TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De aanval op den West wal. FEUILLETON. Herinneringen uit Miliciens- en Mobilisatietijd. 1913—1918, Het kind en het groote gezin. Voor Boeren en Tuinders Hoest i l Kind I VENRAY IN HET VERLEDEN. Zaterdag 18 November 1939 Zestigste Jaargang No 46 Gevaren van onbezonnen propaganda. Groote operaties zijn duur en putten de voorraden uit. Er werd in de Maasbode wel eens op de wensdhelijkheid ge wezen het gansche complex van pers, propaganda, voorlichting enz. tot een leervak te verheffen en dit leervak aan onze krijgs school te doen doceeren. De argumenten, welke daarbij aangehaald werden, hoeven niet herhaald te worden, maar wel zij even gewezen op dat, wat zoowel in Engeland als Frankrijk plaats greep, nadat de oorlog er was uitgebroken. Ofschoon beide landen in het bezit zijn van een rijke, zij het dan bereids al wat oude ervaring op dit gebied, liep de oorlogs propaganda er direct in het hon derd. In Engeland zelfs zoo erg, dat het gansche voorlichtings ministerie snel georganiseerd moest worden. In Frankrijk zijn de klachten weinig minder luid en wanneer men daar te lande de radio een paar maal per dag afluistert, kan men de lui, die er snel rebellisch bij worden, begrijpen, Details zullen we verder met rust laten, in de hoop, dat er ter beleering van eigen vaderland nog veel over geschreven zal worden. Maar één vraag mag wel geopperd worden n.l. of de Fran- sche mentaliteit en daarmee het Fransche weerstandsvermogen niet geschaad moet worden door de manier, waarop de voorlich tingsdienst haar door de manier, waarop de voorlichtingsdienst haar door elkaar schudt en in snel tempo tot ongeloof brengt. Tweemaal per dag geeft het Fransche hoofdkwartier een offi cieel communique uit, dat uit munt door soberheid en reserve. Dwars daar tegen in spande de semi-officieele toelichting van Havas zich tot het uiterste in om de goegemeente in de waan te brengen, dat er een reusach tige operatie tegen den Westwal op til was. Soms werden kleine schermut selingen en patrouille-ontmoetin gen zelfs tot evenementen van bijna historisch belang opgebla zen. Hierdoor ontstond een tegen stelling tusschen officieele en semi-officieele voorlichting, die ook de meest argelooze begon aan te voelen en alle geloof in de propaganda ondermijnde. Het geen voor het moreel van de massa noodlottig is. Nu was deze houding te be grijpen. Gamelin deed niets tegen den Westwal kon er niets tegen ondernemen en zal er waarschijn lijk ook nimmer iets tegen onder nemen. door A. VAN GERWEN. NAAR HALSTEREN WEER TERUG BOVEN DEN MOERDIJK. Met goeden moed marcheerden we van uit het Fort Vuuren om via Leer dam naar Geldermalsen te gaan, alwaar daags daarna de trein zou werden ge nomen naar Bergen op Zoom. 't Was een heel eind tippelen en we zagen er dan ook een beetje tegenop. Waarom ons nu ook niet in Gorinchem op den trein laten gaan Ja, waarom Als je echter met zulke gedachten op stap gaat, kom je niet ver van huis, wat nu ook weer bleek. Op korten af stand van Leerdam verlieten we het gelid en begaven we ons met enkelen op weg naar het station aldaar, waar ons bleek dat we voor acht en twintig cent naar Geldermalsen konden reizen. Toen we op het station Geldermalsen aankwamen, wachten we maar af wat komen zou, daar we van verdere in structies niets gehoord hadden. In 'n café bij het station vonden we voldoen de tijdverdrijf. Hoe lang we daar gezeten hadden weet ik bij benadering niet meer Een sergeant van onze sompagnie haalde Anderzijds moest men echter toch den schijn verwekken, dat er iets verricht werd om de be loften, tegen de Polen afgelegd, gestand te doen. De Engelschen bepalen er zich ten dezen toe papiertjes uit de lucht te laten dwarrelen en het geval dreigde dus belachelijk te worden.! Momenteel is de propaganda 180 graden omgeslagen. Vermits Polen toch verloren is, zoo heet het nu, kunnen we van een of- rensief afzien. Dat is goed. Maar tegelijkertijd wekt men het ver moeden, dat de Duitschers de Maginotlinie zeer grootscheeps willen aanvallen, ofschoon het