TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Openbare vergadering van den Raad
der Gemeente Venray,
Zaterdag 23 Juli 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 30
gehouden op DONDERDAG 30 JUNI 1938,
des namiddags drie uur.
Voorzitter: de Heer Mr. A. H. M. Janssen.
Secretaris: de Heer A. F. M. van Haaren.
Afwezig: de Heer P. J. H. G. Poels.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en stelt aan de
orde Punt 1 der agenda: „Notulen der vergadering van 8 April 1938".
peze notulen worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der agenda:
„Ingekomen stukken en mededeelingen:
a. Dankbetuiging van het Kerkbestuur der Parochie van „St. Petrus
Banden", voor verleend subsidie in de kosten van restauratie der groote
kerk; wordt voor kennisgeving aangenomen.
b. Proces-verbaal van kasopneming bij den Gemeente-ontvanger, over
het tweede kwartaal 1938; wordt voor kennisgeving aangenomen.
c. Bericht van ontvangst door Gedeputeerde Staten van de in de
Raadsvergadering van 8 April 1938 vastgestelde verordening, betreffende
het verstrekken van boeken aan minderjarige kinderen door openbare
leesbibliotheken (deze verordening werd bereids op 7 Juni 1838 afge
kondigd); wordt voor kennisgeving aangenomen.
d. Verzoek van het R.K. Parochiaal Kerkbestuur van „St. Petrus-
Banden" te Venray, om de voor stichting van een R. K. School voor
uitgebreid lager onderwijs benooaigde gelden te willen toestaan of een
gebouw voor die school te stichten.
De VOORZITTER stelt voor dit stuk ter adviseering in handen te
stellen van Burgemeester en Wethouders, hetgeen zonder hoofdelijke
stemming wordt goedgekeurd.
De Heer ODENHOVEN vraagt, waar deze school geplaatst zal worden.
De VOORZITTER antwoordt, dat, zooals uit de stukken is te zien,
gevraagd wordt om deze te bouwen in het uitbreidingsplan aan de Mgr.
Nolensstraat. Er zal echter nog bekeken worden, of deze daar zoo ge
bouwd kan worden, dat dit aesthetisch verantwoord is te achten en
daarna zullen nadere voorstellen worden gedaan.
e. Mededeeling, dat aan H. J. P. de Groot, overeenkomstig zijn ver
zoek, met ingang van 1 Juli 1938 eervol ontslag is verleend als contro
leur in tijdelrjken dienst op arbeidscontract, belast met de controle op
de bij de werkverschaffing geplaatsten en gesteunden en hunne gezin
nen. Wordt voor kennisgeving aangenomen.
f. Schrgven van den Heer P. J. H. G. Poels, wonende te Venray
Veulen H 23, waarin hij meedeelt ontslag te nemen als lid van den
Raad der Gemeente Venray; wordt voor kennisgeving aangenomen.
De VOORZITTER brengt hierna dank aan den Heer Poels voor al
hetgeen hij als Raadslid voor de Gemeente heeft gedaan en spreekt den
wensch uit, dat het hem in zijn verder leven goed moge gaan.
g. Afschrift van het besluit dd. 31 Mei 1938 van den Voorzitter van
het Hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid der Kies
wet, bij welk besluit ter vervanging van den Heer P. J. H. G. Poels,
als lid van den Raad der Gemeente Venray is benoemd de Heer H. F.
Asselberghs, wonende te Venray. Scheijde K 96; wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda: „On
derzoek geloofsbrief met bgbehocrende stukken nieuw beuoemd lid van
den Gemeenteraad H. F. Asselberghs". Overeenkomstig het bepaalde in
het reglement van orde worden door hem de Heeren Pubben, Odenho-
hoven en van Haren aangewezen als Commissie van Onderzoek der
geloofsbrieven, waarbij de Secretaris behulpzaam zal zijn.
Deze Commissie begeeft zich een oogenblik naar de Commissie-kamer
voor het onderzoek, waarna de Heer ODENHOVEN, als oudste lid der
Commissie, mededeelt, dat de stukken door hen zijn onderzocht en in
orde bevonden.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna den geloofsbrief
goed te keuren en den Heer Asselberghs toe te laten als Raadslid.
