TWEEDE BT.AD VAN PEET, EN MAAS
12+1
FEUILLETON.
Jonge kracht op
ouden grond
Liefdezusters.
Een stad staat leeg.
Plant nu aardbeien.
aus Makkertjes
Hedendaagsche
ontspanning en
vermaak.
Zaterdag 6 Augustus 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 32
Denkt aan de fiscus.
Voortduring van rijwiel-
plaatjesmisère.
Een nieuw rgwielbelastingjaar be
gint weldra en dan komen de hon
derdduizenden wielrijders opnieuw
voor de vraag te staan
Hoe ontsnap ik weer een jaar
lang aan de rjjwieldieven
De uitgave voor het rijwielbelas-
tingmerk drukt zwaar op het budget
van den wielrijder. In tal van ge
zinnen zijn veel fietsende kinderen
en helaas s'echts weinig üjksdaal-
ders aanwezig. Met spaarzaamheid
en veel overleg, deugden den Neder-
landschen fietsers zoo vaak eigen,
slaagt de vader van het gezin er
ten slotte in elke fiets van een plaatje
te voorzien. Zelfs na zich dit finan-
cieele offer getroost te hebben is de
fiets, als vervoermiddel naar school,
kantoor of fabriek, nog vooodeeliger
dan de tram. Daarom worden ge
trouw de rijksdaalders naar het
postkantoor gebracht.
Anders wordt dit, wanneer de
dieven hun slag beginnen te slaan
of men een plaatje verliest. Dan
volgt een nieuwe aankoop en als de
fietser het benoodigde geld niet
bijeen kan brengen, in den lus: chart-
trjd nog een boete. Dan is de belas
tingplaatjes-misère op haar grootst
geworden en zij is in staat om den
wielrijder die meende, dat zijn
financieele krachtsinspanning hem
althans een ongestoord gebruik van
het nuttige en onmisbare rijwiel
verzekeren tot wanhoop te
brengen.
Rondom dergelijke onfortuinlijke
wielrijders profiteert men van zijn
plaatje. Het Rijk heeft het goede
geld ontvangen en strekt gretig de
hand uit om den tweeden rijksdaal
der voor dezelfde fiets te ontvangen.
De dief steekt een gulden in den
zak, dien het gestolen plaatje op
brengt en ten slotte lacht ook de
kooper van het gestolen plaatje
een rijksdaalder zou hij nimmer be
taald hebben. Nu hij een koopje
ken doen, stapt hij maar weer op de
fiets.
De rijwielplaatjesellende is een ge
sukkel zonder einde. Het is een
avontuur voor eiken fletsereen
duel met den dief, die haast in elke
straat op de loer ligt.
Deze verhouding is steeds scher
per geworden. Vol optimisme hing
men eertijds het plaatje met een
leeren bandje aan het rijwiel. Toen
dit onvoldoende bleek, werd het er
met een metalen plaatje op beves
tigd. Dat bleek ook nog niet de
juiste methode. Het werd aan het
stuur geklonken en toen de dieven
ten slotte het geheele stuur mee
namen, werd het met een veiligheids
speld op de revers van de jas ge
hecht. Id den loop van het jaar
evenwel verzuimde zoo'n speld wel
eens haar plicht en nu ziet men
vele fietsers, die onder en boven
door de openingen een veiligheids
speld dragen. Fraai staat het niet,
deze onderscheiding van den fiscus
nabij het knoopsgat, maar wat doet
de fietser niet in de hoop bespaard
te worden voor de noodzaak, ten
tweeden male voor dit versiersel te
moeten betalen.
Er zijn den Belastingen enkele
malen oplossingen voor de plaatjes
misère aan de hand gedaan, die
sterke aanbeveling boven het be
slaande stelsel verdienen. Klachten
en oplossingen komen weer veel
vuldig binnen.
Zoo schrijft men aan de Tel.
Waarom worden de fietsen niet
ieder jaar geijkt met een nieuwe
keur Indien daarvoor een vaste
plaats van het rijwiel bestemd wordt,
kunnen ons veel moeite, geld en
ergernis worden bespaard.
Waarom geen schriftelijk be
wijs, dat de belasting betaald is
herhalen vele slachtoffers. Dit middel
is vroeger al eens aan de hand ge
daan. Blykbaar weegt de moeite van
door PAUL KUYPERS.
