DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Langs de kruislijnen
der Europeesche
Imperia.
Ons weekpraatje.
Qrst
NIJMEGEN
Krakelingen.
Provinciaal Nieuws
Zaterdag 6 Mei 1939
Zestigste Jaargang No 18
Een belangwekkende serie
reisbrieven.
XX.
TRIPOLI,-LYBIË.
Het schip, dat me naar Tripoli
bracht, zal drie dagen in de
haven lossen en in dien tijd zal
ik genoeg van de stad hebben
gezien om zonder spijt weer aan
boord te kunnen gaan voor den
tocht naar Bengasi. Andere ver
voermiddelen dan per schip zijn
er in Lybië niet.
Men ziet het reeds afdoende,
wanneer men langs de kust vaart;
heel dat onmetelijke groote Afri-
kaansche gebied is een woestijn.
Zand, zand, zand 1 Voor een uit
stapje buiten Tripoli bestaat geen
enkele verlokking. De Italianen
hebben eenige goede wegen door
het land heen gelegd en die kan
men, zoo noodig maar geens
zins voor z'n genoegen per
auto berijden, voor zoover ze
niet dik bestoven zijn met op
gewaaid, fijn woestijnzand.
De hitte is hier groot en bo
venal: de droogte; m'n hoofd
huid verschraalt van de droogte.
De wind blaast hevig van de
landzijde en rossig kleurt de zon
de wolken van fijn zand, welke
de woestijn over de stad uit
waait.
Zand en cement ze worden
tot beton in je mond. Het cement
verstuift vanaf de haven, waar
vele schepen dit oorlogsmateriaal
aanvoeren. Honderden Arabieren
en andere inlanders zwart
overheerscht, smijten met de
zakken, welke diep uit den buik
der Italiaansche schepen zijn op
getakeld. Cement en vlechtijzer 1
De Italianen zijn bezig met de
grenzen van hun Afrikaansch ge
bied in beton te gieten 1
Tripoli, de stad, is interessant.
Ze imponeert op het eerste ge
zicht, maar weldra bemerkt men
hoe ze „boven haar stand gekleed
gaat". Men verzekert me, dat
wie 10 jaar geleden in Tripoli
waren, haar thans onmogelijk
kunnen herkennen. Een trotsche,
pronkerige zeeboulevard van
meerdere kilometers lengte, zeer
sprookjesachtige parken, massale
gebouwen en... geen ruïnes meer.
Ook Tripoli heeft een oud-Ro-
meinsch verleden; er zijn herin
neringen hier aan Marcus Aureüus
en andere grooten uit den tijd
der Caesars.
Die herinneringen zijn alle ge
restaureerd; de muren van de
oud-Romeinsche citadel, een zeer
omvangrijk bouwwerk van
geen enkele beteekenis natuurlijk
in een modernen oorlog zijn
geheel vernieuwd opgetrokken.
Het arme Italië verdoet een
aanzienlijk deel van zijn econo
misch vermogen aan het herstel
van den glans van het verleden.
En aldus praalt op het oogenblik
ook Tripoli. Maar dat alles doet
zeer onnatuurlijk aan, want de
glans is geen welvaartsgloed. De
oude welvaart van het Romein-
sche imperium kan niet worden
teruggetooverd. Tripoli is een
ville morte, een doode stad, met
een onmetelijk achterland van
zand. Niemand is er gelukkig,
noch tevreden. De Italianen hier
beschimpen hun eigen koloniën,
hun onvruchtbare woestenijen
ze beschimpen zelfs Abessinië,
dat nog geen enkel bewijs heeft
gelevei d, dat de gedachte minerale
rijdommen er zelfs maar in arme
mate aanwezig zijn.
Met Lybië is ter exploitatie
niets, maar dan ouk niets te be
ginnen. Maar het is geschikt om
als militaire basis te dienen
tegen Tunis eenerzijds en tegen
Egypte (Suez-kanaal) anderzijds.
Helaas kan deze basis niet van
spoorwegen worden voorzien,
want die zouden dadelijk onder-
stuiven. Er ligt slechts een klein
spoorlijntje in de buurt van
Zuara, een groot oase-gebied,
waarheen het gouvernement in
de laatste jaren eenige tiendui
zenden Italiaansche plattelanders,
complete gezinnen, heeft overge
bracht. Maar Zuara ligt dan ook
in de buurt van Tunisië, daar,
in dat Tunisië, ligt - over groote
deelen van het land vruchtbare
grond en de overige deelen van
het land hebben er vaak aanzien
lijke, minerale welvaartsbronnen.
