TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Zaterdag 2 December 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 49
Openbare vergadering van den Raad
der gemeente Venray
gehouden op Vrijdag 28 October 1938, namiddag 3 uur.
VOORZITTER: Mr. A. H. M. JANSSEN, Burgemeester.
SECRETARISA. F. M. VAN H AA REN.
Tegenwoordig: alle leden
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en stelt na de
gewone trekking van een nummer, met als resultaat, dat in deze ver
gadering no. 5 der agenda, i.e. de Heer Relntjes, bij mondelinge stem
mingen het eerst zijn stem zal moeten uitbrengen aan de orde punt
1 der agenda „Notulen der vergadering van 1 September 1938". Deze
notulen worden zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd goedgekeurd.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der agenda„In
gekomen stukken
a. Dankbetuiging van H. H. K. K. H. H, Prinses Juliana en Prins
Bernhard voor de aangeboden gelukwenschen ter gelegenheid van het
40-jarig Regeeringsjubileum van H. M. de Koningin, en de na het rond
zenden der agenda's nog ingekomen dankbetuiging van H. M. de Konin
gin eveneens voor de bij deze gelegenheid aangeboden gelukwenschen;
worden voor kennisgeving aangenomen.
b. Verslag van de Brandweer over 1937; wordt voor kennisgeving
aangenomen.
c. Proces-verbaal van de kasopneming bij den Gemeente-Ontvanger
in het 4e kwartaal 1938wordt voor kennisgeving aangenomen.
d. Bericht van Gedeputeerde Staten van Limburg, houdende goed
keuring der wijziging van de begrooting 1938, vastgesteld bij Raadsbe
sluit van 1 September 1938wordt voor kennisgeving aangenomen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda
„Aanvrage van J. H. Rooyackers om een bedrag van f 2200.ter leen
te krijgen onder hypothecair verband op woning, Beekweg 8." Burge
meester en Wethouders stellen voor het gevraagd bedrag ter leen te
verstrekken tegen een rente van 41/, pet. en met ingang van 1 Januari
1939.
Op voorstel van den Heer VAN BOVEN, besluit de Raad zonder
hoofdelijke stemming dit punt, alsmede de punten 4 en 30, na behande
ling van de overige punten der agenda eerst in besloten vergadering te
bespreken.
De VOORZITTER stelt dan aan de orde punt 5 der agenda „Verzoek
van J. F. Goossen om verlaging rente hypotheek op woning Belletable-
straat 7 te Venlo, thans bedragende 41/, pet.
De Heer ODENHOVEN, wil in verband met dit punt Burgemeester
en Wethouders voor de toekomst nogmaals verzoeken om toch zooveel
mogelijk de te beleggen gelden in Venray te laten.
De VOORZITTER zegt toe, dat hiermede rekening zal worden ge
houden.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna deze rente over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders te verlagen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 6 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen met
den Staat der Nederlanden eene overeenkomst aan te gaan tot toevoe
ging van 59.40 H.A. gedeelte van Sectie H Nrs. 1652 en 1715 nabij de
Hazenhut, aan het plan van bebossching met renteloos Rijksvoorschot
(blok II en olok IV).
Dit voorstel werd in de vergadering van 30 Juni 1938 aangehouden,
aldus de VOORZITTER, teneinde de Raadsleden in de gelegenheid te
stellen, kennis te nemen van eene situatie-kaart en ter plaatse den
toestand op te nemen. Bedoelde situatie-kaart heeft sindsdien voor de
Raadsleden op de Secretarie ter inzage gelegen.
De Heer PUBBEN stelt voor, deze gronden te laten liggen voor ont
ginning. Spreker stelt zich voor, dat ze binnen enkele jaren zullen ge
vraagd worden voor ontginning. Voor het meerendeel is die grond daar
geschikt voor, want er liggen maar enkele hooge stukken in.
De Heer REINTJES steunt dit voorstel, mede met het oog op de
werkloosheid. Ontginning biedt gelegenheid om aan werkloozen werk
te verschaffen.