(Nadruk verboden)
26
Bertje moest door den toon van deze
woorden opzien. Frans lacht nou wel,
om wat-ie vroeg, maar 't leek wel of
hij op dezen dag spijt had dat Bert
ook dezen gang door den akker niet
eens meer mee zou maken.
We gaan eerst palmen en dan ga
ik naar 't meiske. vader, dan hebben
we allebei onzen zin.
Na den middag schoot Bert weer in
de klompen en hij deed een duffeljas
aan tegen den regen. Ze gingen samen
palmen.
Bertje was zijn vader bijgegroeid,
hij was man geworden. Hij had den
gang van zijn vader gekregeneen
beetje voorovei met den kop half
droomend naar den grond Marie stond
vader en zoon na te kijken, toen ze
den landweg opgingen. Nou had Bert
'n eender wezen gekregen als Frans,
toen ze hem leerde kennen op de
spinning.
Ze kwamen aan den eersten rogge-
akker.
Het jonge koren had z'n golvenden
glans bij den vlagenden wind. De jonge
sprieten beefden daarbij wriemelend
dooreen. Frans boog op ieder van de
vier hoeken van het korenland.
Zijt er mee gezegend
Ze gingen verder.
We krijgen goeien rog van 't
jaar, vader.
de belastingadministratie zwaarder
dan het leed van de honderdduizen
den fietsers, die de zeven en een
half millioen aan rijwielbelasting
binnenbrengen.
Nog een andere oplossing
Baat men bet voorbeeld van
Batavia en Bandceng volgen, schrijft
een gedupeerde wielrijder. Daar
wordt reeds sinds jaren gebruik ge
maakt van de metalen stroken met
ingeponst nummer zooals deze ook
hier te lande gebruikt worden voor
het verzegelen van goederenwagens.
Deze strookjes hebben aan de eene
zijde een slot met knip, dat wel te
verbreken doch niet meer te sluiten
is. Bij verandering van fiets wordt
het stuur losgenomen en de ring op
het nieuwe rijwiel geschoven. Bij
iedere strook behoort een kwitantie
met nummer. Eenmaal betaalde be
lasting blgft dus betaald.
Het rijwielplaatje is een van de
grootste nadeelen van het vervoer
per rijwiel geworden. Indien het
rjwiel voor den wtrkenden mensch
niet een onmisbare helper geworden
was, Zou de afschuwelijke uitvinding,
het rrjwielplaatje, een afneming van
het aantal fietsen veroorzaakt heb
ben. Juist die onmisbaarheid stelt
den fiscus in staat cp het gejïruik
van een rijwiel in het land der fiet
sers zulk een hinderlijken last te
leggen.
VALSCHE LEUZE.
Wij lezen in „De Vrijheid" (lib.)
„Weg met de warenhuizen" was de
leuze, waarmee het fascisme in
Duitschland den middenstand heeft
weten mee te krijgen. Met hetzelfde
middel poogt het in ons land het
zelfde te bereiken. Daarom moge
onze middenstand de oogen open
houden voor wat ons fascistisch
buurland leert. De simpele waarheid
is toch, dat geen warenhuis daar is
opgedoekt. Het eenige verschil is,
dat het warenhuiswezen „arisch" is
gewordenoverigens bloeit het als
in de jaren vóór Hitier aan het
bewind kwam.
Er was nog één groot warenhuis
te Berlijn in niet-„arisch" bezit, het
warenhuis Israels, maar daarin zal
nu ook wel verandering komen. De
leider der ondernemer was Engelsch-
man, weshalve de machthebbers
eenige consideratie betrachtten.
Waarschijnlijk wordt de Emil
Koester A.G. de nieuwe eigenares.
Een „arische" onderneming.
Of de kleine en middelgroote
middenstand van deze „ariseering"
een pfennig beter wordt
De „schandalen" in de N.S.B.-pers
zijn niet van de lucht, schryft de
Maasbode. De jamboree, de Leidsche
fabrikant, de Haagsche politie, de
Ossche marechaussee, de Nederiand-
sche Bank, de Peelsche werkver
schaffing.... Een nieuw schandaal
zagen wjj onder een drie dubbelen
kop aangekondigd in Musserts dag
blad van 15 Juli.
