TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAI Zwitserland op alles voorbereid. VENRAY IN HET VERLEDEN. V acantiemanier en zonder zin. Logeeren in 1754. Krakelingen. Zaterdag 26 Augustus 1939 Zestigste Jaargang Nc Ieder Zwitser is een levend bolwerk. Maatregelen waardoor men in een paar uren kan mobiliseeren. Zwitserland heeft, in de over tuiging dat op den langen duur zijn onafhankelijkheid afhangt van de mogelijkheid om deze zelf te verdedigen, niets ongedaan gelaten, om in staat te zijn, iederen aanval op het eerste sein het hoofd te kunnen bieden. De regeering en het Zwitser- sche volk weten, dat bij een oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland het heel moeilijk zal zijn, Zwitserland daarbuiten te houden. Maar militaire deskun digen, Zwitsersche en buiten landsche, zijn van meening, dat iedere inval in het land een aanvaller veel meer zou kosten dan een overwinning waard is. In het Zuiden zijn de Alpen passen bezet met versterkingen. Op de st. Gothard b.v. is een heele berg uitgehold en veran derd in een sterke citadel, die den eenigen toegang van Italië uit beheerscht en die een lang beleg kan weerstaan. Patrouilles Alpensoldaten op ski's, wit gekleed, zoodat zij onzichtbaar zijn tegen de sneeuw bekend met iedere plek van het terrein, kunnen gemakkelijk aan vallers met machinegeweren be stoken. In het Noorden en Noordoos ten zijn wegen en bruggen on dermijnd. Zij kunnen ieder oogen- blik opgeblazen worden. Drie verdedigingslinies zijn zoo ge bouwd, dat zij bestand zijn tegen artillerievuur en bomaanvallen uit de lucht. De werkelijke bolwerken van Zwitserland bevinden zich echter in de woningen van het volk. Een passieve overgave, als ge schiedde in Slowakije, zou hier onmogelijk zijn, zelfs als de re gering hier zou willen toegeven uit vrees voor een massabombar dement van de burgerbevolking. Ir. ieder huis is tenminste één geweer. En dat is in het be zit van een man, die, hoewel hij misschien sinds lang den mili tairen dienst heeft verlaten, trotsch is op zijn schuttersvaardigheid en op het ideaal, dat zijn voor vaderen reeds 650 jaar geleden koesterden: de Zwitersche on afhankelijkheid en vrijheid. Diensplicht is zoo oud als de republiek zelf. In de origineele grondwet van 1821 werd reeds hierin voorzien. Evenais in vele andere landen wordt de Zwitser met zijn 20ste jaar opgeroepen. De oefentijd is voor de infante rie en langer voor de andere wapens. In één opzicht echter verschilt het Zwitsersche leger van ieder ander leger in de we reld. Als de soldaat naar huis gaat, neemt hij zijn volledige uitrusting met zich mee, zijn ge weer en revolver inbegrepen. Hij is er verantwoordelijk voor, de ze uitrusting in goeden staat te houden. Als hij in een grenszone woont, wordt hem bovendien een vooraad munitie uitgereikt .om mee naar huis te nemen, zoodat als het sein gegeven wordt, hij niets anders heeft te doen, dan in dienst te treden. Iedere Zwitser is dus soldaat, en met een bevolking van 4mil- lioen, kan de republiek bijna 600.000 goed geoefende mannen mobiliseeren. Zelfs in normale tijden moet de Zwitser tot z'n 48ste jaar jaarlijks herhalingsoefeningen ver richten. Dan wordt hij in de re serve geplaatst, waarin hij tot z'n 60ste jaar blijft. Cavalleristen bezitten hun ei gen paard, dat zij knopen op 'n speciale verkooping, waarbij de staat de helft van de kosten be taalt. Zij moeten het dier op eigen kosten onderhouden, maar als zij niet in dienst zijn, mogen zij het gebruiken voor werk op de boerderij of voor genoegen. De Zwitser moet niet alleen zijn geweer in goeden staat hou den, maar hij mag ook niet ver geten, hoe er mee om te gaan. In ieder dorp worden van tijd tot tijd schietwedstrijden gehou den en ieder moet een bepaald aantal malen per jaar daaraan mee doen en een vastgesteld aan tal punten behalen. Lukt hem dat niet, dan hij net zoolang door gaan, tot hij vereischte aantal behaalt. Geweer en revolveischie- ter. is dan ook een populaire sport in Zwitserland, waar zelfs jongens van 12 jaar aan mee doen Dat is de geest, aldus een „U.P.