Duitschlands koloniale geschie denis dateert eerst van de laatste vijftig jaar Aanvankelijk was Duitschland niet op koloniën gesteld - thans acht het ze noodzakelijk O k grenzen van 't Duitsche Kijk een spanning ontstaat, welke feitelijk niet anders op te heffen zou zijn, dan door kolonisatie. Als tweede reden voor zijn behoefte aan koloniën voert Duitschland aan, dat het, meer dan eenig ander land in Europa, af hankelijk is van andere staten wat betreft het verkrijgen van grondstoffen. Op ver schillend gebied heeft men getracht hierin te voorzien door een aantal grondstoffen langs synthetischen weg te vervaardigen, doch dit is natuurlijk lang niet voldoende de behoeften te dekken van een uitgestrekt gebied als Duitschland, welks industrie zich nog steeds geweldig uitbreidt. Hierbij komt nog, dat de tolmuren voortdurend hooger worden opgetrokken, waardoor de invoer van grondstoffen in ruil voor Duitsche in dustrieproducten sterk wordt belemmerd. Het Congo-verdrag beschouwd als een „vodje papier." Duitschland beroept zich op dit alles, om te staan op teruggave van zijn vroegere ko loniën. In de allereerste plaats evenwel be weert 't Derde Rijk, een onvervreemdbaar recht te kunnen laten gelden op zijn vroe ger koloniaal gebied; en het wijst er op zelfs bij de z.g. tegenwoordige „mandataris sen", onder wier beheer dit gebied na den oorlog is gesteld, velen de gegrondheid van dit motief niet ontkennen. Ten einde te kunnen beoordeelen, in hoe verre de Duitsche regeering in dat opzicht gelijk kan hebben, is een kleine historische terugblik noodig. In de eerste plaats wijzen de Duitschers op het Congo-verdrag van 1385, ondertee kend door Groot-Brittannië, Frankrijk, Bel gië en Duitschland, en een aantal andere mogendheden. Art. 11 bepaalde dat, indien eenige mogendheid, die in Midden-Afrika souvereine rechten bezat of het beheer voerde over een protectoraat, in een oorlog werd gewikkeld, de andere mogendheden ertoe zouden moeten medewerken dat de bezittingen in Midden-Afrika tot neutraal gebied werden verklaard en behandeld, als of zy aan een neutrale mogendheid toebe hoorden. De benaming „Midden-Afrika", als hier bedoeld, omvatte niet alleen het geheele gebied van den Belgischen Congo, doch tevens geheel Duitsch en Britsch Oost- Afrika, ongeveer een derde van Kameroen, Oeganda, Nyassaland, een klein gedeelte van Noord-Rhodesië, en ongeveer de helft van Fransch Equatoriaal Afrika. Al deze onmetelijke gebieden zouden bui ten een eventueele Europeeschen oorlog moeten vallen en hun onschendbaarheid zou worden geëerbiedigd. Hierop wordt van Duitsche zijde de nadruk gelegd. Dit nu is moeilijk te rijmen met het on weerlegbare feit, dat onmiddellijk na het uitbreken van den oorlog de Geallieerden de hand legden op het Duitsche koloniale gebied,, welks onschendbaarheid bij ver drag was gewaarborgd. Elk onpartijdig be- oordeelaar en ook onder de vroegere Ge allieerden zijn er meer, dan menigeen zou vermoeden zal moeten erkennen, dat dit onderscheid tusschen woorden en daden op geen enkele wijze is goed te praten." Aldus de Duitsche voorstanders van koloniaal be zit. Verder wijzen de Duitschers op de Veer tien Punten van Wilson. Op 14 December 1917 verkondigde President Wilson in het Amerikaansche Congres als zijn standpunt dat de oorlog „niet zou moeten eindigen door het toepassen van door een gevoel van wraak ingegeven maatregelen en dat geen der mogendheden en geen enkel volk behoorde te worden beroofd of gestraft", en op 11 Februari 1918 vulde hij deze woor den aan met de verklaring, dat „er geen annexatie zal mogen plaats hebben." Ook wil hij niet hooren van belastingen of scha deloosstelling bedoeld als strafmaatregel. Hiertegen kan men terecht aanvoeren, dat FRANZ RIDDER