toch voor 90 pet. denkbaar is, dat ook dat niet zal geschieden Wij hebben reeds geschreven dat de Franschen, om demogra fische redenen, buiten staat ge raakt zijn den vijand op een ma nier aan te tasten, waarvan het resultaat twijfelachtig is, maar welke in 'alle gevallen één paar honderdduizend menschenlevens zal kosten. Moge dit argument alléén voor de Franschen gelden, dan kan er nog een tweede aangevoerd worden, dat op beide partijen slaat. In het bewustzijn, zoowel van de Fransche als van de Duitsche troepen, leeft de vaste overtui ging, dat de fortificatie-linies van de tegenpartij niet door te breken zijn. Ondanks deze overtuiging kan het opperbevel een groot- scheepschen aanval van zijn legerscharen op die onneembare fortificaties lanceeren. Het kan bij tegenslag de order wellicht nog eens herhalen, maar het moet daarmede nog eens herhalen, maar het moet daar mede toch voorzichtig zijn. Want de kans is zeer denkbaar, dat het dan in moeilijkheden ver strikt raakt, zoowel met de bur gerij in het achterland als met de troepen in het veld. Moeilijk heden, die wel eens den vorm van algeheele inzinking, van muiterij enz. kunnen aannemen. leder weet, dat zoowel de Franschen als, de Duitschers over soldateske eigenschappen van de hoogste orde en over heldhaftige moed beschikken. Maar om troe pen tot een aanval te bewegen, is een bevel niet voldoende. Er moet óók slagenkans voorhanden zijn. Al is het maar 1 pet. Ont breekt dat ééne procent echter, gelijk dat nu, althans in de ver beelding, zoowel van de troepen als de burgerij het geval is, dan wordt het geven van het bevel attaqueeren, een zeer precaire aangelegenheid. Er is nog een factor, waarmee men in dezen oorlog rekening moet houden en die, zij het dan in verschillenden vorm voor bei de partijen geldt. De prijs n.l. die een moderne veldslag kost. De beursnoteeringen van gra naten en luchtbommen van ver schillend kaliber kunnen wel eens door een deskundige op dit ge bied gegeven worden, maar de ons op en toen ging het op weg naar Buurmalsen, waar we 'n nacht in kwar tier kwamen. We ontvingen tevens de boodschap: „Morgen kom je wel op rapport bij den kap'tein." Morgen pas op rapport, dat was nog lang We kwamen met tweeën bij een spoorweg-beambte, die met zijn vrouw voor ons zorgde of we kind-aan-huis waren. Bij hen in de buurt waren ge durende de mobilisatie nog geen sol daten 'n kwartier geweest, zoodat zij meenden dat wij wel van alles te kort kwamen. En zoo erg was 't met ons nu toch heusch niet gesteld. We waren van huis uit al niet verwend, zooals de jongelui tegenwoordig, en we hadden al veel mobiiisatiedagen achter den rug, zoowel goede als slechte, zoodat we licht tevreden waren. Avonds noodigde onze „kwartier"- baas ons uit om met hem het doip in te gaan en 'n kruik bier te gaan drin ken. Nou daar hadden we wel ooren naar, daar ons „kapitaal" aan het sta tion te Geldermalsen danig geslonken was. Toen we samen in het dorp kwa men, bleek dat de andere „kwartier"- bazen er net eender over hadden gedacht als de onze. Zoowat alle jongens waren op stap. 't Speet ons wel den volgenden dag al te moeten vertrekken, maar dienst was dienst. Na onzen gullen gastheer en gastvrouw van harte te hebben be dankt voor de goede zorgen begaven we ons naar het station te Geldermal sen om per trein naar Bergen op Zoom te reizen. Bij aankomst aldaar werd op het stationsplein aangetreden en marcheer den we door de stad naar het nabij gelegen dorp Halsteren, om daar inge kwartierd en bij het veldleger ingedeeld te worden. Als „kwartier" werd ons met 10 man een café aangewezen, zoodat we geen dorst zouden behoeven te lijden als we kroonprins verlelt in zijn krijgs- herinneringen, dat hij tijdens de 140 dagen, die de slag bij Ver dun duurde 21.700.000 kanon kogels op den vijand afvuurde Verdun ontving in datzelfde tijdsbestek 20.100.000 granaten en schoot er iets minder af. En het effect van dien orkaan? Maarschalk Pétain vertelt in zijn boek over Verdun, dat het fort Douamont, dat notabene we gens veroudering al opgegeven was, 120.000 