De aanvang van het schoone ver
haal luidt aldus
Er doen in den kop van Noord-
Holland op 't oogenblik de
zonderlingste geruchten de ronde.
In Anna Pauwlowna zijn n.l. 8
en in de Zijpe 4 Duitsche non
nen bij wijkverpleging te werk
gesteld, En men beweert dat er
op vele andere plaatsen nog
meerdere zullen volgen. Hoe en
waarom deze zusters Duitschland
verlaten hebben, is nog niet met
zekerheid na te gaan. Veel wordt
er gefluisterd, doch de geruchten
zijn op het oogenblik nog moei
lijk te controleeren....
Na deze lieflijke inleiding wordt
verteld, „dat vele wijkverpleegsters,"
die even later met „liefdezusters"
worden vereenzelvigd, hun brood
winning verliezen.
Hedde gij daar nog zin in
Ik tel toch ook nog meer, wat is
dat nou
Ik dacht dat 't oe koud liet, wat
op ons land groeit
Dus of ik al of niet belang stel
in het werk van de boerderij, hangt er
bij ou van at", of ge ook werkelijk
meewerkt
Ge zijt boer of ge zijt 't niet, een
tusschenweg is er niet en gij ge bent
'n heer uit de stad. Als ge er oew
plezier in hebt, mij goed. Maar ons
vader zei altijd....
Ge moet luisteren naar 't fluiten
van de fabrieken, in de hoop, dat dit
geluid geen bevel voor oe wordt, vul
de Bertje in eenen dreun aan.
Krek, dat zei vader
Ik voel me in de stad heel goed
thuis.
Omdat ge oe eigen zoo goed
thuis voelt bij het meiske, hé
Bertje zweeg hier verder over. Ook
toen Frans naderhand weer'ns opnieuw
zei:
Ik heb vijftig jaar gepalmd en
meer als de helft daarvan op dezen
grond en straks zal er achter me geen
boer meer zijn die mijnen naam draagt
om jaar op jaar zijn palm in onzen
grond te zetten.
Bertje zweeg en liep eender als zijn
vader te prakkezeeren.
Bert werd 'n flauwe vent thuis.
Hij kwam op de koffie en moest een
bord onder zijnen boterham hebben.
Het spek, dat Frans opsneed, begeerde
hij niet. Hij zat zoo maar wat te pitsen
en rookte de eene sigaret na de ander.
Nadien fietste hij weer terug naar de
stad.
In den herd werd erover geklaagd,
dat ze niks meer aan dezen jongen
hadden.
Bert had veel werk op het kantoor,
lijk hij zei. Maar hij ging ook nog al i
eens naar de bioscoop 's avonds. Hij
„Nederland voor de Nederlandsche
zusters" luidt de leuze, waarop dan
volgt
De 4 Duitsche liefdezusters,
die in de Zijpe hun beroep (Sic
uitoefenen, wonen in een burger
huisje aan 't Zand. Zg leven
daar een stil en ingesloten leven
en men begrijpe ons goed, dat
wij niet van plan zijn een „hetze"
tegen deze religieuzen te ont
ketenen, wij willen alteen maar
vaststellen hoe ongemotiveerd
haar aanwezigheid in dezestreek
is te noemen. Wanneer deze
zusters zich in eea klooster
hadden teruggetrokken, dan
maakten wij in geen geval aan-
meikiag op hun aanwezigheid.
Doch hun aanwezigheid op deze
manier zullen wij nimmer goed
kunnen keuren.
Het wordt hoe langer hoe gekker.
De heer Mussert blijkt ook reed3 te
willen vertellen, wat katholieke
religieuzen al of niet zullen doen.
De zaak is eenvoudig deze, dat
men in de gemeente Zijpe (N.H.)
gaarne een bewaar- en naaischool
nad en dat men die alléén kan
krijgen, dank zij de welwillende
medewerking van Duitsche zusters.
Deze stonden daarbij één volledig
gediplomeerde, zeer ervaren wijk
verpleegster af.
Er is een niet-katholieke wijk
verpleegster, die per auto haar
cliënten bezoekt en tegen wie nie
mand iets heeft, evenmin als tegen
de andere niet-katholieke verpleeg
ster, die een klein deel van Zijpe
bedient. Maar de middellijn van net
rayon der eerste verpleegster is 15
kilometer, zoodat de aanwezigheid
van een katholieke liefdezuster voor
de twee parochies Anna Paulowna
en Breezand geen weelde is.
