TWEEDE BT.AD VAN PEET, EN MAAS 12+1 FEUILLETON. Jonge kracht op ouden grond Liefdezusters. Een stad staat leeg. Plant nu aardbeien. aus Makkertjes Hedendaagsche ontspanning en vermaak. Zaterdag 6 Augustus 1938 Negen en vijftigste Jaargang No 32 Denkt aan de fiscus. Voortduring van rijwiel- plaatjesmisère. Een nieuw rgwielbelastingjaar be gint weldra en dan komen de hon derdduizenden wielrijders opnieuw voor de vraag te staan Hoe ontsnap ik weer een jaar lang aan de rjjwieldieven De uitgave voor het rijwielbelas- tingmerk drukt zwaar op het budget van den wielrijder. In tal van ge zinnen zijn veel fietsende kinderen en helaas s'echts weinig üjksdaal- ders aanwezig. Met spaarzaamheid en veel overleg, deugden den Neder- landschen fietsers zoo vaak eigen, slaagt de vader van het gezin er ten slotte in elke fiets van een plaatje te voorzien. Zelfs na zich dit finan- cieele offer getroost te hebben is de fiets, als vervoermiddel naar school, kantoor of fabriek, nog vooodeeliger dan de tram. Daarom worden ge trouw de rijksdaalders naar het postkantoor gebracht. Anders wordt dit, wanneer de dieven hun slag beginnen te slaan of men een plaatje verliest. Dan volgt een nieuwe aankoop en als de fietser het benoodigde geld niet bijeen kan brengen, in den lus: chart- trjd nog een boete. Dan is de belas tingplaatjes-misère op haar grootst geworden en zij is in staat om den wielrijder die meende, dat zijn financieele krachtsinspanning hem althans een ongestoord gebruik van het nuttige en onmisbare rijwiel verzekeren tot wanhoop te brengen. Rondom dergelijke onfortuinlijke wielrijders profiteert men van zijn plaatje. Het Rijk heeft het goede geld ontvangen en strekt gretig de hand uit om den tweeden rijksdaal der voor dezelfde fiets te ontvangen. De dief steekt een gulden in den zak, dien het gestolen plaatje op brengt en ten slotte lacht ook de kooper van het gestolen plaatje een rijksdaalder zou hij nimmer be taald hebben. Nu hij een koopje ken doen, stapt hij maar weer op de fiets. De rijwielplaatjesellende is een ge sukkel zonder einde. Het is een avontuur voor eiken fletsereen duel met den dief, die haast in elke straat op de loer ligt. Deze verhouding is steeds scher per geworden. Vol optimisme hing men eertijds het plaatje met een leeren bandje aan het rijwiel. Toen dit onvoldoende bleek, werd het er met een metalen plaatje op beves tigd. Dat bleek ook nog niet de juiste methode. Het werd aan het stuur geklonken en toen de dieven ten slotte het geheele stuur mee namen, werd het met een veiligheids speld op de revers van de jas ge hecht. Id den loop van het jaar evenwel verzuimde zoo'n speld wel eens haar plicht en nu ziet men vele fietsers, die onder en boven door de openingen een veiligheids speld dragen. Fraai staat het niet, deze onderscheiding van den fiscus nabij het knoopsgat, maar wat doet de fietser niet in de hoop bespaard te worden voor de noodzaak, ten tweeden male voor dit versiersel te moeten betalen. Er zijn den Belastingen enkele malen oplossingen voor de plaatjes misère aan de hand gedaan, die sterke aanbeveling boven het be slaande stelsel verdienen. Klachten en oplossingen komen weer veel vuldig binnen. Zoo schrijft men aan de Tel. Waarom worden de fietsen niet ieder jaar geijkt met een nieuwe keur Indien daarvoor een vaste plaats van het rijwiel bestemd wordt, kunnen ons veel moeite, geld en ergernis worden bespaard. Waarom geen schriftelijk be wijs, dat de belasting betaald is herhalen vele slachtoffers. Dit middel is vroeger al eens aan de hand ge