25 Jaar geleden.. De Internationale toestand i IN DE AFGELOOPEN WEEK ingeland en Frankrijk zien zich op J het oogenblik voor eenige eigen- aardige moeilijkheden gesteld. Wil L hun stelsel van verzet tegen Duitsch- land en Italië ten volle doel treffen, dan moeten zij kunnen rekenen op de medewerking van Rusland en wapenleveranties van Amerika. De il houding van den Amerikaanschen Senaat, die ondanks allen aandrang i van Roosevelt ten ^slotte toch nog weigerde, de herziening der neutrali- teitswetgeving te behandelen, heeft Londen en Parijs dan ook diep te leurgesteld. En dat de onderhande lingen met Moskou nog steeds niet tot een resultaat hebben geleid, maakt wellicht een nog dieperen indruk. Nu is de behandeling van de herziening der Amerikaansche neutraliteitswetgeving weliswaar niet geheel van de baan gescho ven en slechts uitgesteld tot de volgende zittingsperiode van het Congres, d.w.z. tot het begin van 1940, maar de Engelschen en Franschen rneenen, dat de maanden Augustus en September waarschijnlijk zeer moeilijk voor Europa zullen zijn. En inder daad zijn er bepaalde symptomen aan te wijzen, die voor de juistheid van deze meening schijnen te pleiten. Zoo heeft generaal Von Brauchitsch, de opperbevel hebber van het Duitsche leger te Tannen- bex-g, een redevoering gehouden, die diepen indruk heeft gemaakt door den diep-ern- stigen en somberen ondertoon van zijn Woorden. In deze rede identificeerde Von Brauchitsch oud-Pruisisch land met oud- Duitsch land, hetwelk aan Duitschland was ontroofd. Daarbij moet men bedenken, dat de aanspraken op dit Duitsche land, op de streken dus, welke volgens Duitsche opvatting in 1919 ontstolen, zelfs niet door de republiek van Weimar zijn prijsgegeven. Stresemann verklaarde b.v. eens, dat Duitschland zich alleen onder protest bij den bestaanden toestand moest neerleggen. In vele internationale militaire en poli tieke kringen neemt men nu aan, dat de rede van Von Brauchitsch als het Duitsche parool voor de komende weken moet wor den beschouwd. Wel is waar heeft ook Von Brauchitsch met nadruk den wensch geuit, dat het mogelijk zal blijken om den vrede te bewaren, maar de hoop op de verwezen lijking van dezen wensch werd overscha duwd door de somberheid van de vooruit zichten, welke de redevoering opende. Toenadering tot het Russische standpunt Is het wonder, dat Londen en Parijs onder deze omstandigheden zoo snel moge lijk het bijstandspact met de Russen wen- schen te sluiten. Maar de Sovjets maken het hun daarbij niet gemakkelijk en blijven staan op hun standpunt, dat de Sovjet- Unie zal moeten worden gewaarborgd tegen wat men in Moskou indirecte agres sie noemt, d.w.z. binnenlandsche gebeurte nissen in Letland, Estland en Finland, welke naar het oordeel van de Sovjet- regeering aan Duitschland in die staten Het 5e Kabinet Colün bijeen. V.I.n.r.Ir. M. H. Darnmc (Sociale Zaken); Prof. B. J. O. Schrieke (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen)C. W. Bodenhausen (Finan ciën); G. v. d. Bussche (Koloniën); Jhr. Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude (Water staat); Dr. J. J. C. van Dijk (Defensie). een overwegenden invloed zou geven. Nog kort geleden waren Londen en Parijs niet genegen om dezen eisch, die volkomen in strijd is met het beginsel van de non interventie in de binnenlandsche zaken van onafhankelijke staten, te aanvaarden. Onder den druk der omstandigheden zou den echter de Franschen hun verzet intus- schen hebben opgegeven. De Britten daar entegen schijnen zich nog niet tot het nieuwe Fransche standpunt bekeerd te hebben. En aldus onderhandelt men maar weer verder, zonder veel kans op succes evenwel, want de Russen weten, dat zij in een sterke positie verkeeren en derhalve aan hun standpunt kunnen blijven vast houden. In