TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Weet, wat ge
redden wilt.
Raadgevingen, die
nu al zeer bijzonder
te pas komen.
Krakelingen.
De Staat van
Oorlog.
VENRAY IN HET
VERLEDEN.
Zaterdag 9 September 1939
Zestigste Jaargang No 36
DE VLUCHTELING EN
ZIJN KANARIE.
Aan de Vereeniging voor Lucht
bescherming kan de deugd van
activiteit niet worden ontzegd; ze
doet inderdaad wonderen met de
bescheiden middelen, welke haar
ter beschikking zijn gesteld.
Velen in den lande verraste ze
in het begin der vorige week
met een biljet, waarop goede
raadgevingen voor het geval van
luchtgevaar.
Uit de opgave blijkt wel, dat
bij de verschijning van vijandelijke
vliegtuigen heel wat te doen en
te laten valt, zóóveel zelfs, dat
het duizenden menschen hopeloos
zal lijken om aan beschermenden
afweer te beginnen.
Enfin, ze zullen we wen-
schen het althans nog wel
gelegenheid bekomen om de cir
culaire van de Vereen, voor
Luchtbescherming te herlezen,
vóór het gevaar ze heeft bena
derd en de bijzonderste bepalin
gen in zich op te nemen.
Wil men met deze soort pro
paganda succes Bereiken, dan is
het werkelijk noodig, om te her
halen, alsmaar te herhalen, wat
■de menschen in tijd van nood
hebben te doen en te laten.
Het moet er in gehamerd wor
den, punt voor punt en vooral
niet te veel van alles te samen.
Dan zullen ze uiteindelijk weten
ener niet naar handelen (de
goeden niet te na gesproken) als
ze hun wetenschap in practijk
moeten brengen.
De eerste eisch van doelmatige
zelfbescherming isrustig blij
ven 1
Het grootste gevaar, dat men
zich zelf kan berokkenen; is de
paniekstemming.
In de meerbedoelde circulaire
trof ik als „punt 7" van „Wat
van elk gezinshoofd vereischt
wordt", het volgende aan:
„het klaarzetten van het
„hoognoodige voor 't geval,
„dat de woning moet wor-
„den verlaten."
Vooral wanneer dat geval zich
voordoet, spreken de gevolgen
van de verwarring.
Vijf en twintig jaar geleden
heb ik in dat opzicht veel aan
schouwd.
De Vereen, voor Luchtbescher
ming heeft bij het hypothetische
geval van vlucht uit de woning
natuurlijk speciaal aan het lucht
gevaar gedacht.
Ze veronderstelde: als het huis
wordt getroffen of ge moet uit
anderen hoofde elders beschutting
zoeken tegen de gevaren uit de
lucht, wét neemt ge dan mee
Ik zal het voorspellen: de gek
ste dingen. Maar meestal niet de
zaken, welke men het dringendst
noodig zal hebben.
In 1914 heb ik in België dui
zenden menschen de vlucht zien
nemen; ik heb o.m. de verwoes
ting van Visé en van Leuven
meegemaakt; de gansche bevol
king van steden en dorpen heb
ik langs de wegen zien trekken
naar veiliger oord.
En steeds weer viel het me
op, aan welk armzalig bezit dui
zenden de moeite van het mee
nemen hadden besteed.
Typisch was het b.v., dat vele
vrouwen in de verwarring van
het oogenblik, dat de noodzaak
van een snelle vlucht ze duidelijk
werd, het eerst naar het kanarie
kooitje bleken te hebben gegre
pen.
Talloozen liepen met een ge-
knoopten handdoek, waarin ze
„het noodigste" hadden verpakt.
Pas later en té laat 1 kwa
men ze tot het inzicht, dat ze
het onnoozelste hadden meege
nomen.
De menschen sjouwden met
waardelooze dingen en ze waren
het zich niet bewust!
Anderen, die den tijd hadden
genomen om flink wat bij mekaar
te zamelen, kwamen na enkele
honderden meters te zijn gegaan,
tot het inzicht, dat ze, zóó bela
den, onmogelijk verder konden.