De Heer GOUMANS sluit zich bij het door de Heeren Pubben en
Reintjes gesprokene aan en verwacht ook wel, dat hiervoor veel lief
hebbers zullen komen.
De Heer ODENHOVEN meent, dat er toch ook wel stukken bjj lig
gen, die beter geschikt zijn voor bebossching dan voor ontginning en
vraagt, of er een specificatie te maken is, zoodat de grond gedeeltelijk
bebosebt en gedeeltelijk ontgonnen kan worden.
De Heer VAN DIJCK kan zich eveneens met het voorstel van den
Heer Pubben vereenigen, maar er ligt aan den oostkant nog een ander
perceel, dat vroeger reeds voor bebossching is aangewezen; ook dit per
ceel moest voor de helft weder aan deze bestemming onttrokken kun
nen worden, dan konden daar aan weerszijden van den weg mooie
boerderijen gesticht worden. Er zijn zooveel menschen, die vragen naar
een perceeltje grond en dan zou daar, evenals dit vroeger reeds meer
malen is geschied, gelegenheid geboden kunnen worden, om van huis
uit een stukje te ontginnen en dan waren de menschen, die voor dc
nieuwe boerderijen, opgenomen in het Peelplan ,,Zuid«', niet in aanmer
king kunnen komen, geholpen.
Verder vraagt Spreker nog hoe het staat met de mogelijkheid om gron
den te verkoopen; kan hiervoor goedkeuring verkregen worden?
De VOORZITTER antwoordt, dat hem blijkt, dat de Heeren Raads
leden de gronden goed bekeken hebben, en van oordeel zijn, dat er gron
den bij zijn, die voor ontginning geschikt zijn. Zooals deskundigen hem
echter hebben verklaard, ligt er ook veel grond, die absoluut niet voor
ontginning in aanmerking komt. In deze gemeente zijn verder ook buiten
het groote Peelplan nog gronden genoeg voor ontginning eD Spreker
meent bij zijn voorstel te moeten blijven om dezen grond te bebosschen.
In het oorspronkelijk opgezette plan voor bebossching was deze grond
ook begrepen. We kunnen er nu toch ook hout op zetten en over 20
25 jaren nog eens zien, of het dan wellicht beter is den grond te gaan
verkoopen. Verder is er opgemerkt, dat dit geen werkverschaffing zou
zijn, maar dat is wel degelijk het geval; de bebossching zal in werkver
schaffing door het Staatsboschbeheer geschieden.
De Heer GOUMANS zou deze bebossching nog eens een jaar willen
uitstellen en afwachten of er vraag naar de gronden komt. Deze grond
zal ook in werkverschaffing ontgonnen kunnen worden.
De Keer ODENHOVEN is het met den Voorzitter eens, dat dit even
goed een werkverschaffingsobject is en wel een object, waar juist vele
Venraysche menschen te werk gesteld kunnen worden, die minder ge
BChikt zijn voor het groote Peelplan.
De Heer REINTJES merkt op, niet gezegd te hebben, dat
dit geen werkverschaffing zou zijn, doch dat hij van oordeel was, dat
niet tot bebossching behoeft te worden overgegaan om werk voor de
werkloozen te zoeken. Zouden er menschen zijn, die niet naar de Peel
kunnen gaan, laten we deze dan tewerkstellen bij de verbetering van
binnenwegen; dit is werkelijk van groot belang.
De Heer MILLEN heeft zich aangaande dit punt ook door terzake
deskundigen doen voorlichten en dezen hebben hem aangetoond, dat dit
terrein zeer geschikt is voor ontginning. Vroeger is ons altijd voorge
houden, dat verkoop van deze gronden zou stuiten op Streekplannen-
dienst en Cultuurtechnischen Dienst, maar Spreker zou wel eens willen
zien, wie dat zou tegen houden als de Raad persé de gronden wil ver
koopen. Zijn stem zal Spreker dan ook niet aan het voorstel tot toevoe
ging aan het plan van bebossching kunnen geven.