ieder geval schijnt Moskou te meenen, dat de Britten ten slotte toch toe zullen moeten geven. - jje onderhandelingen te Tokio. Dit hebben de Britten op een ander di plomatiek slagveld eveneens moeten doen, n.l. te Tokio, waar de Britsche ambassa deur Craigie met den Japanschen minister van Buitenlandsche Zaken Arita onderhan delde over de onderwerpen, die als grond slag moeten dienen voor de Britsch-Japan- sche conferentie over de kwestie Tientsin. Overeenstemming is bereikt over de alge- meene vraagstukken met name die, welke betrekking hebben op de Britsche erken ning van alle maatregelen, die het Japan- sche leger moet nemen ter verzekering van zijn veiligheid en tot „het handhaven van vrede en orde", zoowel als het zich ont houden door de Britten van stappen, welke kunnen strekken tot voordeel van Japan's vijanden. Het moeilijkste stadium van de onder handelingen over het incident te Tientsin is daarmede wel overwonnen en tot een definitieve regeling zal men thans onge twijfeld komen. De vraag blijft echter, wat het volgende incident zal worden en wat voor eischen Japan dan weer zal stellen. Want de Japansche diplomatie heeft in de kwestie Tientsin ongetwijfeld een over winning op de Engelsche behaald en de Japanners zijn er de menschen niet naar, om van dit strategisch belangrijke voordeel niet verder gebruik te maken om deze winst zooveel mogelijk uit te buiten. O STEDENBOUW IN ABESSINIË. Na eerst al zijn aandacht te hebben ge wijd aan de verbetering van het wegen net in Abessinië, zet Italië zich thans aan het vereuropeeschen der steden. Het grondplan, volgens hetwelk men te werk zal gaan, is voor alle steden hetzelfde, zooals uit de teekeningen voor den aanleg van Addis Abeba, Asmara, Gondar en Gimma blijkt. Zij zijn ingedeeld in wijken, naar de beroepen, welke er zullen worden uitgeoefend. Zoo vindt men er een offi- cieele wijk, waarin zich de zetel der re geering en die van het stadsbestuur enz. bevinden, een industrieele wijk, een han delswijk, een sportwijk en een inboorlin- genwijk. Deze laatste is van het Euro- peesche deel der stad gescheiden door een met plantsoen beplante strook van onge veer 500 m breedte. Deze scheiding is een uitvloeisel van de nieuwe Italiaansche ras senpolitiek. Natuurlijk staat de inboorlin genwij k in directe verbinding met de stad, zoodat de bewoners niet den indruk krij gen, dat zij geheel van de samenleving zijn afgesneden. DE TAAK VAN HET NIEUWE KABINET. Een politiek kleurloos program-kabinet- Colijn, aldus moet men het nieuwe minis terie betitelen. Deze betiteling houdt ove rigens geenszins een veroordeeling in. De mannen, die nu aan het hoofd van onze verschillende departementen zijn gesteld, zijn stuk voor stuk uiterst bekwame des kundigen, die zich ongetwijfeld op de best mogelijke wijze van de hun gegeven taak zullen trachten te kwijten. Gemakkelijk zullen zij het daarbij echter niet hebben, want het werkloosheidsvraagstuk, dat tot de kabinetscrisis leidde, blijft het groote struikelblok. Niets toch wijst er op, dat de Katholieken in dit opzicht hun houding hebben herzien. Erzit ook overigens in deze kwestie iets eigenaardigs. De S.D.A.P. heeft langen tijd beweerd, dat er tegen de werkloosheid zoo goed als niets gedaan werd en dat het vorige kabinet de kracht miste om het vraagstuk „frisch en moedig" aan te pakken. Nu echter scharen zij zich achter de Katholieken, die op hun beurt beweren, dat de vorige regeering op dit gebied inderdaad zegenrijk werk heeft ver richt tot op het oogenblik, dat volgens de Katholieken de premier en zijn medestan ders plotseling, het roer omgooiden. Nu schijnt dus de S.D.A.P. terug te verlangen naar de vleeschpotten van een werkloos^- heidspolitiek, die zij eerst als armzalig en bekrompen veroordeelde, naar jhr. de Geer