lets over Bohemen en run VOORJAARSHOEDEN KWAADSPREKEN v Waar een nieuw hoofdstuk geschreven dt van de Europeesche geschiedenis. Praag op de tweesprong. r De jongste, schokkende gebeurtenis sen hebben opnieuw de gespannen aandacht der ganschc wereld opge- ëischt voor den voormaligen staat in het hart van Europa: Tsjecho Slowa kije. Aller belangstelling concentreert zich op Bohemen, op Moravië, op de al oude stad Praag. Daar wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de geschie denis van Europa; nieuwe, bewogen bladzijden in de annalen der aan op windende tooneelen en gebeurtenissen reeds zoo rijke gebieden, van oudsher omstreden door Rusland, Polen, Duit- schers, Hongaren nu overwinnaars, dan weer overwonnenen. In onder staand artikel werpen wij een korten blik in de geschiedenis der wording, ontwikkeling en opkomst dezer belang wekkende landen, welker lot een zoo plotselingen keer heeft genomen en die van vrije staten tot den rang van vazallen zijn afgedaald. V ER voor het begin van onze jaartel ling vestigden de Bojers, een Kelti sche volksstam, het tegenwoordige Boheemsch-Moravische gebied. Aan hen dankt Bohemen dan ook zijn naam Boheim of ook wel Boheimb; de Romeinen spraken van Bohogenum. Toen de Bojers zuidwaarts trokken, namen de door Marbod aange voerde Markomannen uit Mainfranken de woningen in het Boheemsche in bezit en brachten de uitgestrekte, vruchtbare vlak ten in cultuur, totdat zij in de vierde eeuw uit de geschiedenis verdwijnen. Na de verwarde periode van de Volksver huizing, komt Bohemen omstreeks 550 in bezit van een Slavisch volk, de Tsjechen. Deze vestigden zich vooral in de vruchtba re rivierdalen, want zij wisten nog niet hoe om te gaan met den ploeg; het beginsel van bevloeiing was hun geheel en al on bekend. Sedert de achtste eeuw liet het bisdom Regensburg overal in Bohemen kloosters, kerken en scholen bouwen. Ondanks het Slavisch karakter schijnt de band met het Noorden tamelijk hecht te zijn geweest, want meerdere malen komen wij in de ge schiedenis huwelijken tegen, gesloten tus- schen Boheemsche vorsten en adellijke lie den met prinsessen en gravinnen van Duit- schen afkomst. Zelfs het stamhuis van de Boheemsche koningen, de Premysliden, is ten tijde van één zijner belangrijkste leden Ottokar II, door familierelaties verbonden met een Duitseh vorstengeslacht. Op veler lei gebied bestond^eea wisselwerking met het Noorden. Gezicht op de stad Pilsen met de wereldberoemde Skodafabrieken. Praag, „de steen geworden droom." DE sporen van die oude relaties en van een bewogen historie vindt men in velerlei vorm terug in de prachtige stad Praag, die zeker niet ten onrechte eens een „steen geworden droom" genoemd is. Wie door de straten van Praag gaat, proeft geschiedenis. Het stadsbeeld is beroemd. Zelfs de meest doorgewinterde toerist, de man, die de geheele wereld bereid en ver kend heeft, zal altijd Praag noemen, wan neer hij de schoonste, indrukwekkendste en interessantste steden de revue laat pas- seeren. Dan staat hij in gedachten op de oude brug over de Moldau, die Karei IV heeft laten bouwen en vanwaar- men een schitterend gezicht heeft op den burcht „Hradsjin", die op den eenen heuvel van de stad Praag is gebouwd. De indrukwek kendheid moet echter het veld ruimen voor het schilderachtige, wanneer men op ge noemden burcht staande, neerziet op het „gouden Praag". De Moldau schijnt wel met opzet door dit gebied te stroomen om het contrast tusschen den burchtheuvel en de dicht opeen gepakte stad met haar on telbare, hooge kerken