TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Weet, wat ge redden wilt. Raadgevingen, die nu al zeer bijzonder te pas komen. Krakelingen. De Staat van Oorlog. VENRAY IN HET VERLEDEN. Zaterdag 9 September 1939 Zestigste Jaargang No 36 DE VLUCHTELING EN ZIJN KANARIE. Aan de Vereeniging voor Lucht bescherming kan de deugd van activiteit niet worden ontzegd; ze doet inderdaad wonderen met de bescheiden middelen, welke haar ter beschikking zijn gesteld. Velen in den lande verraste ze in het begin der vorige week met een biljet, waarop goede raadgevingen voor het geval van luchtgevaar. Uit de opgave blijkt wel, dat bij de verschijning van vijandelijke vliegtuigen heel wat te doen en te laten valt, zóóveel zelfs, dat het duizenden menschen hopeloos zal lijken om aan beschermenden afweer te beginnen. Enfin, ze zullen we wen- schen het althans nog wel gelegenheid bekomen om de cir culaire van de Vereen, voor Luchtbescherming te herlezen, vóór het gevaar ze heeft bena derd en de bijzonderste bepalin gen in zich op te nemen. Wil men met deze soort pro paganda succes Bereiken, dan is het werkelijk noodig, om te her halen, alsmaar te herhalen, wat ■de menschen in tijd van nood hebben te doen en te laten. Het moet er in gehamerd wor den, punt voor punt en vooral niet te veel van alles te samen. Dan zullen ze uiteindelijk weten ener niet naar handelen (de goeden niet te na gesproken) als ze hun wetenschap in practijk moeten brengen. De eerste eisch van doelmatige zelfbescherming isrustig blij ven 1 Het grootste gevaar, dat men zich zelf kan berokkenen; is de paniekstemming. In de meerbedoelde circulaire trof ik als „punt 7" van „Wat van elk gezinshoofd vereischt wordt", het volgende aan: „het klaarzetten van het „hoognoodige voor 't geval, „dat de woning moet wor- „den verlaten." Vooral wanneer dat geval zich voordoet, spreken de gevolgen van de verwarring. Vijf en twintig jaar geleden heb ik in dat opzicht veel aan schouwd. De Vereen, voor Luchtbescher ming heeft bij het hypothetische geval van vlucht uit de woning natuurlijk speciaal aan het lucht gevaar gedacht. Ze veronderstelde: als het huis wordt getroffen of ge moet uit anderen hoofde elders beschutting zoeken tegen de gevaren uit de lucht, wét neemt ge dan mee Ik zal het voorspellen: de gek ste dingen. Maar meestal niet de zaken, welke men het dringendst noodig zal hebben. In 1914 heb ik in België dui zenden menschen de vlucht zien nemen; ik heb o.m. de verwoes ting van Visé en van Leuven meegemaakt; de gansche bevol king van steden en dorpen heb ik langs de wegen zien trekken naar veiliger oord. En steeds weer viel het me op, aan welk armzalig bezit dui zenden de moeite van het mee nemen hadden besteed. Typisch was het b.v., dat vele vrouwen in de verwarring van het oogenblik, dat de noodzaak van een snelle vlucht ze duidelijk werd, het eerst naar het kanarie kooitje bleken te hebben gegre pen. Talloozen liepen met een ge- knoopten handdoek, waarin ze „het noodigste" hadden verpakt. Pas later en té laat 1 kwa men ze tot het inzicht, dat ze het onnoozelste hadden meege nomen. De menschen sjouwden met waardelooze dingen en ze waren het zich niet bewust! Anderen, die den tijd hadden genomen om flink wat bij mekaar te zamelen, kwamen na enkele honderden meters te zijn gegaan, tot het inzicht, dat ze, zóó bela den, onmogelijk verder konden. Na een kilometer deden ze op nieuw een keuze en lieten ze een hoop goed achter. Na eenige kilometers hadden ze nog maar een klein pakje over en eindelijk als ze tien tallen kilometers door zon of stof, dan wel door regenvlagen waren moeten gaan - sleepten ze niets anders met zich dan een gebroken leven. Trouwens, óók in vredestijd, als er plotseling brand uit breekt, redden de menschen dan inderdaad het meest waardevolle? 