Na een kilometer deden ze op
nieuw een keuze en lieten ze
een hoop goed achter.
Na eenige kilometers hadden
ze nog maar een klein pakje
over en eindelijk als ze tien
tallen kilometers door zon of
stof, dan wel door regenvlagen
waren moeten gaan - sleepten
ze niets anders met zich dan
een gebroken leven.
Trouwens, óók in vredestijd,
als er plotseling brand uit
breekt, redden de menschen dan
inderdaad het meest waardevolle?
't Zou wat 1
En toch is het een eenvoudige
voorzorg om klaar te leggen en
altijd klaar gelegd te houden de
meest noodige dingen, welke men
in gevaar gered zou willen heb
ben. Zulke voorzorg geldt voor
allen tijd 1
Als men zich nu eens wilde
vóórstellen het volgende: er is
gevaar (brand, overstrooming,
naderende vijand enz.) en nu wil
men gauw het waardevolste sa
menvatten. Stel uw keuze vóóraf
dus als dat gevaar er nog niet
is. Prakkezeer eens, wat ge gered
wilt hebben en leg u zeiven be
perking op.
Bedenk b.v. dat uw waarde
volste dingen moeten samenge
pakt kunnen worden in één klein
koffertje. Als ge dan uw keuze
hebt gedaan, breng die spullen
dan op één centrale, makkelijk
toegankelijke plaats bijeen, in 'n
lade, een kastje of wat dan ook.
Dan hebt ge bij werkelijk gevaar
slechts één gedachte te volgen
en ge zult u achteraf niet be
hoeven te bekennen: wat stom
van me nu heb ik juist om
het kostbaarste niet gedacht 1
En wilt ge ook de intentie
van de Ned. Vereen, voor Lucht
bescherming volgen wat ik
dringend aanraad leg dan bij
de dingen van uw keuze een
vluchtuitrusting voor gas-of lucht
gevaar. D w.z. voor het geval
ge tot de vlucht wordt gedwon
gen.
Dat laatste zeg ik er bij, om
dat veelal thuis de beste bescher
ming aanwezig is en vlucht wel
de meest impulsieve daad is bij
gevaar, maar in lang niet alle
gevallen de verstandigste 1
Men kan arbeid sparen door
tweemaal in plaats van driemaal
per dag te melken. En dan juist
spaart men dien tijd op het mo
ment van den dag, dat ongeveer
den meesten arbeid vraagt in het
huishouden. Weliswaar is de
totaal vetopbrengst per dag iets
grooter bij driemaal melken,
vooral bij koeien, die nog veel
melk geven en zal men als men
toch over veel arbeidskracht be
schikt om die reden driemaal
melken verkiezen.
Maar wat 't zwaarst is moet
ook het zwaarst wegen en moet
men dat beetje botervet méér
niet oorzaak doen zijn, dat de
huisgenooten zich af moeten
sloven of dat het huishoudwerk
te slordig of te onvolledig wordt
verricht.
Men kan arbeid sparen door
de varkens in plaats van driemaal
slechts tweemaal te voeren.
Bovendien kan men dan de
voedertijden op uren stellen,
waarin het 't minst druk is met
huishoudelijk werk.
De beste mediode, die men
toepast bij tweemaal voeren bij
varkens, lijkt mij nog immer de
methode van Ruhlsdorf. Overi
gens bij de ouderwetsche slob
bering-methode is het nuttig
effect van het voer 1/7 geringer
dan bij de Ruhlsdorf-methode.
De slobberingmethode heeft dan
ook enkel maar beteekenis meer
bij zoogende zeugen.
Bij de dikke brij-methode van
Ruhlsdorf wordt het voer uiterst
weinig bevochtigd en koud ge
laten, zoodat de dieren een koude
brij wordt verstrekt, die zoo dik
is dat zij „staat" en die zij
duchtig moeten kauwen. Het
drinkwater (of ondermelk, of
iets dergelijks) krijgen de dieren
voor het vreten, om dezelfde
reden, waarom men het paard
laat drinken, vóór het haver
krijgt. Tweemaal behoeft men
maar te voeren en men moet
zorgen zooveel mogelijk te geven,
dat alles op is één uur voor het
volgend maal. Dat volle uur
worden de troggen dan met
drinkwater gevuld. Als men
ondermelk of wei voert, geeft
men deze eerst, vóór men water
in de troggen doet. Wat na een
uur over is van het water, laat
men wegvloeien voor men de
dikke brij weer in de troggen
doet.
