
bied gegeven worden, maar de
ons op en toen ging het op weg naar
Buurmalsen, waar we 'n nacht in kwar
tier kwamen. We ontvingen tevens de
boodschap: „Morgen kom je wel op
rapport bij den kap'tein."
Morgen pas op rapport, dat was nog
lang We kwamen met tweeën bij een
spoorweg-beambte, die met zijn vrouw
voor ons zorgde of we kind-aan-huis
waren. Bij hen in de buurt waren ge
durende de mobilisatie nog geen sol
daten 'n kwartier geweest, zoodat zij
meenden dat wij wel van alles te kort
kwamen.
En zoo erg was 't met ons nu toch
heusch niet gesteld. We waren van
huis uit al niet verwend, zooals de
jongelui tegenwoordig, en we hadden
al veel mobiiisatiedagen achter den
rug, zoowel goede als slechte, zoodat
we licht tevreden waren.
Avonds noodigde onze „kwartier"-
baas ons uit om met hem het doip in
te gaan en 'n kruik bier te gaan drin
ken. Nou daar hadden we wel ooren
naar, daar ons „kapitaal" aan het sta
tion te Geldermalsen danig geslonken
was. Toen we samen in het dorp kwa
men, bleek dat de andere „kwartier"-
bazen er net eender over hadden gedacht
als de onze. Zoowat alle jongens waren
op stap.
't Speet ons wel den volgenden dag
al te moeten vertrekken, maar dienst
was dienst. Na onzen gullen gastheer
en gastvrouw van harte te hebben be
dankt voor de goede zorgen begaven
we ons naar het station te Geldermal
sen om per trein naar Bergen op Zoom
te reizen.
Bij aankomst aldaar werd op het
stationsplein aangetreden en marcheer
den we door de stad naar het nabij
gelegen dorp Halsteren, om daar inge
kwartierd en bij het veldleger ingedeeld
te worden.
Als „kwartier" werd ons met 10 man
een café aangewezen, zoodat we geen
dorst zouden behoeven te lijden als we
kroonprins verlelt in zijn krijgs-
herinneringen, dat hij tijdens de
140 dagen, die de slag bij Ver
dun duurde 21.700.000 kanon
kogels op den vijand afvuurde
Verdun ontving in datzelfde
tijdsbestek 20.100.000 granaten
en schoot er iets minder af.
En het effect van dien orkaan?
Maarschalk Pétain vertelt in
zijn boek over Verdun, dat het
fort Douamont, dat notabene we
gens veroudering al opgegeven
was, 120.000 voltreffers ontving,
waarvan 2000 van 270 en groo-
ter.
Echter, zoo gaat hij voort,
bleek alleen het metselwerk ge
leden te hebben. Het 27a M.
dikke beton had de helsche be
proeving glansrijk doorstaan.
Hieruit valt te leeren, dat de
Duitschers onvoorstelbare groote
massa's granaten van de aller
duurste soort en uit de aller
duurste kanonnen zullen moeten
afschieten om hun werkelijke
infanterie-aanvallen in te leiden,
maar dat zij gebrek aan ijzer
hebben is bekend.
Wat de Franschen aangaat, zit
de kneep elders.
De Duitschers hebben hun
kracht niet in bijzonder sterke
fortificaties gezocht, maar in de
verspreiding hunner sterkten. Nu
heeft de slag aan den Ebro-, zóó
leerzaam wanneer men den West
wal wil begrijpen, aangetoond,
dat door dit systeem een zeer
hoog procent van het nuttig ef
fect van de vijandelijke artillerie
te niet kan worden gedaan.
Ergo kunnen de Franschen
misschien met goedkoopere gra
naten dan de Duitschers volstaan,
maar zij zullen van dat materiaai
dan ook zulke gigantische voor
raden noodig hebben, dat zelfs
de bewindvoerders over het rijk
ste land van de aarde bij de
berekening ervan, wel eens ach
ter het oor zullen krabben.
Wat overigens de slag bij den
Ebro aangaat, heeft deze, of
schoon de rooden hem verloren,
toch aangetoond, dat het defen
sief tegenwoordig grootere kan
sen dan het offensief heeft.
Hierop zinspeelde trouwens de
Fransche radio, toen zij uiteen
zette, dat één enkel machinege
weer, mits kundig geplaatst en
kundig bediend, over evenveel
„stopping power" beschikt als
luttel jaren geleden een heel ba-
taillon infanterie.