De VOORZITTER wenscht hierna den Heer Asselberghs reeds thans
geluk met zijn benoeming.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 4 der agenda:
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling der afschrij
vingen, overeenkomstig de verordening regelende het beheer van het
Gasbedrijf der Gemeente."
Overeenkomstig dit voorstel besluit de Raad zonder hoofdelijke stem
ming de verschillende afschrgvings-percentages en -bedragen, in totaal
f 3320.vast te stellen en het nog te dekken verlies, groot, f 370.46,
overeenkomstig art. 41 der rekeningsvoorschriften uit de gemeentekas
aan het bedrijf uit te keeren.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der agenda: „Ver
zoek van W. J. Driessens, om nogmaals de huur der gemeentewoning,
Heijde L 53a, te verlagen, thans tot f 250.—." Deze huur werd bij
Raadsbesluit van 8 April 1938, hetwelk inmiddels door Gedeputeerde
Staten is goedgekeurd, reeds verlaagd van f 325.— tot f 300.— per
jaar. Burgemeester en Wethouders stellen voor op dit nieuw verzoek
afwijzend te beschikken.
De Heer REINTJES zegt, zich niet met dit voorstel van Burgemees
ter en Wethouders te kunnen vereenigen. Op de eerste plaats is waar,
hetgeen de Heer Driessens in zijn verzoek aanhaalt, n.l. dat zijn huur
niet evenredig verlaagd is, ten tweede, omdat hij het jammer zou vin
den voor het onderwijs, als de Heer Driessens niet meer zou wonen in
de buurt zgner schooi en ten derde, omdat hij bang is, dat als een
ander die woning moet huren, ze deze huur lang niet meer zal opbrengen.
Spreker zou daarom dan ook willen voorstellen, om als het voorstel
van Burgemeester en Wethouders verworpen zou worden, deze woning
aan den Heer Driessens te verhuren voor f 250.
De Heer ODENHOVEN zegt, dat hg de vorige vérgadering, toen deze
kwestie behandeld werd, niet zoo precies op de hoogte was van. deze
woning, maar thans het verzoek toch wel gerechtvaardigd te vinden.
Daar Heijde geen kerkdorp is, brengt dit voor dien onderwijzer met zijn
groot gezin meer slijtage aan schoenen, rgwielen enz. mee; in het al
gemeen grootere onkosten dan de andere onderwijzers hebben. En wat
den tuin oetreft, deze valt niet mee, al is hij inderdaad beter dan die
bij de andere woningen, maar de Heer Driessens heeft hem zelf aange
legd en er veel werk en kosten aan besteed.
De Heer MILLEN zegt het met den Heer Odenhoven eens te zijn en
vindt, dat door deze huurverlaging niet gezegd kan worden, dat er een
precedent wordt geschapen.
De Heer PUBBEN merkt op, het schrijven van den Heer Driessens
ook gelezen te hebben, maar het motief van dezen, in vergelijking met
andere onderwijzerswoningen, feitelijk ongegrond te vinden. Ook in
Merselo is de huur van de woning nog vrij hoog. Spreker zou daarom
in overweging willen geven, om bij een volgende begrooting de huren
van al de woningen eens te bekijken en deze dan desnoods allemaal te
verlagen.
De Heer VAN HAREN zegt, over dit punt reeds de vorige verga
dering reeds gesproken te hebben en bij die meening te zijn gebleven.
Spreker steunt nu het voorstel van den Heer Reintjes.