Behalve dat men arbeid spaart,
zijn er aan deze methode nog
andere voordeelen verbonden
Ieder varken eet, in verband met
den voorraad, wanneer het lust
heeft; er geldt dus niet het recht
van de sterksteachterblijvers
komen zelden voor. De dieren
zijn rustiger en groeien daarom
beter. Er is gemakkelijker con
trole op de voeding uit te oefe
nen.
Dit alles geldt voor het geval
men de varkens al heeft opge
legd om te mesten.
Wil men echter varkens eerst
met veel ruwvoer oi weidegang
opfokken en daarna mesten (wat
in de meeste gevallen het voor-
deeligst is) dan moet men dit
doen als zij als magere lummels
zijn opgegroeid tot een gewicht
van 40 kg. levend. Wacht men
langer met mesten, dan blijft het
spek te week.
!r. Dewez en ik zijn overtuigd,
dat op menig bedrijfje arbeid en
geld werden gespaard, als men
de hit, ponny of dubbele hit, of
hoe men het paard ook noemen
mag, afschafte en de koe of de
koeien liet werken. Men moest
er eindelijk toe komer. de val-
sche schaamte of de bijzonder
onredelijke verwaandheid te over
winnen. Ik heb er al zoo dikwijls
op gewezen dat, wanneer men
een koe niet overmatig hard laat
werken, haar behoorlijke rust
tijden verstrekt, om op haar ge
mak te herkauwen en haar extra
voer geeft voot haar arbeid, zij
in het totaal maar heel weinig
minder botervet opbrengt en dat
het voor haar gezondheid best
is.
Nu schrijft dr. Dürrwaechter in
de Deutsche Landw. Tierzucht
van 26 Aug. j.ldat een melkkoe
per jaar een arbeid kan verrich
ten, die gelijk staat met de
waarde van 1200 tot 1700 kg.
melk.
Elders heb ik onlangs gewezen
op de groote beteekenis van
stroo niet alleen voor strooisel,
maar ook als voer in Limburg
voor rundvee en paarden, als
mede op de beteekenis van kaf
In den R.K. Boeren- en Tuinders
stand van deze of de volgende
week weid ik nog wat uit over
de voedingswaarde van de ver
schillende stroo- en kafsoorien.
En in datzelfde artikel wijs ik
er op, dat het toch zoo goed
is in den herfst zuinig te doen
met groenvoer en hiervan veel
in te kuilen, teneinde den heelen
winter over kuilvoer te kunnen
beschikken, 't Zou kunnen wezen,
dat dit vooral dezen winter goed
te pas zou kunnen komen.
Maar dan goed inkuilen, zóó,
dat de kuil zeker lukt. U weet
wel, dat het mij niet kan schelen,
of u inkuilt volgens de A. I. V.
methode, of volgens de Timmer
mans' methode. Maar doe juist,
zooals 't in het betreffend boekje
staat beschreven, zonder daarvan
het minst af te wijken. Iedere,
ook geringe afwijking doet den
kuil minder goed slagen. Met als
gevolgextra verlies aan voe
dende bestanddeelen, aan voe
dingswaarde en minder goeden
invloed op de kwaliteit der
zuivelproducten.
Als ik dit alles schrijf, kan ik
toch niet nalaten te hopen, dat
de tijdsomstandigheden niet of
slechts zeer weinig het slagen
van de vier Limburgsche fokvee-
dagen zullen schaden.
Ook wat het bezoek en de
ambitie bij dat bezoek betreft.
Met wat onderling overleg kan
heel wat gebeuren.