daan. Blykbaar weegt de moeite van door PAUL KUYPERS. (Nadruk verboden) 26 Bertje moest door den toon van deze woorden opzien. Frans lacht nou wel, om wat-ie vroeg, maar 't leek wel of hij op dezen dag spijt had dat Bert ook dezen gang door den akker niet eens meer mee zou maken. We gaan eerst palmen en dan ga ik naar 't meiske. vader, dan hebben we allebei onzen zin. Na den middag schoot Bert weer in de klompen en hij deed een duffeljas aan tegen den regen. Ze gingen samen palmen. Bertje was zijn vader bijgegroeid, hij was man geworden. Hij had den gang van zijn vader gekregeneen beetje voorovei met den kop half droomend naar den grond Marie stond vader en zoon na te kijken, toen ze den landweg opgingen. Nou had Bert 'n eender wezen gekregen als Frans, toen ze hem leerde kennen op de spinning. Ze kwamen aan den eersten rogge- akker. Het jonge koren had z'n golvenden glans bij den vlagenden wind. De jonge sprieten beefden daarbij wriemelend dooreen. Frans boog op ieder van de vier hoeken van het korenland. Zijt er mee gezegend Ze gingen verder. We krijgen goeien rog van 't jaar, vader. de belastingadministratie zwaarder dan het leed van de honderdduizen den fietsers, die de zeven en een half millioen aan rijwielbelasting binnenbrengen. Nog een andere oplossing Baat men bet voorbeeld van Batavia en Bandceng volgen, schrijft een gedupeerde wielrijder. Daar wordt reeds sinds jaren gebruik ge maakt van de metalen stroken met ingeponst nummer zooals deze ook hier te lande gebruikt worden voor het verzegelen van goederenwagens. Deze strookjes hebben aan de eene zijde een slot met knip, dat wel te verbreken doch niet meer te sluiten is. Bij verandering van fiets wordt het stuur losgenomen en de ring op het nieuwe rijwiel geschoven. Bij iedere strook behoort een kwitantie met nummer. Eenmaal betaalde be lasting blgft dus betaald. Het rijwielplaatje is een van de grootste nadeelen van het vervoer per rijwiel geworden. Indien het rjwiel voor den wtrkenden mensch niet een onmisbare helper geworden was, Zou de afschuwelijke uitvinding, het rrjwielplaatje, een afneming van het aantal fietsen veroorzaakt heb ben. Juist die onmisbaarheid stelt den fiscus in staat cp het gejïruik van een rijwiel in het land der fiet sers zulk een hinderlijken last te leggen. VALSCHE LEUZE. Wij lezen in „De Vrijheid" (lib.) „Weg met de warenhuizen" was de leuze, waarmee het fascisme in Duitschland den middenstand heeft weten mee te krijgen. Met hetzelfde middel poogt het in ons land het zelfde te bereiken. Daarom moge onze middenstand de oogen open houden voor wat ons fascistisch buurland leert. De simpele waarheid is toch, dat geen warenhuis daar is opgedoekt. Het eenige verschil is, dat het warenhuiswezen „arisch" is gewordenoverigens bloeit het als in de jaren vóór Hitier aan het bewind kwam. Er was nog één groot warenhuis te Berlijn in niet-„arisch" bezit, het warenhuis Israels, maar daarin zal nu ook wel verandering komen. De leider der ondernemer was Engelsch- man, weshalve de machthebbers eenige consideratie betrachtten. Waarschijnlijk wordt de Emil Koester A.G. de nieuwe eigenares. Een „arische" onderneming. Of de kleine en middelgroote middenstand van deze „ariseering" een pfennig beter wordt De „schandalen" in de N.S.B.