De inlandsche bevolking in
Lybië is een zeer gemengde, ik
zei reeds, dat de zwarte huids
kleur onder haar domineert.
De vrouwen zijn verbazend
opgedirkt met kleurrijke doeken,
omvangrijke oorbellen, neusringen
en zilveren sieraden om de beenen
(boven de enkels). Vruchteloos
heb ik gepoogd om ze „op de
kiek" te krijgen. Zoo gauw ik
mijn phototoestel op ze richtte,
slaan ze haar halsdoek om het
gezicht heen en uiten ze scherpe
kreten, die door andere vrouwen
worden overgenomen ook dezen
slaan onmiddellijk een doek om
het gezicht. De oude, zwarte
mannen, schilderachtige typen,
weigeren eveneens stelselmatig
te worden gekiekt. Ze zijn in
dolente figuren, velen zitten
zwijgend voor een of ander in-
landsch koffiehuisje te lurken aan
het mondstuk van een slang, die
met een tabaks-rookpot is ver
bonden, welke rustende op een
voetstuk, op den grond staat.
Het aantal Joden in Tripoli is
groot, men sprak me van 14 a
15000. Ik zag er den zetel van
een Rabbinaal Gerechtshof. De
voornaamste bepalingen der ita
liaansche arti-joodsche wetten
gelden ook voor Lybië, maar in
het zakenleven genieten de Jo
den er wat méér vrijheid. De
Joden hier worden als inheemsch
beschouwd en behandeld; ze
wonen in een Joodsche wijk der
stad bijeen.
Onder de Mohammedanen ziet
men bijna niet de roode fez; in
de plaats daarvan wordt een wit
wollen muts met kwastje gedra
gen; ze lijken op onze ijsmutsen.
De oorlogsgeest onder de Ita
liaansche bevolking is hier veel
scherper en feller dan in Italië,
de verzekerdheid van eigen macht
is, lijkt althans, volkomen. Het
leger is populair, tot de inland
sche kameelruiters toe; merk
waardige figuren op niet minder
merkwaardige rijdieren; de be
wakers van de woestijn, gehuld
in lange gewaden; het gezicht
verborgen in lappen, als gesluier
de vrouwen Bescherming tegen
het alom aanwezige, aldoordrin-
gende fijne zand.
't Is Zaterdagnamiddag en ook
wat drukker dan anders in de
stad. Daar komt een troep in
landsche soldaten aan marchee-
ren, voorop de zwarte muzikanten
en dan 'n banier. Alle burgers
stellen zich op langs den trottoir
en brengenstram den fascistischen
groet, als de banier wordt langs
gedragen.
Tien minuten later, ik zit op
een café-terras. Een kanonschot
dondert over de stad en plots
verstart en verstijft alle leven.
Koetsiers brengen met een ruk
hun paard tot staan; auto's stop
pen; men staat, waar men toe-
valligstond, niet 't minste gerucht
verstoort de stilte. Men staat en
strekt de hand-
Ik stond ook, stram, zij het
met twee pinken op twee broek
naden.
Het duurde twee minuten. Toen
kon ik mijn nieuwsgierigheid
botvieren.
Zoo gaat het eiken avond in
Tripoli toe, klokslag 6 uur.
De groet aan het vaandel.
En waar 'r. Italiaan zich dan
ook bevindt, al ware het thuis
in de keuken, hij staat recht en
strekt den arm.
En hij denkt aan zijn vader
land, aan den Duce, aan zijn
koloniale woestijnen en aan den
oorlog, waarin Italië zich macht
en welvaart zal veroveren op
anderen.
Dit volk smacht in het pijnlijke
besef van zijn armoe en in het
trotsche bewustzijn van z'n macht
naar den rijkdom van anderen....
ONZE GEMOBILISEERDEN
Hoe houden we ze zoet?
Met chocolade of met de tucht'
roede?
Geachte lezer kent ge de beteekenis
van: g.b.v.b.h.l.?
Prakkezeer er maar niet over, want
ge vindt het toch niet. Echter, a!s
i ge deze initialen tegenkomt in haar
ware omlijsting, dan zou er aanstonds
1 een booglampje gaan gloeien in uw
brein en ge zoudt zeggen: O ja, na
tuurlijk! Bijvoorbeeld ge snuffelt
in de advertentierubriek dezer krant
en ge leest:
NETTE JUFFROUW van ruim
middelbaren leeftijd, zuinig en
huiselijk van aard, biedt zich aaa
voor de huishouding, liefst bij
gepensionneerd heer alleen, g.b.
v.b.h.l. Brieven onder nummer
Dan weet ge het direct: g.b.v.b.h.l.
beteekent,, goede behandeling ver
kiezende boyen hoog loor^ Die dame
hoopt dat goede behandenug zal cul-
mineeren in een huwelijksaanzoek.