Als men bedenkt, dat aan het ge
meentesalaris van de niet-katholieke
verpleegster niet is getornd en dat
voor de verpleging van de katholieke
zuster wordt gevraagd de kapitale
som vaD tien heeie centen per maand
en per gezin, dan begrijpt men
dadelijk, welke kapitaien die Duit
sche zusters in de wacht sleepen.
Deze zusters hebben de gewone
formaliteiten vervuld en de niet-
katholieke burgemeester, de Staats
partij of de niet-katholieke veearts
hebben met de komst van de zusters
alleen in de fantasie van de N.S.B.
iets te maken gehad.
Intusschenab ungue leonem
De geestverwanten van de klooster
lingenjagers over de grenzen open
baren zoo wel hun echten aard.
De „Gelderlander" schrijft:
Dezer dagen is door den minister
van Binnenlandsche Zaken een cir
culaire aan de gemeentebesturen
gericht, waarin de mogelijkheid wordt
geopend om onder verschillende'voor-
waarden woningen te verbeteren met
premie van Rijk en gemeenten.
Eenigen tijd geleden is al mee
gedeeld, onder welke financieele voor
waarden de Regeering zich dit had
gedacht. Ook dat het hier een soort
proefneming geldt. We hebben daar
bij toen een paar kantteekeningeii
gemaakt; thans in aansluiting daar
mee nog enkele opmerkingen.
Volgens dr. ir. Flieringa staan in
de drie grootste steden van ons land
zooveel woningen leeg, dat ze samen
een woning ruimte bieden, die toe
reikend is voor huisvesting van meer
dan honderdduizend zielen.
Bij elkaar dus een heele stad, die
leegstaat. En toch wordt in die ste
den nog voortdurend bijgebouwd.
Ook voor wat ons geheele land
betreft. In het afgeloopen jaar wer
den ruim 32.000 woningen gebouwd
en ruim 7000 door onbewoonbaar
verklaring of anderszins aan haar
bestemming onttrokken.
Uit deze en dergelijke feiten con
cludeert dr. Flieringa, dat in een
kort tijdsbestek de woningconjunc
had z'n stadsche vrienden, die uur en
dag van bijeenkomen bepraatten Hij
moest er zijn en ontwende aan den herd
en het boerenbedrijf.
Hij had nou zijnen zin, zei Marie.
Ik zal 't nooit gelooven, dat dit
zijnen zin is dat eeuwig gerak naar
de stad, antwoordde Frans. Hij zal nog
al 'ns 'n keer naar 't meisje reizen,
denk ik.
Z'n meiske. Wat beteekende dit nog
voor Bertje
Hij was dol met haar geweest, den
tijd, dat hij als jonge boer zoo'n deftig
juffrouwke z'n meiske noemen kon.
Hij had zijn vereering gehad vóórhaar
en z'n eerbiedige terughoudendheid.
Hij had haar lief gehad en omhelsd
als zijn eenig bezit op deze wereld,
dat niemand hem zou kunnen ontne
men.
Nadien was hij op kantoor gekomen.
Hij was in aanraking gekomen met
nieuwe vrienden. Hij had ook andere
meisjes leeren kennen, met haar ge
praat en hij werd onderhand door een
van haar met onweerstaanbaarheid
aangetrokken.
Ja, zij was toch blijmoediger in haar
wezen dan Nelly, zij zou misschien
niet zoo nerveus zijn, zooals hij dat
nou en dan bij Nelly ondervond. Dit
meiske woonde een eind buiten de
stad.
t Gebeurde sommige dagen, dat hij
in den avond langs dit huis ging op
en neer fietsen om haar mogelijk te
zien, 'n woord tegen haar te zeggen.
Hij was eigenlijk 'n gek, net eender
als jaren geleden, toen ie de korte
broek ontgroeid was.
Neen, hij kón eerlijk zijn. Hij kon
stukken maken met zoo'n onbestemde
vrijerij
'n Zondag volgde, waarop hij met
Nelly schoone uren beleefde, als zij
niet door ziekte lastig werd gemaakt.
Dan had dit meisje weer meer aan
trekkelijkheid voor hem, dan welke
tuur volledig is omgeslagen: van
nijpend gebrek tot verkwistenden
overvloed.