-pers zijn niet van de lucht, schryft de Maasbode. De jamboree, de Leidsche fabrikant, de Haagsche politie, de Ossche marechaussee, de Nederiand- sche Bank, de Peelsche werkver schaffing.... Een nieuw schandaal zagen wjj onder een drie dubbelen kop aangekondigd in Musserts dag blad van 15 Juli. De aanvang van het schoone ver haal luidt aldus Er doen in den kop van Noord- Holland op 't oogenblik de zonderlingste geruchten de ronde. In Anna Pauwlowna zijn n.l. 8 en in de Zijpe 4 Duitsche non nen bij wijkverpleging te werk gesteld, En men beweert dat er op vele andere plaatsen nog meerdere zullen volgen. Hoe en waarom deze zusters Duitschland verlaten hebben, is nog niet met zekerheid na te gaan. Veel wordt er gefluisterd, doch de geruchten zijn op het oogenblik nog moei lijk te controleeren.... Na deze lieflijke inleiding wordt verteld, „dat vele wijkverpleegsters," die even later met „liefdezusters" worden vereenzelvigd, hun brood winning verliezen. Hedde gij daar nog zin in Ik tel toch ook nog meer, wat is dat nou Ik dacht dat 't oe koud liet, wat op ons land groeit Dus of ik al of niet belang stel in het werk van de boerderij, hangt er bij ou van at", of ge ook werkelijk meewerkt Ge zijt boer of ge zijt 't niet, een tusschenweg is er niet en gij ge bent 'n heer uit de stad. Als ge er oew plezier in hebt, mij goed. Maar ons vader zei altijd.... Ge moet luisteren naar 't fluiten van de fabrieken, in de hoop, dat dit geluid geen bevel voor oe wordt, vul de Bertje in eenen dreun aan. Krek, dat zei vader Ik voel me in de stad heel goed thuis. Omdat ge oe eigen zoo goed thuis voelt bij het meiske, hé Bertje zweeg hier verder over. Ook toen Frans naderhand weer'ns opnieuw zei: Ik heb vijftig jaar gepalmd en meer als de helft daarvan op dezen grond en straks zal er achter me geen boer meer zijn die mijnen naam draagt om jaar op jaar zijn palm in onzen grond te zetten. Bertje zweeg en liep eender als zijn vader te prakkezeeren. Bert werd 'n flauwe vent thuis. Hij kwam op de koffie en moest een bord onder zijnen boterham hebben. Het spek, dat Frans opsneed, begeerde hij niet. Hij zat zoo maar wat te pitsen en rookte de eene sigaret na de ander. Nadien fietste hij weer terug naar de stad. In den herd werd erover geklaagd, dat ze niks meer aan dezen jongen hadden. Bert had veel werk op het kantoor, lijk hij zei. Maar hij ging ook nog al i eens naar de bioscoop 's avonds. Hij „Nederland voor de Nederlandsche zusters" luidt de leuze, waarop dan volgt De 4 Duitsche liefdezusters, die in de Zijpe hun beroep (Sic uitoefenen, wonen in een burger huisje aan 't Zand. Zg leven daar een stil en ingesloten leven en men begrijpe ons goed, dat wij niet van plan zijn een „hetze" tegen deze religieuzen te ont ketenen, wij willen alteen maar vaststellen hoe ongemotiveerd haar aanwezigheid in dezestreek is te noemen. Wanneer deze zusters zich in eea klooster hadden teruggetrokken, dan maakten wij in geen geval aan- meikiag op hun aanwezigheid. Doch hun aanwezigheid op deze manier zullen wij nimmer goed kunnen keuren. Het wordt hoe langer hoe gekker. De heer Mussert blijkt ook reed3 te willen vertellen, wat katholieke religieuzen al of niet zullen doen. De zaak is eenvoudig deze, dat men in de gemeente Zijpe (N.H.) gaarne een bewaar- en naaischool nad en dat men die alléén kan krijgen, dank zij de welwillende medewerking van Duitsche zusters. Deze stonden daarbij één volledig gediplomeerde, zeer ervaren wijk verpleegster af. Er is een niet-katholieke wijk verpleegster, die per auto haar cliënten bezoekt en tegen wie nie mand iets heeft, evenmin als tegen de andere niet-katholieke verpleeg ster, die een klein deel van Zijpe bedient. Maar de middellijn van net rayon der eerste verpleegster is 15 kilometer, zoodat de aanwezigheid van een katholieke liefdezuster voor de