TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Openbare vergadering van den Raad der Gemeente Venray, Zaterdag 23 Juli 1938 Negen en vijftigste Jaargang No 30 gehouden op DONDERDAG 30 JUNI 1938, des namiddags drie uur. Voorzitter: de Heer Mr. A. H. M. Janssen. Secretaris: de Heer A. F. M. van Haaren. Afwezig: de Heer P. J. H. G. Poels. De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en stelt aan de orde Punt 1 der agenda: „Notulen der vergadering van 8 April 1938". peze notulen worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der agenda: „Ingekomen stukken en mededeelingen: a. Dankbetuiging van het Kerkbestuur der Parochie van „St. Petrus Banden", voor verleend subsidie in de kosten van restauratie der groote kerk; wordt voor kennisgeving aangenomen. b. Proces-verbaal van kasopneming bij den Gemeente-ontvanger, over het tweede kwartaal 1938; wordt voor kennisgeving aangenomen. c. Bericht van ontvangst door Gedeputeerde Staten van de in de Raadsvergadering van 8 April 1938 vastgestelde verordening, betreffende het verstrekken van boeken aan minderjarige kinderen door openbare leesbibliotheken (deze verordening werd bereids op 7 Juni 1838 afge kondigd); wordt voor kennisgeving aangenomen. d. Verzoek van het R.K. Parochiaal Kerkbestuur van „St. Petrus- Banden" te Venray, om de voor stichting van een R. K. School voor uitgebreid lager onderwijs benooaigde gelden te willen toestaan of een gebouw voor die school te stichten. De VOORZITTER stelt voor dit stuk ter adviseering in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders, hetgeen zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd. De Heer ODENHOVEN vraagt, waar deze school geplaatst zal worden. De VOORZITTER antwoordt, dat, zooals uit de stukken is te zien, gevraagd wordt om deze te bouwen in het uitbreidingsplan aan de Mgr. Nolensstraat. Er zal echter nog bekeken worden, of deze daar zoo ge bouwd kan worden, dat dit aesthetisch verantwoord is te achten en daarna zullen nadere voorstellen worden gedaan. e. Mededeeling, dat aan H. J. P. de Groot, overeenkomstig zijn ver zoek, met ingang van 1 Juli 1938 eervol ontslag is verleend als contro leur in tijdelrjken dienst op arbeidscontract, belast met de controle op de bij de werkverschaffing geplaatsten en gesteunden en hunne gezin nen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. f. Schrgven van den Heer P. J. H. G. Poels, wonende te Venray Veulen H 23, waarin hij meedeelt ontslag te nemen als lid van den Raad der Gemeente Venray; wordt voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER brengt hierna dank aan den Heer Poels voor al hetgeen hij als Raadslid voor de Gemeente heeft gedaan en spreekt den wensch uit, dat het hem in zijn verder leven goed moge gaan. g. Afschrift van het besluit dd. 31 Mei 1938 van den Voorzitter van het Hoofdstembureau, aangewezen in artikel 34, tweede lid der Kies wet, bij welk besluit ter vervanging van den Heer P. J. H. G. Poels, als lid van den Raad der Gemeente Venray is benoemd de Heer H. F. Asselberghs, wonende te Venray. Scheijde K 96; wordt voor kennisgeving aangenomen. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda: „On derzoek geloofsbrief met bgbehocrende stukken nieuw beuoemd lid van den Gemeenteraad H. F. Asselberghs". Overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde worden door hem de Heeren Pubben, Odenho- hoven en van Haren aangewezen als Commissie van Onderzoek der geloofsbrieven, waarbij de Secretaris behulpzaam zal zijn. Deze Commissie begeeft zich een oogenblik naar de Commissie-kamer voor het onderzoek, waarna de Heer ODENHOVEN, als oudste lid der Commissie, mededeelt, dat de stukken door hen zijn onderzocht en in orde bevonden. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna den geloofsbrief goed te keuren en den Heer Asselberghs toe te laten als Raadslid. De VOORZITTER wenscht hierna den Heer Asselberghs reeds thans geluk met zijn benoeming. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 4 der agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling der afschrij vingen, overeenkomstig de verordening regelende het beheer van het Gasbedrijf der Gemeente." Overeenkomstig dit voorstel besluit de Raad zonder hoofdelijke stem ming de verschillende afschrgvings-percentages en -bedragen, in totaal f 3320.vast te stellen en het nog te dekken verlies, groot, f 370.46, overeenkomstig art. 41 der rekeningsvoorschriften uit de gemeentekas aan het bedrijf uit te keeren. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der agenda: „Ver zoek van W. J. Driessens, om nogmaals de huur der gemeentewoning, Heijde L 53a, te verlagen, thans tot f 250.—." Deze huur werd bij Raadsbesluit van 8 April 1938, hetwelk inmiddels door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, reeds verlaagd van f 325.— tot f 300.