VON EPP. Naast zijn belangrijke waardig- leid van Rijksstadhouder voor Beieren bekleedde Ridder von Epp ook de functie van Voorzitter van den Kolonialen Rijksbond, als hoe danig hij o.a. eenigen tijd geleden de Koloniale school te Ladenburg opende. Ridder von Epp is de laat ste jaren herhaaldelijk op den voor grond getreden. Hij heeft zich doen kennen als energiek verdediger van de Duitsche koloniale aanspraken. Een onbekende is hij dan ook niet op dat gebied, want van 1904 tot 1906 maakte hij als officier deel uit van de koloniale troepen in Duitsch Zuidwest-Afrika. Hoewel hij reeds 70 jaar is, staat hij nog steeds op de bres voor de zaak, die hem boven alles ter harte gaat: de teruggave van de Duitsche koloniën aan het Derde Rijk. Duitschland beklaagt zich er bitter over, dat het Verdrag van Versailles belangrijk is afgeweken van deze basis, met name ten aanzien van de Duitsche koloniën. Wel is waar werden deze niet zonder meer voor goeden buit verklaard, doch tot „mandaat gebied" hetgeen overigens voor Duitsch land op hetzelfde neerkwam, d.w.z. dat het er alle zeggenschap verloor. Velen zullen zich hebben afgevraagd, waarom de Geallieerden ze niet eenvoudig hebben geconfiskeerd, zonder meer. Een antwoord op deze voor de hand liggende vraag geeft Lansing in 1921. Zijn betoog dat geheel voor zijn rekening dient te wor den gelaten komt hier op neer, dat, in dien de Duitsche koloniën onder de over winnaars waren verdeeld en onder hun blijvende souvereiniteit gebracht, „Duitsch land het recht zou hebben gehad om hun waarde af te schrijven op de rekening der herstelbetalingen." Nu echter de Volken- President Wilson dit gemakkelijk kon voor stellen, daar de V. S. gelukkig gespaard waren gebleven voor de ongelooflijke ver woestingen, waaraan verschillenden der Europeesche Geallieerden, vooral Frankrijk en België, hadden blootgestaan. Men zou hier derhalve kunnen spreken van per soonlijke opvattingen. De Veertien Punten van Wilson opgerakeld. Eerst na 1933, toen de ommekeer zich Duitschland had voltrokken, kregen voorstanders van het plan, om de koloni terug te vorderen, gelegenheid zich te ten gelden, onder de krachtige leiding v generaal Ridder von Epp, voorzitter v den Duitschen Rijkskolonialerf Bond. O Hitier verloor dit punt van zijn progr niet uit het oog. Steeds luider werden Duitsche stemmen, die aandrongen op e voor Duitschland bevredigende regel van het koloniale probleem. Hun argumi ten waren deze, dat het Derde Rijk ko niën noodig had voor zijn in- en uitvo voor zijn grondstoffen voorziening en vo nuttige afvloeiing van zijn bevolkingsovi schot; en voor inwilliging van dezen eis< stelde het Rijk zich op het standpunt, hi< boven uiteengezet, dat zijn tegenstand) zich daarvan „wederrechtelijk hadd meester gemaakt", daar deze inbezitnemi Gezicht op de Lüderitz bocht in Duitsch Zuidwest Afrska. Deze baai ontleent haa naam aan Adolf Lüderitz, een tabaksimporteur uit Bremen en feitelijk grondlegge van het Duitsche koloniale gebied, daar hij reeds in 1881 een factory stichtte aan d Slavenkust en onmetelijke landstreken door koop en ruil in zijn bezit kreeg. bond de beslissing nam, om bepaalde mo gendheden als mandatarissen aan te wijzen, legde de Bond daardoor aan die mogendhe den een verplichting op als beheerders, zonder meer. Hoewel zij zich desniettegen staande de facto als eigenaars van de aan Duitschland ontnomen koloniale gebieden beschouv/en en gedragen, kan Duitschland hen de jure niet als eigenaars aanspreken. Welke onmetelijke bedragen er mede ge moeid zouden zijn. wanneer het op schade loosstelling aankwam, kan men afleiden uit het feit, dat Engelsche koloniale autoritei ten deskundigen bü uitnemendheid in 1914 de waarde der Duitsche koloniën schatten