twee parochies Anna Paulowna en Breezand geen weelde is. Als men bedenkt, dat aan het ge meentesalaris van de niet-katholieke verpleegster niet is getornd en dat voor de verpleging van de katholieke zuster wordt gevraagd de kapitale som vaD tien heeie centen per maand en per gezin, dan begrijpt men dadelijk, welke kapitaien die Duit sche zusters in de wacht sleepen. Deze zusters hebben de gewone formaliteiten vervuld en de niet- katholieke burgemeester, de Staats partij of de niet-katholieke veearts hebben met de komst van de zusters alleen in de fantasie van de N.S.B. iets te maken gehad. Intusschenab ungue leonem De geestverwanten van de klooster lingenjagers over de grenzen open baren zoo wel hun echten aard. De „Gelderlander" schrijft: Dezer dagen is door den minister van Binnenlandsche Zaken een cir culaire aan de gemeentebesturen gericht, waarin de mogelijkheid wordt geopend om onder verschillende'voor- waarden woningen te verbeteren met premie van Rijk en gemeenten. Eenigen tijd geleden is al mee gedeeld, onder welke financieele voor waarden de Regeering zich dit had gedacht. Ook dat het hier een soort proefneming geldt. We hebben daar bij toen een paar kantteekeningeii gemaakt; thans in aansluiting daar mee nog enkele opmerkingen. Volgens dr. ir. Flieringa staan in de drie grootste steden van ons land zooveel woningen leeg, dat ze samen een woning ruimte bieden, die toe reikend is voor huisvesting van meer dan honderdduizend zielen. Bij elkaar dus een heele stad, die leegstaat. En toch wordt in die ste den nog voortdurend bijgebouwd. Ook voor wat ons geheele land betreft. In het afgeloopen jaar wer den ruim 32.000 woningen gebouwd en ruim 7000 door onbewoonbaar verklaring of anderszins aan haar bestemming onttrokken. Uit deze en dergelijke feiten con cludeert dr. Flieringa, dat in een kort tijdsbestek de woningconjunc had z'n stadsche vrienden, die uur en dag van bijeenkomen bepraatten Hij moest er zijn en ontwende aan den herd en het boerenbedrijf. Hij had nou zijnen zin, zei Marie. Ik zal 't nooit gelooven, dat dit zijnen zin is dat eeuwig gerak naar de stad, antwoordde Frans. Hij zal nog al 'ns 'n keer naar 't meisje reizen, denk ik. Z'n meiske. Wat beteekende dit nog voor Bertje Hij was dol met haar geweest, den tijd, dat hij als jonge boer zoo'n deftig juffrouwke z'n meiske noemen kon. Hij had zijn vereering gehad vóórhaar en z'n eerbiedige terughoudendheid. Hij had haar lief gehad en omhelsd als zijn eenig bezit op deze wereld, dat niemand hem zou kunnen ontne men. Nadien was hij op kantoor gekomen. Hij was in aanraking gekomen met nieuwe vrienden. Hij had ook andere meisjes leeren kennen, met haar ge praat en hij werd onderhand door een van haar met onweerstaanbaarheid aangetrokken. Ja, zij was toch blijmoediger in haar wezen dan Nelly, zij zou misschien niet zoo nerveus zijn, zooals hij dat nou en dan bij Nelly ondervond. Dit meiske woonde een eind buiten de stad. t Gebeurde sommige dagen, dat hij in den avond langs dit huis ging op en neer fietsen om haar mogelijk te zien, 'n woord tegen haar te zeggen. Hij was eigenlijk 'n gek, net eender als jaren geleden, toen ie de korte broek ontgroeid was. Neen, hij kón eerlijk zijn. Hij kon stukken maken met zoo'n onbestemde vrijerij 'n Zondag volgde, waarop hij met Nelly schoone uren beleefde, als zij niet door ziekte lastig werd gemaakt. Dan had dit meisje weer meer aan trekkelijkheid voor hem, dan welke tuur volledig is omgeslagen: van nijpend gebrek tot verkwistenden overvloed. Hoezeer ook op het eerste