't Zou wat 1 En toch is het een eenvoudige voorzorg om klaar te leggen en altijd klaar gelegd te houden de meest noodige dingen, welke men in gevaar gered zou willen heb ben. Zulke voorzorg geldt voor allen tijd 1 Als men zich nu eens wilde vóórstellen het volgende: er is gevaar (brand, overstrooming, naderende vijand enz.) en nu wil men gauw het waardevolste sa menvatten. Stel uw keuze vóóraf dus als dat gevaar er nog niet is. Prakkezeer eens, wat ge gered wilt hebben en leg u zeiven be perking op. Bedenk b.v. dat uw waarde volste dingen moeten samenge pakt kunnen worden in één klein koffertje. Als ge dan uw keuze hebt gedaan, breng die spullen dan op één centrale, makkelijk toegankelijke plaats bijeen, in 'n lade, een kastje of wat dan ook. Dan hebt ge bij werkelijk gevaar slechts één gedachte te volgen en ge zult u achteraf niet be hoeven te bekennen: wat stom van me nu heb ik juist om het kostbaarste niet gedacht 1 En wilt ge ook de intentie van de Ned. Vereen, voor Lucht bescherming volgen wat ik dringend aanraad leg dan bij de dingen van uw keuze een vluchtuitrusting voor gas-of lucht gevaar. D w.z. voor het geval ge tot de vlucht wordt gedwon gen. Dat laatste zeg ik er bij, om dat veelal thuis de beste bescher ming aanwezig is en vlucht wel de meest impulsieve daad is bij gevaar, maar in lang niet alle gevallen de verstandigste 1 Men kan arbeid sparen door tweemaal in plaats van driemaal per dag te melken. En dan juist spaart men dien tijd op het mo ment van den dag, dat ongeveer den meesten arbeid vraagt in het huishouden. Weliswaar is de totaal vetopbrengst per dag iets grooter bij driemaal melken, vooral bij koeien, die nog veel melk geven en zal men als men toch over veel arbeidskracht be schikt om die reden driemaal melken verkiezen. Maar wat 't zwaarst is moet ook het zwaarst wegen en moet men dat beetje botervet méér niet oorzaak doen zijn, dat de huisgenooten zich af moeten sloven of dat het huishoudwerk te slordig of te onvolledig wordt verricht. Men kan arbeid sparen door de varkens in plaats van driemaal slechts tweemaal te voeren. Bovendien kan men dan de voedertijden op uren stellen, waarin het 't minst druk is met huishoudelijk werk. De beste mediode, die men toepast bij tweemaal voeren bij varkens, lijkt mij nog immer de methode van Ruhlsdorf. Overi gens bij de ouderwetsche slob bering-methode is het nuttig effect van het voer 1/7 geringer dan bij de Ruhlsdorf-methode. De slobberingmethode heeft dan ook enkel maar beteekenis meer bij zoogende zeugen. Bij de dikke brij-methode van Ruhlsdorf wordt het voer uiterst weinig bevochtigd en koud ge laten, zoodat de dieren een koude brij wordt verstrekt, die zoo dik is dat zij „staat" en die zij duchtig moeten kauwen. Het drinkwater (of ondermelk, of iets dergelijks) krijgen de dieren voor het vreten, om dezelfde reden, waarom men het paard laat drinken, vóór het haver krijgt. Tweemaal behoeft men maar te voeren en men moet zorgen zooveel mogelijk te geven, dat alles op is één uur voor het volgend maal. Dat volle uur worden de troggen dan met drinkwater gevuld. Als men ondermelk of wei voert, geeft men deze eerst, vóór men water in de troggen doet. Wat na een uur over is van het water, laat men wegvloeien voor men de dikke brij weer in de troggen doet. Behalve dat men arbeid spaart, zijn er aan deze methode nog andere voordeelen verbonden Ieder varken eet, in verband met den voorraad, wanneer het lust heeft; er geldt dus niet het recht van de sterksteachterblijvers komen zelden voor. De dieren zijn rustiger en groeien daarom beter. Er is gemakkelijker con trole op de voeding uit te oefe nen. Dit alles geldt voor het geval men de varkens al heeft opge legd om te mesten. Wil men echter varkens eerst met veel ruwvoer oi weidegang opfokken en daarna mesten (wat in de meeste gevallen het voor- deeligst is) dan moet men dit doen als zij als magere lummels zijn opgegroeid tot een gewicht van 40 kg. levend. Wacht men langer met mesten, dan blijft het spek te week. !r. Dewez en ik zijn overtuigd, dat op menig bedrijfje arbeid en geld werden gespaard, als men de hit, ponny of dubbele hit, of hoe men het paard ook noemen mag, afschafte en de koe of de