Hoezeer ook op het eerste gezicht
de offers voor de gevolgtrekking
pleiten, lijkt ons de gevolgtrekking
niet juist. Want èn op het platte-
lind èn in de steden worden nog
tal van woningen aangetroffen, die
zelfs bg zeer matig gestelde eischen
niet voldoen aan de eischen, die men
aan een volkswoning moet stellen.
Iets anders is echter, of er onder
bepaalde soorten woningen niet een
teveel is. Dat lijkt ook ons het geval
en in dit opzicht zijn wij het met
den heer Flieringa volkomen eens,
dat er een Ijeel netelig vraagstuk
is ontstaan: het probleem der leeg
staande woningen.
De diepere oorzaak van dit pro
bleem zien we in het prikkelen van
overdreven behoeften op woning-
gebied, in speculatiebouw die sociaal
en economisch tot allerlei nadeelen
leidt.
Zóó bekeken kan de proef, die van
Overheidswege thans wordt genomen
vootv woningverbetering een sanee-
rende werking uitoefenen. De spil,
waarom deze proef zal draaien is
de kwestie: zal de vraag naar be
hoorlijk verbeterde woningen een
zoodanige zijn, dat oveibodige en
daardoor ongzonde uitbreiding van
woningbouw voldoende wordt ge
remd
Wij voor ons zouden het antwoord
op die vraag niet in bevestigenden
zin durven geven. Met dat al zijn er
hier belangrijke aangelegenheden in
het geding, afgezien nog van kapitaal
vernietiging op groote schaal inden
vorm van een dikwijls enorm sterke
daling van woonpaden, die enkele
jaren oud zijn.
Als ir. Bakker Schut, de directeur
van den gemeentelijken dienst voor
stadsontwikkeling te 's Gravenhage
de opmerking maakt, dat alleen in
de residentie zooveel woningen on
gebruikt staan, dat ze samen een
stad zouden vormen ter grootte van
Gouda, dan onderstreept zulks nog
eens te meer hoe diep de waardever
mindering van eenigermate oudere
woningen in de volkshuishouding in
grijpt..
Onze hedendaagsche samenleving
kan zich zulk een gang van zaken
niet veroorloven. Er groeit een fac
tor van onzekerheid in de woning-
politiek, die zich vooral wreekt ten
nadeele van den bouw van goede en
goedkoope woningen.
De vroege aardbeien leveren ons
de allereerste vruchten uit den tuin.
Ik heb nog niemand ontmoet, die ze
niet heerlijk vindt, waarschijnlijk
allaen al omdat het eerstellingen zijn.
De teelt van aardbeien is daarbij
zoo eenvoudig, dat het nauwelijks te
verklaren is, dat niet in iederen tuin
een bedje aardbeien wordt aangelegd.
Plantjes zijn overal in den handel
en ook bij de liefhebbers in hoeveel
heden verkrijgbaar. Ze worden in
Juli of Augustus in elk geval zoo
vroeg mogelijk op vochthoudende,
losse grond uitgeplant met een on-
derlingen afstand van 40 tot 50c.M.
op bedden van 3 rijen. Wie daar geen
al te beste plaats voor vinden kan,
kan ze planten tusschen bessenstrui-
ken, die langs het tuinpad staan.
Tusschen twee bessenstruiken zet
men één of twee rjjen aardbeien.
Ook kan de aardbei zeer goed als
randgoed langs paden aangeplant
worden. Als de paden dan rond lig
gen, groeien de aardbeien daar goed,
omdat het regenwater op rondlig-
gende paden van het midden naar
de kanten stroomt.
Voor bemesting geeft men de
aardbeien ruim superfosfaat en
patentkali. Echter niet te veel stik-
stofmest, dus ook niet te veel beer
of gier, omdat ze daar te veel blad
van krijgen.
De grootste moeilijkheid van de
aardbeienteelt is gelegen in het tijdig
andere ook.
Hij schaamde z'n eigen bij z'n ver
borgen gedachten, dat hij ooit zoo laf
en ondankbaar zou kunnen zijn, zijn
zinnen op een andere te zetten, terwijl
deze alle moeite deed om een trouw
en lief meisje voor hem te zijn.