De VOORZITTER antwoordt hierna, dat Burgemeester en Wethouders
de vorige maal hebben gemeend, hetgeen ook door den Raad werd beaamd,
dat de verlaging voldoende is. Gaan wij voor Heijde verder, dan zullen
de anderen ook zeker komen en daar hebben ze gelijk in. Daar Burge
meester en Wethouders hebben gedacht, het zijn alle dezelfde klasse
woningen met dezelfde soort bewoners, werd juist voorgesteld om deze
huur terug te brengen tot f 300.Dat de woning niet in een kerkdorp
is gelegen, is toch geen doorslaggevend motief. Indertijd is toch juist
de woning daar gebouwd, omdat ze voor hem daar makkelijker lag. En
als hij nu elders gaat wonen, moet hij zelf toch ook eiken dag naar
Heijde en dat komt dan toch vrijwel op hetzelfde neer. En wat zullen
Gedeputeerde Staten wel van de Raad hier gaan denken, de vorige ver
gadering werd de huur verlaagd en nu zou ze nog verder verlaagd
worden. Het is een groote vraag, of Gedeputeerde Staten hunne goed
keuring aan dit besluit, bij een zoo wisselende houding, wel zullen
hechten. Spreker voelt echter wel voor het voorstel van den Heer
Pubben, om bij de a.s. begrooting alle huren eens te bezien.
De Heer ODENHOVEN vindt, dat de groote afstand van de kerk
toch zwaarder weegt dan de Voorzitter wel meent. Inderdaad wist die
onderwijzer, toen de woning gebouwd werd, dat hg zoo ver van de kerk
kwam wonen, maar hij wist niet, dat hij, laten we maar zeggen God
dank, zoo'n groot gezin zou krijgen. Verder is Spreker het niet met den
Voorzitter eens, dat als de Heer Driessens in Venray komt wonen, de
kosten hetzelfde zullen blijven, want dan zullen zijn kinderen wel in
Venray naar school gaan en hebben deze dus niet meer zoo'n grooten
afstand op en neer.
De Heer VAN BOVEN zegt, dat doordat de Raad thans verdere huur
verlaging wenschelijk acht, dit toch nog geen motief is om te spreken
van wisselvallige houding, want de Raad kende toen den toestand daar
nog niet zoo goed. Er is echter gebleken, dat die onderwijzer zelf den
heelen tuin met boompjes beplant heeft en dat hij ongeveer f 400—
voor verbetering van woning en tuin heeft besteed. Spreker steunt dan
ook het voorstel Reintjes.
De Heer VAN HAREN merkt op, dat de Voorzitter wel gezegd heeft,
dat Driessens wist, vóór hij in de woning ging wonen, hoeveel de huur
zou zijn, maar de andere huren zijn verlaagd en deze was nog niet ver
laagd, zoodat hij toch wel eenigszins recht heeft op wat meer verlaging.
De Heèr REINTJES zegt, dat het dreigement om elders dan op de
Heijde te gaan wonen, inderdaad niet mag worden onderschat. Verder
is Sgreker het niet met den Heer Pubben eens, Als zoo'n woning bijv.
in Leunen lag, zou ze veel gemakkelijker te verhuren zijn. Het Hoofd
eener school is op een dorp ook nog meer dan enkel onderwijzer in de
school. Vooral voor het contact met de ouders enz. vindt Spreker het
gewenscht, dat het hoofd op de Heide blijft wonen.
De Heer STEEGHS vindt ook, dat hier wel een uitzondering gemaakt
mocht worden. Spreker vindt het echter niet noodig, om de andere
woningen daarom ook in huur te verlagen. Daar het echter bij Gedepu
teerde Staten wel een zonderlingen indruk kan maken, was het misschien
wel beter om het bij de volgende begrooting te doen.
De Heer GOUMANS zegt. na alles gehoord te hebben, zich het best
te kunnen vereenigen met de Heeren Pubben en Steeghs en zou bij de
volgende begrooting alle huren wel eens willen bezien. Spreker meent,
dat de Heer Driessens hiermede wel accoord zal gaan.
De VOORZITTER vraagt hierna, of de Heer Steeghs het voorstel van
den Heer Pubben steunt.
De Heer STEEGHS antwoordt, ja. Niet om alles te verlagen, maar
om deze zaak eens aan te houden tot de volgende begrooting.
