TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
AKKfflM
Ervaringen uit 1914-
1918 op gebied van
neutraliteit.
FEUILLETON.
Herinneringen uit
Miliciens- en
Mobilisatietijd.
1913—1918,
Vergeet dit niet
111
Langs onze
Oostgrens.
Voor boeren en
tuinders.
Zaterdag 21 October 1939
Zestigste Jaargang No 42
Toen op den tweeden oor
logsdag communique's verschenen
meldende schending van onze
neutraliteit door vreemde vliegers,
hoorde men alom de verzuchting
slaken: „Zie je wel, daar zitten
wij nou met onze neutraliteit".
Anderen meenden, dat Nederland
reeds in het conflict betrokken
zou zijn.
Een dergelijke opvatting be
wijst, dat velen onzer nog niet
beseffen, wat neutraliteit precies
beteekent. Hier willen wij eens
een opsomming geven van een
aantal neutraliteits-schendingen
die in de oorlogsjaren 1914-1918
ten opzichte van Nederland zijn
voorgekomen.
Wij kunnen niet alle schen
dingen vermelden, doch reeds de
onderstaande opsomming ver
schaft ons de rust, dat wij voor
een enkele schending niet direct
in zak en asch behoeven te
zitten.
Uit de bescheiden van „De
Opmarsch" noteeren wij de vol
gende feiten:
1916: Torpedeering van de
„Tubantia";
1917: Torpedeering van 7 Ne-
derlandsche schepen tegelijk bij
Falmouth;
1918: Torpedeering van het
Nederlandsche hospitaalschip de
Koningin Regentes;
In totaal werden in den wereld
oorlog 88 Nederlandsche schepen
in den grond geboord of door
mijnen tot zinken gebracht;
1917: Engelsch vliegtuig laat
bommen op Zierikzee vallen;
1917Nederlandsche torpedo
boot, die een op de Schelde ge
daald Duitsch watervliegtuig
wilde interneeren, kwam in ge
vecht met andere Duitsche vlieg
tuigen.
Tientallen malen vlogen vreem
de vliegtuigen over ons land.
Zelfs waagde een Zeppelin zich
eens tot midden boven ons land.
Langs onze grenzen kwamen
talrijke grensincidenten voor. Nu
eens aan de landsgrenzen, dan
weer in de territoriale wateren.
Moeilijkheden ontstonden bij het
interneeren van een Duitsch on
derzeeër; complicaties traden op
bij het aanhouden van Duitsche
koopvaardijschepen door Engel-
sche oorlogsschepen onder de
Nederlandsche kust. Zelfs werd
de mail (post) op Nederlandsche
schepen geopend en het kwam
voor, dat effectenzendingen van
Amerika naar Nederland door de
Engelschen werden prijsverklaard.
Doch dit alles was slechts
kinderspel vergeleken bij de di
recte dreigingen, waaraan onze
neutraliteit heeft blootgestaan.
door A. VAN GERWEN.
6.
Waar zouden we zijn? 't Was maar
een klein station, dat zagen we wel,
maar niemand wist welk. We zouden
eens gaan kijken op den zijgevel, daar
stond gewoonlijk de plaatsnaam met
groote letters opgeteekend. 't Was er
wel donker, maar 't lukte toch na
eenige moeite.
„Leerdam
Zouden we nu in de Nieuwe Hoi-
landsche Waterlinie zijn
'1 Zag er anders niet naar uit, daar
we op een gewoon Hollandsch station
stonden en van een groote watervlakte
niets ie bespeuren was. Wij hadden
ons een waterlinie heel anders voor
gesteld.,..
Builen het station werdende geweren
aan rotten gezet en moesten we maar
wachten lot onze officieren terugkwa
men en wisten, waar we voor dten
nacht nog ingekwartierd zouden wor
den.
Hoe lang we daar op het stations
plein op de straatsteenen gelegen heb
ben, zou ik onmogelijk knnnen zeggen,
daar gedurende de afwezigheid van de
officieren de geheeie troep sliep of we
op goed opgemaakte bedden lagen,
maar wel weet ik, dat we plotseling
gewekt werden door het blazen van de
reveille:
Onze lezers weten, dat nooit
afdoende weersproken is het ver
haal, dat eerst op het laatste
oogenblik een plan van den
Duitschen Oeneralen Staf om
door Nederlandsch Limburg den
inval in België te ondernemen,
gewijzigd is.