De HeerSTEEGHS zegt, met vele zijner collega's van oordeel te zijn,
dat deze grond beter voor ontginning geschikt is en zich ook bij hen aan
te sluiten. Ook voor de daar liggende boerderij „De Hazenhut" zou het
beter zijn, als er wat grond bij kwam. Ze zal dan makkelijker verpacht
kunnen worden. Venray heeft reeds zooveel grond beboscht, dat Spre
ker, gezien de groote grondschaarschte, op beschikbaarstelling aan de
genen, die zelf willen ontginnen, aandringt. Voor bebossching is toch
nog wel gelegenheid, zoo zou bijv. het bosch in Castenray, dat totaal
uitgegroeid is, gerooid kunnen worden en daarna opnieuw beboscht. In
de Peel moest de Gemeente echter maar gaan verkoopen.
De Heer VERMEULEN zegt, van dit onderwerp eigenlijk weinig ver
stand te hebben en vraagt, of het, nu er twee stroomingen in den Raad
zijn, niet mogelijk is om een gedeelte te bebosschen en een gedeelte te
ontginnen. Spreker weet zóó niet, hoe hij zijn stem zou moeten uit
brengen.
De Heer PUBBEN zegt, dezen grond goed bekeken te hebben en dat
er geen 10 pCt. bij is, die speciaal voor bebossching geschikt is. Overal
rondom liggen ontginningen. Zoo is, nu nog niet lang geleden, de Heer
van Thiel daar begonnen te ontginnen en Spreker is er van overtuigd,
dat, als men daar was komen kijken, men ook zonder boer te zijn, zou
hebben kunnen zien, hoe geschikt die gronden voor ontginning zijn.
Trouwens, het is Spreker bekend, dat ook boschwachter Min persoon
lijk niet voor bebossching van dezen grond is. Verder is Spreker het
volkomen met den heer van Dijck eens, dat het jammer is, dat het door
dezen bedoelde stuk in de bebossching gebracht is.
De Heer VAN HAREN verzoekt den Voorzitter, de vraag van den
heer van Dijck betreffende het buiten den Streekplannendlenst om ver
koopen van grond, te willen beantwoorden.
De VOORZITTER antwoordt hierna, dat dit moeilijk zal gaan. In
deze Gemeente is nog geen uitbreidingsplan en daarom vreest Spreker,
dat de Raad bij eventueelen verkoop op moeilijkheden zal stuiten.
Verder, zegt Spreker, dat Burgemeester en Wethouders blijven advi-
seeren om dezen grond te bebosschen. Deze bebossching kan daaren-
feoygn pok met renteloos Rijksvoorschot geschieden, hetgeen voor de
Gemeente niet te versmaden is. De bebossching kan toch ook geregeld
voortgang hebben, aangezien zulks toch ook voor de Gemeente produc
tief is. Als deze bosschen eenmaal uitgegroeid zjjn, kan nog eens be
zien worden, wat het beste kan geschieden. Voorloopig hebben we
echter nog grond genoeg voor ontginning. Het plan van den heer Ver
meulen, om gedeeltelijk te ontginnen en gedeeltelijk te bebosschen, is
niet goed uitvoerbaar, daar men dan toch in het terrein een niet ge-
wenschte versnippering krijgt, waarmede zich het Staatsboschbeheer
allicht ook niet zal kunnen vereenigen.
Hierna brengt de VOORZITTER het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in stemming, uit welke stemming blijkt, dat dit voorstel
met 12 tegen 3 stemmen is verworpen. Vóór stemden de heeren Nelis-
sed, Odenhoven en Houben. Tegen stemden de heeren Reintjes, Ver
meulen, Asselberghs, Pubben, van Boven, Arts, van Dijck, Goumans,
Steeghs, van Haren, Janssen en Millen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 7 der agenda: „Ver
zoek van J. Kersten, Stationsweg 55, om overschrijving pacht van per
ceel Sectie H 1583, groot circa 2*/4 H.A. (weide aan het Roozendaal)
ten name van Th- Pouwels< St. Servatiusweg 6, zulks met ingang van
1 November 1939.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, op dit verzoek gunstig te
beschikken en dus de gevraagde overschrijving te doen.