De Heer VAN DIJCK zegt, dat te voorzien is, dat Ysselsteyn en
Merselo ook zullen komen en het meeste er voor te voelen om alle huren
bij elkaar te bezien. De motieven, welke hier voor Heijde worden aange
voerd, kunnen toch ook voor andere woningen gelden. Het gevaar voor
vertrek is z.i. voor Ysselsteyn b.v. veel grooter dan voor Heijde.
De Heer MILLEN herhaalt, dat voor Heijde gerust een uitzondering
gemaakt kan worden, zonder dat daardoor een precedent geschapen
wordt.
De VOORZITTER adviseert hierna nogmaals het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders aan te nemen. Zooals de Heer van Dijck ook
gezegd heeft, kunnen andere onderwijzers met dezelfde, of misschien
nog zwaarder wegende motieven komen en zooals Spreker gehoord heeft,
is er bij de bepaling van de huur der woning in Heijde met de omstan
digheden, dat de woning niet bij een kerk ligt enz., al rekening gehou
den. Mede gezien het vorig besluit van den Gemeenteraad, zullen Ge
deputeerde Staten dit besluit vermoedelijk niet goedkeuren. Verder kan
Spreker zich moeilijk voorstellen, dat een hoofd van de school zou
voorgaan zijn kinderen naar een andere school te zenden, daar toch de
vergoeding, die aan de school wordt toegekend, berekend wordt naar
het aantal leerlingen en deze dus kleiner zal worden en door vermin
dering van het leerlingental ook in bepaalde gevallen het aantal leer
krachten in het gedrang kan komen.
Hierop wordt eerst een nummer getrokken en blijkt, dat no. 11 van
de presentielijst, de Heer Goumans, in deze vergadering het eerst zijn
stem zal moeten uitbrengen.
Uit de hierna gehouden stemming blijkt, dat het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders is aangehouden met 7 tegen 7 stemmen.
Voor stemden de Heeren Goumans, Houben, Steeghs, Pubben, Nelissen,
van Dijck en Janssen, tegen stemden de Heeren van Haren, Reintjes,
Millen, Arts, Odenhoven, van Boven en Vermeulen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 6 der agenda:
„Verzoek van A. H. Th. Pouwels, St. Servatiusweg 6, om hem te ver-
koopen een gedeelte, groot 13 H.A., van perceel Sectie H 2014 onder
Ysselsteyn". Burgemeester en Wethouders stellen voor, in afwachting
van de totstandkoming van het Streekplan, niet op dit verzoek in te
gaaD,
De Heer VAN DIJCK vraagt, hoe het met het Streekplan zit. Spr.
meent, dat dit perceel er toch niet onder valt.
De Heer PUBBEN zou wel eens willen weten, waarom de Streekplan-
nendienst eigenlijk tegen verkoop van dezen grond is. We hebben hier
nu weer iemand, die graag wil gaan bouwen en dat brengt toch werk
verruiming mede. Over eenige jaren zal er aanbod genoeg zijn, maar
Spreker zou liever nu ook eens een boerderij zien stichten.
De Heer VAN HAREN vindt ook, dat, als er eens kans is, dat ge
bouwd zal worden, dit niet tegengewerkt mag worden, mede wijl daar
door ook de werkgelegenheid wordt verruimd.
De Heer MILLEN meent, dat er tegen verkoop van dit perceel toch
geen bezwaar kan bestaan, aangezien het aansluit aan de aldaar reeds
verkochte grondeD.
De Heer HOUBEN merkt op, dat het stuk, dat die man wil koopen,
toch niet goedgekeurd wordt. Hij wil een stuk hebben met een breed
front, terwijl de Streekplannendienst de perceelen daar smal en diep
geprojecteerd heeft.
De Heer VERMEULEN vraagt, of Burgemeester en Wethouders er
van overtuigd zijn, dat de verkoop van dit perceel niet goedgekeurd zal
worden. Spreker vindt, dat, als er bouwgelegenheid is, deze met beide
handen aangegrepen moet worden.
De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders hier
precies over denken, zooals Wethouder Houben juist gezegd heeft.
De Heer GOUMANS zegt, dat Pouwels toch ook genegen is, een
ander perceel te koopen en hij zou daarom graag zien, dat dan eens
uitgezien wordt, welk perceel aan hem verkocht .kan worden.