Nauwelijks was dit achter den
rug, of in September 1914 liep
het gerucht, dat Engeland door
tocht tot de Schelde had geëischl,
teneinde Antwerpen te kunnen
bijstaan. Het blijkt uit de gedenk
schriften van Winston Churchil,
dat hij inderdaad aan zijn Depar
tement de opening van de Schelde
ten behoeve van Antwerpen „in
overweging" had gegeven Ver
der werd in 1915 nog eens aan
Nederland gedacht, toen Engeland
een doortocht naar de Oostzee
dacht te forceeren.
Ook in 1916 vond iets zeer
merkwaardigs plaats: In Maart
van dat jaar werden plotseling
alle verloven ingetrokken, welke
maatregel in Mei weer ongdaan
gemaakt. Wat was er gebeurd
Men fluisterde, dat Engeland
landingspogingen had willen on
dernemen en de Duitschers hen
door bezetting van ons land
vóór had willen zijnSchijn of
waarheid
In April 1918 werden de ver
loven wederom ingetrokken. Nu
was het de Duitsche regeering
die eischen meende te moeten
stellen.
Voor een betere verzorging
van haar leger in België, wensch-
te zij de beschikking over de
korte spoorwegverbinding via
Gladbach-Roermond-Hamont.
Deze wensch was gehuld in
het „kleed" van een ultimatum.
Ook hier weet de buitenwereld
niet veel meer, dan dat deze
zaak gelukkig is afgeloopen door
de interventie van een hoogge
plaatste persoonlijkheid, die van
Keizer Wilhelm wist gedaan te
krijgen, dat Duitschland zijn eisch
liet vallen.
Als men dit alles eens rustig
overweegt, wordt het duidelijk,
dat de incidenten in de eerste
oorlogsweek van 1939, geen aan
leiding behoeven te geven tot al
te groote ongerustheid.
Nederland heeft in 1914—'18
wel voor heetere vuren gestaan
en is er desniettemin toch nog
goed afgekomen. Daarenboven is
de ervaring in 1914—1918 op
gedaan, een goede leermeesteres
geweest.
Vertrouwen in onze regeering
en een vastberaden geloof in de
toekomst van ons volk, zijn twee
dingen, die wij, Nederlanders,
ons dagelijks meer eigen moeten
maken.
Dan zal het waarachtig ook
nu wel gaan 1
HELPEN IN OORLOGSTIJD
Gelukkig zijn wij tot nog toe
- Op recruten, 't is reveille, steek
je beenen buiten de krib enz.
Hoe hadden we 't nou
Dat bekende signaal hadden we in
zes weken niet meer gehoord. We
waren toch niet meer op de kazerne
te Venlo
Waar waren we
De hoornblazer blies zijn reveille
voor de tweede maal, vooraleer we
d en wel wisten, dat 't voor ons
was bedoeld.
Langzaam aan kwamen we overeind
en na onze stijve ledematen eens goed
gerekt te hebben, werd er aangetreden
om ons nachtkwartier op te zoeken.
Voorwaarts, marsch
Nu zouden we gauw genoeg naar
bed kunnen, om de nog resteerende
uren van den nacht eens heerlijk uitte
rusten van de vermoeienissen van den
eersten mobilisatiedag
't Was nog langer loopen, dan we
gedacht hadden. We kwamen buiten de
bebouwde kom der gemeente en we
marcheerden maar steeds verder. Waar
zouden we nu toch naar toe moeten
Hadden ze ons maar laten liggen op
't stationsplein te Leerdam. We sliepen
zoo lekker!
Eindelijk bereikten we een dorp, 't
was, zooals naderhand bleek. Ooster-
wijk (niet te verwarren met Oisterwijk
in Noord-Brabant).
De veldwachter bleek te zijn gewaar
schuwd en stond ons op te wachten.
Op zijn aanwijzingen bereikten we
weldra een groote boerderij, die ons
als kwartier was aangewezen.
De groote schuurdeuren stonden al
wagenwijd open en het stroo lag op
den vloer uitgespreid, terwijl er ook
een partij soldaten op „de schelft" ge
herbergd kon worden.