-bericht" waaraan wij het bovenstaande ontleenen, die schuilt achter de maatregelen, om het geheele leger in een paar uur te kunnen mobiliseeren sneller dan eenig ander land ter wereld Alle Zwitsers, of zij Fransch. Duitsch of Italiaansch spreken, zijn vereenigd in den geest van de stichers van het eedgenoot schap. BESCHREVEN DOOR EEN TIJDGENOOT. 8 Naast de degelijke vakkennis van de indertijd in Venray gevestigde koper- en blikslagers, bleken deze personen nog te beschikken over eene meerzijdige bekwaamheid of eene opvallende werk-energie. De meest bekende hiervan was on getwijfeld Victor Fonck, een man, die in alle opzichten met den tijd wist mee te gaan. Toen de rijwielen in dien tijd nog slechts kort in ge bruik waren, begon deze in zijne werkplaats al een fabriekje van fietsen, welke bij in den handel bracht onder den naam Vulkaan-Rijwielen. Verder hield hij zich bezig met de vervaardiging van acyteleen-toestel- len, die bij het ontbreken van kolen- gasfabrieken, reeds heel wat kondsn bijbrengen tot eene doelmatige ver lichting van kerken, groote zalen, werkinrichtingen en veestallingen, terwijl hij zich eveneens belastte met het aanbrengen van bliksemafleiders op torens, kerken en kloosters, waar voor een of meer zijner employé's geregeld op karwei waren door ge heel Nederland en België. Alsof dat alles nog niet genoeg was voor zijn ondernemingsgeest, beheerde hij daarbij nog eene enorm uitgebreide winkelzaak, waarin niet alleen alle artikelen, die behoorden tot zijn vakgebied te bekomen wa ren, maar bovendien ook nog de meest uitgebreide soorten van galan- teriën, beelden en kunstvoorwerpen op prachtige wijze geëtaleerd waren, zoodat deze zaak voor dien tijd als eenig mocht beschouwd worden. Een tweede algemeen beleende koper en blikslager was G. Tillemans, die behalve eene groote bekwaamheid op vakgebied, beschikte over eene buitengewone ontwikkeling en alge- meene kennis. Het zoogenaamde „Tillemenneke" was niet alleen een goede en vlotte spreker, maar boven dien toonde hij zich zeer vaardig met de pen. Indertijd verschenen van zijne hand meermalen zeer goed gestyleer- de artikelen of groote feestverslagen in „Maas en Peel", terwijl ingezon den stukken in dit blad getuigden van zijn critischen geest. Dan was er nog een derde, n.l. Jan Janssen, een stille maar uiterst be kwame koperwerker, die daarbij ech ter eene bijzondere voorliefde had voor de jacht. Met de indertijd al gemeen bekenden Frenck, trok hij nog al eens vaak naar het jachtveld in de Peel of de verre heide, alwaar zij dan meerdere haasjes of ander wild, door hun zeker schot wisten te bemachtigen. Ook in vroegere tijden vond men in Venray een groot aantal over het algemeen zeer bekwame beoefenaars van de bouwvakken; doch er waren slechts enkele serieuze aannemers voor grootere bouwwerken; de voor naamste waren toen Willem en Louis Wijnhoven, die het molenmakersvak hadden verwisseld met de timmer- zaak. Dat waren zeer ondernemende lui, die er ook aandurfden om zelfs buiten de gemeente in te schrijven voor meer voorname bouwwerken. De andere timmerlui of metselaars namen ook wel eens kleinere werken aan, doch de meeste waren afwis selend baas of knecht, naar gelang het geluk bij aanbestedingen hen diende. Een zeer slecht gebruik heerschte toen in Venray, voornamelijk onder de bouwvakarbeiders, n.l. hetMaan- daghouden. Somtijds zaten de bazen met de knechten den geheelen Maandag in de kroeg, en 's avonds waren de meesten hunner in zeer kennelijken staat. De vele metselaars en stucadoors, die men toen in Venray telde, maak ten zich ook wel eens aan dat mis bruik schuldig, doch daarbij was het