koeien liet werken. Men moest er eindelijk toe komer. de val- sche schaamte of de bijzonder onredelijke verwaandheid te over winnen. Ik heb er al zoo dikwijls op gewezen dat, wanneer men een koe niet overmatig hard laat werken, haar behoorlijke rust tijden verstrekt, om op haar ge mak te herkauwen en haar extra voer geeft voot haar arbeid, zij in het totaal maar heel weinig minder botervet opbrengt en dat het voor haar gezondheid best is. Nu schrijft dr. Dürrwaechter in de Deutsche Landw. Tierzucht van 26 Aug. j.ldat een melkkoe per jaar een arbeid kan verrich ten, die gelijk staat met de waarde van 1200 tot 1700 kg. melk. Elders heb ik onlangs gewezen op de groote beteekenis van stroo niet alleen voor strooisel, maar ook als voer in Limburg voor rundvee en paarden, als mede op de beteekenis van kaf In den R.K. Boeren- en Tuinders stand van deze of de volgende week weid ik nog wat uit over de voedingswaarde van de ver schillende stroo- en kafsoorien. En in datzelfde artikel wijs ik er op, dat het toch zoo goed is in den herfst zuinig te doen met groenvoer en hiervan veel in te kuilen, teneinde den heelen winter over kuilvoer te kunnen beschikken, 't Zou kunnen wezen, dat dit vooral dezen winter goed te pas zou kunnen komen. Maar dan goed inkuilen, zóó, dat de kuil zeker lukt. U weet wel, dat het mij niet kan schelen, of u inkuilt volgens de A. I. V. methode, of volgens de Timmer mans' methode. Maar doe juist, zooals 't in het betreffend boekje staat beschreven, zonder daarvan het minst af te wijken. Iedere, ook geringe afwijking doet den kuil minder goed slagen. Met als gevolgextra verlies aan voe dende bestanddeelen, aan voe dingswaarde en minder goeden invloed op de kwaliteit der zuivelproducten. Als ik dit alles schrijf, kan ik toch niet nalaten te hopen, dat de tijdsomstandigheden niet of slechts zeer weinig het slagen van de vier Limburgsche fokvee- dagen zullen schaden. Ook wat het bezoek en de ambitie bij dat bezoek betreft. Met wat onderling overleg kan heel wat gebeuren. En onze Limburgsche fokvee- dagen zijn van zulke groote be teekenis voor de Limburgsche veeverbetering. Gelijk de vee verbetering op zich weer van zulke groote beteekenis is voor de rentabiliteit van de veehou derij, die toch in onze meeste bedrijven een belangrijke tak mag genoemd worden. Ir. JACQ. TIMMERMANS, N.K. Rijksveeteeltconsulent. ADVERTEERT IN PEEL EN MAAS Dc Hamsterziekte. Hamsteren is de eerste oorlogs kwaal, welke zich in tijden van span ning en vooral na mobilisatie zich openbaart. Deze ziekte heeft ook deze week weer hevig gewoed. 't Is een kwaal, waaraan niet veel te doen is en men moet er een beetje vergoelijkend tegenover staan. Ham steren is een erfelijke ziekte: we hebben ze reeds overgekregen van Adam en Eva, die de vijgeblaadjes begonnen te verzamelen, toen het artikel „linnengoederen" schaarsch was. Hamsteren is een natuurlijke drift: Wecken we des zomers? Om ons te dekken tegen den tjd, dat de winter zijn strjd voert en de versche groenten vernietigt. De eekhoorn hamstert eikeltjes, de hond begraaft versche botjes voor den kwaden ure. En wij hamsteren voor oorlogstijd. Daar is werkelijk niets op tegen. Als we het maar op tjd zouden doen of zouden hebben gedaan, d.w.z. toen er overvloed was. Maar de menseh is gemakzuchtig geworden, Hij wacht met hamsteren tot het allerlaatste oogenblik, waarop hij meent dat het noodig is geworden. Want het zou zonde van de moeite en de kosten zijn meent hij als straks de oorlog3bui tóch nog blijkt over te trekken. En daarom zijn de meeste men schen vorige week pas met het ham steren begonnen. Zulks is eigenljk -r- hoe vergoelij kend men dan ook tegenover deze menscheljke zwakheid wil staan uit een oogpunt van algemeen be- laDg verwerpelijk. De sterkeren hebben aldus de nwakkeren gedupeerd. De menschen, die hun thee slechts bij het halve onsje tegelijk kunnen koopen, suiker bij het half pond, die hebben de laatste dagen moedeloos van winkel tot winkel afgesjouwd, overal stoo- tende