De le en 2e sectie nam haar intrek
in de schuur, maar toen was ze ook
goed gevuld, zoodat de 3de en 4de
sectie ergens anders moest worden
ondergebracht.
buiten den oorlog. Toch heeft
menig hart ook in ons vaderland
sneller geklopt uit angst, dat ook
wij door de rampen van den
oorlog zouden worden getroffen.
We voelen ons dan, als het ge
vaar schijnt afgedreven, weer
veilig en zijn blij, dat we in
Nederland wonen.
Toch staan wij niet geheel
buiten het drama, dat buiten onze
grenzen zich afspeelt.
Want die menschen, die elkaar
bestrijden met de moorddadige
wapenen van onzen tijd, zijn ook
onze broeders.
Men is op het Westfront bezig
een bres te breken in den goi
del van ijzer en beton, waarmee
Hitier zich den rug heeft willen
dekken.
Daar vallen er velen alle dagen
in den meedoogenloozen strijd.
Denkt ge 'er wel eens aan, dat
ge tegenover al die menschen,
die daar sterven, die daar lijden,
een plicht van naastenliefde hebt
te vervullen
We kunnen en moeten voor
hen bidden en verstervingen
doen.
Bidden. Voor hen, die iederen
dag daar sneuvelen aan de fron
ten.
Bidden. Voor hen, die opge
jaagd worden van huis en hof,
die hun bezit in vlammen zien
opgaan, en hun huis in puin
geschoten.
Bidden. Voor hen die moeten
zwerven, als Ahasverus van land
tot land, van werelddeel tot
werelddeel, zonder vaderland,
zonder rust.
Als ge er eens over nadenkt,
zult ge huiveren bij de gedachte
aan al dat leed.
Zouden we dan niet de handen
vrouwen, niet enkel, om God te
danken, dat ons die miserie tot
nu toe bleef gespaard, maar ook
om te vragen voor hen, die er
door lijden, om een spoedig
einde der rampen, en om kracht
en heldenmoed, om het leed te
dragen
Vergeet vooral de zielen der
gesneuvelden niet.
Als ge kunt, woont dan dage
lijks voor de slachtoffers van den
oorlog, levenden en overlevenden,
de H. Mis bij, die het Groote
Zoenoffer is voor de wereld.
Verleden Zondag zat ik in de
bus met een oorlogsinvalide van
1914.
Hij liep op twee stokken en
had maar één arm en een been
meer.
Dan voel je opeens weer dui
delijk, wat een ramp de oorlog
is.
Draagt uw leed, ook uw mo
bilisatieleed, met geduld.
Offert naast uw gebed aan
God vrijwillige verstervingen op,
verdubbelt uw gaven voorgoede
werken.
Wellicht, dat de Heer ze aan
neemt als een zoenoffer voor
wat allen misdeden, en wat orn
straf roept tot zijn gerechtigheid.
A. K.
Geen nood. Achter de boerderij ston
den nog eenige groote korenmijten,
daar konden er nog veel op...
Daar kwam de boer al met een
lange ladder aandragen. Wij klauterden
als kippen in den donkeren nacht tegen
de ladder op en lieten ons in'tversche
stroo neervallen. Hoog en droog...
Terwijl we naar boveil klornmen riep
van beneden ons iemand toe, bij hem
te komen liggen: hij had wat beters
gevonden.
„Kom toch terug, dadelijk breek je
allemaal je nek, kom hier liggen 1"
De een duwde den ander echter naar
boven op de ladder, zoodat er van
teruggaan geen sprake was, anders
hadden we 't misschien toch wel ge
daan.
Toen we 's morgens wakker werden
en zagen waar onze vriend gelegen
had, hadden we echter geen spijt
's nachts onze halsbrekende klimpartij
te hebben uitgevoerd. Hij had nacht
leger gehad op een mesthoop achter
den paardenstal, en mocht van geluk
spreken zijn ransel als kussen gebruikt
te hebben I
Weer op dc kazerne. Gorin-
chem op z'n best.
Na 's morgens onze laatste boter
hammen van thuis te hebben opgegeten,
gingen we het dorp in om eens te kij
ken in welken hoek van Nederland we
terecht gekomen waren.
We waren spoedig uitgekeken, daar
het geheeie dorp bestond uit enkele
boerderijen en een paar kleine huisjes
Via een zijweg kwamen we weer bij
ons kwartier terug alwaar door de
aldaar gelegerde militaiien van ons
regiment reeds maatregelen genomen
werden om verder te trekken.