op ruim 100 milliard goudmark. Deze uitspraak brengen de Duitschers in het geding om zich te verdedigen tegen het verwijt, door tegenstanders van Duitsch land aangevoerd, dat dit land niet in staat zou zijn om zijn koloniën te be'neeren. De onpartijdigheid gebiedt inderdaad te erken nen, dat Duitschland met groote energie zijn koloniën heeft weten te ontwikkelen een feit, dat te meer bewondering ver dient, daar het eerst laat aan de „koloniale ruif' is gekomen. flagranten strijd is met het Congo-v drag en met de Veertien Punten van V? son." Zij, die tegenwoordig de heerschappij i oefenen over het voormalige Duitsche ko niale gebied, aldus de voor koloniaal b) strijdende Duitsche kringen, kunnen z niet langer vergenoegen met de schoude op te halen en te verklaren „Beati pos dentes zalig de bezitters". Tot dusve hebben zij zich er toe bepaald, zich Oc Indisch doof te houden; doch thans, is stem van het Derde Rijk zoo luid ?pwort dat zij er niet langer doof voor kui ven." De kwestie is nu in het acute gekomen; zij moet onder het oog gezien. Duitschland heeft gesproken - is aan de voormalige Geallieerden, te woorden. In hoeverre en op welke wijze zal worden tegemoet gekomen aan de sche eischen daarover zal beslist worden door de in uitzicht koloniale conferentie. Duitschland strijdt voor kb niaal bezit. Welke gebieden zouden eventueel kunnen worden teruggegeven? koloniën behoorlijk te besturen. Gener von Lettow Vorbeck was zoozeer overtu van het kostbare bezit, waarvoor hij stre dat hij tot het einde van den wereldoor is blijven kampen voor het behoud v Duitsch Oost-Afrika, waarvan hem bij h begin van den wereldoorlog de verdedig) was opgedragen. Na afloop van den oorlog scheen de to( malige Duitsche regeering zich weinig e te trekken van het feit, dat Duitschland de rij der koloniale mogendheden was i schrapt. Eerst later, toen de economis< nood hoe langer hoe nijpender werd, g men er anders over denken, hoewel ra zich er voorloopig toe bepaalde, de verzu< ting te slaken, dat het „vroeger toch v beter was, toen men nog koloniën ha Men ging vergelijkingen maken met an< re landen, die wel zoo gelukkig waren, i loniën te bezitten. Men wees op Groot-Bi tannië, dat beschikt over een koloniaal bied, 150 maal zoo groot als het moed land, waarbij de Dominions nog buiten 1 schouwing zijn gelaten. Het kleine Bel] bezit een gebied, 80 maal zoo groot als 1 zelf beslaat; Nederlands overzeesche westen bestaan 60 maal de oppervlakte v het rijk in Europa. Het Portugeesche ko niale gebied is 23 maal, dat van Frankr 22 maal zoo groot als het eigen land Europa. Nauwelijks was de internationale span ning, die den vrede zoo sterk bedreigde, na het accoord van Mtinchen geweken, of door Duitschland werd een nieuw probleem aan de orde gesteld. Hoewel Hitler in zijn boek .Meln Kampf" beweerde, af te zien van ko loniaal bezit, schijnt er in den loop der laatste jaren wijziging te zijn gekomen in dit standpunt. Thans dringt het Derde Rijk bij de groote mogendheden krachtig aan op teruggave van de koloniën, die het bij het Verdrag van Versailles werden ontnomen. Inwilliging van dezen eisch beteekent voor Duitschland niet alleen een eerezaak, doch tevens een economische noodzakelijkheid. Vast staat dat de reeds lang verwachte, doch thans eerst uitgesproken eisch groote beroering heeft gewekt in diplomatieke kringen, zoozeer zelfs, dat Pirow, de Zuid- Afrikaansche minister van oorlog, naar Europa overkwam om besprekingen te hou den in Londen en Berlijn. Cr. Carl Peters, de grondlegger van het Duitsche gezag in Oost-Afrika, waar hij in 1884'85 buitengewone concessies wist le verwerven. Het is zeer begrijpelijk, dat onder de kleinere mogendheden Nederland en Bel gië de vrees hebben gekoesterd dat