dezer dagen opmerkte. Het blijft intusschen de vraag of de heer Colijn en zijn medestanders inderdaad een principieele wending hebben gemaakt en de werkloosheidsbestrijding werkelijk min der forsch wilden voeren dan tevoren. Zij hebben dit altijd ontkend en verklaard, dat er van een ombuigen van de algemeene lijn der werkloosheidsbestrijding geen sprake is geweest en nog veel minder van een opoffering van de werkloosheidsbe strijding aan de defensie. Het is duidelijk, dat ieder kabinet op dit oogennblik zijn primordiale taak vindt in drie vraagstuk ken: de defensie, de werkloosheid en de financiën. En geen van deze drie vraag stukken mag aan een ander worden opge offerd. Dit was de overtuiging van het vorige kabinet en is het ongetwijfeld ook van de nieuwe regeering. Wat de premier wil, is bekend. Hij wil bepaalde uitwassen in de werkloosheids bestrijding afsnijden, d.w.z. hij wil het geld beter plaatsen dan onder het tieren van die uitwassen mogelijk was. Het is de mee ning van den premier en zijn medestan ders, dat het ontwerp in zake de jeugd werkloosheid manie ging aan de fout, dat veel geld aan den strijkstok bleef hangen, d.w.z. verloren ging aan administratie en organisatie. Dit had intusschen ook de Kamer reeds ingezien, en het ontwerp zou in dezen vorm zeker ook geen meerderheid gevonden hebben. Het is nu te hopen, dat het nieuwe kabinet een ontwerp zal uitwerken, dat op den steun van breede kringen zal kunnen rekenen. Want de werkloosheid is een ern stig kwaad, dat een doelbewuste bestrij ding vereischt. Te hopen is verder, dat het de goede ontwerpen van het vorige kabinet te danken is er o.a. aan het echtscheidings- ontwerp handhaaft. En ten slotte willen wij de hoop uit spreken, dat de partijen zullen overwegen, dat gezien de tijdsomstandigheden, haar WOHLTAT. Wel niemand heeft de laatste dagen zoo in het middelpunt der be langstelling gestaan als de heer Wohltat, die als Duitsch afgevaar digde heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over de walvisch- vaart te Londen. In de Engelsche hoofdstad nu heeft hij een particu lier onderhoud gehad met den Brit- schen minister van Handel, Hudson en over dit gesprek hebben de meest sensationeele genachten de ronde ge daan. Men kon vernemen, dat Enge land aan Duitschland een groote leening in het vooruitzicht zou heb ben gesteld, indien het Derde Rijk zijn bewapening zou willen beper ken. Achteraf is echter gebleken, dat er van concrete voorstellen geen sprake is geweest. Wel heeft Hudson geheel theoretisch gesproken over de vraag of het niet mogelijk zou zijn door middel van een commercieele ontspanning bij te dragen tot de voor bereiding van een politieke ontspan ning. Veel beteekenis kan aan dit gesprek dan ook niet gehecht wor den, want Berlijn heeft onmiddellijk daarop te kennen gegeven, dat het geen leeningen, maar levensruimte in en buiten Europa wenscht. Daarmede vervalt de waarde van de sensatio neele berichten, die aan Wohltat's activiteit in Londen zijn vastge knoopt. steun thans meer noodig is dan ooit, al zal dit natuurlijk nog niet de bestrijding van minder goede ontwerpen, die wellicht ge handhaafd zullen worden, behoeven uit te sluiten. EEN HISTORISCHE JULIMAAND. Het voorspel tot het grootste drama, dat de wereld ooit beleofd heeft, i In deze dagen gaan de gedachten te- j rug naar hetgeen zich vijf en twintig jaar geleden afspeelde, het voorspel tot het grootste drama, dat de wereld ooit gekend heeft. Hieronder laten wij een overzicht volgen uit die bewogen da- gen. „Op deze historische plaats heeft Ga- vrilo Prinzip de vrijheid verkondigd", al dus luidt met den datum van 28 Juni 1914 in Cyrillisch schrift de gulden inscriptie van een zwart-steenen gedenkteeken, welke in 1930 geplaatst werd bij den brug te