Toen ik me aan het schrijven van
dit artikeltje zette dacht ik niet zoo
zeer aan nette dames van ruim mid
delbaren leeftijd, die een onbezorg-
den levensavond wenschen, maar wel
aan onze jongens, die aan de gren
zen van ons land staan of bij de bat
terijen afweer geschut elders. En ik
bedacht hoe wenschen van deze jon
gens wel zullen uitgaan; én naar
een hoog loon én naar een goede be
handeling. Maar ze weten en beseffen
het met ons, dat een hoog loon voor
hen niet kan worden uitgetrokken;
de staat kan de vervulling van den
allerhoogsten plicht jegens het Va
derland niet in geld honoreeren; ten
deze kan slechts worden vergoed, wat
het gezin van den gemobiliseerde aan
de noodigste inkomsten moet derven.
Is het goed, dat ten behoeve van
die behoorlijke behandeling nationale
en plaatslijke commité's gaan op
richten, opdat onder de opgeroepenen
chocolade kan worden verdeeld, si
garen, sigaretten, speculaas en dam
borden? Ik zou zulke „goede werken"
niet graag tegenwerken of willen
veroordeelen. Ze leveren minstens
een onschadelijke sentimenteele be
zigheid op voor sommige menschen
die niets nuttigers weten te doen. 't
Is een lieve sentimentaliteit om sol
daten als arme bleekneusjes te ver
troetelen. De soldaten zelf maken.
als ik me goed herinner uit mgn
eigen t mobilisatie-ervaringen goed
herinner een „geintje" met ge-
troetel. Over het Algemeen vinden ze
ook niets zoo vervelend, als die door
goedwillenden' georganiseerde gezel
lige avondjes, met chocolademelk en
gemeenschapszang, 'n humorist om
van te huilen en 'n voorzitter die
het einde van zijn welkomsrede niet
kan vinden. Maar ja, als je 'soldij op
is, en je meisje d'r vrije avond niet
heeft
Overigens verstaat 'n Hollandsche
soldaat z'n „goede behandeling" beter
uit een algemeene vlotheid van de
burgerij, 'n goed kwartier met een
jovialen gastheer en een gastvrouw,
die met de koffiepot klaar staat als
je je handen wrijft en die begrijpt,
dat je trek in karnemelk hebt als
je om een glas water vraagt.
Maar het méést verwacht de Hol
landsche soldaat een „goede behan
deling" van zijn superieuren. En bij
die verwachting verwart hij geens
zins het goede met het zoetsappige.
Een Hollandsche soldaat is geen kost
schooljuffie en kan wel wat verdra
gen. Maar geen onredelijkheid.
Ik ben niet enkel een voorstander
van tucht in het leger, maar ik be
sef, dat een leger geen kracht heeft
zonder tucht; tucht is dus een be
staansvoorwaarde voor weermacht.
Het streven naar tucht kan echter
gemakkelijk ontaarden in willekeur
en dwingelandij. En die zijn verfoei
lijk, vooral tegenover onze gemobi-
liseerden.
De gemobiliseerden hebben hun
posten ingenomen, niet om hun
nentwil, niet omwille van hun su
perieuren en niet omwille van het
leger als zoodanig, maar omwille
van onze geheele volksgemeenschap.
Een soldaat heeft persoonlijk
tegenover de gemeenschap niet meer
dere verplichtingen dan de overigen,
maar wel hebben die overigen ver
plichtingen tegenover hem, den sol
daat. Want hij vervult mede onzen
plicht, onze taak. Hij geeft daarvoor
zijn tijd, z'n vrijheid, z'n persoonlijk
belang, dikwijls z'n toekomst en be-
lanTen van zijn gezin.
En nu komt het voor helaas
dat zoo'n man dan bovendien nog
wordt „genegerd", om kleine over
tredingen van de tucht wordt ge
straft, in de „petoet" wordt gezet.
Ik veroordeel geenszins in z'n alge
meenheid, want ik weet, dat tucht
niet kan worden gehandhaafd, als
in bepaalde gevallen niet wordt ge
straft.