En onze Limburgsche fokvee-
dagen zijn van zulke groote be
teekenis voor de Limburgsche
veeverbetering. Gelijk de vee
verbetering op zich weer van
zulke groote beteekenis is voor
de rentabiliteit van de veehou
derij, die toch in onze meeste
bedrijven een belangrijke tak
mag genoemd worden.
Ir. JACQ. TIMMERMANS,
N.K. Rijksveeteeltconsulent.
ADVERTEERT
IN PEEL EN MAAS
Dc Hamsterziekte.
Hamsteren is de eerste oorlogs
kwaal, welke zich in tijden van span
ning en vooral na mobilisatie zich
openbaart. Deze ziekte heeft ook
deze week weer hevig gewoed.
't Is een kwaal, waaraan niet veel
te doen is en men moet er een beetje
vergoelijkend tegenover staan. Ham
steren is een erfelijke ziekte: we
hebben ze reeds overgekregen van
Adam en Eva, die de vijgeblaadjes
begonnen te verzamelen, toen het
artikel „linnengoederen" schaarsch
was. Hamsteren is een natuurlijke
drift: Wecken we des zomers? Om
ons te dekken tegen den tjd, dat de
winter zijn strjd voert en de versche
groenten vernietigt. De eekhoorn
hamstert eikeltjes, de hond begraaft
versche botjes voor den kwaden ure.
En wij hamsteren voor oorlogstijd.
Daar is werkelijk niets op tegen.
Als we het maar op tjd zouden doen
of zouden hebben gedaan, d.w.z. toen
er overvloed was. Maar de menseh
is gemakzuchtig geworden, Hij wacht
met hamsteren tot het allerlaatste
oogenblik, waarop hij meent dat het
noodig is geworden.
Want het zou zonde van de moeite
en de kosten zijn meent hij als
straks de oorlog3bui tóch nog blijkt
over te trekken.
En daarom zijn de meeste men
schen vorige week pas met het ham
steren begonnen.
Zulks is eigenljk -r- hoe vergoelij
kend men dan ook tegenover deze
menscheljke zwakheid wil staan
uit een oogpunt van algemeen be-
laDg verwerpelijk.
De sterkeren hebben aldus de
nwakkeren gedupeerd. De menschen,
die hun thee slechts bij het halve
onsje tegelijk kunnen koopen, suiker
bij het half pond, die hebben de
laatste dagen moedeloos van winkel
tot winkel afgesjouwd, overal stoo-
tende op een „uitverkocht".
T Is toch eigenlijk een misselijk
idee, dat menschen met gevulde
beurzen, zelfvoldaan op gevulde zak
ken en doozen gaan zitten, denkende:
ziezoo, mij kan niets gebeuren. Ter
wijl de armen het noodigste gaan
ontberen.
De hamsteraars hebben het mis.
Hun kan wèl wat gebeurenZe kun
nen met den stafrechter in aanraking
komen en hun voorraden kunnen
worden onteigend.
Het eenige wat ze hebben bereikt
is een tijdelijke verwarring in de
distributie. We hebben in ons land
geen tekort aan goederen, die het
volk voor zijn bestaan behoeft. We
hebben algemeen voorraden voor
jaren. Voor afzienbaren tijd behoe
ven we geen gebrek te vreezen. Wel
prjsstijging, maar enkel door ham
steren
Niemand beschermt het eigen be
staan door het onmatig vergaren
van voorraden, want als eens wat
God moge verhoeden in ons land
waarlijk de nood aan den man mocht
komen, zóó dat onze kinderen on
dervoed zouden geraken en we allen
met ziekte en dood worden bedreigd,
dan zal niemands voorraad, zelfs geen
kleine voorraad worden ontzien, maar
dan zal de overheid ofanders^het
volksgericht de wet van een voor
allen en allen voor een, geldend
maken.
Daarom, laten we aan geen dwaze
instincten toegeven, maar een vlotte
distributie van levensmiddelen ver
gemakkelijken door niet méér te
koopen dan we voor onmiddelijk, nor
maal gebruik behoeven.
Vrijdag 1 Sept. is ons land bij
koninklijk besluit in Staat van Oor
log verklaard.