Aan de hand van de lessen,
welke Spanje gaf, zou er over
dit punt nog veel te zeggen zijn,
maar al wat te zeggen valt, komt
toch op dit neer, dat de waar
schijnlijkheid van een groote
doorbraakpoging op de Fransch-
Duitsche grens klein is.
Tenslotte nog dit, de Anglo-
Franschen zijn vast overtuigd,
dat zij den oorlog door blokka
de zullen winnen. Waarom in dit
geval roekeloosheden te begaan,
waarvan men slechts één ding
vooruit kan zeggen, n.l. dat zij
zeëen van nutteloos vergoten
bloed zullen eischen.
's avonds na den dienst thuis kwamen.
Met ons allen lagen we op den zolder,
welken we langs een tadder, die buiten
tegen den gevel stond, bereikten.
Den eersten avond brachien we ech
ter grootendeels beneden ons kwartier
door. De kastelein gaf op onzen .intrek"
een rondje en daarna werden de krui
ken bier nog al eens verwisseld
Zoo was 't toch wel wat gezelliger
dan op Fort Vuuren en toen de kap'tein
omstreeks .soldaten-uur" binnenkwam
om te zeggen, dat 't welletjes geweest
was, ging het welgemoed de ladder op
naar boven, waar de pret nog een poos
werd voortgezet.
De dienst bij 't Veldleger bestond
hoofdzakelijk uit „wachtjes kloppen",
't Was aan de grens op vele plaatsen
heel dragelijk en voor ons ook wel in
teressant, daar we op dit soort dienst
nog niet ingesteld waren.
De jongens die al van 't begin van
de mobilisatie aan de grens waren,
voorspelden ons wel, dat we 't gauw
beu zouden zijn, maar wij zagen er
voorloopig toch niet tegen op.
Toch mochten wij niet vee! grens-
ervaringen opdoen, daar we, nauwelijks
een week bij 't Veldleger, met enkele
manschappen werden overgeplaatst naar
het depót der lie Infanterie, Brigade te
Den Haag, om dienst te doen bij het
africhten van jonge recruten, die per
lichting toen aldaar werden afgericht
en doorgezonden naar het Veldleger.
Na ons gemeld te hebben op het
bureau aan den Loosduinschenweg,
waar ik nog eenige bekenden trof uit
mijn „Maastrichtschen" tijd, werden we
ingedeeld bij de 8e Compapnie, gelegen
in het schoolgebouw aan de Vlieger
straat.
't Was wel geen ka-rerne, maar de
inrichting voor soldatenverblijf was toch
alleszins voldoende, en wat de menage
betreft: we hadden in langen tijd niet
meer zoo'n goede keuken gehad. Ook
de dienst, die we hier hadden, was zeer
In de „Avondpost" wijdt Gr.
een beschouwing aan het kind
in het algemeen en komt daarbij
tot een zeer scherpe en juiste
waardering van de waarden, die
ook voor het kind zelf schuilen
in het groote gezin.
Over de houding der ouders
tegenover het kind, merkte de
schrijver op:
„Die houding van de ouderen
moet afhangen van de innerlijke
gesteldheid van het kind. Vooral
de moderne psycholoog en pae-
dagoog heeft zich in te stellen
op elk kind individueel.
Het merkwaardige is, dat ik
telkens weer, wanneer ik zulke
beschouwingen lees, de beteeke-
nis van het groote gezin te wei
nig of in het geheel niet bespro
ken is.
En dat is daarom jammer, om
dat wij bij al die individueele
waardebepalingen van het kind
veel te licht uit het oog verlie
zen, dat kinderen voor een zeer
belangrijk deel elkander opvoe
den.
In een groot gezin komen de
problethen-kinderen veel minder
voor, dan in het gezin waar
slechts één of twee kinderen de
aandacht en belangstelling van
de ouders vragen of trekken.
Hoe komt dat
Daar zijn drie belangrijke re
denen voor. In de eerste plaats
is er in het groote, drukke gezin
minder tijd voor een teveel aan
aandacht voor het kind.
Het plantje dat voortdurend
water gegeven wordt en voort
durend verplaatst wordt om het
maar een steeds betere plaats te
schenken, gaat meestal kwijnen.