voltreffers ontving, waarvan 2000 van 270 en groo- ter. Echter, zoo gaat hij voort, bleek alleen het metselwerk ge leden te hebben. Het 27a M. dikke beton had de helsche be proeving glansrijk doorstaan. Hieruit valt te leeren, dat de Duitschers onvoorstelbare groote massa's granaten van de aller duurste soort en uit de aller duurste kanonnen zullen moeten afschieten om hun werkelijke infanterie-aanvallen in te leiden, maar dat zij gebrek aan ijzer hebben is bekend. Wat de Franschen aangaat, zit de kneep elders. De Duitschers hebben hun kracht niet in bijzonder sterke fortificaties gezocht, maar in de verspreiding hunner sterkten. Nu heeft de slag aan den Ebro-, zóó leerzaam wanneer men den West wal wil begrijpen, aangetoond, dat door dit systeem een zeer hoog procent van het nuttig ef fect van de vijandelijke artillerie te niet kan worden gedaan. Ergo kunnen de Franschen misschien met goedkoopere gra naten dan de Duitschers volstaan, maar zij zullen van dat materiaai dan ook zulke gigantische voor raden noodig hebben, dat zelfs de bewindvoerders over het rijk ste land van de aarde bij de berekening ervan, wel eens ach ter het oor zullen krabben. Wat overigens de slag bij den Ebro aangaat, heeft deze, of schoon de rooden hem verloren, toch aangetoond, dat het defen sief tegenwoordig grootere kan sen dan het offensief heeft. Hierop zinspeelde trouwens de Fransche radio, toen zij uiteen zette, dat één enkel machinege weer, mits kundig geplaatst en kundig bediend, over evenveel „stopping power" beschikt als luttel jaren geleden een heel ba- taillon infanterie. Aan de hand van de lessen, welke Spanje gaf, zou er over dit punt nog veel te zeggen zijn, maar al wat te zeggen valt, komt toch op dit neer, dat de waar schijnlijkheid van een groote doorbraakpoging op de Fransch- Duitsche grens klein is. Tenslotte nog dit, de Anglo- Franschen zijn vast overtuigd, dat zij den oorlog door blokka de zullen winnen. Waarom in dit geval roekeloosheden te begaan, waarvan men slechts één ding vooruit kan zeggen, n.l. dat zij zeëen van nutteloos vergoten bloed zullen eischen. 's avonds na den dienst thuis kwamen. Met ons allen lagen we op den zolder, welken we langs een tadder, die buiten tegen den gevel stond, bereikten. Den eersten avond brachien we ech ter grootendeels beneden ons kwartier door. De kastelein gaf op onzen .intrek" een rondje en daarna werden de krui ken bier nog al eens verwisseld Zoo was 't toch wel wat gezelliger dan op Fort Vuuren en toen de kap'tein omstreeks .soldaten-uur" binnenkwam om te zeggen, dat 't welletjes geweest was, ging het welgemoed de ladder op naar boven, waar de pret nog een poos werd voortgezet. De dienst bij 't Veldleger bestond hoofdzakelijk uit „wachtjes kloppen", 't Was aan de grens op vele plaatsen heel dragelijk en voor ons ook wel in teressant, daar we op dit soort dienst nog niet ingesteld waren. De jongens die al van 't begin van de mobilisatie aan de grens waren, voorspelden ons wel, dat we 't gauw beu zouden zijn, maar wij zagen er voorloopig toch niet tegen op. Toch mochten wij niet vee! grens- ervaringen opdoen, daar we, nauwelijks een week bij 't Veldleger, met enkele manschappen werden overgeplaatst naar het depót der lie Infanterie, Brigade te Den Haag, om dienst te doen bij het africhten van jonge recruten, die per lichting toen aldaar werden afgericht en doorgezonden naar het Veldleger. Na ons gemeld te hebben op het bureau aan den Loosduinschenweg, waar ik nog eenige bekenden trof uit mijn „Maastrichtschen" tijd, werden we ingedeeld bij de 8e Compapnie, gelegen in het schoolgebouw aan de Vlieger straat. 