niet zoo algemeen. Deze gingen in den zomer veel naar de steden wer ken, alwaar zij dan zooveel verdien den. dat ze in den winter, soms met behulp van een klein beetje klom penmaken, zoowat konden rente nieren. Een voorname stucadoorsfirma was in dien tijd in Venray de Firma Pauw Lutters en Zonen, die speciaal groote werken aannamen in Amster dam, Den Haag en Utrecht. Twee handige zoons uit dit gezin, Theodor en Frans Lutters hebben zich later voor vast gevestigd in Utrecht, al waar zij eene zeer beklante zaak beheerden. De kleinere, doch niet minder be kwame stucadoors werkten toen haast geregeld in Nijmegen of Hel mond, alwaar zich thans nog mo- 1 numentale gebouwen beviDden, welke uiterlijk door Venraysche werkers op j kunstvaardige wijze gedecoreerd wa ren. Een enkele had later als baas in Nijmegen gevestigd. Het leidekkersvak werd toen in Venray alleen uitgeoefend door de Gebroeders Kobus en Hannes Schaef- fers. Behalve de talrijke kerken en kloosters, welke in dien tijd alhier steeds toenamen, waarvan deze on verschrokken mannen steeds de daken en torens in goeden staat on derhielden. hadden zij nog eene uit gebreide cliëntèle door een groot deel van Limburg, zoodat zij nog al eens menigmaal afwezig waren. Bei den hielden er hier ieder nog een welbeklant café bij, en ook als kas teleins waren zij door hun vriendelijk en voorkomend optreden in Venray vrij populair. Dat dit vak echter zeer gevaarlijk is, bleek later wel toen Hannes van een toren naar beneden stortte, en plotseling dood was. Dit vreeselijk ongeluk weerhield echter zijne zonen niet om het vak voort te zetten. Wanneer men in den tegenwoor- digen tijd de vele moderne en zeer keurig ingerichte slagerswinkels ziet, dan kan men er zich als het ware geen denkbeeld van vormen, dat het slagerswerk voor ongeveer een halve eeuw in Venray slechts een paar be oefenaars telde, welke zich toen nog op zeer bekrompen wijze moesten behelpen. Vleeschwinkels waren er toen nog niet, en in één en hetzelfde vertrek werd toen nog het vee geslacht, uitgebeend en verkocht. Rundvleesch werd toen nog door de meeste men- schen beschouwd als een weelde artikel en slechts bij de welgezeten notabelen of goede burgers kwam dit op tafel. Het was dan ook geen wonder, dat de slagers Keub Goumans, Toon Roelofs en Pietje Beckers, hun werk gemakkelijk af konden en er in ge heel Venray slechts een enkel rund per week geslacht werd. In dien tijd werd er bijna enkel varkensvleesch gebruikt, waarvan zich bijna iedereen zelf kon gerieven. Welhaast elke inwoner van Venray hield toen een of meer varkens die behalve een flinken voorraad vleesch, ook nog de mest voor het land op leverden. Er heerschte toen als het ware een wedijverdonder de menschen om de varkens óp de meest productieve wijze vet te mesten, zoodat een varken van 3 400 pond zeer ge woon was. De voornaamste slachttijd was in den laten herfst, tegen November. Dan hadden de varkensslagers, o.a. Nol Theuws en zijn zoon Piet het geweldig druk, om hunne overtalrijke klaDten te bedienen. Natuurlijk hoor de daarbij een borreltje en men kan dus begrijpen, dat Nol en Piet eiken dag in dien tijd menig glaasje moesten uitdrinken, want ook bij het afkappen en inzouten van het varken, dat enkele dagen na het slachten geschiedde, kwam de flesch alweer voor den dag. Dit drankgebruik scheen echter de gezondheid van de toenmalige varkensslachters niet erg te schaden, want een andere slachter, de 80jarige „Jenneskes Tonie", herdacht in 1899 het zeldzame feit, dat hjj 60 jaren in Venray aan huis varken» ging slachten en toen nam hij nog steeds met jeugdigen ijver zjjn bloedig baantje waar. Naar men toen be rekende, waren door hem in dien tijd ongeveer 12000 varkens geslacht en ingezouten. Als het varken „uittereen gedaan was", dan werden meerdere deelen voor verschillende doeleinden klaar gemaakt, als