De Heer ODENHOVEN veronderstelt, dat deze herverpachticg ook
weer op de gewone vastgestelde voorwaarden geschiedt.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 8 der agenda
„Verzoek van P. G. Claessens, Ysselsteyn N 2a, dat de Gemeente tegen
taxatieprijs thans reeds de door hem op het gepacht terrein langs den
weg VenrayDeurne gestichte boerderij overneemt, dan wel hem die
gronden tegen nader overeen te komen prijs verkoopt.
Burgemeester en Wetheuders stellen voor, op geen van beide voor
stellen in te gaan.
De Heer VAN DIJCK vraagt aan den Voorzitter, of deze Claessens
bij zich gehad heeft, om deze zaak te bespreken. Spreker heeft hem den
laatsten tijd nog wel gesproken en adressant heeft verzocht, of het
niet mogelijk is f 700.f 1000.aan de boerderij te verbouwen. Hij
wil daarvoor 6 pet. van de bouwsom meer opbrengen aan pacht. Al zijn
andere verzoeken trekt hij dan in.
De Heer MILLEN vraagt, waarom niet voorgesteld wordt, aan Claes
sens te verkoopen.
De Heer PUBBEN zegt, dat het hem verwondert, dat Claessens dit
verzoek doet. Als de Gemeente geld te beleggen had, zou het aankoopen
van deze boerderij nooit verlies opleveren.
De Heer VAN BOVEN heeft zich evenals de heer Millen ook al afge
vraagd, wat toch de reden van deze weigering zou zijn. Nu Spreker
echter gehoord heeft, dat Claessens zijn verzoeken zal intrekken, als er
voor circa f 700.aan de boerderij wordt verbouwd, zou hij dit wel
gewenscht achten.
De VOORZITTER zegt, dat eene aanvrage als door den heer van Dijck
bedoeld, noch bij hem, noch bij B. en W. is ingekomen en dat, wat
Claessens thans volgens de verklaring van den heer van Dijck wil, heel
iets anders is, dan hetgeen Claessens in zijn ingediend verzoek gevraagd
heeft. Als Claessens dan eens zoo'n verzoek indient, kan dit nader be
zien worden. Het komt B. en W. niet wenschelijk voor thans reeds die
gebouwen over te nemen of de verpachte gronden aan Claessens te ver
koopen; als Claessens geen ruimte genoeg heeft, had hij zelf kunnen
verbouwen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 9 der agenda:
.Verzoek van L. Kurstjens, Ysselsteyn N 2, dat de Gemeente het door
hem bewoond woonhuis en de voor overname aangewezen schuur op
nader overeen te komen voorwaarden overneemt en een nieuwe woning
bouwt, waar tegenover hij dan bereid is f 130.meer pacht te betalen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor op dit verzoek niet in te
gaan.
De Heer VAN DUCK zegt, dat dit een ingewikkelde zaak is. Op
dezen grond staat een oud bedrijfje met een groote schuur. In het voor
jaar wilde Kurstjens van de heele zaak afstand doen en hij meent, dat
Kurstjens dit thans nog graag zou willen doen. Als dit zoo is, dan zou
Spreker er voor zijn, alles over te nemen, aangezien dit voor de Ge
meente zeer voordeelig kan zijn. Men zou er dan een flinke boerderij op
kunnen bouwen voor een gemengd bedrijf, waardoor de rentabiliteit
ook zal stijgen en alsdan ook een hoogere pacht kan verkregen worden.
De VOORZITTER zegt, zich aangaande dit punt met den heer van
Dijck te kunnen vereenigen, maar dit zjjn weer geheel andere voorstel
len. Als Kurstjens nu eens met dergelijke definitieve plannen komt,
kunnen nadere voorstellen worden gedaan. Nu stelt Spreker echter voor
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders afwijzend
te beschikken,
Wordt zonder hoofdelijke stemming algemeen goedgevonden.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 10 der agenda: „Ver
zoek van Albert Hejjn N.V. te Zaandam, om ruiling van een strookje
grond, in verband met den nieuwbouw hoek Groote Mar ktMarktstraat.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, op dit verzoek in te gaan;
van geen van béide zijden eenige toegift.