~De Heer VAN HAREN vraagt ook, of er geen gronden voor verkoop
beschikbaar zijn, die buiten het Streekplan vallen.
De Heer MILLEN betreurt het ook, dat de menschen den grond niet
in cultuur kunnen gaan brengen. Er zijn er toch nog verschillenden,
die liever zelf ontginnen dan een ontgonnen stuk koopen.
De Heer PUBBEN voegt hier nog aan tos, dat tot heden alle men
schen in Venray zelf hun grond ontgonnen hebben. Spreker zou er dan
ook voor zijn, nu reeds hier en daar gelegenheid te geven, om grond
te ontginnen.
De Heer VAN DIJCK vraagt, of het Streekplan niet zoo gemaakt
kan worden, dat alle gronden er onder vallen, in de geheele gemeente.
De Heer STEEGHS zou willen onderstreepen, hetgeen van Dijck
gezegd heeft en hoopt, dat dit groote plan niet lang meer op zich zal
laten wachten. Spreker zou er ook voor zijn, om zoo'n perceel nu reeds
te verkoopen.
De Heer REINTJES constateert, dat blijkbaar ongeveer de heele Raad
er voor is om zoo gauw mogelijk gronden te gaan verkoopen en vraagt,
of Burgemeester en Wethouders niet eens kunnen probeeren, of de
Streekplannendienst de gronden daar niet anders kan verkavelen, of
een stuk eruit lichten, zoodat ook thans reeds grond verkocht kan
worden.
De VOORZITTER antwoordt, dat wij ons te houden hebben aan de
Streekplannen. He; beste zal echter zijn, zooals de Heeren van Dijck en
Steeghs gezegd hebben, een groot streekplan, omvattende de geheele
gemeente, te laten maken. Zooals de zaak nu staat, zitten wij echter
aan het Streekplan vast. Verder zegt Spreker, dat het hem niet bekend
is, dat Pouwels ook genegen is, een ander perceel te koopen.
De Heer HOUBEN merkt nog op, dat de adviezen van den Streek
plannendienst steunen op de adviezen van den Cultuurtecbnischen Dienst
en waarschuwt er verder voor, dat we ons over zelfontginning geen
illusies moeten maken,
De Heer GOUMANS vraagt, of er achter Kempkensberg nog niet
drie stukken liggen, die voor verkoop in aanmerking komen.
De Heer HOUBEN antwoordt, dat de Streekplannendienst thans ook
verkaveling van dezen grond bekijkt, daar ze aansluiten aan het Streek
plan.
Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
hierna zonder hoofdelgke stemming besloten, in afwachting van de tot
standkoming van het Streekplan, niet op dit verzoek in te gaan.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 7 der agenda: .Ver
zoek van M. G. Weijraans, huisschilder te Ysselsteyn, om hem te ver
koopen een gedeelte, groot 12 aren, van perceel Sectie H 1791, onder
Ysselsteyn, voor het stichten van een woning." Burgemeester en Wet
houders stellen voor aan Weijmans het gevraagde nouwterrein te ver
koopen voor den prgs van f 15.— per are, onder verplichting daarop,
vóór einde 1939 een woning te stichten.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig dit
voorstel.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 8 der agenda:
„Verzoek van M. J. Arts, Zwart Water, om hem met ingang van l
November 1938, wederom te verpachten de gemeenteboerderg, welke
thans sedert 6 jaren bij hem in pacht is." Burgemeester en Wethouders
stellen voor, de pacht met 3 jaren te verlengen, tegen den thans gel
denden pachtprijs van f 32.per H.A., zoodat dus, nu de oppervlakte
nog bedraagt 31.45.70 H.A., de totale pachtprgs wordt f 1006.62 per
jaar.
De Heer ODENHOVEN vraagt, wat de reden is, dat voorgesteld
wordt, om deze pacht maar met 3 jaren te verlengen.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit geschiedt met het oog op de
nieuwe Pachtwet. De Gemeente moet daarmee, evenals een particulier,
voorzichtig zijn en ook de pachters zullen het liever hebben aldus.
Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad hierna, overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 9 der agenda: „Voor
stel van Burgemeester en Wethouders, om hen te machtigen met den
Staat der Nederlanden eene overeenkomst aan te gaan, tot toevoeging
van 59,40 H.A, gedeelten van Sectie H nos, 1652 en 1715, aan het plan
van bebossching met renteloos Rgksvoorschot.
De Heer VAN DIJCK zegt, niet te hebben kunnen vaststellen, waar
deze gronden gelegen zijn. Hij is geen liefhebber van bebossching, aan
gezien hg van oordeel is, dat meer menschen hun brood kunnen ver
dienen op een boerderij. Spreker zou ook niet weten, welke gronden in
de gemeente nog bg uitstek geschikt zgn om beboscht te worden, uit
gezonderd wellicht enkele kleine, hoog gelegen perceelen. Verder meent
Spreker, dat vele gemeenten, die veie groote complexen bosch hebben
en die nu grond te kort komen om in cultuur te brengen, geweldig te
kampen hebben om deze aan de bebossching te onttrekken; daarvoor
is bijna geen goedkeuring te verkrijgen.
De Heer PUBBEN kan zich geheel met het door den Heer van Dijck
betoogde vereenigen. Ook hij zou bezwaar hebben tegen deze toevoeging,
als het gronden betreft, die geschikt zijn voor ontginning,
Ook de Heer VAN HAREN voelt het bezwaar, tenzij het perceelen
betreft, die niemand hebben wil om te ontginnen.
De Heer STEEGHS verklaart zich ook tegen bebossching, indien de
grond voor cultuur geschikt is.
De Heer ODENHOVEN voelt ook meer voor ontginning. Als er echter
hier of daar een groot perceel ligt, dat voor bebossching in aanmerking
komt en daar tusschen in liggen dan enkele vierkante meters of zelfs
enkele aren, die wel voor ontginning geschikt zijn, zou Spreker toch
het geheele complex willen laten bebosschen. Spreker vindt vruchtbare
weiden en bouwlanden wel mooi, maar het natuurschoon mag daarbij
toch ook niet vergeten worden.
De Heer GOUMANS vraagt, wie nu eigenlijk beslist of een perceel
geschikt is voor ontginning, dan wel voor bebossching, en vraagt of dit
nu ook geschiedt door den Cultuurtechnischen Dienst. Spreker voelt het
meeste er voor om maar zooveel mogelijk gronden te ontginnen. Al zijn
het ook maar perceeltjes van een paar H.A. dan kan er toch nog een
klein boerderijtje op gesticht worden, want ook daAraan en daaraan
vooral is in Venray gebrek.
De Heer MILLEN vindt ook, dat er in Venray weinig kans bestaat
om een klein boerderijtje op te richten. Spreker meent, dat hieraan wel
eens meer aandacht besteed mag worden.
De VOORZITTER antwoordt, dat de te bebosschen gedeelten zijn ge
legen in blok II bij het Hub. Janssen-park en in blok VI bij Kempkens
berg. Verder is Spreker van oordeel, dat er in deze gemeente toch nog
gronden genoeg zijn om te ontginnen, zoowel in eigendom bij de ge
meente als bg particulieren. De kwestie van het natuurschoon, die de
Heer Odenhoven heeft aangehaald, mag echter zeker niet den doorslag
geven, al behoeft ze niet geheel buiten beschouwing gelaten te worden.
En bebossching is toch zeker ook productief. Spreker adviseert thans
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders deze
gronden aan de bebossching toe te voegen.
De Heer VAN HAREN merkt in verband met dit punt nog eens op,
dat hier het groote voordeel, hetwelk er gelegen zou zijn in commissie'»
van advies en bijstand, weer duidelijk in het oog springt. Als er bijv.
voor dit onderwerp een commissie was geweest, die den Raad adviseerde,
zou het veel makkelijker vallen om een beslissing te nemen. Spreker
weet niet, hoe de Voorzitter over deze kwestie denkt, maar het alge
meen gevoelen van den Raad is wel, dat commissie's zoowel op dit ge
bied als op ander terrein noodzakelijk zijn.