Zoo hoorde het: met haar was hij
begonnen, hij had haar wezenlijk lief
en alle gedachten aan andere meisjes
waren looze flauwigheid Hij hield 't
met deze. Zij zou zijn vrouw worden.
Op 't kantoor kon hij al aardig over
weg. De toekomst werd er wat lichter
door. Straks zouden ze samen trouwen.
Zij hoefde nooit de zwarigheid van het
boerenleven te ondervinden.
Op dezen Zondag hernieuwde hij z'n
lang gedane belofte van onvoorwaar-
detijken trouw aan z'n Nelly met heel
veel krasse en sprekende woorden en
met een pijnlijk-innige omhelzing.
De lente vorderde.
Toen Paschen goed en wel achter
den rug was, werden bij Bertje's thuis
de koeien uitgedreven.
Het was een feest voor hem dezen
keer, dat hij meehielp om de wilde
koeien in de eerste dartelijke oogen-
blikken, dat ze buiten waren in te
toornen en te hoeden, als ze met stijr
ven nek tegen elkaar ingingen, de
hoorns verwoestend in het jonge gras
zetten en met krullend geheven staart
den dries rond viervoetsend
Het was een zonnefeest
Over het groen van de jonge wei
lag een ragfijn waas van ijle draden
die de vruchtbare lentezon daar over
heen was komen leggen, de laatste
dagen. De Meibloemkes kwamen overal
met het eerste gras opgegroeid. Langs
de wei huiverde de wind over de teere
haverplantjes en speelde er met glan
zen en kleuren overheen.
Ge rookt van hieraf de nieuwe groei
kracht, die op den eersten lentewind
over het land was komen gestreken,
verwijderen van de ranken. Dat moet
men bij één- en twééjarige planten
geregeld doen.
Driejarige planten zijn zoo goed
als afgedragen. Ouder laat me ze
dan ook niet worden. Deze planten
laat men de ranken behouden, om er
nieuwe plantjes van te krijgen.
Wie de teelt tip top wil toepassen
legt in de herfst korte mest tus
schen de rijen. Dat houdt de grond
los en vochtig. Het is zelfs aan te
raden die mest nu er al tusschen te
strooien. Turfmolm is er ook al goed
voor. Die mag in het voorjaar blij
ven liggen.
Aanbevolen soorten zijn de volgen
de: voor vroeg Deutsch en Laxtoos
Noble. Ook Madame Lefébre, die
groote vruchten draagt.
Middelvroeg is Madame Moutot.
Laat Jucunda en Moulin Rouge.
Lezers van dit blad probeert het
eens en p'ant ook eens wat aard
beien. Daar is het nu de tijd voor
zoodra er wat regen wil vallen.
Een koker "AKKERTJES" van
12 stuivers bevat tegenwoordig
13 "AKKERTJES". Voordeelen:
U heeft er één extra. En
U heeft ze dan altijd in huis
bij nacht en ontij, bij plotseling
opkomende Hoofdpijnen, Kies
pijn, Migraine, Rneumatische
pijnen, Kou, Griep en Koorts.
Bij Apothekers en Drogisten.
Doos van 2 stuks - 2 stuivers.
Koker met glazenbuis van 13
De verheerlijking van het
leven zal men een weinig
moeten dooven."
Prof. Huizinga.
P. Hyacinth Hermans schrijft in
„De Maasbode"
Wij evolueeren wel heel snel. 't Is
nog niet zooveel jaren geleden, dat
een vri z nnig blad als het „Utrechtseh
Dagblad" zijn ergernis luchtte over
een jaarlijksch Badnummer van „Het
Leven", als een bewijs, dat 't met
onze openbare goede zeden deerlijk
omlaag ging.
Tegenwoordig is bijna elke afleve
ring van „De Lach" een badnummer
geworden, zomer of geen zomer, en
als het dan nog een extra Badnum
mer annonceert, dan wil dat alleen
beteekenen, dat het dien keer meer
tekst en illustraties geeft dan ge
woonlijk.