Se- rajewo, waar de 19-jarige gymnasiast zijn moordwapen met een welgemikt schot richtte op den Oostenrijkschen troonopvol ger aartshertog Frans Ferdinand en diens gemalin gravin Chotek. De tragiek van deze heele historie is wel dubbel schrijnend, als men daarmede ver gelijkt, op welk een denigreerende wijze de slachtoffers van dezen laffen moord, het Kroonprinselijk echtpaar, vanwege zijne morganatische echtverbintenis op instigatie der Weensche hofkliek, overhaast en zon der het minste eerbetoon als het ware ten grave werden gesleept. Maar nog gruwelijker zou de droeve na sleep zijn van dat eerste schot, dat om 11 uur 15 van dien rampzaligen dag werd ge lost en een tragiek van millioenen men- schenlevens ten gevolge zou hebben. Het afvuren van dat schot werd het sein tot het inwerkingtreden van het ingewikkelde ra derwerk, dat men politiek pleegt te noe men. Tal van raadselen over het verloop der daarop volgende besprekingen en politieke demarches zijn heden ten dage nog steeds onopgelost, ondanks de ontzagwekkende •hoeveelheid litteratuur, welke aan het uit breken van den wereldoorlog is gewijd. Eerst later, als de mémoires van de daarbij betrokken politici eenmaal het licht zullen hebben gezien, zal mogelijk een beter his torisch inzicht in den gang van zaken kun nen worden verkregen. Toch willen wij het wagen aan de hand der reeds vaststaande feiten een overzicht te geven van de gebeurtenissen, welke in die bewogen Julimaand van 1914 zich heb ben voorgedaan en welke onmiddellijk voorafgingen aan den grooten wereldoor log. Wij maken hierbij o.m. gebruik van „Kriegsausbruch", d.i. notities, welke des tijds door Keizer Wilhelm persoonlijk zijn opgesteld en na den wereldoorlog door den ex-monarch in zeer beperkte oplaag wer den gepubliceerd. Op 5 Juli ontving de Duitsche Keizer van Franz Josef een persoonlijk schrijven, waarin deze den door den moord gerezen situatie en de plannen der Oostenrijksche regeering uiteenzette. Keizer Wilhelm be sprak den toestand met de regeeringsauto- riteiten, die aanvankelijk het geheele ge val als een zuiver Oostenrijksche aangele genheid beschouwden, waarbij inmenging van allen grond ontbloot zou zijn. Zoodoen de besloot de Keizer zijn voorgenomen reis naar het Noorden niet uit te stellen en ver trok den volgenden dag. De Oostenrijksche ministerraad kwam op 7 Juli bijeen, op welke zitting werd beslo ten een nota aan de Servische regeering te zenden. Een week later echter vergaderde deze ministerraad opnieuw, ditmaal te Ischl. Bij die gelegenheid werd besloten in plaats van een nota, Servië te vergasten op een ultimatum. De Engelsche gezant kwam hiervan op 16 Juli ontijdig op de hoogte en seinde dit onmiddellijk aan zijn regeering te Londen, terwijl ook de Fransche en Rus sische regeering langs deze route ervan in kennis werden gesteld. Inmiddels ging de gezamenlijke Engelsche vloot rond Port land op manoeuvre. Daarop volgde van 19 tot 23 Juli een be zoek van President Poincaré en den Fran schen minister-president Viviani aan het Russische Tsarenhof. Volgens Duitsche le zing zouden de grootvorstinnen Anastasia en Militza op 22 Juli aan den Franschen ge zant Paléogue hebben medegedeeld, dat haar vader, de Koning van Montenegro haar in een cijfertelegram zou hebben me degedeeld, „dat voor het einde der maand (Volgens de Russische tijdrekening vóór 15 Aug.) de oorlog zou zijn uitgebroken Van Oostenrijk zou niets overblijven.... Frankrijk zou Elzas-Lotharingen terugne men De Russische en Fransche legers zouden zich te Berlijn treffenDuitsch land zou worden vernietigd." Den 21en Juli om 6 uur 's avonds vond te Belgrado de overreiking plaats van het Oos tenrijksche ultimatum. De Duitsche Rijks kanselier richtte daarop via de gezantschap pen te St. Petersburg, Parijs en Londen