Er wordt op het oogenblik, naar
me van vele kanten wordt bericht,
echter te veel, te gauw gestraft. In
sommige militaire kwartieren vallen
bonnetjes als manna, maar niet zoo
hemels. Om kleinigheden worden de
mannen dagen achtereen opgesloten
in cellen van de plaatselijke politie,
waardoor de straf een veel meer
vernederend karakter krijgt dan wan
neer de detentie in kazernes of mi
litaire kampementen zou zijn opge
legd. Het leger kan zich in deze
dagen populair maken, omdat het
zich noodig kan weten en betoonen.
Maar het kan zich ook als vroe
ger vervreemden van het volk, de
burgerij, door het te vervormen tot
een instituut, waar men burgers
negert en ringeloort.
In het belang van volk en leger is
het te hopen, dat wie in het leger
met macht en gezag zijn bekleed,
zich paedagogen zullen betoonen, die
met zoo min mogelijk krasse mid
delen de onontbeerlijke tucht zullen
weten te vestigen en te handhaven.
Daarbij zullen ze hebben te beden
ken, dat de burger tijd en gelegen
heid behoeft om zich aan de mili
taire discipline aan te passen.
Wat men in dienst aan karakter
en geest van den soldaat, van den
gemobiliseerde in het bijzonder, kan
bederven, is met geen chocolade
repen, sigaren, damborden en liedjes
van Clinge Doorenbos weer goed te
maken.
Het nieuwste van het nieuwste
hangt voor U gereed in onge
kende verscheidenheid; ieder stuk
een schat voor een aantrekke-
lijken prijs.
Komt U eens kijken!
Modieuse Lavinia-
blouse met keurige y g~
stiksels, iets bijzonders
Chique ptqué vest-
blouse, moderne kleu- g gg
ren, aardige modellen
Een vlotte, zuiver zijden
I overhemd-blouse, open en g gr
gesl. te dragen, zeer sportief 6
K. Molenstraat. 7-9
Horster Veemarkt.
Totaal aanvoer 190 dieren. Hiervan
42 stuks rundvee en 148 biggen. De
handel in rundvee was vlug. Ook de
handel in biggen was zeer levendig
met hooge prijzen, zoodat ruim 10
uur alle biggen waren geruimd.
Prijzen biggen f 15 tot f 18.50»
De crisis opgelost. „Nood
gedwongen"
Op de Veluwe hebben ze de crisis
opgelost, het werkloosheidsprobleem.
En de mededeeling daaromtrent is
vervat verbeeldt je in een
treurzang.
Althans in een klaagvol gestemd
krantenbericht. De menschen zijn
zóó aan narigheid gewend, dat ze
zelfs hun vreugde nog slechts in ge
jammer kunnen uitdrukken.
Ziehier het bericht, dat ik vermeld
vond in de Zwolsche (en Prov. Over-
jjsselsche) Crt.
Op de Veluwe openbaart zich
een toenemend tekort aan arbeids
krachten van veertien tot negen
tien jaar, waarnaar door groote
bedrijvigheid in onderscheidene fa
brieken juist groote vraag is. Alle
industrieën hebben er mee te kam
pen. Een Apeldoornsche fabrikant,
die dezer dagen vijf en twintig
jongens en meisjes van die leeftij
den vroeg, kreeg slechts drie ge
gadigden. Ongetwijfeld heeft men
hierbij ook te doen met de gevol
gen van de nieuwe ministrieele
bepaling, dat de verdiensten van
gezinsleden van ondersteunden en
tewerkgestelden, verkregen met het
verrichten van gezinsarbeid van
huishoudelijken aard, bij de vast-
stelling van den steun buiten be
schouwing blijven. De vrees der
waschindustrieelen, wier verzoek
om deze bepaling ook tot hun be
drijven uit te breiden, afgewezen
is> is niet ongegrond geweest. Ston
den vroeger voldoende meisjes
klaar om by hen in dienst te treden,
thans kunnen zij maar nauwelijks
hun personeel voltallig houden.
Het gevolg van het tekort aan
jonge arbeidskrachten zal zijn, dat
men oudere in dienst zal nemen.
Enkele bedrijven zijn hier noodge
dwongen reeds toe overgegaan.
Eigenaardig, noch de samensteller
van dit bericht, noch de redactie, die
het plaatsing verleende, schijnen
besef te hebben gehad van de ge
lukkige wijze waarop het ongeluk
zich hier heeft ontwikkeld. In den
„kop" van het bericht gewaagt de
redactie mismoedig van het „tekort
aan jeugdig personeel", waarmee men
op de Veluwe „te kampen" zou heb
ben, met het gevolg, dat „noodge
dwongen" volwassen arbeiders moe
ten worden aangenomen.