lekkere metworst, bloedworst, balkenbrei, paarsvleesch, enz enz., terwijl het ander gedeelte in een kuip werd ingezouten en de hammen en spek later gerookt. Een prijzenswaardige gewoonte was toen ook, dat de eigenaars van de geslachte varkens zeer vaak aan hunne huurlieden, die zich de weelde van een eigen varken niet konden permitteeren, of wiens woningen er niet op ingericht waren, steeds een proefje van de lekkernij lieten bren gen, dat zeer dankbaar aanvaard werd. De groote voorraad vleesch, welke voor het geheele jaar bestemd, doch niet voldoende was, werd dan door sommigen nog aangevuld door den aankoop van zoogenaamd Ameri- kaansch spek, dat toen in groote hoeveelheden werd aangevoerd en vrij goedkoop was. Volgens de vaste gewoonte dier dagen, kwam bij het slachten of andere feestelijke gelegenheden steeds het borreltje te pas. Doch niet al léén hierbij, want ook bij begrafe nissen was het een vast gebruik, dat de dragers voor en na den kerkdienst getrakteerd werden op eene zoogenaamde hartversterking, waarbij door die lui wel eens meer gedronken werd, dan bij de droeve plechtigheid paste. Het klooster der Eerw. Paters Franciscanen was toen al in Venray een zegen voor vele huisgezinnen. Niet alleen, dat de armste inwoners aldaar zoo noodig iederen dag het noodzakelijkste voedsel konden be komen, doch ook in ander opzicht werd door het klooster zeer veel goed gedaan, dat algemeen erkend en gewaardeerd werd. Aan het Gymnasium der Paters waren toen al soms meer dan 100 studenten, die allen hun pension en studiekamers hadden bij een groot aantal burgermenschen in het dorp. Hoewel de opbrengst hiervan toch zeer gering was, (over het algemeen werd toen voor een student slechts een kostgeld betaald van ongeveer 150 gulden per jaar) toch was het voor velen een aardig spaarpotje in de huishouding, want men denke er wel aan, dat het leven toen heel wat goedkooper was dan thans en ook de behoeften heel wat minder. Voor weduwen en alleenwonende vrouwen was dit eene mooie ge legenheid om met de opbrengst van tuin en land en niet te vergeten het gebruikelijke varken in de kuip, in hunne behoeften te voorzien. In het volgend nummer zal ik een overzicht geven van de voornaamste ontspanningen, welke toen in Venray geboden werden, mede door de toen bestaande vereenigingea. Alles was echter heel wat minder dan in den tegenwoordigen tijd! (Wordt vervolgd) M. Menschelijk ijlgoed. De Bossche medewerker van de Maasbode schrijft: In de maand Augustus genieten de Zuidelijke grensprovinciën het genoegen een oord van doortocht te zijn voor de bewoners van het Noor delijk deel van Nederland. Destroom vacantiegangers, die zich naar Bel gië, Frankrijk, Zwitserland begeven, is dit jaar, ondanks de internationale onrust, niet minder breed dan in vorige jaren. Wie per trein reizen, laten zich in Brabant niet zien. Op enkele stations-perrons is de drukte merkbaar, maar die beweging plant zich niet voort in de steden zelve. Het leger van fietsers en automobi listen daarentegen neemt zijn rust- poozen in acht. 's-Hertogenbosch, Breda, Eindho ven, Tilburg, Bergen op Zoom, maar ook de kleinere stadjes en dorpen genieten de eer van hun kortstondig bezoek. Autobussen met de letters van de Noordelijke provincieën ver raden de herkomst van de reizigers, die in een paar dagen of in een week door bergen en dalen zullen worden gesleept. De meeste reizigers hebben angst wekkend veel haast om op te schie ten en straks om terug te keeren. De wagens snellen met hevige vaart langs de wegen, die eigenlijk op dit verkeer, dit internationale snelverkeer, niet berekend zijn. Na poleon en de opvolgende wegenbou wers hebben niet kunnen voorzien, dat deze sneltreinen-zonder-spoor banen ooit zooveel menschelijk ijl goed over deze heirbanen zouden transporteeren. Geen wonder, dat nu en dan een argelooze wandelaar, een