Zooals bekend gemaakt was, zouden
we naar Gorinchem getransporteerd
Lustig draaien de betonmolens.
Is de „Drahtverhau" weer
in aanleg
Erg druk waren de wegen van en
naar onze Oostgrens al lang niet
meer. Dat begon al toen de „Deviezen-
bescheinigung" haar intrede deed.
Dat werd erger, toen men over en
weer nog maar een paar mark mee
mocht nemen en sinds de „oorlog"
een pas en visum noodig maakte,
die geld kosten, was het heelemaal
afgeloopen.
En zoo overkwam het ons, dat we
per auto een paar uren langs ODze
oostgrens rondtrokken, zonder dat
we ook maar een maal voor een
tegenligger behoefden uit te wijken
behalve dan voor een menagewagen
van het Nederlandsche leger, die
wellicht met een lading snert op
weg was naar een of anderen post
ergens in de bosschen. Hier en daar
sukkelden we met een kalm gangetje
door de bocht van een barricade of
glipten langs de nijdige punten van
een „asperge-veldje" dwars over den
weg.
In 't voorbij gaan zien we, dat de
schildwacht nummer en wagen aan
dachtig opneemt. Hij zegt niets als
we in de richting der grens gaan,
maar we weten, dat hij ons straks
zal laten stoppen en correct zal het
klinken „Is u Nederlander Dan
gaat het langs den landweg de bos
schen in. Het is er prachtig op
dezen laten milden najaarsmiddag.
Van de mooi getinte beuken en eiken
komen reeds de eerste bladeren neer-
dwarrelen die de wind in de karre>
sporen bijeenjaagt.
In het grenscafétje met annex een
winkeltje, zooals we die aan de grens
veel vinden, is het ongezellig koud
en doodstil. Het flesschenbier is een
beetje „verschaald". Er wordt te
weinig omgezet en de fle3schen
moeten te lang staan. „Ja, ja zegt
de waard, dat overkwam ons van
1914—1918 niet. Toen was 't een
andere tijd, toen ging er wat om en
was er wat te verdienen".
Hij zegt er niet veel over maar
knipoogt eens. We begrijpen hem,
want we weten, dat we hier zitten
in een van die cafétjes, van waaruit
in den vorigen oorlog ontzaglijk ge
smokkeld werd. Toen gingen de
zaken in 't groot. Heele autoladin
gen, koffie, tabak enz. werden hier
afgezet. Het café was het trefpunt
der „dragers". Hier werden afspra
ken gemaakt, de tochten in elKander
gezet, de routen aangegeven en de
pungels in orde gemaakt en verdeeld.
Hier werd geld in 't groot verdiend
en gingen bundels bankpapier van
hand tot hand. Hier ging alles in 't
groot en het bier en de borrels
vloeiden er bij stroomen. Dit waren
dagen van hoogconjunctuur.
De tegenstelling met thans is wel
zeer sterk. Maar de omstandigheden
zjjn ook wel sterk veranderd.
Voorzichtig informeeren we eens
hoe het thans staat met de smokkel
handel. Ze kunnen toch wel besteen
en ander gebruiken aan den over
kant, zou men zoo zeggen.
„Nee, mijnheer, dat wordt de eerste
tjjd nog niet veel en ik zal u zeggen
waarom", klinkt het beslist terug.
Ze hebben nog geen mankement ge
noeg tenminste hier aan de grenzen
nog niet. Daar wonen meest boeren
en kleine zakenlui en die redden zich
nog wel. Ze hebben nog wat vleesch
in de kuip of aan den zolder en die
malzkoffie slikken ze ook nog wel
een tijd lang. De stedeling en de
arbeider, die alles moeten koopen,
die krqgen het minst over den tand
en voelen de tekorten het meest,
laar de grootste strop voor deo
okkelaar is, dat er geen geld uit
worden, om aldaar aan de vestingwer
ken te worden te werk gesteld.
't Zou echter nog eenige uren duren
voor dat het sein tot vertrek gegeven
werd. Tegen den middag zochten we
'n bakkerswinkeltje op om mondvoor
raad op te doen, want al was 't mobi
lisatie, gegeten worden moest er toch.