De Heer VAN BOVEN zegt, dat het hem verwonderd heeft, dat met
dezen nieuwbouw reeds is aangevangen vóór de Raad tot ruiling be
sloten heeft. Dit is nu in dit geval wel niet erg, maar veronderstel, dat
de Raad eens niet tot ruiling zou besluiten.
De VOORZITTER zegt, dat dit geheel geschiedt voor risico van Albert
Heyn N.V.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot deze ruiling.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 11 der agenda
„Verzoek van Joh. Lemmens te Merselo, M 56, om een vergoeding van
f 25.— voor af gestanen grond in verband met den aanleg van den weg
MerseloWeverslo."
Burgemeester en Wethouders stellen voor om op dit verzoek afwijzend
te beschikken, aangezien bjj nader onderzoek gebleken is, dat bedoeld
stuk grond met goedvinden van Lemmens voornoemd voor die weg ver
breeding is gebruikt.
De Heer VAN BOVEN zegt, indertijd dien man hierover ook gespro
ken te hebbennu heeft Spreker echter de stukken ingezien en is hij
tot de overtniglng gekomen, dat Lemmens den grond gratis heeft afge-
Btaan, en is hij vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Heer PUBBEN zegt, dat Lemmens desnoods onder eede wil beves
tigen, dat h(j nooit verklaard heeft den grond gratis af te zullen staan.
Dit heele misverstand is aan ontactisch optreden te wijten, anders zou
Lemmens z.l. ook zeker den grond gratis afgestaan hebben. Spreker
zou daarom dan ook een vergoeding willen toekennen, echter niet van
f 25.— doch slechts van f 15.daar de waarde niet hooger is.
De Heer VAN BOVEN wijst er op, dat twee voorwerkers toch anders
verklaren, ofschoon Lemmens zich tegenover Spreker ook uitgelaten
heeft als tegenover den Heer Pubben.
De Heer ODENHOVEN vreest, dat een precedent gesteld zou worden,
indien de Gemeente dezen grond zou betalen. In Venray hebben we veel
met dergelijk gevallen te maken, en deze kleine stukjes grond heeft de
Gemeente bij bochtafsnijdicg en wegverbetering steeds kosteloos ver
kregen.
De Heer HOUBEN wjjst er op, dat de Gemeente dien grond voor den
aanleg van den weg in het geheel niet noodig had, doch hem slechts
genomen heeft om de oprit te vergemakkelijken; de Gemeente zou het
nooit genomen hebben als zjj geweten had, dac er voor betaald moest
worden.
De Heer ARTS zou Lemmens een vergoeding geven.
De Heer REINTJES spreekt zich tegen het toekennen van vergoeding
uit op dezelfde gronden als de Heer Odenhoven.
De Heer VAN DIJCK zou in de toekomst tijdig te voren met de
menschen een overeenkomst maken en dit dan schriftelijk vastleggen.
De VOORZITTER zegt, dit ook een penibele kwestie te vinden. Hij
wijst er op, dat Lemmens destijds ongestoord heeft laten doorwerken en
nu zoovele jaren later om vergoeding komt. Hjj waarschuwt den Raad
in deze een precedent te scheppen. Geeft de Raad nu toe, dan is het te
voorzien dat nog meerdere personen, die grond hebben afgestaan, om
vergoeding komen. Persoonlijk heeft Spreker deze zaak niet meegemaakt,
en Lemmens heeft nu misschien gedacht: er is een nieuwe burgemeester,
laat ik het nog maar eens probeeren. Zooals hg echter hoort, is het
hier de gewoonte dergelijke stukjes grond gratis af te staan. Belang
hebbenden moeten dan voor de goede zaak toch ook iets overhebben.
Wat betreft de uitlating van Lemmens, dat hij een en ander desnoods
onder eede wil bevestigen, merkt Spreker op, dat zoo'n eed van nul en
geener waarde is, doch dat deze alleen voor het gerecht van kracht is.
Bovendien zijn er twee onverdachte getuigen, die het tegendeel beweren.