scherper te doen uit komen. In Praag zijn het twee heuvels, die plaats en geschiedenis van de stad hebben bepaald. Dat is in de eerste plaats de in het Zuiden gelegen Wysjehrad (groote burcht) en dan ongeveer vier kilometer stroomaf waarts de andere heuvel met een oud kasteel, het reeds genoemde „Hradsjin", dat met zijn St. Veitsdom en zijn paleizen een onvergetelijken indruk maakt op den toerist. Beide heuvels zijn reeds zeer vroeg in de geschiedenis op deze wijze versterkt. Tusschen beide ontstond gaandeweg uit kleine nederzettingen de stad Praag, be ter gezegd „Praha" op z'n Tsjechisch. De ligging aan de Moldau, die voor ondiepe schepen tot ver in Zuid-Bohemen bevaar baar is, deed er het overige toe. Ten slotte is Praag centraal gelegen ten opzichte van de omringende gebergten. Daarom werd deze stad ook het kruispunt van de handelswegen; hier vonden de kooplieden elkaar, die van Main of Boven- Donau naar het Oosten trokken, naar Weichsel en Oder. Hun wegen werden ge kruist door de kooplieden, die van Elbe en Moldau kwamen en Zuidwaarts trokken, naar de Midden-Donau. Bohemen was rijk aan koren en vee, maar men had zout noo- dig en dat werd in deze streken niet ge vonden. De factoren, die een rol gespeeld heb ben bij het ontstaan van Praag, werken in eenigszins anderen vorm ook thans nog. Door de industrialiseering werden in de af- geloopen eeuw vele duizenden boerenzoons naar Praag getrokken. In de tweede helft gaat het Tsjechische element in de stad sterk overwegen. Thans is Groot-Praag (waarbij geannexeerd zijn de industrieele voorsteden) een stad met een aantal inwo ners van 900.000 zielen. En toch, ondanks den hoogen ouderdom, is Praag allerminst wat men noemt een gesloten, organisch geheel. Vandaar dat men wel eens schertsend pleegt te zeggen dat het een provinciestad is met grootsteed- sche allures. Inderdaad, ondanks alle groo te, meestal imposante gebouwen is het geen metropool, ook al wordt het heel dikwijls door bewonderaars het Rome van het Noorden genoemd. Maar wat Praag onte genzeggelijk wel is: een mooie stad. Praag is voor iemand, die van stedenschoon houdt, een openbaring. De trant, waarin deze stad opgebouwd is, heeft iets onvergelijkelijks. Aan een omstandigheid, die voor Praag zelf niet zoo gelukkig was, hebben wij te danken dat de oude stad zoo merkwaardig goed intact is gebleven. De vroegere Oostenrijksche hoofdstad Weenen heeft in vroeger jaren alle moge lijke moeite gedaan Praag op het tweede plan te hotiden. Daardoor is deze stad bin nen haar oude grenzen gebleven. Later heeft men niet getracht de schilderachtige oude stad in eens te moderniseeren. Men doet overigens veel concessies aan de ge schiedenis; de nieuwe gebouwen worden opgetrokken in een stijl, die zich zooveel mogelijk aanpast aan den klassieken. Het aesthetische aspect van Praag is daardoor gaaf gebleven, ook al zal een hypermoder ne geest misschien minachtend neerzien op hetgeen men aan architectuur in Praag als modern aanwijst. Daar is de machtige St. Veitsdom en de vroegere keizerlijke burcht op het „Hrad sjin". Daar staat de monumentale kruitto- ren, die herinneringen wekt aan een grootsch verleden. Toen werd nog midden in de stad de ammunitie opgeslagen. Tus schen antieke hoekige huizen staat de Teynkerk, die zes eeuwen geleden door kooplieden werd gebouwd. Daar staan de groote paleizen uit den baroktijd. En on middellijk daarnaast bouwwerken van re- centeren datum, die Londen en Parijs, New York en Moskou naar den kroon willen steken. Dat is Praag, de stad met het ge