DEBDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Profiteer van de buitengewone aanbiedingen Zie Etalage. Zie Etalage, op alle niet speciaal geprijsde artikelen. op Kinder-, Backfish- en Damesmantels. VENRAY Grootestraat 9 DEURNE hoek Markt Luchtbescherming. DE BRANDBOM. VENRAY IN HET VERLEDEN. Zaterdag 22 Juli 1939 Zestigste Jaargang No 29 (SLOT) Het eerste, nog te bespreken punt, betreft de vrees, om zelf getroffen te worden door een tweede bom, terwijl men bezig is de eerste onschadelijk te ma ken. Reeds is vermeld, dat de scherfwerking, dus de kans op een verwonding gering is. Men hoort vaak..Ik ga er niet aan beginnen, want meteen krijg ik een tweede op mijn kop, laat dan de zaak maar branden. Dit is praktisch uitgesloten, immers, toevalstreffers zijn slechts een malig. Ook bij een systematische aanval komen geen twee bommen op dezelfde plaats. Neem A'dam als voorbeeld, dat door ettelijke eskaders aangevallen wordt. Elk vliegtuig heeft haar doel en wordt een bepaalde wijk niet tweemaal aangevallen, vooral omdat een aanval grondig en snel moet ge schieden, door op zoo veel moge lijk plaatsen schade aan te richten. En zelfs al werd een doel tweemaal gebombardeerd, dan is de trefkans van hetzelfde doel ontzettend klein. Een bekend feit uit den oorlog is, dat sol daten steeds dekking zochten in een ontstane granaattrechter, want die wisten bij ondervinding, dat op een plaats waar eenmaal een granaat gevallen was geen tweede insloeg, zelfs al had men de stand van het kanon niet ver anderd. Het tweede punt betreft een geheel verkeerde idee over het begrip „Luchtgevaar". Als hier eenmaal Duitschers zitten, dan kun je de Luchtbe scherming wel opdoeken, m.a.w. we doen er maar niets voor. Zijn we dan zoo overtuigd van een bezetting door onze Oosterburen Heeft ons leger met de genomen maatregelen, dan geen preven tieve werkir.g? Leven we dan nog altijd in de gedachte, dat op den vreemde alles beter is dan bij ons? Zou een buiten- landsch kanon beter raak schieten dan een van ons leger Als dat zoo is, dan moet Nederland maar geen schepen meer bouwen, want de Queen Mary vaart harder, dan moeten onze wielrenners in de Tour de France maar thuis blijven, want de Belgen en Fran- schen fietsen sneller. Laten we dan ook maar geen land meer inpolderen, omdat de zee wel eens sterker is en een dijk kapot slaat. En toch bouwen we schepen, fietsen mee in de Tour en bouwen dijken. Welnu, beschouw ook zoo ons leger. Hoe heeft het in 1914 slecht georganiseerde Belgische leger niet een enormen tegen stand geboden. Wanneer is er luchtgevaar? Kort gezegd bij ingang van de mobilisatie en deze toestand blijft, zoolang de mobilisatie duurt oorlog of geen oorlog. Dat luchtbescherming noodza kelijk is, zullen we zoo kort mogelijk aantoonen. Veronderstel: A.) Nederland blijft neutraal. B.) Nederland raakt in oorlog: A.) Ook nu is er luchtgevaar. Immers te verwachten is, dat eskaders ons land op groote hoogte zullen over vliegen, buiten het bereik van afweergeschut. We kennen wel de territoriale wateren, maar hoe is dat in de lucht In de vorige oorlog is het met urgent geweest, maar zal het wél in een toekomstige zijn. Nu kan een vliegtuig defect raken en vallen, oorlogvoerende eskaders kunnen in strijd raken boven onze territoriale lucht en naar beneden storten, ze kunnen zich vergissen door verdwalen, onkunde enz. Bijv.: een Engelsche vlieger ziet de Maas voor de Rijn aan. Dus ook zonder oor log bestaat het luchtgevaar voor ons. B.) Nederland in de strijd. Te splitsen in 1.) Venray in gevechtszone; 2.) Buiten die zone; 3.) Venray wordt door den vij and bezet. 1.) Dan heerscht het militair gezag, dat beslist over al niet evacueeren. Dit gezag zal echter de getroffen maatregelen benut ten, al is de bevolking ook weg. Op dit ééne geval kunnen we toch niet gaan speculeeren en door te zeggen, dat maatregelen dan overbodig zijn, wat trouwens niet waar is. 2.) We denken ons altijd in de gevaarlijke zone, omdat we altijd maar een gevaar uit het Oosten aannemen, maar dat kan ook uit het Zuiden of Westen komen. Liggen we buiten de gevechtszone, dan is de L.B.D. een noodzaak, omdat we aange vallen kunnen worden. 