De Heer PUBBEN wijst er nog op, dat hij wel zeker zooveel ais een der
overi ge aanwezige heereD, medegewerkt heeft aan gratis-afstand van
grondIn het onderhavige geval zijn ze echter tegen den wil van den
eigenaar begonnen.
De Heer GOUMANS zegt, dan niet te begrijpen, dat Lemmens niet
direct geprotes teerd heeft. Het voordeel voor dien man is echter in dit
geval niet bijzonder groot, daar de grond reeds aan eene zijde dooreen
grintweg belend wordt. Hij is er dan ook niet tegen, dat hem f 15.—
wordt toegekend.
De Heer ODENHOVEN wijst nogmaals op het dubieuze in deze zaak
eh is van oordeel, dat, als die man in het gelijk gesteld wordt, de be
treffende voorwerkers voor leugenaars worden uitgemaakt,
De Heer STEEGHS zegt, dat de laatste jaren veel wegen als deze
zijn aangelegd of verbeterd, en dat deze man, als hij werkelijk meende,
dat hij schade had van de verbetering van den weg, hij zooals gebrui
kelijk die vergoeding had moeten vragen aan de menschen in de buurt,
die van de verbetering profiteerden, en niet zooals nu aan de Gemeente.
De VOORZITTER zegt, bij het voorstel van Burgemeester en Wet
houders te persisteeren. Spreker heeft echter een veiliger systeem, n.l.
de menschen van te voren te laten teekenen en dit zal dan ook in de
toekomst worden toegepast. Nogmaals ontraadt hij den Raad op het
verzoek van Lemmens in te gaan teneinde geen precedent te scheppen.
Hierna wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stem
ming gebracht. Uit de gehouden stemming blijkt, dat dit met 11 tegen
4 stemmen is aangenomen.
Vóór stemden de Heeren Relntjes, Vermeulen, Asselberghs, Nelissen,
van Boven, Odenhoven, van Dijck, Steeghs, Houben, van Haren en
Janssen; tegen stemden de Heereh Pubben, Arts, Goumans en Millen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 12 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot intrekking van het
Raadsbesluit van 12 November 1937, Nr. 195/133, tot onderhandschen
aankoop van grond ten behoeve van de verbreeding van den Langeweg,
aangezien Heeren Ged. Staten zich, blijkens hun aan B. en W. gericht
schrijven van 29 Juli 1938, 2e Afd. La. 9352/40, niet kunnen vereenigen
met de in bedoeld Raadsbesluit voorgenomen verbreeding van den
Langeweg.
De Heer MILLEN zegt, dit schrijven van Gedeputeerde Staten gelezen
te hebben, doch merkt op, dat het werk reeds is uitgevoerd.
De Heer ODENHOVEN zou toch graag zien. dat van den Langeweg
nu toch eindelijk eens een behoorlijk begaanbare „lange weg" gemaakt
werd. Het is jammer, dat de weg niet breed genoeg gemaakt kan
worden, doch als hij maar vast goed verhard was, waren de menschen,
die daar wonen, toch geholpen.
De VOORZITTER merkt op, dat het hier weliswaar gaat over intrek
king van het Raadsbesluit, doch, dat zulks moet beschouwd worden in
verband met het volgende agendapunt. Als er een uitbreidingsplan is,
komt alles vanzelf in orde.
De Heer MILLEN zegt, ja, het stuk van de Langstraat tot aan de
Merselosche weg is nu in orde, maar het stuk van den Merseloscheweg
tot aan de Hoenderstraat verkeert werkelijk in erbarmelijken toestand,
en dat zoo vlak in de kom.
De VOORZITTER zegt, dat zulks in zijn geheel moet bekeken wor
den en wel in het op te maken uitbreidingsplan en dat dit ook juist de
moeilijkheid is, waarop Gedeputeerde Staten wijzen. Er moet getracht
worden zoo spoedig mogelijk orde in die zaken te krijgen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna, overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, tot intrekking van dat Raadsbesluit
besloten.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 13 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de noodige gelden te
voteeren (op de begrooting 1939) voor het doen opmaken door denLim-
ourgschen Streekplannendlenst van een uitbreidingsplan, in hoofdzaken
voor de gemeente (kosten circa f 1000.—) en voor het doen opmaken
van een plan in onderdeelen voor de kom dergemeeDte, door een nader
aan te wijzen terzake deskundig Ingenieursbureau (kosten nader vast
te stellen). Deze kosten kunnen op den kapitaaldïenst verantwoord
worden.