weldige, kleurige verleden. Zoo staat het ook met de menschen, die hier wonen. Zij hebben iets burgerlijks, hoewel zij zich gaarne chique voordoen. De Tsjechen zijn ook allerminst wat men noemt een „mooi" volk. Het Slavische ras is echter, vooral in de stad, gedeeltelijk verloren gegaan, door vermenging met ras sen uit het Noorden het Zuiden. Op het platteland is dit anders. Hier heeft niet een zoo sterke vermenging plaats gevon den. Van een adel is ook geen sprake; die is destijds radicaal uitgemoord, zoodat men er nu alleen een midden- en boerenstand telt. Moravië. ZOOALS Bohemen oorspronkelijk een koninkrijk geweest is, was Moravië in de negende eeuw een graafschap, dat toentertijd den naam Groot-Moravië voerde. De eerste groote bloeiperiode be leefde dit gebied onder haar vorst Zwent- bold; toen besloeg Moravië ook nog een gedeelte van het tegenwoordige Noordelij ke Hongarije. Toen Zwentbold in 894 door de Honga ren overwonnen werd, geraakte het Graaf schap Groot-Moravië spoedig in verval en kwam eerst weer op, toen het gebied ruim een eeuw later verbonden werd met Bo hemen. In 1182 bevestigde keizer Frederik I voor het eerst weer de zelfstandigheid van Moravië. In de veertiende eeuw kwam het onder heerschappij van de Luxembur gers en werd toen opnieuw vereenigd met het koninkrijk Bohemen, totdat beide lan den in 1526 aan het Huis van Oostenrijk afgestaan moesten worden. Moravië be leefde een soortgelijke, hoewel aanmerke lijk rustiger ontwikkeling als Bohemen. Van den Fransch-Duitschen oorlog hebben deze landen betrekkelijk weinig last ge had, omdat Wallenstein hier voornamelijk zijn opslagplaatsen en fouragevoorzienin- gen had ingericht. Te meer heeft Moravië intusschen te duchten gehad van de gods diensttwisten; ook in dit opzicht is Bohe men ernstiger getroffen. Het volk van Moravië heeft zijn landelij ke karaktertrekken, het beste bewaard in de gebruiken en in de kleederdrachten, in de werk waardige volkswijsjes, die nog al tijd gezongen worden bij het werk op het land. Van belang is ook de Moravische huis nijverheid, welker producten beroemd zijn. Raadhuis en marktplein van Olmütz. WAT IS DE SITSJ? De Hongaren ondervonden bij hun bezet ting van Roethenië veel tegenstand van de Sitsj. De Sitsj is een nationalistische en semi- militaire organisatie der Oekrainers in Roe thenië. Het aantal leden wordt op het oogenblik op 15000 man geschat. Slechts een deel daarvan bezit een uniform. Ook aan de bewapening ontbreekt veel. De Kar- patho-Oekraine is nu eenmaal een tamelijk afgelegen en arm land. Maar alle onpartij dige waarnemers zijn er er over eens, dat de leden van de Sitsj een zeer goeden in druk maken en zich absoluut gediscipli neerd gedragen. De naam Sitsj stamt, van een gelijknamige burcht, die de Oekrain- sche Kozakken eenige eeuwen geleden met veel heldenmoed tegen de Russen en Tur ken verdedigden. Intusschen hebben vele Oekrainers in het oude Tsjechische leger gediend en daar de noodige militaire ervaring opgedaan. En juist deze menschen hebben zich ter beschikking gesteld van de Oekrainsche na tionalistische beweging. Deze nationalisti sche beweging is overigens heel wat ouder dan de Sitsj, die eerst sinds kort bestaat. Zij houdt vast aan de tradities van het „Oe krainsche Legioen", dat in den wereldoor log aan de zijde der Centrale Mogendhe den streed. Van dit Oekrainsche Legioen is ook de kleur der blauwgrijze uniform overgeno men. Na den wereldoorlog trachtten de Oekrainers hun zelfstandigheid in een twee-fronten-oorlog tegen Polen en Rus land te