En het kind, dat te zeer in de
aandacht en in de belangstelling
van de ouders besloten ligt,
krijgt te weinig kans en te weinig
gelegenheid tot zelfstandigen was
dom en vorming. Elk ongelukje,
elke moeilijkheid ieder conflictje
en ieder detail van een symp
toom van afwijking wordt aan
stonds bijna tot een paedagogisch
probleem gecultiveerd. In het
groote gezin wordt de aandacht
gelukkig wat meer over het groo
te kindertal verdeeld en lost heel
veel moeilijks zichzelf wel op."
Verder wijst de schrijver in
„De Avondpost" op het corri-
geerend element, dat teekenend
is voor het onderling optreden
van kinderen in groote gezinnen.
„In de tweede plaats corrigee-
ren de kinderen in het groote
gezin elkander veel reëeler en
veel effectvoller dan de eenling
zich corrigeeren kan of laat. Zij
worden meer aan elkander over
gelaten toevertrouwd - zou
ik eigenlijk willen zeggen, en
met hun vrienden en vriendin
netjes thuis, vormen zij samen
een soort gemeenschapje waarin
zij zich volkomen veilig en zelf
standig voelen. Het ingrijpen nu
varieerend, en bestond voornamelijk
uit corvée en ééns per maand op wacht.
's Avonds wisten we nu wel waar
we blijven moesten, daar Den Haag
zooveel bezienswaardigheden had, dat
we voorloopig niet bang behoefden te
zijn ons op de kamer te moeten ver
velen.
Toch voelden we het gemis onzer
strijdmakkers van het Veldleger wel
heel erg aan, daar we hier weer tus
schen jongens kwamen, die we eerst
beter moesten leeren kennen, voordat
we grappen konden uithalen, zooals in
Gorinchem, Fort Vuuren en in Halsteren.
Ondertusschen werd door ons, na den
dienst, Den Haag en omstreken „be
wandeld" en Schevingen „aangedaan",
waar 't toen nog zéér druk was, al
liep het al aardig naar 't einde van 't
seizoen.
Om daar echter het leven mee te
maken, was een ruimere beurs noodig
dan de onze, die om de tien dagen met
f 2,30 werd aangevuld. Wij konden met
onze bescheiden middelen beter terecht
in de diverse „Vierkantjes" die toen in
Den Haag op vele hoekpanden geopend
waren en waar voor „civiele" prijzen
de noodige consumpties verkrijgbaar
waren.
In een vorig hoofdstuk over Fort
Vuuren heb ik aangestipt, dat er strijd
geleverd moest worden tegen de vlooien,
maar in Den Haag in de school van
Damstraat beleefden we toch een re
cord
Voor een misstap op het pad der
discipline werden we met enkelen ge
straft met idem zooveel nachtjes politie
kamer, welke moesten worden uitge
zeten in een berghok der school. Den
eersten avond den beste, toen we nog
op de bank zaten, meenden we al dat
er veel „bezoek" was maar toen 't
laat genoeg was en we in het stroo
kropen, was 't gewoonweg niet meer
om uit te houden.
Als 't er maar niet pikdonker ge
en dan van de ouders is dan
niet meer dan een bemiddeling
waarvan dankbaar gebruik wordt
gemaakt.
En in de derde plaats wordt
er in het groote gezin meer plaats
aan de tucht toegekend. De orde,
de regelmaat en de discipline
zijn hier niet hinderlijk-opzettelijk,
doch worden gevoeld als voor
een goeden regelmatigen gang
van zaken, noodzakelijk.
De tucht doet hier weldadig
werk, juist omdat die tucht hier
zoo vanzelfsprekend is en zoo
van nature wordt aanvaard.
De slotconclusie van den schrij
ver en wie zal haar kunnen
aanvechten is:
„Als er eens een statistiek was
die ons iets leerde omtrent het
opvoedkundig resultaat bij kin
deren uit het groote gezin en de
kinderen als eenlingen, dan zou
dat practische groote gezin, het
groote zegenrijke voordeel voor
het kind aanwijzen.
En daarop wijzen de psycho
logen en paedagogen veel te
weinig."
VH
Redelijke prijzen.
Het is wel vreemd, dat er nu, na
al die jaren van crisistijd, nog altijd
menschen zijn, die met zekere voor
liefde spreken van „Die rijke boeren"
of van „Die welgestelde tuinders".