3.) Vijandelijke bezetting. Dan hebben we niets meer te vertel len, maar de luchtbescherming, als hulpmiddel voor de bevolking is van evengroot nut voor het leger, hetzij vriend, hetzij vijand. Te verwachten is dus, dat genomen voorzorgen in de eerste tijd bestendigd zullen worden, daar de bezetter het te druk heeft rnet militaire maatregelen. Wordt de bezetting van lange- ren duur, waarbij de burgers weer terugkeeren naar hun haard steden, dan zullen de maatrege len misschien uitgebreid en aan gevuld worden, overeenkomstig die, welke de bezetter in eigen land genomen heeft. Het is wel jammer, dat de vijand dan van onze maatregelen zal profiteeren, maar vergeet niet, dat onze medeburgers er ook hun nut van zullen hebben. Meer mogelijkheden bestaan er niet en hoe U het wendt of keert, steeds is het belang van den burger, dus ook van U, gebaat bij het tijdig nemen van Lucht- beschermingsmaatiegelen. Het derde punt betreft de ver warring tnsschen Luchtwacht- en Luchtbeschermingsdienst. Toen de Luchtwacht hier in Venray met verlof ging, hoorde ik vaak de Luchtbescherming is opgeheven. Luchtwacht is een militair verband en staat buiten de L.B.D., al wordt er ook sa mengewerkt. L.B.D. is een zuiver burgerlijke dienst. Vraag je iemand om zijn me dewerking, dan is het vaak: Ik ben in 1914 in dienst geweest en ik moet er nu niets meer van hebben. Het personeel der L.B.D. moet juist niet, of niet meer, of buitengewoon dienstplichtig zijn. Deze artikelen sluiten aan op n reeds eerder gepubliceerde reeks in '37, waarbij toen de algemeene zaken uiteengezet zijn, maar de verschillende speciale onderwerpen nog niet. in ver band met de ondervonden belang stelling van de lezers stel ik mij voor om over eenige tijd, ook andere onderwerpen (Brisantbom en schuilkelder, Verduistering, Gasbom en bescherming hier tegen) te gaan behandelen. Hoofd der L.B.D. A. BUWALDA. BESCHREVEN DOOR EEN TIJDGENOOT. In vroeger tijd kon het er in Venray, vooral des nachts, als de maan niet scheen, in de dorpsstra ten erg triestig uitzien. De enkele straatlantaarns met hunne armzalige petroleumverlichting, werden ge woonlijk 's avonds om 10 uur al gedoofd, en daar de meeste ramen toen nog voorzien waren van ven sters, heerschte er in de straten een zoodanige duisternis, dat men geen hand voor oogen kon zien. Hoewel men dit op zichzelf al reeds kon beschouwen als eene zekere onveiligheid, toch hoorde men in dien tijd hoogst zelden van in braken of diefstallen. Trouwens, Venray werd toen des nachts ook bewaakt en wel door een nachtwacht of klepperman, die echter als zoodanig wel een unicum mocht genoemd worden. Het was een zeer gebrekkig persoon, met een houten been. Als hij over de straat liep, ontstond bij het neder zetten van zijn houten been, regel matig een stompend geluld, waarom hij algemeen bekend was onder den naam van Jan Toep. Overdag deed hij somtijds dienst als omroeper en maakte hij den volke bekend met de notarieele ver- koopingen of de noodige publicaties van gemeente en particulieren. 's Nachts werd Jan Toep verge zeld door een geweldigen doghond, die gevaarlijk kon brommen en de tanden laten zien. Een eigenaardige manier hield Jan er op na, om 's nachts de een of andere late wandelaar ofherberg- plakker te verschrikken of bang te maken. Wanneer hij b.v. zoo iemand van verre hoorde aankomen, dan stelde hij zich aan den hoek eener straat eenigszins verdekt op, in een zoodanig Ineengedoken houding, dat duisternis dan uitbarstte in een geweldigen schaterlach. Toch was Jan de kwaadste niet en na zoo'n geval maakte hij ge woonlijk met den laten passant nog een gemoedelijk praatje. Hoe men ook over hem mocht oordeelen, Jan deed trouw zjjn plicht. Het kon zoo koud niet zijn, of al lag de sneeuw nog zoo dik, Jan toepte dan 's nachts zijn aange wezen weg en duizenden nachten heeft hij flink gewaakt, dat er geen apart onheil als brand enz. de men- schen kon verrassen. Als er zoo iets voorviel, dan toette Jan op zijn ouden koperen hoorn, zoodat spoedig hulp aanwezig was. Het was echter maar gelukkig, dat er toen in Venray zoo weinig brand kwam, want met de brand weer zag het er erg primitief uit. De brandweermannen waren actief genoeg, doch met de brandblusch- middelen was het treurig gesteld. De brandspuiten konden met de beste bediening niet aan de eischen vol doen. Ze waren toen mogelijk al meer dan een halve eeuw oud, en de waterdruk was weinig meer, dan die van eene gewone zoogenaamde gla- zenspuit, om de ramen tewasschen. De eveneens heel oude waterslangen konden den slappen druk nog niet weerstaan en vormden op vele plaat sen kleine fonteintjes. Voor de watervoorziening was men enkel aangewezen op de drie bestaande waterkuilen, nl. de Paters- kuil aan de Kruissen, nabij het Gym nasium, de Jan Hensenkuil in