op een „uitverkocht". T Is toch eigenlijk een misselijk idee, dat menschen met gevulde beurzen, zelfvoldaan op gevulde zak ken en doozen gaan zitten, denkende: ziezoo, mij kan niets gebeuren. Ter wijl de armen het noodigste gaan ontberen. De hamsteraars hebben het mis. Hun kan wèl wat gebeurenZe kun nen met den stafrechter in aanraking komen en hun voorraden kunnen worden onteigend. Het eenige wat ze hebben bereikt is een tijdelijke verwarring in de distributie. We hebben in ons land geen tekort aan goederen, die het volk voor zijn bestaan behoeft. We hebben algemeen voorraden voor jaren. Voor afzienbaren tijd behoe ven we geen gebrek te vreezen. Wel prjsstijging, maar enkel door ham steren Niemand beschermt het eigen be staan door het onmatig vergaren van voorraden, want als eens wat God moge verhoeden in ons land waarlijk de nood aan den man mocht komen, zóó dat onze kinderen on dervoed zouden geraken en we allen met ziekte en dood worden bedreigd, dan zal niemands voorraad, zelfs geen kleine voorraad worden ontzien, maar dan zal de overheid ofanders^het volksgericht de wet van een voor allen en allen voor een, geldend maken. Daarom, laten we aan geen dwaze instincten toegeven, maar een vlotte distributie van levensmiddelen ver gemakkelijken door niet méér te koopen dan we voor onmiddelijk, nor maal gebruik behoeven. Vrijdag 1 Sept. is ons land bij koninklijk besluit in Staat van Oor log verklaard. De staat van oorlog wil natuurlijk niet zeggen, dat er nu oorlog is in Nederland, of oorlog op komst is. Het is een maatregel, door de regee ring genomen om op alle gebeurte nissen voorbereid te zijn en om het nemen van militaire maatregelen ge makkelijker te maken. Nu de staat van oorlog is ver klaard heeft de militaire overheid meer macht dan in gewone tijden. Een gedeelte van de macht door het burgerlijk gezag uitgeoefend komt nu in handen van de militaire macht. In Augustus 1914 werd eerst de omtrek van Nederlandsche forten en zeegaten in staat van oorlog ver klaard en een week later de provin ciën Limburg, Noord-Brabant, Zee land en een gedeelte van Gelderland. Thans is het geheele land in staat van oorlog verklaard. De macht van de Koningin om den staat van oorlog af te kondigen, steunt op art. 187 van de Grondwet, dat luidt: ,Ter handhaving van de uit-of in wendige veiligheid kan door of van wege den Koning elk gedeelte van het grondgebied des Rijks in staat van beleg verklaard worden. De wet bepaalt de wjze waarop en de ge vallen, waarin zulks geschieden kan en regelt de gevolgen. Bij die regeling kan worden be paald, dat de grondwettelijke be voegdheden van het burgerijk gezag ten opzichte van de openbare orde en de politie geheel of ten deele op het militair gezag overgaan, en dat de burgerl jke overheden aan de mili taire ondergeschikt worden. Daarbj kan wijders afgeweken worden van de art. 7 (vrjheid van drukpers), 9 (recht van vereeniging en vergadering), 158 (binnentreden eener woning), 159 (postgeheim) der Grondwet. Voor het geval van oorlog kan ook van art. 156, le lid (over de rechtelijke macht) worden afge weken. Hier wordt, zooals men ziet ge sproken van: 1) staat van oorlog. 2) staat van beleg. In den staat van beleg heeft de militaire overheid ongeveer alles te zeggen; dan zjn de burgeljke be sturen verplicht te gehoorzamen aan de bevelen van het militair gezag. Deze staat van beleg werd in den wereldoorlog later afgekondigd. In den staat van oorlog heeft de militaire overheid slechts een ge deelte van de burgerlijke macht en worden bjna alle maatregelen ge nomen na overleg met het burgerl jk gezag. De gewone wet regelt hetgeen het militaire gezag in staat van beleg vermag. In den staat van oorlog zjn de burgerljke besturen van provincie, gemeenten, waterschappen en hun ambtenaren verplicht aan het mili taire gezag inlichtingen te ver schaffen. Als het militair gezag dit noodig acht, kunnen nieuwe politieverorde ningen en verordeningen voor water schappen gemaakt of gewjzigd wor den, na