no ta's tot de overige groote mogendheden, teneinde het OostenrijkschServische ge schil te localiseeren. Rusland en Frankrijk trachtten daarop tevergeefs den Engelschen minister Sir Edward Grey te bewegen om' stelling te nemen. De Russische minister van buitenlandsche zaken Sasonow ver klaarde tezelfder tijd, dat de Russische mo bilisatie in ieder geval moest worden door gevoerd; tevens zegde hij den Servischen gezant te St. Petersburg toe, dat Rusland geen agressieve handelingen van Oosten rijk ten opzichte van Servië zou toelaten, terwijl bovendien de Fransche gezant aan de Russische regeering deed weten, dat Frankrijk in geval van nood al zijn ver plichtingen, voortspruitend uit het bestaan de bondgenootschap, zou nakomen. In den namiddag van dienzelfden dag kwam te St. Petersburg de ministerraad bijeen. Op deze vergadering werd vastgesteld, dat Rusland bereid was Servië te ondersteunen en bij te staan. In een bijeenkomst, welke den volgenden dag (25 Juli) onder voorzitterschap van den Tsaar te Krasnojer Selo werd gehou den, besloot men tot een gedeeltelijke mo bilisatie tegen Oostenrijk, voor het geval dit land een offensief tegen Servië zou on dernemen, Voorts verklaarde Sasonow aan den Engelschen gezant, dat Rusland, indien het zeker was van de hulp van Frankrijk, de geheele risico van een oorlog op zich zou nemen. Om 3 uur 's namiddags proclameer de Servië de mobilisatie. Grey deed den Engelschen gezant te "St. Petersburg weten, dat hij niet geloofde, dat de Engelsche openbare meening het zou billijken, indien het imperium van wege Servië in een oor- zou worden gewikkeld. Indien het ech ter tot een oorlog zou komen, zou Engeland uit andere overwegingen erbij betrokken kunnen worden. Om 6 uur in den namiddag vond de overreiking plaats van het Servi sche antwoord op het Oostenrijksche ulti matum. Weliswaar waren hierin de meeste eischen ingewilligd, doch Oostenrijk toon de zich onbevredigd met gevolg, dat de di plomatieke betrekkingen tusschen beide landen werden verbroken. Om half 10 des avonds volgde daarop de mobilisatie van 22 Oostenrijksche infanterie- en 2 kavaleriedi- visies tegen Servië. Als antwoord hierop consigneerde Rusland om half 12 des avonds zijn troepen in hun standplaatsen. De Fran sche gezant te "Londen, Paul Cambon, werd ter informatie naar Parijs geroepen, waar hij tot 27 Juli verbleef. De hachelijke situ atie noopte voorts den Duitschen Keizer overhaast naar de Duitsche hoofdstad terug te keeren. Nauwelijks was de nieuwe dag daarop aangebroken, om om 1 uur des morgens van den 26en Juli werd voor de Russische vestingen de oorlogstoestand geprocla meerd. Nog minder dan 2i/2 uur later volg de officieel de van-kracht-wording van den oorlogsvoorbereidingstoestand voor het ge heele Europeesch-Russische gebied. Daarop richtte de Duitsche regeering aan Rusland de waarschuwing, dat Russische mobilisa tie-maatregelen tegen Duitschland onmid dellijk de Duitsche mobilisatie ten gevolge zouden hebben. Engeland weigerde in te gaan op een ver zoek van Duitschland om te St. Petersburg een matigenden invloed uit te oefenen, doch stelde voor een conferentie bijeen te roepen van afgevaardigden van Engeland, Frank rijk, Italië en Duitschland. Om 4 uur des namiddags volgde het bevel aan den bij Portland samengetrokken vloot om zich ge reed te houden. Daarop werd de Duitsche vloot uit de Noorsche wateren teruggeroe pen. Frankrijk stelde toen de „mesures de precaution", waarbij de verloven der mili tairen werden ingetrokken. 