de Schoolstraat, en het zoogenaamde Tolsche Kuilke aan den Overloon- schen weg. En daar al deze kuilen alleen gevoed werden door het regenwater, dat niet uit riolen, maar langs de kanten der straten erheen stroomde, kon het bij droog weder voorkomen, dat deze slechts zeer weinig water bevatten, waardoor het gevaar niet denkbeeldig was, dat de brandweer dan, wegens totaal watergebrek, niets kon uitrichten. Waaraan het lag, dat kan men niet zeggen, doch een ernstige brand was toen in Venray eene zeldzaam heid. In het jaar 1888 werd Venray echter getroffen door een geweldige ramp. In het reusachtige klooster pensionnaat „Jerusalem" toen bij de viering van het 50-jarig bestaan der inrichting op onver klaarbare wijze brand ontstaan, welke een groot deel der voorname jebouwen had vernield. Daar de arandweer met hare gebrekkige middelen niet in staat was om met vrucht hulp te bieden, stond weldra schier het geheele pand in lichtelaaie. Per telegraaf werd toen de hulp ingeroepen van de Venlosche brand weer, die vrij spoedig arriveerde, daar de brand inmiddels een men er in de duisternis geen per- soon van kon herkennen, Indien de I doch wandelaar dan vlak bij Jan wilde enormen omvang had verkregen, kon nasaeeren dan reea deze ineens met deze ook niet veel meer uitrichten, een ruk omhoog en scheen dan en van de trotsche en sierlijke ge- eensklaps zoo groot te worden, dat bouwen van het vermaarde Pension- men meende een ware reus te zien. haat bleef weinig meer over dan de De verschrikking werd dan nog zwart geblakerde muren, erger, als de dog hierbij zijn ver-l Als een pendant van deze ramp vaarlijk gebrom deed hooren en Jan werd een aantal jaren later het klooster der Eerw. Paters Francis canen geteisterd door een ontzet- tenden brand. Ook toen was de brandweer onmachtig om de vlam men met succes te bestrijden, en het aloude klooster en de kerk werden geheel een prooi van het verslindend vuur. De Venlosche brandweer had hierbij weder hare hulp verleend, doch het was reeds te laat, en men bepaalde zich hoofdzakelijk maar tot de vrijwaring van het tegenover gelegen Gymnasium, Later echter is Venray op het ge bied van brandbestrijding met den tijd meegegaan, de brandweer is nu beter in orde en de watervoorziening goed geregeld, zoodat men met de tegenwoordige brandspuit en andere hulpmiddelen wel in staat is, een ernstige brand vrij spoedig te blus- schen. Ondanks de verschillende pogingen om hiertoe te geraken, kon men er vroeger in Venray niet goed in slagen, om hier eene bloeiende en blijvende industrie te vestigen. In het jaar 1880 scheen men hiermede eenig succes tè hebben en in be trekkelijk korten tijd waren hier een viertal sigarenfabrieken opge richt, nL van de Firma de Erven Minten (Coenraad Esser), die toen reeds een tabakskerverij exploiteerde benevens een kleine cichoreifabriek, waarvan de machines door ossen- kracht in beweging gebracht werden. Verder waren er nog sigarenfabrie ken van Karei Smitz, de broeder van den welbekenden notaris, van de Firma Frans Aerts en van de Gebr. Esser uit de apotheek. Toen kwam er leven in Venray. Talrijke sigarenmakers en tabaks bewerkers, voornamelijk uit Eind hoven, Helmond en Tegelen, kregen hier toen volop werk en een goed loon. Dat waren meestal echte lustige jongens, die zich het heerlijke Ven- raysche bier lekker lieten smaken en vooral op de Zondagavonden door gezameniijken zang en voordrachten in de café's de bezoekers konden vermaken. Het is een feit, dat vreemdelingen in Venray altijd zeer welkom ont vangen werden en zich hier gewoon lijk spoedig echt thuis gevoelden, dat wil zeggen, als ze niet vervielen in eene zekere heersehzucht, waar aan de sigarenmakers in dien tijd nog al laboreerden. En daar hier onder, vooral na een stevigen dronk, ook nog al lastige luidjes waren, ontstond er zoo nu en dan wel eens ernstige ruzie,gevolgd door een meer of minder hevig kloppartijtje. Eens op een avond werd er als het ware een heele slag geleverd tusscben eenige sigarenmakers en enkele leden van de schutterij het Eind, waarbij wederzijds zoo hevig met steenen op eutannier gebombardeerd werd, dat er hier en daar nog al enkele ruiten vernield waren. De Venrayscbe menschen waren toen evenals nu zeer kalm van umu en men kon er goed mee opschieten, doch in sommige omstandigheden, vooral onder den invloed van het koppige Venraysche bier, werden ze Groote setzoen-opruiming io i Korting 25-30 1 korting MAGAZIJn zon

Peel en Maas | 1939 | | pagina 9