gezicht de offers voor de gevolgtrekking pleiten, lijkt ons de gevolgtrekking niet juist. Want èn op het platte- lind èn in de steden worden nog tal van woningen aangetroffen, die zelfs bg zeer matig gestelde eischen niet voldoen aan de eischen, die men aan een volkswoning moet stellen. Iets anders is echter, of er onder bepaalde soorten woningen niet een teveel is. Dat lijkt ook ons het geval en in dit opzicht zijn wij het met den heer Flieringa volkomen eens, dat er een Ijeel netelig vraagstuk is ontstaan: het probleem der leeg staande woningen. De diepere oorzaak van dit pro bleem zien we in het prikkelen van overdreven behoeften op woning- gebied, in speculatiebouw die sociaal en economisch tot allerlei nadeelen leidt. Zóó bekeken kan de proef, die van Overheidswege thans wordt genomen vootv woningverbetering een sanee- rende werking uitoefenen. De spil, waarom deze proef zal draaien is de kwestie: zal de vraag naar be hoorlijk verbeterde woningen een zoodanige zijn, dat oveibodige en daardoor ongzonde uitbreiding van woningbouw voldoende wordt ge remd Wij voor ons zouden het antwoord op die vraag niet in bevestigenden zin durven geven. Met dat al zijn er hier belangrijke aangelegenheden in het geding, afgezien nog van kapitaal vernietiging op groote schaal inden vorm van een dikwijls enorm sterke daling van woonpaden, die enkele jaren oud zijn. Als ir. Bakker Schut, de directeur van den gemeentelijken dienst voor stadsontwikkeling te 's Gravenhage de opmerking maakt, dat alleen in de residentie zooveel woningen on gebruikt staan, dat ze samen een stad zouden vormen ter grootte van Gouda, dan onderstreept zulks nog eens te meer hoe diep de waardever mindering van eenigermate oudere woningen in de volkshuishouding in grijpt.. Onze hedendaagsche samenleving kan zich zulk een gang van zaken niet veroorloven. Er groeit een fac tor van onzekerheid in de woning- politiek, die zich vooral wreekt ten nadeele van den bouw van goede en goedkoope woningen. De vroege aardbeien leveren ons de allereerste vruchten uit den tuin. Ik heb nog niemand ontmoet, die ze niet heerlijk vindt, waarschijnlijk allaen al omdat het eerstellingen zijn. De teelt van aardbeien is daarbij zoo eenvoudig, dat het nauwelijks te verklaren is, dat niet in iederen tuin een bedje aardbeien wordt aangelegd. Plantjes zijn overal in den handel en ook bij de liefhebbers in hoeveel heden verkrijgbaar. Ze worden in Juli of Augustus in elk geval zoo vroeg mogelijk op vochthoudende, losse grond uitgeplant met een on- derlingen afstand van 40 tot 50c.M. op bedden van 3 rijen. Wie daar geen al te beste plaats voor vinden kan, kan ze planten tusschen bessenstrui- ken, die langs het tuinpad staan. Tusschen twee bessenstruiken zet men één of twee rjjen aardbeien. Ook kan de aardbei zeer goed als randgoed langs paden aangeplant worden. Als de paden dan rond lig gen, groeien de aardbeien daar goed, omdat het regenwater op rondlig- gende paden van het midden naar de kanten stroomt. Voor bemesting geeft men de aardbeien ruim superfosfaat en patentkali. Echter niet te veel stik- stofmest, dus ook niet te veel beer of gier, omdat ze daar te veel blad van krijgen. De grootste moeilijkheid van de aardbeienteelt is gelegen in het tijdig andere ook. Hij schaamde z'n eigen bij z'n ver borgen gedachten, dat hij ooit zoo laf en ondankbaar zou kunnen zijn, zijn zinnen op een andere te zetten, terwijl deze alle moeite deed om een trouw en lief meisje voor hem te zijn. Zoo hoorde het: met haar was hij begonnen, hij had haar wezenlijk