verkrijgen, maar de overmacht was te groot. Sinds dezen tijd bestaat bij de Oekrainers een geheime militaire organisa tie, waarover het grootste stilzwijgen wordt bewaard. De Sitsj is in de Karpatho-Oekraine thans de strijdformatie van deze^Oekrain- sche natioalistische beweging. HÖ- Oude modellen in nieuwe vor men. Lentedagen zijn bij uitstek ge schikt om de vrouwen eens klaps te doen aanvoelen, dat ze aanvulling van hare garderobe behoeven. Zulks beteekent echter volstrekt niet, dat de winterkleeren hun welverdiende rust tegemoet gaan. Men ziet tot zelfs ver in het voorjaar nog bont mantels dragen, trouwens bij de voorj aarscoliecties der Fransche mo dehuizen werd veel bont gezien, o.m. astrakan, vos sen, marters. Onverschillig of we bont- of over gangsmantels met of zonder bont- garneering dra gen, één ding is er, waarnaar alle vrouwenharten thans uitgaan, d.i. de voorjaarshoed, die ongetwijfeld in het middelpunt der belangstelling staat! «Vol over moed fladderen van sommige mo dellen vroolijk gekleurde georgette wim pels, die van de spéelsche fantasie der ont werpers getuigen. Het heeft er soms veel van, alsof alle kobolds herrezen zijn om een nieuwe hoeden-mode te too veren! Wie al deze voorjaarsmodellen gezien heeft, zal onwillekeurig het gevoel krij gen, dat de oude, getrouwe winterhoed wel wat antiek geworden is en afgedaan heeft. Inderdaad zijn er vele creaties, die be wondering afdwingen, anderc-n we§r wer ken gewild exentriek, doch hoe het ook zij, een feit is. dat volstrekt niet alle modellen geschikt zijn om ieder gelaat recht te doen wedervaren. Meer dan ooit zal het ge- wenscht zijn om wat rustigs morgenuren te besteeden, om een hoed uit te kiezen, die niet alleen overeenstemt met den prijs, die men zich gedacht heeft, doch die bij persoonlijkheid en leeftijd past. Opvallend vaak gebeurt het, dat men vrouwen z!et. die dies met smaak weten te kiezen be halve haar hoed, waarvan het gevolg is. drt hare verschijning can mislukking is. Men moet bij het passen der verschillende modellen, als het ware aan weten te voe len, welke hoed goed staat en flatteert, niet oud, doch ook niet meer tè jeugdig kleedt en nimmer zal men keus moeten maken „omdat men al zoo lang gezocht heeft". De verkoopster zal er veel meer bij gebaat zijn, indien haar cliènte in alle op zichten tevreden is, want dit beteekent, dat zij terug komen. Welke vormen decreteert Madame Mode voor de komende maanden? Het antwoord hierop is niet te geven, want behalve de steeds gangbare sportieve modellen voor de morgenuren, vindt men een ongelooflij ke verscheidenheid, waaronder enkele een uitgesproken type aangeven, andere wel haast vormloos zijn. Het eigenaardige is echter, dat die z.g. vormlooze modellen door hun rijke garneering van struisveeren, bloemen en touffes geapprêtteerde tulle toch bijzonder elegant en coquet aandoen. Kleine dopjes, die ver in 't gelaat gedra gen worden en aardige bloemen tuiltjes op de bol hebben, zijn up-to-date. Toques nemen een groote plaats in, doch bij het zien van enkele modellen, vroegen we ons even bezorgd af, of grootmoeders „kapotje" inderdaad weer acte de présen- ce zou willen geven. De moderne vrouw zou zich bepaald onwennig voelen, indien zij weer gedwongen zou worden, een of andere creatie met brides en groote strik ken onder de kin in bedwang te moeten houden. Doch de kunstenaar-ontwerper weet de psyche der hedendaagsche vrouw zeer juist aan te voelen en heeft de banden, die de hoedjes in evenwicht houden, naar 't achterhoofd verplaatst. Om te voorkomen, dat deze