overleg met het betrokken burgerlijk gezag. Na datzelfde overleg kan het mili tair gezag maatregelen vaststellen om te voorzien in het onderhoud der inwoners en in de behoeften der be zetting. Er kan hiervoor huiszoeking worden gedaan volgens aan een officier verstrekte lastgeving. Het militair gezag stelt, na over leg met het burgerlijk gezag, zoo noodig, de regelen vast, volgens welke de burgerbevolking hulp zal hebben te verleenen in de militaire werkzaamheden. Voorschriften van Arbeidswet, Veiligheidswet en Hin derwet kunnen buiten werking wor den gesteld. Het militair gezag kan In overleg met het burgerljke den dienst van politie en brandweer regelen. Bij een oproerige beweging, of samenscholing heeft het militair ge zag dezelfde bevoegdheid als de bur gemeester. Dan staan politie en brandweer onder zijn bevelen. Het militair gezag is bevoegd, alles te doen wegnemen, wat aan de be- hoorl jke verdediging in de weg staat, Het is bevoegd, wegen, wateren, ter reinen en gebouwen, zoo noodig met de daarin aanwezige werktuigen, aan openbare lichamen of particulieren Loebehoorende, in gebruik te nemen, wanneer dit voor de uitoefening van den militaire dienst noodzakeljk is. Ook inzake de drukpers kunnen maatregelen genomen, maar hier voor bestaan reeds altjd geldende bepalingen. In dit alles kan het militair gezag dus maatregelen nemen, maar het is niet verplicht dit te doen. Voldoet iemand niet aan de ver plichtingen, hen door het militair gezag opgelegd, dan kan hj gestraft worden met hechtenis of geldboete. Zelfs kan voor enkele overtredingen een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar worden opgelegd. BESCHREVEN DOOR EEN TIJDGENOOT. 10 De drie Schutterjen of Schutsgil den, welke Yenray voor een halve eeuw telde, konden toen al reeds bogen op een enorm hoogen leeftjd. Het jaar der oprichting is mj niet bekend, maar meerdere zilveren ko- ningsschilden, vaandels en trommen, dateerden volgens de daarop voor komende inscripties, al van eeuwen herwaarts, toen dergelijke vereeni- gingen voornameljk dienden voor kerkeljke doeleinden, o.a. als eere- geleide voor het H. Sacrament bj processies enz. terwjl ze in tjden van gevaar en nood de beschermers waren van de dorpsbevolking. Vjftig jaren geleden waren de Schutterijen het Zandakker en het Eind ook in volle actie. Het Hof had blijkbaar de minste levensvatbaar heid; in dien tjd lag het tjdeljk stil en hoewel het later, b j een feestel jke gelegenheid weer eens in het leven was geroepen en toen ook flink voor den dag kwam, is het kort daarna weer heel stil opgedoekt en sinds dien wellicht voorgoed van het tooneel verdwenen. Het Zandakker is ook wel eens enkele jaren in ruste geweest, doch bj de inhaling van Burgemeester Henri Esser, kwam er weer nieuw leven in, en hoewel het ook sinds dien tjd meermalen moest vechten om het bestaan, toch heeft het zich, evenals het Eind, tot op den dag van vandaag vr j goed kunnen hand haven. De Schutterjen van den vroegeren tjd zagen er echter heel anders uit dan thans en hadden'toen door hunne eigenaardige costumes een echt schilderachtig aanzien. De kapiteins en luitenants droegen gewoonlijk op hun hoofd een grooten ouderwet- schen steek met pluimen, een zil veren schildje onder de kin. zoo genaamd scheerbekken, en een lan gen huzarensabel; de zoogenaamde bielemannen, die bij het marcheeren voorop liepen, hadden lange baarden en droegen een wit lederen schoots vel- en als wapen voerden zj een vrj zware bjl, die gedragen werd tusschec den linkerarm en schouder. Regelmatig WRIGLEY'S P.K. kauwen is een goede gewoonte, die voor kin deren en volwassenen op eiken leeftijd door tandartsen wordt aanbevolen. P.K. zuivert de adem, verfrischt de mond en houdt de tanden gaaf en sterk. Boven dien bevordert P.K. dc spijsvertering. Koopt vandaag nog enkele pakjes en houdt er steeds een paar bü de hand. Veel genot voor weinig geld: 5 cent AAAAAAAAAAAA4LA, De Koningen waren bekleed met lange gekleurde sjerpen en prjkten met een