De Heer PUBBEN vindt ook, dat commissie's noodzakelijk zijn, want
zooals nu ook in dit geval weten noch de Voorzitter noch de beide
Wethouders eigenlijk precies, welke grond beboscht zal worden. Vroeger,
toen Spreker nog Wethouder was, heeft hij meermalen ondervonden, dat
het Staatsboschbeheer er sterk voor is om maar zooveel mogelijk groote
complexen te bebosschen. En nu moet de Raad natuurlijk niet zoo
klein zijn om over 1 Aren en zelfs nog niet over 1 H.A. bouwgrond te
vallen, en dat is de Raad ook niet, maar men moet de terreinen toch ken
nen, en nu weten we niets. De Raad meent het goed met de belangen
van de gemeente, maar is zoo niet in staat om daarover te oordeelen.
Ook vroeger was de geheele Raad. reeds voor commissies, maar Burge
meester van de Loo heeft dit steeds tegen gehouden.
De Heer STEEGHS spreekt zich ook uit voor commissies. Verder is
zijn oordeel, dat al de grond, die voor ontginning geschikt is, ock
daarvoor moet bestemd worden, want hg zal gretig van de hand gaan.
De Heer VAN DUCK zegt, nu gehoord te hebben, waar die grond
ongeveer ligt en dan ligt er een gedeelte op heel hoogen grond. Spreker
weet niet, hoe de Cultuurtechnischen Dienst over deze bebossching
denkt, maar het lijkt wel, alsof deze heeren er over te beslissen hebben
en de Raad niets meer te zeggen zal hebben. Spreker verzoekt om
aanhouding, dan kunnen wij ons eerst eens ervan overtuigen, wat het
precies voor grond is.
De VOORZITTER zegt, dat het ook hem beter lijkt, dat dit punt
eens aangehouden wordt, dan kunnen de Heeren Raadsleden persoonlijk
de zaak «ens gaan bekijken.
De Heer ODENHOVEN vraagt, of de arbeiders dan niet de dupe
ervan kunnen worden, doordat de werkverschaffing b.v. stil gelegd zal
moeten worden.
De VOORZITTER antwoordt ontkennend.
De Heer GOUMANS vraagt, of er nu een Commissie benoemd wordt.
De VOORZITTER antwoordt, dat de Heeren persoonlijk kunnen gaan
kijken.
De Heer VAN HAREN verzoekt, om dan tijdig ter gemeente-secretarie
een situatiekaart voor de Raadsleden klaar te laten leggen, want anders
kan men nog niet vinden waar de grond ligt.
De VOORZITTER zegt, dat hiervoor gezorgd zal worden.
Zonder hoofdelgke stemming wordt hierna goedgevonden dit punt aan
te houden tot een volgende vergadering.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 10 der agenda;
„Verzoek van W. J. van Brederode te Venlo om verlaging hypotheek
rente." Burgemeester en Wethouders stellen voor deze rente, thans
bedragende 4Y2 pCt., (kapitaal is f 8000.met ingang van 1 Januari
1939 te verlagen tot 41/., pCt.
De Heer ODENHOVEN juicht het toe, dat Burgemeester en Wet
houders met hun verlaging ook hier niet verder gegaan zijn dan 1/4
pCt., daar ook de Venraysche menschen, die hypotheek van de gemeente
hebben, niet meer verlaging hebben gekregen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 11 der agenda„Ver
zoek van de kinderen Jac. Camps te Oostrum C 23, om een bedrag van
f 3500 van de gemeente ter leen te krijgen onder verband van eerste
hypotheek op te bouwen woonhuis met stalling en schuur."
Burgemeester en Wethouders meenen bg hun standpunt in deze te
moeten persisteeren en stellen den Raad dan ook voor, op het verzoek
afwijzend te beschikken.