lief en alle gedachten aan andere meisjes waren looze flauwigheid Hij hield 't met deze. Zij zou zijn vrouw worden. Op 't kantoor kon hij al aardig over weg. De toekomst werd er wat lichter door. Straks zouden ze samen trouwen. Zij hoefde nooit de zwarigheid van het boerenleven te ondervinden. Op dezen Zondag hernieuwde hij z'n lang gedane belofte van onvoorwaar- detijken trouw aan z'n Nelly met heel veel krasse en sprekende woorden en met een pijnlijk-innige omhelzing. De lente vorderde. Toen Paschen goed en wel achter den rug was, werden bij Bertje's thuis de koeien uitgedreven. Het was een feest voor hem dezen keer, dat hij meehielp om de wilde koeien in de eerste dartelijke oogen- blikken, dat ze buiten waren in te toornen en te hoeden, als ze met stijr ven nek tegen elkaar ingingen, de hoorns verwoestend in het jonge gras zetten en met krullend geheven staart den dries rond viervoetsend Het was een zonnefeest Over het groen van de jonge wei lag een ragfijn waas van ijle draden die de vruchtbare lentezon daar over heen was komen leggen, de laatste dagen. De Meibloemkes kwamen overal met het eerste gras opgegroeid. Langs de wei huiverde de wind over de teere haverplantjes en speelde er met glan zen en kleuren overheen. Ge rookt van hieraf de nieuwe groei kracht, die op den eersten lentewind over het land was komen gestreken, verwijderen van de ranken. Dat moet men bij één- en twééjarige planten geregeld doen. Driejarige planten zijn zoo goed als afgedragen. Ouder laat me ze dan ook niet worden. Deze planten laat men de ranken behouden, om er nieuwe plantjes van te krijgen. Wie de teelt tip top wil toepassen legt in de herfst korte mest tus schen de rijen. Dat houdt de grond los en vochtig. Het is zelfs aan te raden die mest nu er al tusschen te strooien. Turfmolm is er ook al goed voor. Die mag in het voorjaar blij ven liggen. Aanbevolen soorten zijn de volgen de: voor vroeg Deutsch en Laxtoos Noble. Ook Madame Lefébre, die groote vruchten draagt. Middelvroeg is Madame Moutot. Laat Jucunda en Moulin Rouge. Lezers van dit blad probeert het eens en p'ant ook eens wat aard beien. Daar is het nu de tijd voor zoodra er wat regen wil vallen. Een koker "AKKERTJES" van 12 stuivers bevat tegenwoordig 13 "AKKERTJES". Voordeelen: U heeft er één extra. En U heeft ze dan altijd in huis bij nacht en ontij, bij plotseling opkomende Hoofdpijnen, Kies pijn, Migraine, Rneumatische pijnen, Kou, Griep en Koorts. Bij Apothekers en Drogisten. Doos van 2 stuks - 2 stuivers. Koker met glazenbuis van 13 De verheerlijking van het leven zal men een weinig moeten dooven." Prof. Huizinga. P. Hyacinth Hermans schrijft in „De Maasbode" Wij evolueeren wel heel snel. 't Is nog niet zooveel jaren geleden, dat een vri z nnig blad als het „Utrechtseh Dagblad" zijn ergernis luchtte over een jaarlijksch Badnummer van „Het Leven", als een bewijs, dat 't met onze openbare goede zeden deerlijk omlaag ging. Tegenwoordig is bijna elke afleve ring van „De Lach" een badnummer geworden, zomer of geen zomer, en als het dan nog een extra Badnum mer annonceert, dan wil dat alleen beteekenen, dat het dien keer meer tekst en illustraties geeft dan ge woonlijk. Ook is 't nog niet zoo lang ge leden, dat een levenservaren vrouw als Ellen Forest, die toch moeilijk tot de benepen geesten kon gerekend worden, in het weekblad „De Groene Amsterdammer" haar bezorgenis uit sprak over de z.g. motorengel, die zij eiken mooien dag weer achter haar motorbengel haar woning in 't Gooi zag passeeren, samen de verre vrije natuur in. Nu is dat allemaal doodgewoon geworden, niemand, die er nog een woord over kikt. Dat heet tegenwoordig zelfs lofwaardig de vrije omgang tusschen de ver schillende geslachten. Alsof de zeden te wijzigen hetzelfde beteekent als 's menschen natuur te veranderen. Ook hebben wij zoo eenige jaren terug in verslagen kunnen lezen, dat leeraren ernstig waarschuwden tegen het insluipend gebruik, dat een eerste-jaars H.B.S.