eentonig werken, worden ze ver sierd met clips van strasz, filigraine, mar- cisite en ook met bloemen. Hoe groot de fantasie op het gebied van hoeden is, be wijzen ongetwijfeld de beide modelhoeden, op nevengaande schets, beide ontworpen door het modehuis van Marjorie Dunton te Parijs. Links ziet men een toque a la Mar tinique, geinspireerd door de geboorteplaats van Napoleon's eerste vrouw, keizerin Eugé- nie, die een Creoolsche was. Uitvoering van imprimé zijde in goud, bruin en groen. Hooge gedrapeerde bol. Rechts een herhaling van de hoofdbe dekking tijdens de Fransche revolutie, ge maakt van goudkleurig vilt met garnee ring van zwart fluweelen roset. De smalle fluweelen banden, die aan de zijkanten gehecht zijn, worden laag in den hals gestrikt en herinneren aan de „Sui- vez-moi", die vroeger op bergères gedragen werd. Niets nieuws onder de zon, inderdaad komt al het oude weer terug, doch in nieu we vormen, die er op berekend zijn apart en 'n tikje piquant te werken! G. C. M.—S. en kwaadspreken Oordeelt niet te vlug. Wellicht is het ons niet altijd even hel- .der en klaar, doch zeer zeker is het waar, dat vrouwen elkander het leven dikwijls heel moeilijk maken. Soms is het een vrien din, dan weer een familielid of welmeenen- de buurvrouw, die speldeprikken toedient, welke niet alleen een bron van ergernis, doch zelfs van verdriet geven. Wanneer wij enkele voorbeelden naar het leven nemen, dan zullen onze lezeressen de waarheid van ons beweren toegeven. Een jong meis je van een jaar of twintig, Annie L. zullen' wij haar noemen, verstaat de kunst zich met weinig middelen smaakvol te kleeden. De buren weten, dat het gezin, waartoe Annie behoort, als het ware ieder dubbel tje om moeten keeren en met uitgestrekte halzen wordt het geval door „welmeenen- de buurvrouwen" besproken. „Zie toch eens", klinkt het in onderling gepraat, „hoe keurig dat deerntje toch ge kleed gaat. De nieuwste snufjes zijn haar, ze heeft warempel weer een nieuwe hoed op. Onbegrijpelijk, maar de moeder schijnt dat allemaal in de hand te werken! Wie zou haar die mooie dingen cadeau geven?" Onderling wordt besloten, dat men de va der de oogen eens zal dienen te openen. Een rechtstreeks onderhoud durven de „goede" buurvrouwen niet met den vader te hebben. Den volgenden morgen vindt L. een anonieme briefkaart in de bus, waarin „iemand, die het goed meent" den vader aanraadt eens een waakzaam oog op zijn dochter te houden! Een donderslag in het gezin, dat tot dus verre zoo rustig en in onderlinge harmo nie samen leefde. Wie zou die kaart ge schreven hebben, men raadt en gist, komt niet verder en verdriet en onrust zijn ge zaaid. Een ander voorbeeld? De vrouw van den directeur komt haar man aan zijn kantoor halen en moet wach ten, omdat haar man nog enkele brieven heeft te dicteeren, die zijn secretaresse op neemt. Met argusoogen neemt zij het jonge meisje op, dat er eenvoudig, doch keurig gekleed uitziet, netjes gekapt is en gemani cuurde nagels heeft. Nauwelijks is zij met haar man alleen of zij zegt: „Je zult die typiste van je toch zeker geen verhooging geven in de toe komst? Indien men dat kapsel ziet en die nagels.... Iedereen kan tikken, ik zou je aanraden haar den volgenden maand f 10 salarisverlaging te geven. Wanneer ze er geen genoegen mee neemt, doe je haar een voudig weg, er zijn genoeg meisjes, die voor een schijntje willen werken"! Tenslotte nog een ander voorbeeld en hiervoor gaan wij maar naar de familie S., die enkele heeren en dames op bezoek heeft. Het dienstmeisje schenkt thee