In de eerste plaats moet het o.i.
geen schande ztjn om rijk of welge
steld te zijn. Tenzij men er voor
boeren en tuinders een andere maat
staf op na houdt, waar het trou
wens soms wel eéns op lijkt.
En in de tweede plaats moet het,
dunkt ons, wel langzamerhand tot
de massa zijn doorgedrongen, dat er
over het algemeen tekorten ontstaan
zijn, daar geen redelijke prijzen ge
maakt konden worden. Onder rede
lijke prijzen verstaan wij dan een
prigs, die niet alleen de productie
kosten goedmaakt, doch daarboven
nog een belooning geeft voor den
arbeid door den boer en tuinder ge
leverd en ruimte laat voor eenig
risico, waaraan geen enkel bedrijf
ontkomt en vooral niet het boeren-
en tuindersbedrgf.
Over de grootte van de belooning
van den boer of tuinder zou verschil
van meening kunnen ontstaan. Het
is wel zeker, dat deze zelf niet
zulke hooge eischen stellen als
directeuren van fabrieken en handels
zaken dat doen. En als deze dat
krijgen kunnen waarom dan niet
Maar gun dan de eigenaars en
leiders van agrarische bedrijven ook
een voldoend loon, dat toch wel
eenigszins hooger mag liggen dan
dat van een dooi*snee-arbeider. En
het is bekend, dat er jaren geweest
zign, dat meerdere boeren en tuinders
nog niet kwamen tot het loon van
hun arbeiders en zelfs tekort kwa
men.
De politiek van den minister was
tot voor kort alleen steun te ver-
leenen tot aan den productieprijs.
Dat was volgens onze opvattingen
geen goede politiek. Maar daarover
twisten wij nu niet meer, want er
is al in bepaalde gevallen een ver
andering van deze politiek te be
speuren. Iemand drukte het laatst
zoo uit: „de prijzenpolitiek moet
zijn: laten leven, die anderen laten
leven."
Daar zit wat in, in zoo'n uitdruk -
weest was, waren we wel op jacht ge
gaan, maar in 't donker was er niet om
aan te beginnen. We vingen er zoo wel
enkele, maar 't mocht niet baten.
Zouden we ons stroo maar aanste
ken We konden eigenlijk net zoo goed
of beter op de plavuizen liggen...
Den volgenden voormiddag gingen
we op 't rapport bij den compagnies
commandant, om ons beklag te maken
over de ligging in de politiekamer.
Er zou voor gezorgd worden, dat ons
nachtverblijf weer „slaapbaar" was, zoo
dat we onze resteerende „nachtjes* met
rust zouden worden gelaten. Het scheen
echter dat zelfs de muren en de vloeren
vol zaten, want 't had niet veel uitge
haald, zooals ons de volgende nachten
bleek.
't Begon al aardig op te schieten met
den bouw van de barakken in het Kamp
te Waalsdorp.
Nog voordat ze klaar waren, er was
nog geen asphalt op het dak en er wa
ren nog geen ruiten ingezet, werden
we naar Waalsdorp overgeplaatst. De
eerste paar nachten moesten we wel
enkele malen verhuizen, daar we met
onzen stroozak in een plasje water lagen,
maar dat was dan ook de eenige scha
duwzijde.
't Was in 't kamp veel gezelliger om
gehuisvest te zijn, dan in een groote
stad, vooral als dat kamp in de duinen
bij Scheveningen lag.
9.
NEKKRAMP IN 'T KAMP NAAR
OLDEBROEK.
In ieder militair kamp zitten veel
ratten, maar in Waalsdorp zaten eron
der iedere barak en onder iedere keu
ken zoo'n groot aantal, dat or met recht
gesproken kon worden van een ratten-
plaag.
Onder de keuken van de 8e Com
pagnie was op 'n namiddag de water*
Die iftAv
Neem dan slechts
's Werelds beste
Hoestsiroop
Zoo noemt men de bekende
AKKER's Abdijsiroop, die
reeds zoovele malen de he
vigste hoestbuien overwon,
verlichting bracht en de
benauwdheden als 't ware
wegtooverde bü haar jonge
gebruikers. Daarom als Uw
kind hoest geeft het dan even
als vele anderen doen 'n lepel
Abdijsiroop voor het naar
schoolgaan. Het is een schild
voor hun borst. Abdijsiroop
verwijdert de met ziektekie
men bezaaide slijm, zuivert
en geneest de ontstoken
slijmvliezen en verdrijft de
ziekten der ademhalingsor
ganen. Terecht zegt men nu
'sWerelds béste Hoestsiroop:
Eenige der
20 kruiden
AKKER'S
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma.