boerenkar, een bakkerswagen wordt platgedrukt door de bliksem snelle mastodonten. Wij vragen ons soms af, welk doel die duizenden en duizenden gelegen heidsreizigers hebben. Ontspanning misschien Maar verreweg de mees ten zullen het in hun gewonen doen nooit zoo hard te verduren als in deze vacantiedagen. Vreugde dan Men zou het hopen, maar honderden brengen het niet verder dan wat ge- lol en gelal tot ergenis soms van de menschen in het buitenland, zoo als dezer dagen de heer TuteinNol- thenlus schreef in „De Kampioen". Leering wellicht Zeker, die zijn er, maar zij vormen een kleine minder heid. En toch"(zooveel*haastToch die honderden kilometers per dag zoo veel uren en uren samengepakt in een warmen wagen, in meer tocht en wind dan men ooit thuis of op kantoor zou dulden. Nu en dan zijn wij er getuigen van, dat reizigers bij de douane posten een zeer zonderling figuur slaan. Sommigen komen echter eerst aan de grens tot de wetenschap dat zij behalve hun eigen papieren zoo als paspoort of bewijs van Neder landschap ook die van hun wagen moeten kunnen toonen. Een Haar lemmer, die onlangs bij deBergeflk- sche barrière vastreed, omdat hij geen triptiek bezat, wist zelfs in de verste verte niet, hoe hij van Eind hoven naar Maastricht moestrijden. Dergelijke ervaringen kan men da. gelijksch aan de grenspoorten op doen De verhalen van de terugkeerende snelreizigers zijn al even wonderlijk, 't Is alweer verscheidene jaren ge leden, dat een grappige film van Amerikaansehe reiservaringen werd afgedraaid. Een van de merkwaar digste persiflages was die, waarin aan een paar bliksemsnel-reizende Amerikanen na een Parijsche reis de opvatting werd toegedicht, dat Na poleon boven op een zuil op de place Vendome in de Fransche hoofdstad begraven was. Iedereen heeft met die grap har telijk gelachen. Maar het is even grappig sommige landgenooten te hooren, die door enkele vreemde landen gesleurd zijn per autobusIn hun volgepropt geheugen ontstaan klaarblijkelijk verwarringen, die zij niet meer te boven komen. Sommi gen brengen na een verblijf van en. kele dagen in het buitenland of in een bepaalde groote stad de scheefste misvattingen mee. Een overigens niet onontwikkeld man, een 1 eeraar, hoor den wij eens na een verblijf van vier dagen in de wereldstad luid beweren: „Voor de architectuur behoefje niet naar Parijs te gaan; op dat gebied is er niets bijzonders". Wij vragen ons af, of de menigte in Nederland niet nodeloos en nutteloos wordt afgebeuld op deze vacantie- ijltochten. Duizenden en duizenden menschen worden zonder behoorlijke voorbe reiding losgelaten op landen en stre ken waarvan zij niets begrijpen op volkeren waarvan zij de talen niet verstaan op monumenten, waar van de zin en de beteekenis hun geheel-en-al ontgaan. Het zijn-In-den-vreemde wordt het doel in plaats van het zien-in-den- vreemde, Velen keeren lichamelijk en gees telijk afgemat terug naar hun dage lij kschen arbeid en weten weinig meer van hun reis te vertellen dan hun ervaringen van eten en drinken- „Waar was dat ook weer, dat we die ongare aardappels kregen in St. Quentin, nee, in St Michel", of: „weet je nog, dat we in dat kleine stadje, ik ben den onmogelij- ken naam vergeten, twee flesschen wijn voor twee kwartjes dronken Indien men dan tóch ver van huis wil gaan, laat men dan eerst be hoorlijk leeren reizen. Ook zonder haast, zonder lawaai en zonder ge- lal. Ook zonder haast, zonder lawaai en zonder gelal. 