We troffen het, er waren nog juist
eenige wittebroodjes die we a raison
van 20 cent machtig werden, 't Was
wel niet veel, maar als we er bij den
boer 'n veldflesch melk bij kochten,
waren we toch weer 'n paar uur vol
daan.
Terwijl we over de achterplaats naar
de boerderij wandelden, werden wij op
merkzaam gemaakt op 'n kippenherrie
in de schuur, alsof alle kippen wel
tegelijk wilden leggen. We zouden eens
even kijken of 't wel zoo erg was.
Na een paar kippen van haar nest
gejaagd te hebben, bleek dat er al 7
eieren lagen. Dat was niet genoeg om
er ieder 2 te hebben, zoodat we het
volgende nest ook maar leeghaalden.
Ziezoo, nu nog een veldflesch melk, en
ons middagmaal was compleet. Op
boter stelden we niet zoo'n hoogen
prijs, 'n Wittebroodje met 2 versche
eieren was voor 'n gemobiliseerde al
een overdadige luxe.
Rond 1 uur Zondagsmiddags was 't
aantreden en marcheerden we naar 'n
haventje bij de Linge, alwaar 'n boot
gereed lag, die ons naar Gorinchem
zou vervoeren.
't Was prachtig weer, zoodat we
allen aan dek bleven. Al de „hoofdjes"
langs de Linge waren met publiek be
zet. Velen huilden, toen we met onze
boot passeerden. Die menschen dachten
zeker ook al, dat 't over een paar
dagen met ons gedaan zou zijn.
Vroeg op den namiddag arriveerden
we in Gorinchem, waarna we direct de
Willemskazerne opzochten, alwaar we
voorlooptg gehuisvest zouden zijn.
Na de cantine te hebben opgezocht
Duitschland mag. Zoo mag men b.v.
wel 10 pond koffie van hier mee
nemen, maar dan moet je verklaren
dat hg „geschenkt" is of dat het
een „Liebesgabe" is, maar je mag
er geen cent van mee terugbrengen
over de grens, er mag niets uit. Ed
daar kijken ze scherp op aan den
overkant. In 1914 liet de Duitscher
als maar binnen wat kon, maar dat
gaat nu niet. Aan den Duitschen
kant is de grens veel scherper be
waakt dan aan den Nederlandschen.
Aan ieder veldweggetje vindt je een
post en er wordt sterk gepatrouil
leerd, ook in de bosschen. Alle vroe
gere gemoedelijkheid is weg. Nee de
goede tijd voor de smokkelaars is er
nog niet.
Die waakzaamheid aan Duitsche
zijde is voorts ook te verklaren uit
het feit, dat er nog duchtig gewerkt
wordt aan de grensversterkingeD,
Toen we onder deskundig geleide
en die is noodig in verband met de
grilligheid der grens door de
bosschen de grens vlak benaderen,
was het eerste wat ons opviel een
vernieling van het prachtige bo3ch
aan Duitsche zijde. Op ruim een
meter hoogte waren de flinke stam
men afgezaagd en nu stond daar een
troostelooze strook stompen, zeker
bedoeld als barricade en gereed om
er straks prikkeldraad tusschen te
vlechten.
Een eind verder op hoorden we het
geratel van betonmolens achter
schuttingen. Daar werd gewerkt aan
z.g. bunkers en andere betonnen
versterkingen. Vlak erbtf schepten
een drietal machtige excavateurs
uit een hooge heuvelkling een soort
groen zand, bestemd voor de vormen
in de ijzergieterijen.
Het toezicht op vreemde elementen
in de grenszone is zeer streng. Onze
geleider vertelde ons een staaltje.
Als grensbewoner kwam hij bijna
dagelijks over de grenzen en omgë'
keerd kenden de menschen uit de
buurt hem goed en bezochten zijn
café. Op een goeden dag ontmoet
hij over de grens een van zijn goede
kennissen, een beambte. Hij bonjourt
hem joviaal, maar deze negeert hem
gewoonweg en zag hem nog niet
staan. Dat was den Hollander te bar
en bij zich zelve sakkerde hij duchtig
op dien „hochnasigen" Pruis, die
honderden keeren bij hem over den
vloer kwam en goed at en dronk als
je maar een kik gaf. Maar enkele
dagen later kwam de oplossing. Een
familielid bracht „de groeten van
Karl en hij moest maar niet kwaad
zjjn. Er was een „Oberst im Rivier"
Hij mocht gewoon weg niemand ken
nen of spreken en zeker geen vreem
den Hollander. Daar kon hij moeilijk
heden mee krijgen. In zoo'n buurt
heet het parool „doorloopen, niet
rond gapen en met niemand spreken."