Alsof we daarmee niet den goeden
weg terug zouden gaanDe con
currentie heeft de werkgevers ver
leid om het werk van volwassenen
door meisjes en jongens te laten
overnemen. Door meisjes, die met
betere, maar voor volwassen krach
ten te lage loonen, uit haar huis
houdelijke betrekkingen werden ge
lokt.
Nou gaan de meisjes terug in een
voor haar meer natuurlijken werk
kring. En daardoor komt er weer
plaats vrij voor de volwassen krach
ten, die van zelf beter moeten
worden betaald.
Maar dat is prachtig. En deze ge
volgen zijn een compliment voor de
regeering, meer in het bijzonder voor
den minister van Soc. Zaken.
Nog zoo'n paar doeltreffende maat
regelen en de crisis „dreigt" om
in de terminologie van onzen ver
somberden tijd te blijven te wor
den opgelost.
„Noodgedwongen"Het zij zoo.
Maar dan toch met een zucht van
verlichting.
VENRAY, 6 Mei 1939
Examen Verpleging van
Zenuw- en Geesteszieken.
Door de examencommissie van de
R. K. Gestichtsartsen-vereeniging
werden de overgangsexamens afge
nomen in de Psychiatrische Inrich
ting St. Anna te Venray.
De uitslag der examens luidt:
Eerste overgangsexamen 15 can
didates
Geslaagd: J. M. v. d. Heuvel, E. J.
C. Hooydonk, A. M^ J. H. Koëter,
M. A. J. v. Loon, T. H. A. Smarius,
A. M. Tak, M. E. Vousten, M. H. C.
Vorachen en C. Zwaga.
Tweede overgangsexamen 15 can
didates
Geslaagd: M. J. M. Bosman, E. H.
Cuypers, M. J. Haagen, G. Haas, M.
J. v. d. Hombergh, W. M. J. Jutte,
C. P. J. de Lange, J. M. Mineur, G.
J. H. Roeloffzen, L. H. M. Sliepen,
J, P. M. Ter Burg en G, M. de Vaan,
Heroprichting Venraysche
Burgerwacht
Uit het groot aantal aanwezigen
bleek voldoende hoe de Venraysche
bevolking de heroprichting der Bur
gerwacht op prijs stelt.
De Wilhelmina-zaal was zeer goed
bezet toen Burgemeester Mr. A Jans
sen de bijeenkomst opende met ge
bed, waarna hij de aanwezigen wel
kom heette. Met voldoening richt hg
zich tot een zoo groot aantal man
nen, die bezield zijn met de beste be
doeling en „ALS HET MOET", pa
raat zijn. In 1918 werd hiervan het
beste bewijs geleverd.
Het doel en de taak der Burger
wacht is in de vorige vergadering
zoo uitstekend uiteengezet door den
officier toegezegd aan den Inspec
teur der Burgerwachten, en door dhr.
v.d. Burght, Commandant der Bur
gerwacht Geleen, zoodat spreker hier
over niets meer behoeft te zeggen.
De Burgemeester spoort allen aan
trouwe leden van de Burgerwacht
te blijven en het wettig gezag steeds
daadwerkelijk te steunen.
Na de voorgeschreven eed te heb
ben afgelegd, werd een geheel nieuw
bestuur gekozen. De uitslag hiervan
was: Vincent Pyls; R. Lemmens Oos
trum; Th. Peters Oirlo; H. Asselberghs
Leunen; M. Arts Merselo; J. Assel
berghs Smakt en Fr. Schols.
Het Bestuur koos als Voorzitter
dhr. V. Pyls, en tot Secretaris-Pen
ningmeester Fr. Schols.
Hierna richtte de Voorzitter enige
woorden van dank tot den Burge
meester en hij sprak de hoop uit
dat de Venraysche Burgerwacht een
bloeiende toekomst zal mogen tege
moet gaan.
De statuten en het reglement wer
den voorgelezen en door de vergade
ring vastgesteld.
Door den Heer Burgemeester werd
tot Commandant der Venraysche
Burgerwacht benoemd dhr. Heg
gen, Hoofd der school Venray-Kom,
tevens res. Kapitein.
Door dhr. Buwalda, Hoofd van den
Luchtbeschermingsdienst, werd een
kort, doch duidelijk overzicht gege
ven van het omvangrijke werk der
luchtbescherming, en het aandeel dat
de Burgerwacht daarin heeft.
Van de rondvraag werd een druk
gebruik gemaakt, waarna dhr. Heg
gen het woord had, den leden erop