't Is zoo juist wat in „De Kampioen" geechreven stond dat de Nederlandsche naam in den vreemde veel geschaad wordt door vacantie-reizigers, die als een onbehouwen troep de schoonheid en de rust van vreemde steden en dorpen storen door hun gedrag. Ook op reis kan men een goede houding en een persoonlijken stijl toonen. Men kan dat zelfs in den vreemde leeren. Misschien kunnen de bloeiende reis- vereenigingen deze gedachte over brengen aan haar leden. In de grensprovinciën zou men daarvoor zeer dankbaar zijn „Horecaf" schrijft over: Logeeren in Den Haag in 1754: Wanneer burgers en boeren in het midden der 18e eeuw op reis gingen hadden zij de keus tusschen de trekschuit en den postwagen. Maar voor de „groote lui" ging de schuit wel wat langzaam en zal de post' wagen wel wat veel geschommeld of gestooten hebben. Wie nu geen eigen reisrijtuig, of althans een rij tuig, dat daartoe gebruikt kon worden, in zijn stal had, vervoegde zich tegen een billijke vergoeding „met de koets bij een stalhouder, die mijnheer dan wel wilde dienen." Nu gebeurde het, dat de heeren Lups en Hoovy, voorname Oostzee handelaren, in Amsterdam, de laat ste met zijn vrouw, in het jaar 1754 een reis naar Den Haag moesten ondernemen. Den 27sten Februari lieten zij de koets van den stal houder Jan Schijf voorkomen, die ze voor 5 dagen voor de som van f 43huurden. Of die koets reeds vroeg voor kwam, is niet bekend. Maar zoo niet dan heeft de knecht van den stal houder, die meeging, ongetwijfeld goed doorgereden, en de f 2.fooi, welke hij bij thuiskomst ontving, wel verdiend Want denzelfden dag nog hielden zij voor de Oude Doelen of voor «n ander logement in de Hofstad, waar zekere Benolst, kastelein was, stil. Benolst begon met te vertellen, dat hij den koffer reeds ontvangen had van het veer en dat hij voor vracht 14 stuivers had betaald. Lups en Hoovy hadden voor alle zekerheid met de schuit ieder hun knecht vooruit gezonden. Deze twee hadden hun tijd gekort o.m. met het nuttigen van een „tweede ont bijt, dat per hoofd op 5 stuivers berekend werd. De relsgenooten liepen dien dag hun middagmaal onderweg mis. Dus bestelden zij een behoorlijk souper. De waard dischte dit zoo keurig op dat het ieder der aanzlttenden op een rijksdaalder kwam te staan... Bij een goed souper hoort echter een goed wijntje. Het drietal ge bruikte een flesch Pontac voor f 1.30 en 'n flesch Bourgogne voor f 2. Ook de bedienden vergaten zij niet. De knechts bij wie de koetsier zieh had aangesloten, verteerden met hun drieën aan eetwaren een daalder en de heeren tracteerden hen bovendien op een fleschje Pontac. De overige dagen was dit dienst personeel te zamen voor f 4 20 in den kost. Hun nachtverblijf schijnt in den prijs, dien de Heeren betaal den, begrepen te zijn geweest, of wellicht kropen zij met den koetsier in het hooi, want op de rekening trok Sinjeur Benoist geen post uit. Zooveel te duurder berekende hij de „voorname" reizigers". Alleen aan logies betaalden zij f 15waarvoor zij slechts twee kamers gehad hadden, waarvan het verwarmen nog f 5.extra kostte. Mevrouw mocht een grooten kof fer hebben meegenomen om de toi letten in te bergen, waarin ze vi sites ging rijden, of waarin zij des avonds een bezoek ging brengen bij den heer Galofkle het halen en brengen berekende de Haagsche stal houder Arie Rongee haar voor f 1.10. Zij scheen geen plaats te hebben durven inruimen aan het toiletwater wantzij was genoodzaakt de twee flessen Eau de Bristol, elk van 8 stui vers, welke zij in de 4 dagen van het verblijf in den Haag nodig had, bij den waard te betalen. Overigens leefden de reizigers niet overdadig. Dat zij ieder voor 8 stui vers ontbeten, tegenwoordig doet men het er niet meer voor is daar wel het bewijs van. Doch met dit al beliep de rekening die de kastelein hen aanbood, toen zjj den 3e Maart wegreden Tfl. 78.80. Of het meeviel of niet, is 'n onbe kende oorzaak: er werd fl. 1.45 fooi gegeven. En dat zij behouden weer thuis kwamen bewijst de kwitantie, die de stalhouder bij de betaling gaf. Aldus gevonden in authentieke kronyken, WRIGLEY'S P.K. stelt U in Uw krachtsinspanning te verdu1 len, het verhoogt Uw uithoudt vermogen en houdt U frisch. Kauw de verkwikkende P.K. na eiken i tüd, het sterkt Uw zenuwen en bevo