De Heer ODENHOVEN vraagt, of een dergelijk plan nu werkelijk
door een Ingenieursbureau moet worden opgemaakt. Als gemeente
werken dit kon doen was toch veel voordeellger. Zoo, vreest Spreker,
dat het weer een duur zaakje wordt.
De Heer VAN HAREN ia het volkomen met den Heer Odenhoven
eens. We hebben hier een directeur van gemeentewerken en een op
zichter en als daarbij dan nog, als dit zou noodig blijken, een tijdelijke
kracht werd genomen, kon dit plan toch wel door hen gemaakt worden.
De Heer PUBBEN verzoekt om nadere toelichting, wat nu eigenlijk
onder een uitbreidingsplan verstaan wordt.
De VOORZITTER antwoordt, dat hierbij onderscheiden moet worden
tusschen het uitbreidingsplan in hoofdzaken en het uitbreidingsplan in
onderdeelen. In de eerste plaats komt een aanduiding van de gronden
bestemd bijv. voor industieterrein, bouw van boerderijen enz., terwijl
daarop de groote verkeerswegen worden geprojecteerd. Het uitbreidings
plan in onderdeelen gaat verder en geeft de finesse's aan, welk soort
bebouwing er langs de verschillende wegen moet komen, het rioleering-
8telsel enz. enz. De bedoeling is nu om de uitvoering van het uitbrei
dingsplan in hoofdzaken op te dragen aan den Llmburgschen Streek-
plannendienst, die reeds verschillende Noord-Limburgsche gemeenten
in behandeling heeft en die zoodoende de plannen van de verschillende
gemeenten zóó kan maken, dat deze aan elkaar aansluiten, en het dus,
om een voorbeeld te noemen, niet kan voorkomen, dat de eene gemeen
te op een bepaald punt tot aan haar grens, de gronden bestemt voor
villawijk, terwijl de andere gemeente aan de overzijde dezer grens de
aansluitende grond bestemt voor arbeiderswoningen, terwijl het verder
natuurlijk van groot belang is, dat de wegen goed aansluiten. Gemeen
tewerken kan dit plan niet uitvoeren. De directeur zit reeds tot over
de ooren in het werk, terwijl de opzichter niet technisch onderlegd is,
zoodat hij voor dit werk niet geschikt is en derhalve daar ook niet
mee kan belast worden. De kosten van het opmeten van het plan in
hoofdzaken worden geraamd op f 1000.terwijl het uitwerken van het
plan in onderdeelen nog een bedrag van circa f 3600.zal vragen, voor
de geheel e gemeente, doch we behoeven dit niet ineens voorde ge-
heele gemeente te laten maken. Dit kan geleidelijk geschieden. Het is
dan de bedoeling, om thans alleen het uitbreidingsplan in hoofdzaken
voor de geheeie gemeente te laten opmaken en daarnaast een plan voor
de onderdeelen slechts voor de kom der gemeente. Dit is voor onze
gemeente hard noodig, anders loopt het mis met de bebouwing.
De Heer VAN HAREN merkt op, dat het eigenlijk al mis is.
De VOORZITTER is het hiermede gedeeltelijk eens en wijst er verder
nog op, dat Gedeputeerde Staten de gemeente zouden kunnen dwingen
tot het doen maken van een uitbreidingsplan, daar volgens de Woning
wet, gemeenten boven 14000 Inwoners een dergelijk plan moeten hebbeD.
De Heer VERMEULEN merkt op, dat er toch een uitbreidingsplan
is. Spreker voelt er ook het meest voor om dergelijke dingen maar door
gemeentewerken te laten maken; zij zouden er dan misschien desnoods
een kracht bij moeten hebben. De streekplannendlenst kost de gemeente
toch al zooveel geld.