- of Gymna siumleerling den huissleutel voor 's nachts meekrijgt, als hij naar het een of ander avondfuifje moest. Tegenwoordig wordt daar uiet meer over gewaagd, 't Is alles vanzelf sprekend geworden. Wat zal mea zich dan nog moe maken of zich aanstellen over een Badnummer, een illustratie met wat luchtige prentjes, prentjes dikwijls nog aan buitenlandsche periodieken ontleend, als men tegenwoordig wat men vroeger nog slechts op prentjes zag te kust en te keur dagelijks in natura kan aanschouwen. In sport- bad, natuurbad, familiebad, zonnebad en op stille stranden. De Bijbelsche Geschiedenis van de kuische Suzanna moet voor onze tegenwoordige jeugd wel een onbe grijpelijk sprookje zijn geworden. Om te baden en zich te wasschen gaat men heusch geen gesloten terrein die er op neergevallen kwam met iederen droppel van den voorzichtigen regen endie de zon nadien met haar onweerstaanbare warmte tot werking had gezet. In 't open land trok het beeld van het ploeg-gespan, 't flikkerend blinken van de keerende wentelploeg en van de ijverige kraaien, die parmantig over de pasgedraaide voren stapten. Daar overheen walmde de wasem van de dampende voren, die aan alle kanten over de akkers geteuld werdén. De boeren waren bevrijd van stallen en schuren, van het donker verblijf in den lagen herd. Ze waren uitgetrokken in dezen nieuwen zaaitijd, in de nieuwe lente, die onder den wolken-doorvaren hemel als een weldaad over het land kwam. Bertje liep tusschen de koeien op dezen lentedag en hij moest vlug fiet sen dien middag om op tijd op 't kantoor te zijn. Hij had er druk te werken alle dag Hij moest er al zijn kracht aan geven, want hij was leerling. Hij werd nog nagezien bij iedei werk waar eenige verantwoordelijk aan ver bonden was. Frans was er toch toe gekomen om een knecht aan te huren Het was een struische boerenzoon, die het dienen gewoon was en alle werk ver stond. Frans kreeg er subiet veel mee op. Hij was 'n voorzichtige voerman en 'n goeie melker. Hij had alle deug den, die een boerenknecht maar hebben kan en Frans was zoo'ne mensch, hij ging den knecht na 'n hortje als een eigen zoon behandelen. Hij kwam op den akker met den knecht praten, hij overlegde met hem, hoe ze werken zouden en 's avonds in den herd haalde Frans voor dezen boer herinneringen uit z'n jeugd op. Omdat 't zoo'n bruikbare kerel was, die ge als knecht niet zooveel aantreft had Marie er zorg voor, dat hij niks meer zoeken, en welke jonge vrouw is nog zoo preutsch, dat zij met zorg waakt door geen oneerbare oogen te ODpas begluurd te worden. Ja, sport en spel hebben ons in korten tijd op dit gebied wel tot volslagen heidenen gemaakt. Meer dan heidenen zelfs. Want de oude Grieken zelve heb ben de naaktheid nooit elders ge kend dan in 't bad, en van openbare naaktheid bij vrouwen was heelemaai geen sprake. Terwijl thans bij ons tusschen het avondtoilet van de vrouw en het moderne badcostuum niet veel onderscheid meer bestaat. Ook de beste onder ons worden meegedrongen door de mode en den tijdgeest, die er op uit zijn de chris telijke zeden steeds verder te onder graven. Tijdgeest en mode, weinigen weten hun nog te weerstaan. 