't Was wel geen ka-rerne, maar de inrichting voor soldatenverblijf was toch alleszins voldoende, en wat de menage betreft: we hadden in langen tijd niet meer zoo'n goede keuken gehad. Ook de dienst, die we hier hadden, was zeer In de „Avondpost" wijdt Gr. een beschouwing aan het kind in het algemeen en komt daarbij tot een zeer scherpe en juiste waardering van de waarden, die ook voor het kind zelf schuilen in het groote gezin. Over de houding der ouders tegenover het kind, merkte de schrijver op: „Die houding van de ouderen moet afhangen van de innerlijke gesteldheid van het kind. Vooral de moderne psycholoog en pae- dagoog heeft zich in te stellen op elk kind individueel. Het merkwaardige is, dat ik telkens weer, wanneer ik zulke beschouwingen lees, de beteeke- nis van het groote gezin te wei nig of in het geheel niet bespro ken is. En dat is daarom jammer, om dat wij bij al die individueele waardebepalingen van het kind veel te licht uit het oog verlie zen, dat kinderen voor een zeer belangrijk deel elkander opvoe den. In een groot gezin komen de problethen-kinderen veel minder voor, dan in het gezin waar slechts één of twee kinderen de aandacht en belangstelling van de ouders vragen of trekken. Hoe komt dat Daar zijn drie belangrijke re denen voor. In de eerste plaats is er in het groote, drukke gezin minder tijd voor een teveel aan aandacht voor het kind. Het plantje dat voortdurend water gegeven wordt en voort durend verplaatst wordt om het maar een steeds betere plaats te schenken, gaat meestal kwijnen. En het kind, dat te zeer in de aandacht en in de belangstelling van de ouders besloten ligt, krijgt te weinig kans en te weinig gelegenheid tot zelfstandigen was dom en vorming. Elk ongelukje, elke moeilijkheid ieder conflictje en ieder detail van een symp toom van afwijking wordt aan stonds bijna tot een paedagogisch probleem gecultiveerd. In het groote gezin wordt de aandacht gelukkig wat meer over het groo te kindertal verdeeld en lost heel veel moeilijks zichzelf wel op." Verder wijst de schrijver in „De Avondpost" op het corri- geerend element, dat teekenend is voor het onderling optreden van kinderen in groote gezinnen. „In de tweede plaats corrigee- ren de kinderen in het groote gezin elkander veel reëeler en veel effectvoller dan de eenling zich corrigeeren kan of laat. Zij worden meer aan elkander over gelaten toevertrouwd - zou ik eigenlijk willen zeggen, en met hun vrienden en vriendin netjes thuis, vormen zij samen een soort gemeenschapje waarin zij zich volkomen veilig en zelf standig voelen. Het ingrijpen nu varieerend, en bestond voornamelijk uit corvée en ééns per maand op wacht. 's Avonds wisten we nu wel waar we blijven moesten, daar Den Haag zooveel bezienswaardigheden had, dat we voorloopig niet bang behoefden te zijn ons op de kamer te moeten ver velen. Toch voelden we het gemis onzer strijdmakkers van het Veldleger wel heel erg aan, daar we hier weer tus schen jongens kwamen, die we eerst beter moesten leeren kennen, voordat we grappen konden uithalen, zooals in Gorinchem, Fort Vuuren en in Halsteren. Ondertusschen werd door ons, na den dienst, Den Haag en omstreken „be wandeld" en Schevingen „aangedaan", waar 't toen nog zéér druk was, al liep het al aardig naar 't einde van 't seizoen. Om daar echter het leven mee te maken, was een ruimere beurs noodig dan de onze, die om de tien dagen met f 2,30 werd aangevuld. Wij konden met onze bescheiden middelen beter terecht in de diverse „Vierkantjes" die toen in Den Haag op vele hoekpanden geopend waren en waar voor „civiele" prijzen de noodige consumpties verkrijgbaar waren. In een vorig hoofdstuk over Fort Vuuren heb ik aangestipt, dat er strijd geleverd moest worden tegen de vlooien, maar in Den Haag in de school van Damstraat beleefden we toch een re cord Voor een misstap op het pad der discipline werden we met enkelen ge straft met idem zooveel nachtjes politie kamer, welke moesten worden uitge zeten in een berghok der school. Den eersten avond den beste, toen we nog op de bank zaten, meenden we al dat er veel „bezoek" was maar toen 't laat genoeg was en we in het stroo kropen, was 't gewoonweg niet meer om uit te houden. Als 't er maar niet pikdonker ge en dan van de ouders is dan niet meer dan een bemiddeling waarvan dankbaar gebruik wordt gemaakt. En in de derde plaats wordt er in het groote gezin meer plaats aan de tucht toegekend. De orde, de regelmaat en de discipline zijn hier niet hinderlijk-opzettelijk, doch worden gevoeld als