We trekken dan verder en pro
beeren elders een glimp op te vangen
van wat er langs de grens gebeurt,
Maar heel veel is dat niet. Onze
aandacht wordt getrokken door
voorwerpen, die we hier en daar op
heuvelruggen en op afstanden door
de velden zien staan. Een driepoot,
daar op een hooge stang en een ding
als een klomp er boven op. Grens
bewoners weten ons te vertellen,
dat het luisterapparaten zijn van de
posten voor vliegerafweer. Een ander
zegt, dat het seintoestelletjes zijn.
We zullen het in 't midden laten.
Ze schijnen inderdaad iets met de
grensversterkingen te maken te
hebben.
Bij een vierden grensovergang
boffen we. Onze aandacht werd ge
troffen door hamerslagen. Aan een
veldweg zijn mannen bezig met het
inslaan van palen. Aan hun petten
en jassen te zien zijn het Duitsche
militairen. We rijden er naar toe.
Inderdaad het zijn Duitschers, een
drietal officieren, een paar Zollbe-
ambten en een handvol manschappen.
Grillig aoor het veld hebben ze palen
geslagen en zijn bezig met erpiik-
en gezamenlijk binnen 10 minuten al
den mondvoorraad te hebben opge
kocht en opgegeten, begaven we ons
weer naar de binnenplaats, alwaar in-
tusschen twee hoogopgeladen karren
hooi waren gearriveerd voorons nacht-
logies.
Eenieder mocht zooveel nemen als
hij dacht noodig te hebben voor z'n
"wolletje", en zoo sjouwden we in 'n
minimum tijds de twee karrevrachten
hooi de kazerne in naar de tweede
verdieping.
Kribben stonden er maar weinig, zoo
dat het 'n prachtig gezicht opleverde,
al die jonge kerels in het hooi op den
vloer te zien rondkruipen.
Om en om drie weken hebben,'we in
ons hooi op den vloer gelogeerd, tot
dat er een partij kribben aankwam, die
natuurlijk direct „betrokken" werden.
Er waren er verschillende onder ons,
of bijna allen, die gedurende de drie
weken, dat we in 't hooi gelegerd wa
ren, hun kleeren niet meer uit gehad
hadden, daar we naar ik meen, ook
geen dekens hadden den eersten tijd.
't Was in den zomer, zoodat we
's nachts de kou best konden lijden
Reeds den eersten dag mochten we
Gorinchem, onze nieuwe garnizoens
plaats, gaan verkennen, 't Leek 'n ge
zellig en zindelijk stadje te zijn, welken
indruk door ons langdurig verblijf al
daar bevestigd werd.
In 't begin keken de menschen ons
wel wat wantrouwend aan, vooral daar
we nog al luidruchtig waren (wat 'n
Limburgsche en Brabantsche eigen
schap is) maar toen ze ons op den
duur beter leerden kennen, werd de
verstandhouding tusschen burgers en
militairen met den dag beter.
Den eersten avond van ons verblijf
Gorinchem waren de menschen zoo
medelijdend, dat we in iedere straat
geregeld werden uitgenoodigd binnen
te komen om wat te gebruiken: „want
ge zult vandaag nog niet veel gehad
Waarom zoudt Ge nog
langer hoofdpijn hebben,
als Ge er in een kwartier
geheel van af kunt zijn!
Neem een AKKERTJE het
nieuwe en merkwaardige
middel, dat alle pijnen
vlug verdrijft en Uw ga
stel toch niet schaadt.
"AKKERTJES" zijn de ge
lukkige vinding van Apo
theker Dumont in den ge
makkelijk in te nemen
ronden cachet-vorm, zeer
\veel nagemaakt en toch
)jnog nooit geëvenaard!
Laat U niets aanprate__
en let op 't AKKER-mer**
tegen pijnen, griep, koorts, koill9
"re;
-»on 80
13 stuks - 12 stuivers; 2 stuks - 2 stuive
keidraad langs heen te spannei
horizontaal er langs en diagonaals
gewijs tusschen de palen en schutting
naar kleine paaltjes op zij. Een dikke
gladde draad loopt er tusschen door.