De Heer VAN BOVEN wijst er op, dat dit verzoek de vorige ver
gadering reeds is behandeld en dat ook hij op zijn ingenomen, aan het
voorstel van Burgemeester en Wethouders tegenovergesteld standpunt
meent te mogen big ven, mede gezien de schatting van de waarde van
de gronden door de Heeren Pubben en Goumans. Er is in de Raads
vergaderingen reeds meermalen gesproken over het helpen van den
kleinen man en nu biedt zich hiervoor weer eens de gelegenheid en zou
men die niet benutten.
De Heer VAN HAREN zegt, dat hg van standpunt veranderd is, nu
hij de door deskundigen geschatte waarde van den grond heeft gehoord.
Spreker zou dan ook voor willen stellen, deze hypotheek te verleenen
tot het bedrag dat verbouwd wordt, onder voorwaarde, dat jaarlijks een
gedeelte der hoofdsom wordt afgelost.
De Heer PUBBEN steunt het voorstel van Haren. Spreker is van
oordeel, dat de Gemeente nog wel beleggingen heeft, die niet zoo safe
zgn. Volgens hem is bier meer dekking aanwezig dan in de aanvrage,
waarvan in het volgende punt sprake is.
De Heer STEEGHS kan er zgn stem ook aan geven in zoover, dat
zooveel hypotheek verleend wordt als er verbouwd wordt, temeer waar
het hier een ingezetene betreft.
De Heer MILLEN wijst er op, dat ook hij zijn in de vorige vergade
ring ingenomen standpunt handhaaft.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders hun stand
punt van den vorigen keer handhaven, omdat zij nog dezelfde bezwaren
tegen het verleenen dezer hypotheek hebben. Verder zouden deze deels
nog minderjarige kinderen ook eerst machtiging van den Kantonrechter
moeten hebben om deze hypotheek te aanvaarden. Eerst hierna zou de
Raad kunnen besluiten om hypotheek te verleenen. Burgemeester en
Wethouders stellen als eersten en absoluten eisch, dat het geld beslist
veilig belegd moet zijn en dat de Gemeente niets mag riskeeren.
De Heer GOUMANS zegt, dat Camps er met den Kantonrechter over
gesproken heeft en dat deze zich er mee kan vereenigen. Verder kan
Spreker zich met het voorstel van den Heer van Haren vereenigen.
De Heer VAN BOVEN deelt nog nader mede, dat de Kantonrechter
aan Camps gezegd zou hebben, dat hij er zich mede kan vereenigen,
dat zelfs een hypotheek wordt opgenomen tot max. f 4000 met hoogstens
41/. pCt. rente. Spreker meent verder, dat, als de Raad nu besluit om de
hypotheek te verleenen, de machtiging van den Kantonrechter toch nog
gevraagd kan worden. Anders zal er vermoedelijk weer zooveel tgd
overheen gaan, want wanneer krijgen wij weer Raadsvergadering. Dit
maal heeft het zelfs 3 maanden geduurd.
De VOORZITTER antwoordt, dat we in de toekomst wel meer ge
regeld vergaderingen zullen kunnen hebben, daar we nu over het doode
punt heen zgn, en brengt vervolgens het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in stemming.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat voor stemden de Heeren Houben,
Nelissen en van Dijck, terwijl tegen stemden de Heeren Goumans, van
Haren, Steeghs, Pubben, Reintjes, Millen, Arts, Odenhoven, van Boven,
Janssen en Vermeulen.
De VOORZITTER zegt, dat thans aan de Kinderen Camps medege
deeld zal worden, dat zij machtiging kunnen vragen aan den Kanton
rechter en deze over leggen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 12 der agenda: „Ver
zoek van E. van de Pasch, om hem ingevolge Raadsbesluit van 4 De
cember 1929, te willen verstrekken een bedrag van 3500.voor een
door hem aan de Wilhelminastraat, op perceel Sectie C no 6356 te
bouwen woning voor zelfbewoning."
Burgemeester en Wethouders stellen voor het gevraagde bedrag toe
te staan en de rente te bepalen op 4 pCt.
Zonder hoofdelgke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van
Burgemeester en Wethouders besloten.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 13 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met de Nederlandsche