voor een goeden regelmatigen gang van zaken, noodzakelijk. De tucht doet hier weldadig werk, juist omdat die tucht hier zoo vanzelfsprekend is en zoo van nature wordt aanvaard. De slotconclusie van den schrij ver en wie zal haar kunnen aanvechten is: „Als er eens een statistiek was die ons iets leerde omtrent het opvoedkundig resultaat bij kin deren uit het groote gezin en de kinderen als eenlingen, dan zou dat practische groote gezin, het groote zegenrijke voordeel voor het kind aanwijzen. En daarop wijzen de psycho logen en paedagogen veel te weinig." VH Redelijke prijzen. Het is wel vreemd, dat er nu, na al die jaren van crisistijd, nog altijd menschen zijn, die met zekere voor liefde spreken van „Die rijke boeren" of van „Die welgestelde tuinders". In de eerste plaats moet het o.i. geen schande ztjn om rijk of welge steld te zijn. Tenzij men er voor boeren en tuinders een andere maat staf op na houdt, waar het trou wens soms wel eéns op lijkt. En in de tweede plaats moet het, dunkt ons, wel langzamerhand tot de massa zijn doorgedrongen, dat er over het algemeen tekorten ontstaan zijn, daar geen redelijke prijzen ge maakt konden worden. Onder rede lijke prijzen verstaan wij dan een prigs, die niet alleen de productie kosten goedmaakt, doch daarboven nog een belooning geeft voor den arbeid door den boer en tuinder ge leverd en ruimte laat voor eenig risico, waaraan geen enkel bedrijf ontkomt en vooral niet het boeren- en tuindersbedrgf. Over de grootte van de belooning van den boer of tuinder zou verschil van meening kunnen ontstaan. Het is wel zeker, dat deze zelf niet zulke hooge eischen stellen als directeuren van fabrieken en handels zaken dat doen. En als deze dat krijgen kunnen waarom dan niet Maar gun dan de eigenaars en leiders van agrarische bedrijven ook een voldoend loon, dat toch wel eenigszins hooger mag liggen dan dat van een dooi*snee-arbeider. En het is bekend, dat er jaren geweest zign, dat meerdere boeren en tuinders nog niet kwamen tot het loon van hun arbeiders en zelfs tekort kwa men. De politiek van den minister was tot voor kort alleen steun te ver- leenen tot aan den productieprijs. Dat was volgens onze opvattingen geen goede politiek. Maar daarover twisten wij nu niet meer, want er is al in bepaalde gevallen een ver andering van deze politiek te be speuren. Iemand drukte het laatst zoo uit: „de prijzenpolitiek moet zijn: laten leven, die anderen laten leven." Daar zit wat in, in zoo'n uitdruk - weest was, waren we wel op jacht ge gaan, maar in 't donker was er niet om aan te beginnen. We vingen er zoo wel enkele, maar 't mocht niet baten. Zouden we ons stroo maar aanste ken We konden eigenlijk net zoo goed of beter op de plavuizen liggen... Den volgenden voormiddag gingen we op 't rapport bij den compagnies commandant, om ons beklag te maken over de ligging in de politiekamer. Er zou voor gezorgd worden, dat ons nachtverblijf weer „slaapbaar" was, zoo dat we onze resteerende „nachtjes* met rust zouden worden gelaten. Het scheen echter dat zelfs de muren en de vloeren vol zaten, want 't had niet veel uitge haald, zooals ons de volgende nachten bleek. 't Begon al aardig op te schieten met den bouw van de barakken in het Kamp te Waalsdorp. Nog voordat ze klaar waren, er was nog geen asphalt op het dak en er wa ren nog geen ruiten ingezet, werden we naar Waalsdorp overgeplaatst. De eerste paar nachten moesten we wel enkele malen verhuizen, daar we met onzen stroozak in een plasje water lagen, maar dat was dan ook de eenige scha duwzijde. 