De Heer MILLEN vraagt, of de Gemeente dan geen gevaar kan loopen,
dat de uitvoering van de verbeteringen, die aan de verschillende wegen
moeten worden aangebracht en waarop al zoo lang gehamerd is, dan
zal vertraagd worden.
De Heer ODENHOVEN zou liever, bij gebleken behoefte voor een be
paald deel een uitbreidingsplan maken, zooals gebeurd is voor het z.g.
Venraysche veld, en zooals de bedoeling is voor de Kemp. Spreker zou
met dit groote uitbreidingsplan maar wachten tot de Gemeente gedwon
gen wordt.
De VOORZITTER zegt, al de naar voren gebrachte bezwaren;niet zoo
ernstig in te zien. Het verbeteren der wegen behoeft hier niet op te
wachten, dit moet toch successievelijk gebeuren, en als de opdracht tot
het maken van dit uitbreidingsplan gegeven wordt, zal hiermede direct
aangevangen worden.
De Heer MILLEN zegt, huiverig voor deze plannen te zijn en wg3t
op den weg Geysteren-Castenray, Venray-Merselo en Ysselsteyn-Veulen,
waarvan Spreker vreest, dat deze dan, wat breedte, profiel enz. betreft,
eerst aan deze plannen aangepast zullen moeten worden.
De VOORZITTER wijst hierna nogmaals op de noodzakelijkheid, vooral
van een uitbreidingsplan in hoofdzaken, waarvan de kosten op den
kapitaaldienst kunnen komen, en brengt vervolgens het voorstel van
Burgemeester en Wethouders in stemming.
Uit de gehouden stemming blijkt dat dit voorstel met 8 tegen 7 stem
men is verworpen. Vóór stemden de Heeren Reintjes, Asselberghs, Ne
lissen, Pubben, van Boven, Goumans en Houben, terwijl tegen stemden
de Heeren Vermeulen, Odenhoven, Arts, van Dijck, Steeghs, van Haren,
Janssen en Millen.
De VOORZITTER stelt vervolgens aan de orde punt 14 der agenda;
Verzoek van Burgemeester en Wethouders aan den Raad, om zjjn ge
voelen in principe uit te spreken omtrent den eventueelen aanleg eener
waterleiding in gemeentelijk of streekverband."
De Heer VERMEULEN zegt, dit punt zeer toe te juichen, mits de
kosten voor de aangeslotenen maar dragelijk zijn. Een waterleiding voor
een gemeente op zich zal wel te duur zijn en daarom zal Spreker liever
zien dat dit kan geschieden in den vorm van een streekplan.
De Heer ODENHOVEN zegt, dat er z.L nu veel vóór- en veel tegen
standers van waterleiding zullen zijn. Jaren geleden waren er voor deze
plannen vooral tegenstanders. Het groote bezwaar was toen, dat Venray's
hoogstaangeslagene, indien deze op kamers woonde, minder betaalde
dan een groot gezin aan den rand van de kom, dat volgens de tarieven
van toen nog f 35.— per jaar moest betalen. Het is Spreker echter
bekend, dat het in de bedoeling der provincie ligt, om deze materie zoo
veel mogelijk in den vorm van streekplannen te regelen. Spreker per
soonlijk is dan ook, indien de tarieven dragelijk zijn, vóór waterleiding
en hij is er van overtuigd, dat vele der vroegere tegenstanders dit ook
zullen zijn.
De Heer VAN BOVEN zegt, indertijd ook tegenstander geweest te
zHn daar vooral de aroeiders het toen niet ^zouden hebben kunnen
betalen. In principe is Spreker nu echter ook voor waterleiding, mits, als
de definitieve plannen aan de orde komen, de aansluiting niet te duur
zal blijken te ztfn. Niet te ontkennen is, dat een waterleiding zeer wen-
Bchelijk is. Het is Spreker bekend, dat industrieën uit Venray zjjn weg
gebleven, ómdat er geen waterleiding was, hetgeen zeer betreurens
waardig is,