Nu en dan een kort bevel, een aan
wijzing der Zollbeambten, zwijgend
werken de mannen verder en meopen
de palen in den grond. Of er stroom
op komt te staan, wagen we te
vragen. Een der officieren kgkt ons
eens aan alsof hij denkt waar be
moeien zich die dumtne Hollander
mee. De handen diep in de jaszak
ken stapt hij op om enkele aanwij
zingen te geven, een tiental meters
verder waar de draad op nog geen
meter afstand achter de heg van het
tuintje van een bekend café door
loopt. De eigenaar en de vrouw
staan er gemoedelijk bg te kgken,
hoe de toegang naar het hun zoo
bekende land potdicht wordt afge
sloten. Ook hier in het cafétje is
het stil, zeer stil. Er is niets te
doen. Zelfs op Zondag is het maar
zwakjes terwijl vroeger de Duitschers
uit de buurt steeds kwamen aan-
loopen voor „ein Schoppen helles."
Maar de tgden veranderen snel. Wie
weet misschien reeds spoedig, dat
het gevaarlek smokkelhandwerk
weer opgenomen wordt en de schoten
weer knallen in den nacht. Als het
geld lokt en in korten tjjd verdiend
kan worden wordt het gevaar niet
geacht. Velen hebben er in 1914 het
leven bg ingeschoten, of verloren
den lust tot rustigen arbeid. En wat
bleef er vaak over van bet grof
verdiende geld
We hopen niet, dat deze toestanden
terugkeeren met hun naren pasleep.
Het gemoedelijke verkeer als tusschen
goede buren, zooals we dat voorheen
kenden, is ons liever. N.K.
Noodige grondstoffen.
Men mag de boeren en tuinders,
bodembewerkers aansporen om hun
bodem nog intensiever, nog econo
mischer te gebruiken, om zoo de
voorziening zoo hoog mogelijk op te
voeren. Maar men moet daarbij niet
vergeten, dat de productie van dien
bodem afhankelijk is van verschil
lende omstandigheden, die men niet
altijd in zijn hand heeft.
De veehouderij, de akkerbouw en
de tuinbouw zijn bedrijven, waarbij
hebben, is 't wel
Zoo erg was 't nu wel niet, maar de
/riendelijke aanbiedingen mochten toch
niet worden afgeslagen.
'n Moedertje op jaren, in de Boter-
steeg, hield net zoo lang aan tot we
toestemden en we met vijf man aan
haar tafel plaats namen. We moesten
maar goed ons best doen, daar ze haar
zoon ook onder de wapenen had en ze
hoopte dat hij ook goed logies zou
hebben, want thuis had hij 't ook altijd
goed gehad.
En 't moedertje sneed maar witte
brood....
Na gezamenlijk 'n paar wittebroodjes
met ham en worst plus de noodige
koppen thee te hebben genuttigd, het
vrouwtje vriendelijk bedankt en haar
te hebben beloofd den volgenden dag
zeker terug te komen, vertrokken we.
Als 't zoo door kon gaan zouden we
in Gorinchem geen armoe lijden
Tijdens onze verdere wandeling wer
den we nog dikwijls uitgenoodigd om
wat te komen gebruiken. Op den Lan-
gendijk stapten we 'n lunchroom bin
nen waar we 'n glas melk dronken (de
café's waren allen gesloten) en bega
ven ons daarna naar het Marktplein,
waar we 's middags een paar stadge-
nooten voor het raadhuis hadden zien
staan, die Zaterdagsmorgens recht
streeks naar Gorinchem waren vertrok
ken, daar ze bij de Vesting-artillerie
behoorden.
Wij dachten dat zij bij 't stadhuis op
wacht zouden staan, maar troffen er
nu geen enkele meer aan. Later bleek,
dat zij, toen wij aankwamen, op deta
chement naar Holland moesten in de
buurt van Amsterdam.
In de omgeving van 't stadhuis was
I 't al weer zoo, „of we niet even bin-
pen kwamen om wat te gebruikeu
j 't Waren twee leuke dienstmeisjes, die
öns zoo vriendelijk uitnoodigden, zoo
dat we moeilijk de uitnoodiging af
j konden slaan.