't Is de zekerste weg om God en Zijn gebod voor goed buiten werking te stellen. Waar de Apostel Judas reeds in zijn Brief tegen waarschuwde is in onzen tijd tastbare werkelijkheid geworden: „er zijn zekere menschen ingeslopen, goddeloozen, die de ge nade van onzen God in losbandig heid veranderengedenkt de woor den die u voorgezegd zijn door de Apostelen van onzen Heer Jezus Christus, die u zeiden, dat er in den laatsten tijd spotters zouden komen, die naar huD lusten in goddeloos heden wsadelen. Deze zijn 't, die zich afscheiden, dierlijke menschen, die den Geest niet hebben." En dit alles gebeurt onder het mom van ontspanning en vermaak, sport, spel en hygiëne. Prof. Huizinga zegt 't in zijn „Schaduwen van morgen" nog zoo voorzichtig mogelijk „wat wel in sterke mate is aangetast, z\jc de normen der zedelijkheid in 't alge meen, de theorie der moraal zelve." Wij zijn de normen kwijt, het ver lies van deze normen is ons als een gif van verdooving langzaam aan ingedruppeld geworden. Zeker de mensch heeft zich te allen tijde vreugde geschapen in spel en dans. Als beide slecht worden dan heeft de mensch daaraan schuld. Als spel en dans blijven voor den mensch wat ze moeten zijn, ontspanning en vermaak, dan zijn ze altijd goed. Maar als deze een uitweg moeten worden voor de zinnelijkheid, dan zijn zeonvoorwaarlgk te veroordeelen. De mensch heeft zich altijd vreugde geschapen aan spel en dans, hij heeft behoefte aan feest. In de Katholieke middeleeuwen waren er zeker even veel feestdagen als werkdagen, en de Katholieke Kerk ging daar 't eerst in voor. Tegenwoordig vraagt en dringt de bardheid van het leven misschien nog meer naar ontspanning en ver maak, vooral als de arbeid zelf wei nig voldoening meer geeft. En waar de zorgen ons benauwen te kort kwam. Ze hield er na eenigen tijd rekening mee wat de knecht zoo allemaal graag luste, ze sneed nogal 'ns langs de ham voor hem. De goeie knechts zaten dun en dan moest ge zien te houen wat ge hadt. De knecht was voor al deze aan dacht erkentelijk genoeg Hij deed, wat van hem verlangd werd. Hij kreeg ook de vrijheid van zeggen, die een eigen zoon heeft, onderhand. Hij had z'n woorden tegen 't vrouwvolk op de boerderij Hij praatte over z'n meiske en over de vrijerij onder het jong volk. Ze hadden op de boerderij allemaal even graag met dezen kerel te doen, Zeker, Bert had er ook plezier in, dat het werk op de boerderij toch doorging, zocals het zoo bij of omtrent hoorde, al was hij niet meer thuis. 't Hinderde Bert, dat vader iederen middag wist te zeggen, dat ze dit en dat al klaar hadden. Bert kon nog wel weten, hoe lang ze daar vorig jaar mee gesukkeld hadden. De haver was dit jaar een maand eerder afgeschoefeld, de mangelwor- telen waren al gedund, de aardappelen hadden ze aangehoogd en die hadden nou den grond al voort onder. Bert moest zeker nog eens gaan kijken als hij nog eens tijd had Bert kijk eens rond op de boerderij, als 't volk aan 't werken was. Frans in zijn klimmenden ouderdom was weer van voren af aan met wer ken moeten beginnen, nou Driek en Bert allebei van deze boerderij waren afgegaan. Hij moest mee gaan baggeren in de beemd, waar de zon zoo ongenadig baggeren kon, stil als het daar was, omdat het riet alle wind brak en af sloot, eer hij aan het stinkend bagger- gat bekoeling brengen kon Frans stond gebogen met zijn ouden rug om 't mangelwortelenland te schoc- felen, hij moest den paardenstal en de varkenshokken schoon houden en al 't

Peel en Maas | 1938 | | pagina 5