28 Juli des voormiddags verklaarde Oos- tenrijk-Hongarije Servië den oorlog. Kei zer Wilhelm deed aan den Tsaar telegra fisch nogmaals een dringend verzoek om zijn vredesbèmoeiingen te willen ondersteu nen. Sasonow zond daarop aan den Russi- schen gezant te Berlijn een telegram, waar in werd verklaard, dat ten gevolge van de oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Ser vië de Russische regeering den volgenden dag de mobilisatie zou bevelen van de troe pen te Odessa, Kiew, Moskou en Kasan. Tevens werd in dit telegram verzocht de Duitsche regeering er van in kennis te stel len en nadrukkelijk te verklaren, dat Rus land geenerlei agressieve bedoelingen ten opzichte van Duitschland koesterde. (Naar beweerd wordt, zouden de Engelsche en Fransche gezanten te St. Petersburg er bij de Russische regeering op hebben aange drongen te bewerkstelligen, dat de schuld van den oorlog door de openbare meening op Duitschland zou worden geschoven, ten einde het daardoor mogelijk te maken, dat het Engelsche volk voor den oorlog zou worden gewonnen.) Op 29 Juli des morgens om 7 uur zette de Engelsche vloot koers naar Scapa Flow, doch nam hierbij de route om de Oostkust in plaats van, zooals aanvankelijk in de be doeling lag, om de Westkust, daar men an ders een treffen vreesde met de Duitsche vloot. Bovendien zond de Engelsche regee ring' aan leger en vloot een „warning tele gram" om op alle eventualiteiten te zijn voorbereid. Denzelfden ochtend zond de chef van den Russischen generalen staf aan de commandanten van de stelling War schau een telegram, waarin 30 Juli werd vastgesteld als dag van de algemeene mo bilisatie.. Grey liet zich tegenover Lichows- ky aldus uit: „Zoolang het conflict beperkt zou blijven tot Oostenrijk en Rusland, zou de Britsche regeering zich afzijdig houden. Mochten echter ook Duitschland en Frank rijk erin worden betrokken, zoo zou de si tuatie voor zijn regeering geheel verande ren en zou het Britsche Rijk niet langer werkloos kunnen toezien." Om half zeven des namiddags zond Kei zer Wilhelm aan den Tsaar opnieuw een telegram, dat tengevolge had, dat deze den zelfden avond om 11 uur telefonisch aan Suchomlinow beval de mobilisatie tegen Oostenrijk op te houden. Aan dit bevel van den Tsaar werd niet voldaan! Inmiddels deed Duitschland aan Engeland het voor stel om in geval van een Duitsch-Franschen oorlog neutraal te blijven tegen de verze kering, dat Duitschland geen enkele ge biedsuitbreiding ten koste van Frankrijk voor had. Op de Oostenrijksche mededee- ling van de Russische mobilisatie in de ves- tinggebieden consigneerde Duitschland al zijn troepen in hun standplaatsen. Zoo zijn wij genaderd tot 30 Juli. Nog slechts woedt de oorlogsfakkel alleen in Zuid-Oost-Europa, nog kan het vuur be perkt blijven en een wereldbrand worden voorkomen. Niet alle hoop is verdwenen; besprekingen en onderhandelingen zetten zich voort. Het is een hausse-toestand in de wereld der diplomatie. Van Engelsche zijde komt een bemiddelingsvoorstel en de Duit sche regeering maant het Oostenrijksche bewind hierop in te gaan, omdat een weige ring van iedere meeningsuitwisseling met St. Petersburg als een zware fout zou wor den aangerekend. Nieuwe hoop wordt gewekt, als om 1 uur 20 des namiddags Keizer Wilhelm een tele gram bereikt van den Tsaar, waarin deze zijn dank uitspreekt voor de bemiddelings pogingen van den Keizer; tevens wordt er in medegedeeld, dat de getroffen militaire maatregelen slechts gelden als een verde digingsmiddel tegen Oostenrijk, terwijl er voorts in wordt aangekondigd, dat de Tsaar zijn generaal a la suite Tatischtschew n^et instructies zou sturen. De generaal is nooit te Berlijn aangekomen. Dan volgt ruim 2 uur later een telegram van Keizer Wilhelm aan den Tsaar, waarin hij hem wijst op den grooten ernst van den toestand, terwijl hij in geval van een Russische mobilisatie tegen Duitschland de geheele verantwoordelijkheid voor de ge volgen van zich afzet. Eindelijk op 31 Juli tusschen 8 en 9 uur des voormiddags wordt in het geheele Rus sische Rijk de