't Was in 't kamp veel gezelliger om gehuisvest te zijn, dan in een groote stad, vooral als dat kamp in de duinen bij Scheveningen lag. 9. NEKKRAMP IN 'T KAMP NAAR OLDEBROEK. In ieder militair kamp zitten veel ratten, maar in Waalsdorp zaten eron der iedere barak en onder iedere keu ken zoo'n groot aantal, dat or met recht gesproken kon worden van een ratten- plaag. Onder de keuken van de 8e Com pagnie was op 'n namiddag de water* Die iftAv Neem dan slechts 's Werelds beste Hoestsiroop Zoo noemt men de bekende AKKER's Abdijsiroop, die reeds zoovele malen de he vigste hoestbuien overwon, verlichting bracht en de benauwdheden als 't ware wegtooverde bü haar jonge gebruikers. Daarom als Uw kind hoest geeft het dan even als vele anderen doen 'n lepel Abdijsiroop voor het naar schoolgaan. Het is een schild voor hun borst. Abdijsiroop verwijdert de met ziektekie men bezaaide slijm, zuivert en geneest de ontstoken slijmvliezen en verdrijft de ziekten der ademhalingsor ganen. Terecht zegt men nu 'sWerelds béste Hoestsiroop: Eenige der 20 kruiden AKKER'S tegen hoest, griep, bronchitis, asthma. Fiac. 90 ct.. f 1,50. f 2.40. f 4.20. Alom verkrijgb. king. Misschien, dat nu uit den nood een goede prijzenpolitiek voortkomt, zoodat we nu redelijke prijzen voor onze producten krijgen. AGRICOLA. BESCHREVEN DOOR EEN TIJDGENOOT. 20 Tegen het einde der vorige eeuw scheen het of Venray plotseling „ontdekt" was als een vruchtbaar veld voor ondernemers van moderne lichtverschaffing, benevens van personenverkeer en goederenvervoer. Trouwens, Venray, als een dep aanzienlijkste dorpen van Limburg, was toen nog geheel verstoken van de gemakken, die werden geboden door allerlei nieuwe uitvindingen op bovengenoemd gebied. Van alle zijden kwamen toen agenten of vertegenwoordigers van dergelijke inrichtingen naar Venray, om hier door lezingen en demon straties hunne vindingen aan de be volking bekend te maken, en door meerderen werden pogingen aange wend om van de gemeente concessie te verkrijgen, voor het invoeren van hunne aanbiedingen. Er ging welhaast geen maand voorbij, of de Muziekzaal was geheel gevuld door opgeroepen belangstel lenden, om kennis te maken met hunne producten, als acyteleen-, gas- of electrische verlichting enz. enz. en daar men toen hier nog enkel was aangewezen op de aloude petro leumverlichting, werd het een en ander met aandacht beschouwd. Sporadisch werd hier en daar wel overgegaan tot huiselijke of stalver- llchting door acyteleen, doch van eene algemeene invoering van modern licht was nog lang geen sprake. In dien tijd was ook door den heer Theodor Slits te Venray aan de ge meente concessie gevraagd, voor de oprichting van eene gasfabriek alhier. Waar het aan !tfg, dat is mg niet bekend, maar evenals van zoo veel andere plannen, om de gemeente van eene inrichting tot meer moderne straatverlichting te leiding-slang gelegd, zoodat de pijpen successievelijk vol liepen en de eerste ratten te voorschijn kwamen. Hetgeheele keukenpersoneel, plus een sergant met een «fox-terrier, stonden gewapend met stokken en ijzeren staven in spanning te wachten op de nog komenden. Eindelijk schenen alle holen onder den betonvloer vol water te staan, want de ratten kwamen met bosjes tegelijk onder de keuken vandaan. De foxterrier alleen ving er 36 en door dekoksjwer- den er circa 40 doodgeslagen. En toch zaten er een paar dagen nadien weer zeker zooveel onder. In een wolletje van een recruut bij de Jagers zat een nest jonge ratten in 't hoofdkussen 1 Slaap lekker I Door den Kampcommandant werd een premie uitgeloofd voor hdere doode rat die werd ingeleverd. Toen sneuvel den er in een paar dagen honderden, maar niet zoo gauw stond de vangst stil of ze werden weer even brutaal als voorheen. Dat 't in de keuken op Waalsdorp goed was, bewees wel het volgende gevalletje, waar we ons slap om ge lachen hebben. Op 'n middag was 't snert met klui ven, echte soldatenkost. Een landstor- mer van een jonge lichting, dieiederen middag z'n vrachtje goed kon verzetten, zou zich eens extra goed doen Hij kon wel 10 borden op, beweerde hij. Wij zouden hem de kans geven, hoor 't Was beslist een veeleter, daar hij bij z'n tiende bord nog in de gamel keek hoeveel borden er nog in zouden zijn. „Aanhouden, jongen, er zitten nog hoogstens drie bbidies in Hij hield aan en we»kte dien middag 13 borden erwtensoep na.-.r binnen 1 Of hij er 's nachts last van gehad heeft is mij niet bekend, maar 's mor gens begon het lieve leventje. Als 'n tonnetje kwam hij onder de wol uit. Na 't wasschen aan tafel voor 't ont-

Peel en Maas | 1939 | | pagina 5