en serveert deze aan het gezelschap. Ze is nog jong en verlegen voor al die vreemde men schen en vooral voor de critische blikken der dames. Het is een bescheiden, gewillig en ijverig kind, dat steeds vlijtig haar werk doet, doch mevrouw werkt eenvoudig op haar zenuwen. Bij het ronddienen morst ze thee op een schoteltje en is min of meer onhandig bij het presenteeren der koekjes en andere lekkernijen. Mevrouw is hard en ongevoelig en inplaats het stilzwijgend te laten passeeren, maakt zij eenige scherpe opmerkingen, die het jonge ding nog meer van streek maken. D<? dames lachen „me delij dend" en het meisje zou, als ze naar haar gemoed te werk ging liefst alles in den steek laten, doch ze weet wat plicht beteekent, gaat verder met haar werk zonder een enkel woord te zeggen Wat weten wij vaak van hetgeen er in de ziel van andere vrouwen, hetzij onze gelijke of onze ondergeschikten omgaat? Waarvoor moeten wij gevoelloos en onmeedoogend zijn en zijn wij, waar het mannen betreft, dikwijls zooveel ruimer in onze opvatting dan tegenover onze eigen sexe-genooten? Het gaat vele vrouwen, bij het doen van inkoopen evenzoo, wanneer het een winkel juffrouw betreft. Zij laten zich soms alle mogelijke stoffen aandragen en brengen, de verkoopster, die n a t u u r 1 ij k vrien delijk en beleefd moet blijven, ten believe van de klant, nagenoeg den wanhoop na bij. Vele mannen, die hun vrouw op dit punt kennen, passen er dan ook wel voor om bij het koopen van hoeden, schoenen en kleeren mede te gaan. Hoe denkt gij wel, dat een man het vindt, om zijn vrouw vijftien tot twintig hoeden op te zien pas^ sen, terwijl de juffrouw met het grootste geduld nog meerdere exemplaren te voor, schijn haalt en ze met het vriendelijkste gezicht aan de dame toont, die steeds niet bevredigd is? De juffrouw weet, dat de chef haar gadeslaat en hoe gaarne ze aan het einde van een langen dag even bits uit zou vallen, ze moet beleefd en vriendelijk blijven. Het is immers haar bestaan! Op de schuchtere opmerking van den heer ge?, maal, dat er toch aardige hoeden bij wa ren, wordt mevrouw nog onredelijker en zegt tegen de juffrouw, dat zij niet van plan is „de eerste de beste hoed te nemen" en als het de juffrouw te veel is, zal zij elders gemakkelijk slagen! Denkt gij lezeressen, dat wij overdrijven? Inderdaad zijn deze kleine voorvallen uit het leven gegrepen en wij zouden ze met veel scherpere kunnen aanvullen. Indien wij serieuze werkende vrouwen vragen of zij bij voorkeur in dienst van mannen of vrouwen zijn, dan zal het overgroote deel ons antwoorden, dat zij liever bü mannen werken. Velen harer zullen heel wat ster* ker staaltjes van onwelwillendheid aan dé zijde van vrouwen onder vónden hebben, dan hier gegeven zijn. Het zijn heusch geen bijzondere vrouwen die zoo handelen, vrouwen als gij en ik. Wij denken heel dikwijls zoo weinig na bij hetgeen wij doen en zeggen en ons hand§j' len is soms een gevolg van weinig riaden^ ken. Vaak komt er wat ijverzucht, ijdèl- heid, of een vooroordeel bij, doch wij alj len moeten trachten ons tegen dit kleinziej lig gedoe te verzetten, daar er zooveel groo? te dingen gebeuren, die inderdaad de aan dacht verdienen. Met een weinig goeden wil en zelfkennis kunnen wij deze karaktertrekken, die an deren verdriet berokkenen overwinnen, zoodat wij in de toekomst niet meer als vrouw tegen vrouw staan, doch aanvoelen dat slechts gevoelens van zachtheid en be grijpen ons opvoeren tot een hooger plan, waarbij, alle kleinzielig ge<3.oe ujtgeslot^

Peel en Maas | 1939 | | pagina 10