het Der de Rijk misschien het oog zou hebben laten vallen op een deel van de rijke Nederland- sche en Belgische koloniale bezittingen. Terzake bevoegde Duitsche kringen lieten echter bij herhaling en met nadruk de ver zekering hooren: „Wij wenschen geen bezit van anderen, doch slechts datgene, wat men ons te Versailles heeft ontnomen." Wil men een oordeel kunnen uitspre ken over dit nieuwe, ernstige probleem, dat aan den politieke» horizon opdoemt, dan dient men een goed inzicht te hebben in de redenen, welke Duitschland aanvoert om zijn eisch te staven. De twee voornaam ste daarvan zijn de volgende: In de eerste plaats vertoont .het bevolkingscijfer ieder jaar een stijging van een half millioen zie len, waarvan overbevolking het gevolg is. Emigratie, welke vroeger als veiligheids klep diende, is onder de tegenwoordige om standigheden uitgesloten, zoodat binnen dé In doorsnee werd per dag 30 K.M. afgelegd. Duitschland echter zoekt steun in de veertien Punten van Wilson. Hier valt het persoonlijke weg. Het hierboven aangevoer de vormde de basis van pnt. 5, waarin wordt gesproken van een „oprecht, onbevooroordeeld en absoluut onpartijdige regeling van allé koloniale eischen". Bij memorandum van 3 October 1918 aan vaardde Duitschland alle 14 punten in hun geheel, een voorbeeld, dat door de Gealli- :arden werd gevolgd op 29 October d.a.v., •.adat men het eens was geworden over de uiste bedoeling van punt 5. Wat betreft Duitschlands „billijke en ochtvaardige koloniale eischen", zoo heet et daarin, werd bepaald, dat de tropische ebieden en hun grondstoffen moesten open laan voor Duitschland, dat dit land be- oefle had aan plaats voor zijn overbevol- ing en dat, overeenkomstig de voorgestel- vredesvoorwaarden, de inbezitneming an koloniale gebieden aan Duitschlands \?enstanders geen wettelijk recht gaf tot et in bezit houden daarvan. Nog op 5 No- unber, dus een week vóór den wapenstil- :and, werd in een nota van Lansing, den \merikaanschen Staatssecretaris, opnieuw a naam der Geallieerden betoogd dat de Veertien Punten van President Wilson als èènige grondslag moesten worden be- I schouwd voor den te sluiten vrede. „Hoe minder koloniën, hoe beter!" Mannen als Adolf Lüderitz en Dr. Carl Peters hebben eer ingelegd met hun levens werk; en hun verdienste tegenover hun va derland is nog te grooter omdat, naar men weet, de Duitsche regeering aanvankelijk een afwijzende houding aannam tegenover koloniaal bezit. De koloniën werden door deze laatste in den waren zin des woords als stiefkinderen behandeld. Hoe zou an ders nog in 1890 Caprivi, de Duitsche Rijkskanselier, die Bismarck als zoodanig opvolgde, hebben kunnen verklaren: „Hoe minder koloniën we hebben, hoe beter?!" Tegen het einde der 19de eeuw evenwel begon men er anders over te denken in Duitschland. Men erkende, dat de koloniën in alle opzichten een kostbaar bezit uit maakten en van hoogerhand werd het par ticulier initiatief krachtdadig gesteund. Ce cil Rhodes, de groote Engelsche kolonisator, dien men niet van Duitschgezindheid kan verdenken, had gelijk, toen hij beweerde, dat „Duitschland in 20 jaar op koloniaal ge bied tot stand had weten te brengen, wat Engeland nauwelijks in een eeuw zou heb ben weten te bereiken." Men wijst er dan ook op, dat het slechts een van eiken grondslag ontbloot voorwend sel is. wanneer tegenstanders beweren, dat i Duitschland niet in staat is ybicken, «jn Generaal von Lettow-Vorbeck, die zich durende den geheelen wereldoorlog aan hoofd van een miniatuurlegertje wist te houden in Oost-Afrika. Bij penstilstand stonden zijn Engelsche standers, op wie zijn heldhaftige si and diepen indruk had gemaakt, 1 aftocht met volle krijgsmanseer o O t 'J Z OCtfcMt ie

Peel en Maas | 1938 | | pagina 10