De staat van oorlog wil natuurlijk
niet zeggen, dat er nu oorlog is in
Nederland, of oorlog op komst is.
Het is een maatregel, door de regee
ring genomen om op alle gebeurte
nissen voorbereid te zijn en om het
nemen van militaire maatregelen ge
makkelijker te maken.
Nu de staat van oorlog is ver
klaard heeft de militaire overheid
meer macht dan in gewone tijden.
Een gedeelte van de macht door het
burgerlijk gezag uitgeoefend komt
nu in handen van de militaire macht.
In Augustus 1914 werd eerst de
omtrek van Nederlandsche forten en
zeegaten in staat van oorlog ver
klaard en een week later de provin
ciën Limburg, Noord-Brabant, Zee
land en een gedeelte van Gelderland.
Thans is het geheele land in staat
van oorlog verklaard.
De macht van de Koningin om
den staat van oorlog af te kondigen,
steunt op art. 187 van de Grondwet,
dat luidt:
,Ter handhaving van de uit-of in
wendige veiligheid kan door of van
wege den Koning elk gedeelte van
het grondgebied des Rijks in staat
van beleg verklaard worden. De wet
bepaalt de wjze waarop en de ge
vallen, waarin zulks geschieden kan
en regelt de gevolgen.
Bij die regeling kan worden be
paald, dat de grondwettelijke be
voegdheden van het burgerijk gezag
ten opzichte van de openbare orde
en de politie geheel of ten deele op
het militair gezag overgaan, en dat
de burgerl jke overheden aan de mili
taire ondergeschikt worden.
Daarbj kan wijders afgeweken
worden van de art. 7 (vrjheid van
drukpers), 9 (recht van vereeniging
en vergadering), 158 (binnentreden
eener woning), 159 (postgeheim) der
Grondwet.
Voor het geval van oorlog kan
ook van art. 156, le lid (over de
rechtelijke macht) worden afge
weken.
Hier wordt, zooals men ziet ge
sproken van:
1) staat van oorlog.
2) staat van beleg.
In den staat van beleg heeft de
militaire overheid ongeveer alles te
zeggen; dan zjn de burgeljke be
sturen verplicht te gehoorzamen aan
de bevelen van het militair gezag.
Deze staat van beleg werd in den
wereldoorlog later afgekondigd.
In den staat van oorlog heeft de
militaire overheid slechts een ge
deelte van de burgerlijke macht en
worden bjna alle maatregelen ge
nomen na overleg met het burgerl jk
gezag.
De gewone wet regelt hetgeen het
militaire gezag in staat van beleg
vermag.
In den staat van oorlog zjn de
burgerljke besturen van provincie,
gemeenten, waterschappen en hun
ambtenaren verplicht aan het mili
taire gezag inlichtingen te ver
schaffen.
Als het militair gezag dit noodig
acht, kunnen nieuwe politieverorde
ningen en verordeningen voor water
schappen gemaakt of gewjzigd wor
den, na overleg met het betrokken
burgerlijk gezag.
Na datzelfde overleg kan het mili
tair gezag maatregelen vaststellen
om te voorzien in het onderhoud der
inwoners en in de behoeften der be
zetting. Er kan hiervoor huiszoeking
worden gedaan volgens aan een
officier verstrekte lastgeving.
Het militair gezag stelt, na over
leg met het burgerlijk gezag, zoo
noodig, de regelen vast, volgens
welke de burgerbevolking hulp zal
hebben te verleenen in de militaire
werkzaamheden. Voorschriften van
Arbeidswet, Veiligheidswet en Hin
derwet kunnen buiten werking wor
den gesteld.
Het militair gezag kan In overleg
met het burgerljke den dienst van
politie en brandweer regelen.
Bij een oproerige beweging, of
samenscholing heeft het militair ge
zag dezelfde bevoegdheid als de bur
gemeester. Dan staan politie en
brandweer onder zijn bevelen.
Het militair gezag is bevoegd, alles
te doen wegnemen, wat aan de be-
hoorl jke verdediging in de weg staat,
Het is bevoegd, wegen, wateren, ter
reinen en gebouwen, zoo noodig met
de daarin aanwezige werktuigen, aan
openbare lichamen of particulieren
Loebehoorende, in gebruik te nemen,
wanneer dit voor de uitoefening van
den militaire dienst noodzakeljk is.