hoogen hoed met een pluim er op, terwjl hun lichaam van voor en achter behangen was met talrjke soms zeer oude zilveren schilden,:die allen den naam, het beroep en het jaartal droegen van vroegere hoog- waardigheids-bekleeders, die allen verplicht waren bj hun aftreden als Koning zoo een schild aan het Gilde te schenken. Later werd aan die verplichting niet meer geregeld de hand gehouden. Iedere vereeniging was in het bezit van een prachtig gekleurd zijden vaandel van groote afmeting, waar op in het midden tusschen soms keurig geborduurde versieringen, op een groot medaillon de beeltenissen van de beschermheiligen geschilderd of geborduurd waren. B j het rondtrekken der Schutter j zwaaiden de vaandrigs soms op zeer kundige wjze met hunne vaandels en brachten hiermede aan de over heid hun eeregroet. De schutters droegen hunne ge wone kleederen met de gebruikelijke witte broek en marcheerden met hunne wapens, geweren en lansen met vlaggetjes, zeer keurig op het rythme van een aloude zeer groote koperen trom, waarvan detamboer- maitrel, vooraan in den stoet liepen. De voornaamste plechtigheid en ontspanning van deze schutterijen was het zoogenaamde vogelschieten om den titel van koning, dat ieder jaar op den vastgestelden dag plaats had. Op een hoogen schutsboom werd dan als vogel een groote sterke wortelknoest van een boom geplaatst, meestal van onder nog voorzien van een jzeren plaat, zoodat het niet zoo ging den vogel zoodanig te raken, dat hj verbrjzeld naar be neden kwam vallen. De schutter, die hiertoe het geluk kige schot gelost had, verkreeg voor een jaar het koningschap van de Schutterj, waaraan behalve de eer, ook nog eenige voordeelen verbonden waren. Nadat de nieuwe koning dan ter plaatse omhangen was met de zil veren schilden, als teeken zjner waardigheid, volgde eene algemeene hulde, waarop de schutterij met zjne majesteit, met vliegende vaandels en slaande trom een zegetocht door enkele straten van het dorp maakte. Voor de woningen van eenige voorname ingezetenen, o.a. de pas toor en burgemeester, werd dan halt gehouden. Het corp3 schaarde zich in carré en onder een voortdurend tromge roffel, had dan in dien kring het zoogenaamde vendelzwaaien plaats waarbj door sommige vaandrigs menigmaal aardige staaltjes werden vertoond van hunne kunstvaardig heid op dit gebied. Gewoonl jk werd dan aan den nieuwen koning een glas wjn aangeboden, terwijl ookfle schutters eene tractatie kregen. Gedurende het loopende jaar wer den ook nog wel eens schietwed- strjden gehouden op den vogel, waarvoor dan prjzen uitgeloofd werden voor de beste treffers, ter wijl de schutter, die den vogel af schoot, vereerd werd met den eere- prjs. Verder namen de schutter jen deel aan de openbare processies in het dorp en tevens werden door de corp sen bij feestelijke gelegenheden de optochten opgeluisterd. De traditie getrouw werden in dien tjd de aloude gebruiken nog geregeld onderhouden. Zoo werd b.v. daags voor den len Mei steeds een mooi versierden Meiboom geplaatst voor de gildehuizen, waarbj dan in gezamenlijk koor het aloude Mei-lied werd gezongen en deleden der gilde werden onthaald op eene tractatie van bier. Onder de eigenaardige gewoonten van dien tjd behoorde bij de schut terjen ook nog het ophalen van eieren. Op den 2den Paaschdag in den Damiddag kwamen alle leden der schutterijen bjeen in hunne res- pectievel jke gildehuizen en dan werd in verschillende groepen, voorzien van groote korven, een rondtocht gemaakt door een gedeelte van het dorp, doch alleen op het aangewezen gebied, dat altjd bleef in den kring, welke voor iedere gilde was vastge steld en dan werden aldaar huis aan huis eieren opgehaald, waarvoor in het algemeen zeer gul werd bijge dragen. Met flink gevulde korven en onder vrooljk gezang kwamen de mannen dan weer bijeen in hun gildehuis. In den avond werden deze eieren gekookt en met de noodige potjes bier door de leden verorberd, waar bj er soms waren, die niet minder

Peel en Maas | 1939 | | pagina 5