de spijsvertering. Bovendien helpt Uw tanden schoon, gaaf en sterk te hoi Doktoren en tandartsen bevelen het Koopt vandaag nog enkele pakjes en 1 er steeds een paar bü de hand. Veel genot voor weinig geld: 5 t AAAAAAAAAAAA4 De plaatjes-misère. Het nieuwe belastingjaar voor fietser is pas begonnen en r< staan de kranten vol met plaat misère. Het is thans immers v. de moeite waard om die blikken getjes te gappen. Er is ook valsch seD timent in de plaat critiek. Ziehier b.v. een stukje, „omlijst" in de Telegraaf voorkw Was dit uw bedoeling v gever. Een loopjongen uit Amersfc werd Zaterdagavond door de pol aangehouden, omdat hij zonder lastingplaatje fietste. Hij hat schoon jasje aangetrokken en belastingplaatje, dat met een ligheidsspeld op het vuile jj zat, vergeten. Een agent hield i aan, en, hoewel de jongen e later het blikken plaatje liet z; kreeg het ventje toch nog c daalder boete, precies zijn we loon, waar moeder Zaterdags op zit te wachten. Wat wil men Zooals de fiets lasting op het oogenbllk gereg is, kunnen de politie ambtenaren p" anders optreden. Zóó moet het derdaad dë bedoeling zijn ge we van den wetgever. Want 't plaatje, dat men voor riks bekomt i3 niet ten name j steld. Laat de politie dus iema; die zonder plaatje rijdt, naar h gaan om alsnog zoo'n ding te hal- dan kan hjj terugkomen met 1 plaatje van zijn vader, z'n broer, dienstbode of van wien dan ook. f Maar het is onbegrijpelijk, dat overheid niet een beter systeem invoeren. Onlangs heb ik mijn hr denbelasting weer eens betaald, kreeg daarbij als gewoonlijk een p« ning voor den hond en een kwitan voor me zeiven. Er is nooit iema: die er naar kjjkt, of de hond 2 penning draagt, maar als dit 1 beurde en de hond had zijnpenni eens verloren, dan bleef mij tc altijd nóg de kwitantie, waarop, tegen een kleine vergoeding nieuwe penning zou kunnen bek ~ien. Waarom kan dat met het fie- plaatje niet nét zoo worden gei geld? Wel zou ten allen tijde het n.- mèt zich voeren van hetfietsplaa een overtreding moeten blijvi. waarop straf staat. Anders voer niemand het belastingmerk en 1 zorgde men den controleurs aid een hoop last. Maar niemand zl tenminste kunnen worden gedwc gen om ten tweede male zijn belt tingplicht te voldoen. Journalistieke bescheidenheic Te Gorssel was een drieling get ren te Hengelo een vierling. Voor de vierling stond natuurlijk vauaf eerste uren van het gemeenschapp* lijk bestaan in het middelpunt u publieke belangstelling en dus voc| al in de belangstelling van mijn c< lega's en van persfotografen, fiU menschen en andere publiciteil krachten. Ach, dat zijn zoo van die dingt, die aan je beroep vastzitten. Ma toch viDd ik het fijn, dat de vad— vierling op resolute wijze aHe ont scheiden makkers van me, van deur weg heeft gebonjourd en heeft duidelijk gemaakt, dat ze m zijn huiselijk leven niets te makEïTI hebben. ««81/ Verbeeld je: op een vrouw, die p| enkele uren geleden het leven schoi| aan vier kindertjes, wordt een lu& ruchtige bende beroepsnieuwsgieiHj gen losgelaten, die intervieuws w& 1 len en kiekjes wenschen te makait'j en je „omstandigheden" komen of^ nemen om te zien of ze niet ej sentimenteel beroep op de publiek milddadigheid moeten doen. Wafc nietwaar zulke kwijlstukjr zijn reuze-copie voor de krant! Ik heb er zelf óók wel eens awi meegedaan, hoor! Mjjneenigeexcu&»j is, dat het meer dan een kwart eeu^_ geleden is. Er was een drieling g"> boren en ik moest er als jongs van de redactie op af. 't Geval hi zich ergens op 'n hofje voorgedaa— in een huisje van zelfs voor d dagen onbegrijpelijke armoe. Ik we' grif bij de „gelukkige moeder" toauw gelaten door een uitbundigen vads ver' en ik mocht de „wurmen van kii"011^ dertjes" zien. niet;1 Nauwelijks had ik mijn hielen g;S3er' licht, of een der kleinen blies zr va> laatste adempje uit Maar dat wi":

Peel en Maas | 1939 | | pagina 5