Ook is 't nog niet zoo lang ge
leden, dat een levenservaren vrouw
als Ellen Forest, die toch moeilijk
tot de benepen geesten kon gerekend
worden, in het weekblad „De Groene
Amsterdammer" haar bezorgenis uit
sprak over de z.g. motorengel, die
zij eiken mooien dag weer achter
haar motorbengel haar woning in 't
Gooi zag passeeren, samen de verre
vrije natuur in. Nu is dat allemaal
doodgewoon geworden, niemand, die
er nog een woord over kikt. Dat
heet tegenwoordig zelfs lofwaardig
de vrije omgang tusschen de ver
schillende geslachten. Alsof de zeden
te wijzigen hetzelfde beteekent als
's menschen natuur te veranderen.
Ook hebben wij zoo eenige jaren
terug in verslagen kunnen lezen,
dat leeraren ernstig waarschuwden
tegen het insluipend gebruik, dat
een eerste-jaars H.B.S.- of Gymna
siumleerling den huissleutel voor
's nachts meekrijgt, als hij naar het
een of ander avondfuifje moest.
Tegenwoordig wordt daar uiet meer
over gewaagd, 't Is alles vanzelf
sprekend geworden.
Wat zal mea zich dan nog moe
maken of zich aanstellen over een
Badnummer, een illustratie met wat
luchtige prentjes, prentjes dikwijls
nog aan buitenlandsche periodieken
ontleend, als men tegenwoordig wat
men vroeger nog slechts op prentjes
zag te kust en te keur dagelijks in
natura kan aanschouwen. In sport-
bad, natuurbad, familiebad, zonnebad
en op stille stranden.
De Bijbelsche Geschiedenis van de
kuische Suzanna moet voor onze
tegenwoordige jeugd wel een onbe
grijpelijk sprookje zijn geworden. Om
te baden en zich te wasschen gaat
men heusch geen gesloten terrein
die er op neergevallen kwam met
iederen droppel van den voorzichtigen
regen endie de zon nadien met haar
onweerstaanbare warmte tot werking
had gezet.
In 't open land trok het beeld van
het ploeg-gespan, 't flikkerend blinken
van de keerende wentelploeg en van
de ijverige kraaien, die parmantig over
de pasgedraaide voren stapten. Daar
overheen walmde de wasem van de
dampende voren, die aan alle kanten
over de akkers geteuld werdén.
De boeren waren bevrijd van stallen
en schuren, van het donker verblijf in
den lagen herd. Ze waren uitgetrokken
in dezen nieuwen zaaitijd, in de nieuwe
lente, die onder den wolken-doorvaren
hemel als een weldaad over het land
kwam.
Bertje liep tusschen de koeien op
dezen lentedag en hij moest vlug fiet
sen dien middag om op tijd op 't
kantoor te zijn. Hij had er druk te
werken alle dag Hij moest er al zijn
kracht aan geven, want hij was leerling.
Hij werd nog nagezien bij iedei werk
waar eenige verantwoordelijk aan ver
bonden was.
Frans was er toch toe gekomen om
een knecht aan te huren Het was
een struische boerenzoon, die het
dienen gewoon was en alle werk ver
stond. Frans kreeg er subiet veel mee
op. Hij was 'n voorzichtige voerman
en 'n goeie melker. Hij had alle deug
den, die een boerenknecht maar hebben
kan en Frans was zoo'ne mensch, hij
ging den knecht na 'n hortje als een
eigen zoon behandelen.
Hij kwam op den akker met den
knecht praten, hij overlegde met hem,
hoe ze werken zouden en 's avonds
in den herd haalde Frans voor dezen
boer herinneringen uit z'n jeugd op.
Omdat 't zoo'n bruikbare kerel was,
die ge als knecht niet zooveel aantreft
had Marie er zorg voor, dat hij niks
meer zoeken, en welke jonge vrouw
is nog zoo preutsch, dat zij met zorg
waakt door geen oneerbare oogen
te ODpas begluurd te worden. Ja,
sport en spel hebben ons in korten
tijd op dit gebied wel tot volslagen
heidenen gemaakt. Meer dan heidenen
zelfs.
Want de oude Grieken zelve heb
ben de naaktheid nooit elders ge
kend dan in 't bad, en van openbare
naaktheid bij vrouwen was heelemaai
geen sprake. Terwijl thans bij ons
tusschen het avondtoilet van de
vrouw en het moderne badcostuum
niet veel onderscheid meer bestaat.
Ook de beste onder ons worden
meegedrongen door de mode en den
tijdgeest, die er op uit zijn de chris
telijke zeden steeds verder te onder
graven.