Ook inzake de drukpers kunnen
maatregelen genomen, maar hier
voor bestaan reeds altjd geldende
bepalingen.
In dit alles kan het militair gezag
dus maatregelen nemen, maar het is
niet verplicht dit te doen.
Voldoet iemand niet aan de ver
plichtingen, hen door het militair
gezag opgelegd, dan kan hj gestraft
worden met hechtenis of geldboete.
Zelfs kan voor enkele overtredingen
een gevangenisstraf van ten hoogste
vier jaar worden opgelegd.
BESCHREVEN DOOR EEN
TIJDGENOOT.
10
De drie Schutterjen of Schutsgil
den, welke Yenray voor een halve
eeuw telde, konden toen al reeds
bogen op een enorm hoogen leeftjd.
Het jaar der oprichting is mj niet
bekend, maar meerdere zilveren ko-
ningsschilden, vaandels en trommen,
dateerden volgens de daarop voor
komende inscripties, al van eeuwen
herwaarts, toen dergelijke vereeni-
gingen voornameljk dienden voor
kerkeljke doeleinden, o.a. als eere-
geleide voor het H. Sacrament bj
processies enz. terwjl ze in tjden
van gevaar en nood de beschermers
waren van de dorpsbevolking.
Vjftig jaren geleden waren de
Schutterijen het Zandakker en het
Eind ook in volle actie. Het Hof had
blijkbaar de minste levensvatbaar
heid; in dien tjd lag het tjdeljk stil
en hoewel het later, b j een feestel jke
gelegenheid weer eens in het leven
was geroepen en toen ook flink voor
den dag kwam, is het kort daarna
weer heel stil opgedoekt en sinds
dien wellicht voorgoed van het tooneel
verdwenen.
Het Zandakker is ook wel eens
enkele jaren in ruste geweest, doch
bj de inhaling van Burgemeester
Henri Esser, kwam er weer nieuw
leven in, en hoewel het ook sinds
dien tjd meermalen moest vechten
om het bestaan, toch heeft het zich,
evenals het Eind, tot op den dag
van vandaag vr j goed kunnen hand
haven.
De Schutterjen van den vroegeren
tjd zagen er echter heel anders uit
dan thans en hadden'toen door hunne
eigenaardige costumes een echt
schilderachtig aanzien. De kapiteins
en luitenants droegen gewoonlijk op
hun hoofd een grooten ouderwet-
schen steek met pluimen, een zil
veren schildje onder de kin. zoo
genaamd scheerbekken, en een lan
gen huzarensabel; de zoogenaamde
bielemannen, die bij het marcheeren
voorop liepen, hadden lange baarden
en droegen een wit lederen schoots
vel- en als wapen voerden zj een
vrj zware bjl, die gedragen werd
tusschec den linkerarm en schouder.
Regelmatig WRIGLEY'S P.K. kauwen
is een goede gewoonte, die voor kin
deren en volwassenen op eiken leeftijd
door tandartsen wordt aanbevolen.
P.K. zuivert de adem, verfrischt de mond
en houdt de tanden gaaf en sterk. Boven
dien bevordert P.K. dc spijsvertering.
Koopt vandaag nog enkele pakjes en houdt
er steeds een paar bü de hand.
Veel genot voor weinig geld: 5 cent
AAAAAAAAAAAA4LA,
De Koningen waren bekleed met
lange gekleurde sjerpen en prjkten
met een hoogen hoed met een pluim
er op, terwjl hun lichaam van voor
en achter behangen was met talrjke
soms zeer oude zilveren schilden,:die
allen den naam, het beroep en het
jaartal droegen van vroegere hoog-
waardigheids-bekleeders, die allen
verplicht waren bj hun aftreden als
Koning zoo een schild aan het Gilde
te schenken. Later werd aan die
verplichting niet meer geregeld de
hand gehouden.