algemeene mobilisatie afge kondigd. De Italiaansche ministerraad neemt het besluit, dat in den op handen zijnden oorlog voor Italië geen grond aan wezig is, waarom het ingevolge het drie- landen verbond DuitschlandOostenrijk Italië) tot hulpverleening is verplicht. Italië zal dientengevolge neutraal blijven. Om 2 uur 4 in den namiddag zendt Keizer Wil helm nogmaals een telegram aan den Tsaar waarin hij hem wijst op de traditioneele Duitsch-Russische vriendschap en hem te vens dringend waarschuwt voor de gevol gen van de Russische „oorlogspolitiek". Dit telegram kruist een telegrafische boodschap van den Tsaar, waarin deze te kennen geeft dat een tenietdoen van de militaire voor bereidingen om technische redenen onmo gelijk was. Intusschen is om 12 uur 23 des namid dags in OostenrijkHongarije de algemee ne mobilisatie geproclameerd: Om 1 uur verklaart Duitschland officieel den toestand van dreigend oorlogsgevaar aanwezig. 2i/2 uur later seint de Rijkskanselier aan den Duitschen gezant te St. Petersburg, dat de mobilisatie zal worden afgekondigd, indien Rusland niet binnen 12 uur zijn oorlogs toerusting tegen Duitschland en Oostenrijk zou staken. Een maand van ondragelijke spcinning en onontwarbaar politiek gekijf was verstre ken, zonder dat men maar één schrede vooruit was gekomen op den weg, welke uiteindelijk zou voeren tot een bevredigen de oplossing van het geschil; de vertroebel de sfeer was allerminst opgehelderd, doch integendeel werd met koortsachtigen ijver gejaagd naar een catastrophe, welke onaf wendbaar bleek te zijn. Op 1 Augustus deèlde Grey aan Cambon mede, dat hij een schending der Belgische neutraliteit door Duitschland niet zou dul den en dat iedere demonstratie van de Duitsche vloot aan de Fransche kust zou worden verhinderd. Op een vraag van den Duitschen gezant te Londen of Engeland zich wilde verplichten neutraal te blijven, indien Duitschland de verzekering gaf de Belgische neutraliteit niet te schenden, bleef Engeland het antwoord schuldig. Ook op andere vragen (o.m. welke garanties Engeland voor zijn neutraliteit wilde be-, dingen), als op het aanbod van de integri teit van Frankrijk en zijn koloniën gaf Grey een ontwijkend antwoord met te zeg gen „Engeland moet zijn handen vrij heb ben." Om 1 uur namiddag antwoordde de Fran-, sche regeering op de Duitsche vraag van den vorigen avond: „Frankrijk zal doen, wat zijn interessen hem gebieden." 3 Uur nadien proclameerde Frankrijk de algemee ne mobilisatie, weer 1 uur later gevolgd door de mobilisatie van het Duitsche leger. Daar Rusland het hem gestelde ultimatum onbeantwoord had gelaten, volgde om 6 uur des avonds de oorlogsverklaring van Duitschland aan Rusland.. Om half 11 zond de Duitsche Keizer nog een laatste telegram aan den Tsaar, echter tevergeefsch. Wodan was reeds op stap en de wereldbrand was niet meer te stuiten. Op 2 Aug. des voorm. om 2 uur 25 werd het officieele mobilisatiebevel der Engel sche vloot afgekondigd. Engeland nam de bescherming op zich van de Fransche kust en de Fransche scheepvaart tegen de Duit sche vloot. Om 8 uur 's avonds richtte Duitschland een ultimatum tot België voor vrijen doortocht der Duitsche troepen. Den volgenden dag nam de Roemeensche regee ring het besluit neutraal te blijven, ondanks de moeiten, welke Koning Carol zich in den kroonraad had gegeven Duitschland en Oostenrijk-Hongarije bij te springen. Om 6 uur namiddags verklaarde Frank rijk aan Duitschland den oorlog. Italië bleef nog neutraal. m In den nacht van 3 op 4 Aug. trokken de Duitsche troepen België binnen, en daar mede was de gruwzame menschenslachting voor goed ingezet. Een ultimatum van Enge land volgde en nog denzelfden dag kwam de oorlogsverklaring van Groot-Brittannië aan Duitschland.

Peel en Maas | 1939 | | pagina 14