Fiac. 90 ct.. f 1,50. f 2.40. f 4.20. Alom verkrijgb.
king. Misschien, dat nu uit den nood
een goede prijzenpolitiek voortkomt,
zoodat we nu redelijke prijzen voor
onze producten krijgen.
AGRICOLA.
BESCHREVEN DOOR EEN
TIJDGENOOT.
20
Tegen het einde der vorige eeuw
scheen het of Venray plotseling
„ontdekt" was als een vruchtbaar
veld voor ondernemers van moderne
lichtverschaffing, benevens van
personenverkeer en goederenvervoer.
Trouwens, Venray, als een dep
aanzienlijkste dorpen van Limburg,
was toen nog geheel verstoken van
de gemakken, die werden geboden
door allerlei nieuwe uitvindingen op
bovengenoemd gebied.
Van alle zijden kwamen toen
agenten of vertegenwoordigers van
dergelijke inrichtingen naar Venray,
om hier door lezingen en demon
straties hunne vindingen aan de be
volking bekend te maken, en door
meerderen werden pogingen aange
wend om van de gemeente concessie
te verkrijgen, voor het invoeren van
hunne aanbiedingen.
Er ging welhaast geen maand
voorbij, of de Muziekzaal was geheel
gevuld door opgeroepen belangstel
lenden, om kennis te maken met
hunne producten, als acyteleen-, gas-
of electrische verlichting enz. enz.
en daar men toen hier nog enkel
was aangewezen op de aloude petro
leumverlichting, werd het een en
ander met aandacht beschouwd.
Sporadisch werd hier en daar wel
overgegaan tot huiselijke of stalver-
llchting door acyteleen, doch van
eene algemeene invoering van modern
licht was nog lang geen sprake.
In dien tijd was ook door den heer
Theodor Slits te Venray aan de ge
meente concessie gevraagd, voor de
oprichting van eene gasfabriek
alhier. Waar het aan !tfg, dat is
mg niet bekend, maar evenals van
zoo veel andere plannen, om de
gemeente van eene inrichting tot
meer moderne straatverlichting te
leiding-slang gelegd, zoodat de pijpen
successievelijk vol liepen en de eerste
ratten te voorschijn kwamen. Hetgeheele
keukenpersoneel, plus een sergant met
een «fox-terrier, stonden gewapend met
stokken en ijzeren staven in spanning
te wachten op de nog komenden.
Eindelijk schenen alle holen onder
den betonvloer vol water te staan, want
de ratten kwamen met bosjes tegelijk
onder de keuken vandaan. De foxterrier
alleen ving er 36 en door dekoksjwer-
den er circa 40 doodgeslagen. En toch
zaten er een paar dagen nadien weer
zeker zooveel onder.
In een wolletje van een recruut bij
de Jagers zat een nest jonge ratten in
't hoofdkussen 1 Slaap lekker I
Door den Kampcommandant werd een
premie uitgeloofd voor hdere doode
rat die werd ingeleverd. Toen sneuvel
den er in een paar dagen honderden,
maar niet zoo gauw stond de vangst
stil of ze werden weer even brutaal als
voorheen.
Dat 't in de keuken op Waalsdorp
goed was, bewees wel het volgende
gevalletje, waar we ons slap om ge
lachen hebben.
Op 'n middag was 't snert met klui
ven, echte soldatenkost. Een landstor-
mer van een jonge lichting, dieiederen
middag z'n vrachtje goed kon verzetten,
zou zich eens extra goed doen Hij kon
wel 10 borden op, beweerde hij. Wij
zouden hem de kans geven, hoor
't Was beslist een veeleter, daar hij
bij z'n tiende bord nog in de gamel
keek hoeveel borden er nog in zouden
zijn.
„Aanhouden, jongen, er zitten nog
hoogstens drie bbidies in
Hij hield aan en we»kte dien middag
13 borden erwtensoep na.-.r binnen 1
Of hij er 's nachts last van gehad
heeft is mij niet bekend, maar 's mor
gens begon het lieve leventje. Als 'n
tonnetje kwam hij onder de wol uit.
Na 't wasschen aan tafel voor 't ont-