Iedere vereeniging was in het bezit
van een prachtig gekleurd zijden
vaandel van groote afmeting, waar
op in het midden tusschen soms
keurig geborduurde versieringen, op
een groot medaillon de beeltenissen
van de beschermheiligen geschilderd
of geborduurd waren.
B j het rondtrekken der Schutter j
zwaaiden de vaandrigs soms op zeer
kundige wjze met hunne vaandels
en brachten hiermede aan de over
heid hun eeregroet.
De schutters droegen hunne ge
wone kleederen met de gebruikelijke
witte broek en marcheerden met
hunne wapens, geweren en lansen
met vlaggetjes, zeer keurig op het
rythme van een aloude zeer groote
koperen trom, waarvan detamboer-
maitrel, vooraan in den stoet liepen.
De voornaamste plechtigheid en
ontspanning van deze schutterijen
was het zoogenaamde vogelschieten
om den titel van koning, dat ieder
jaar op den vastgestelden dag plaats
had.
Op een hoogen schutsboom werd
dan als vogel een groote sterke
wortelknoest van een boom geplaatst,
meestal van onder nog voorzien van
een jzeren plaat, zoodat het niet
zoo ging den vogel zoodanig te
raken, dat hj verbrjzeld naar be
neden kwam vallen.
De schutter, die hiertoe het geluk
kige schot gelost had, verkreeg voor
een jaar het koningschap van de
Schutterj, waaraan behalve de eer,
ook nog eenige voordeelen verbonden
waren.
Nadat de nieuwe koning dan ter
plaatse omhangen was met de zil
veren schilden, als teeken zjner
waardigheid, volgde eene algemeene
hulde, waarop de schutterij met zjne
majesteit, met vliegende vaandels
en slaande trom een zegetocht door
enkele straten van het dorp maakte.
Voor de woningen van eenige
voorname ingezetenen, o.a. de pas
toor en burgemeester, werd dan halt
gehouden.
Het corp3 schaarde zich in carré
en onder een voortdurend tromge
roffel, had dan in dien kring het
zoogenaamde vendelzwaaien plaats
waarbj door sommige vaandrigs
menigmaal aardige staaltjes werden
vertoond van hunne kunstvaardig
heid op dit gebied. Gewoonl jk werd
dan aan den nieuwen koning een
glas wjn aangeboden, terwijl ookfle
schutters eene tractatie kregen.
Gedurende het loopende jaar wer
den ook nog wel eens schietwed-
strjden gehouden op den vogel,
waarvoor dan prjzen uitgeloofd
werden voor de beste treffers, ter
wijl de schutter, die den vogel af
schoot, vereerd werd met den eere-
prjs.
Verder namen de schutter jen deel
aan de openbare processies in het
dorp en tevens werden door de corp
sen bij feestelijke gelegenheden de
optochten opgeluisterd.
De traditie getrouw werden in
dien tjd de aloude gebruiken nog
geregeld onderhouden. Zoo werd b.v.
daags voor den len Mei steeds een
mooi versierden Meiboom geplaatst
voor de gildehuizen, waarbj dan in
gezamenlijk koor het aloude Mei-lied
werd gezongen en deleden der gilde
werden onthaald op eene tractatie
van bier.
Onder de eigenaardige gewoonten
van dien tjd behoorde bij de schut
terjen ook nog het ophalen van
eieren. Op den 2den Paaschdag in
den Damiddag kwamen alle leden
der schutterijen bjeen in hunne res-
pectievel jke gildehuizen en dan werd
in verschillende groepen, voorzien
van groote korven, een rondtocht
gemaakt door een gedeelte van het
dorp, doch alleen op het aangewezen
gebied, dat altjd bleef in den kring,
welke voor iedere gilde was vastge
steld en dan werden aldaar huis aan
huis eieren opgehaald, waarvoor in
het algemeen zeer gul werd bijge
dragen.
Met flink gevulde korven en onder
vrooljk gezang kwamen de mannen
dan weer bijeen in hun gildehuis.
In den avond werden deze eieren
gekookt en met de noodige potjes
bier door de leden verorberd, waar
bj er soms waren, die niet minder