Tijdgeest en mode, weinigen weten
hun nog te weerstaan.
't Is de zekerste weg om God en
Zijn gebod voor goed buiten werking
te stellen.
Waar de Apostel Judas reeds in
zijn Brief tegen waarschuwde is in
onzen tijd tastbare werkelijkheid
geworden: „er zijn zekere menschen
ingeslopen, goddeloozen, die de ge
nade van onzen God in losbandig
heid veranderengedenkt de woor
den die u voorgezegd zijn door de
Apostelen van onzen Heer Jezus
Christus, die u zeiden, dat er in den
laatsten tijd spotters zouden komen,
die naar huD lusten in goddeloos
heden wsadelen. Deze zijn 't, die
zich afscheiden, dierlijke menschen,
die den Geest niet hebben."
En dit alles gebeurt onder het
mom van ontspanning en vermaak,
sport, spel en hygiëne.
Prof. Huizinga zegt 't in zijn
„Schaduwen van morgen" nog zoo
voorzichtig mogelijk „wat wel in
sterke mate is aangetast, z\jc de
normen der zedelijkheid in 't alge
meen, de theorie der moraal zelve."
Wij zijn de normen kwijt, het ver
lies van deze normen is ons als een
gif van verdooving langzaam aan
ingedruppeld geworden. Zeker de
mensch heeft zich te allen tijde
vreugde geschapen in spel en dans.
Als beide slecht worden dan heeft
de mensch daaraan schuld. Als spel
en dans blijven voor den mensch
wat ze moeten zijn, ontspanning en
vermaak, dan zijn ze altijd goed.
Maar als deze een uitweg moeten
worden voor de zinnelijkheid, dan
zijn zeonvoorwaarlgk te veroordeelen.
De mensch heeft zich altijd vreugde
geschapen aan spel en dans, hij heeft
behoefte aan feest. In de Katholieke
middeleeuwen waren er zeker even
veel feestdagen als werkdagen, en
de Katholieke Kerk ging daar 't
eerst in voor.
Tegenwoordig vraagt en dringt
de bardheid van het leven misschien
nog meer naar ontspanning en ver
maak, vooral als de arbeid zelf wei
nig voldoening meer geeft.
En waar de zorgen ons benauwen
te kort kwam. Ze hield er na eenigen
tijd rekening mee wat de knecht zoo
allemaal graag luste, ze sneed nogal
'ns langs de ham voor hem. De goeie
knechts zaten dun en dan moest ge
zien te houen wat ge hadt.
De knecht was voor al deze aan
dacht erkentelijk genoeg Hij deed, wat
van hem verlangd werd. Hij kreeg ook
de vrijheid van zeggen, die een eigen
zoon heeft, onderhand. Hij had z'n
woorden tegen 't vrouwvolk op de
boerderij Hij praatte over z'n meiske
en over de vrijerij onder het jong volk.
Ze hadden op de boerderij allemaal
even graag met dezen kerel te doen,
Zeker, Bert had er ook plezier in,
dat het werk op de boerderij toch
doorging, zocals het zoo bij of omtrent
hoorde, al was hij niet meer thuis.
't Hinderde Bert, dat vader iederen
middag wist te zeggen, dat ze dit en
dat al klaar hadden. Bert kon nog wel
weten, hoe lang ze daar vorig jaar
mee gesukkeld hadden.
De haver was dit jaar een maand
eerder afgeschoefeld, de mangelwor-
telen waren al gedund, de aardappelen
hadden ze aangehoogd en die hadden
nou den grond al voort onder.
Bert moest zeker nog eens gaan
kijken als hij nog eens tijd had
Bert kijk eens rond op de boerderij,
als 't volk aan 't werken was.
Frans in zijn klimmenden ouderdom
was weer van voren af aan met wer
ken moeten beginnen, nou Driek en
Bert allebei van deze boerderij waren
afgegaan.
Hij moest mee gaan baggeren in de
beemd, waar de zon zoo ongenadig
baggeren kon, stil als het daar was,
omdat het riet alle wind brak en af
sloot, eer hij aan het stinkend bagger-
gat bekoeling brengen kon
Frans stond gebogen met zijn ouden
rug om 't mangelwortelenland te schoc-
felen, hij moest den paardenstal en de
varkenshokken schoon houden en al 't