— per jaar. Burgemeester en Wethouders stellen voor op dit nieuw verzoek afwijzend te beschikken. De Heer REINTJES zegt, zich niet met dit voorstel van Burgemees ter en Wethouders te kunnen vereenigen. Op de eerste plaats is waar, hetgeen de Heer Driessens in zijn verzoek aanhaalt, n.l. dat zijn huur niet evenredig verlaagd is, ten tweede, omdat hij het jammer zou vin den voor het onderwijs, als de Heer Driessens niet meer zou wonen in de buurt zgner schooi en ten derde, omdat hij bang is, dat als een ander die woning moet huren, ze deze huur lang niet meer zal opbrengen. Spreker zou daarom dan ook willen voorstellen, om als het voorstel van Burgemeester en Wethouders verworpen zou worden, deze woning aan den Heer Driessens te verhuren voor f 250. De Heer ODENHOVEN zegt, dat hg de vorige vérgadering, toen deze kwestie behandeld werd, niet zoo precies op de hoogte was van. deze woning, maar thans het verzoek toch wel gerechtvaardigd te vinden. Daar Heijde geen kerkdorp is, brengt dit voor dien onderwijzer met zijn groot gezin meer slijtage aan schoenen, rgwielen enz. mee; in het al gemeen grootere onkosten dan de andere onderwijzers hebben. En wat den tuin oetreft, deze valt niet mee, al is hij inderdaad beter dan die bij de andere woningen, maar de Heer Driessens heeft hem zelf aange legd en er veel werk en kosten aan besteed. De Heer MILLEN zegt het met den Heer Odenhoven eens te zijn en vindt, dat door deze huurverlaging niet gezegd kan worden, dat er een precedent wordt geschapen. De Heer PUBBEN merkt op, het schrijven van den Heer Driessens ook gelezen te hebben, maar het motief van dezen, in vergelijking met andere onderwijzerswoningen, feitelijk ongegrond te vinden. Ook in Merselo is de huur van de woning nog vrij hoog. Spreker zou daarom in overweging willen geven, om bij een volgende begrooting de huren van al de woningen eens te bekijken en deze dan desnoods allemaal te verlagen. De Heer VAN HAREN zegt, over dit punt reeds de vorige verga dering reeds gesproken te hebben en bij die meening te zijn gebleven. Spreker steunt nu het voorstel van den Heer Reintjes. De VOORZITTER antwoordt hierna, dat Burgemeester en Wethouders de vorige maal hebben gemeend, hetgeen ook door den Raad werd beaamd, dat de verlaging voldoende is. Gaan wij voor Heijde verder, dan zullen de anderen ook zeker komen en daar hebben ze gelijk in. Daar Burge meester en Wethouders hebben gedacht, het zijn alle dezelfde klasse woningen met dezelfde soort bewoners, werd juist voorgesteld om deze huur terug te brengen tot f 300.Dat de woning niet in een kerkdorp is gelegen, is toch geen doorslaggevend motief. Indertijd is toch juist de woning daar gebouwd, omdat ze voor hem daar makkelijker lag. En als hij nu elders gaat wonen, moet hij zelf toch ook eiken dag naar Heijde en dat komt dan toch vrijwel op hetzelfde neer. En wat zullen Gedeputeerde Staten wel van de Raad hier gaan denken, de vorige ver gadering werd de huur verlaagd en nu zou ze nog verder verlaagd worden. Het is een groote vraag, of Gedeputeerde Staten hunne goed keuring aan dit besluit, bij een zoo wisselende houding, wel zullen hechten. Spreker voelt echter wel voor het voorstel van den Heer Pubben, om bij de a.s. begrooting alle huren eens te bezien. De Heer ODENHOVEN vindt, dat de groote afstand van de kerk toch zwaarder weegt dan de Voorzitter wel meent. Inderdaad wist die onderwijzer, toen de woning gebouwd werd, dat hg zoo ver van de kerk kwam wonen, maar hij wist niet, dat hij, laten we maar zeggen God dank, zoo'n groot gezin zou krijgen. Verder is Spreker het niet met den Voorzitter eens, dat als de Heer Driessens in Venray komt wonen, de kosten hetzelfde zullen blijven, want dan zullen zijn kinderen wel in Venray naar school gaan en hebben deze dus niet meer zoo'n grooten afstand op en neer. De Heer VAN BOVEN zegt, dat doordat de Raad thans verdere huur verlaging wenschelijk acht, dit toch nog geen motief is om te spreken van wisselvallige houding, want de Raad kende toen den toestand daar nog niet zoo goed. Er is echter gebleken, dat die onderwijzer zelf den heelen tuin met boompjes beplant heeft en dat hij ongeveer f 400— voor verbetering van woning en tuin heeft besteed. Spreker steunt dan ook het voorstel Reintjes. De Heer VAN HAREN merkt op, dat de Voorzitter wel gezegd heeft, dat Driessens wist, vóór hij in de woning ging wonen, hoeveel de huur zou zijn, maar de andere huren zijn verlaagd en deze was nog niet ver laagd, zoodat hij toch wel eenigszins recht heeft op wat meer verlaging. De Heèr REINTJES zegt, dat het dreigement om elders dan op de Heijde te gaan wonen, inderdaad niet mag worden onderschat. Verder is Sgreker het niet met den Heer Pubben eens, Als zoo'n woning bijv. in Leunen lag, zou ze veel gemakkelijker te verhuren zijn. Het Hoofd eener school is op een dorp ook nog meer dan enkel onderwijzer in de school. Vooral voor het contact met de ouders enz. vindt Spreker het gewenscht, dat het hoofd op de Heide blijft wonen. De Heer STEEGHS vindt ook, dat hier wel een uitzondering gemaakt mocht worden. Spreker vindt het echter niet noodig, om de andere woningen daarom ook in huur te verlagen. Daar het echter bij Gedepu teerde Staten wel een zonderlingen indruk kan maken, was het misschien wel beter om het bij de volgende begrooting te doen. De Heer GOUMANS zegt. na alles gehoord te hebben, zich het best te kunnen vereenigen met de Heeren Pubben en Steeghs en zou bij de volgende begrooting alle huren wel eens willen bezien. Spreker meent, dat de Heer Driessens hiermede wel accoord zal gaan. De VOORZITTER vraagt hierna, of de Heer Steeghs het voorstel van den Heer Pubben steunt. De Heer STEEGHS antwoordt, ja. Niet om alles te verlagen, maar om deze zaak eens aan te houden tot de volgende begrooting. De Heer VAN DIJCK zegt, dat te voorzien is, dat Ysselsteyn en Merselo ook zullen komen en het meeste er voor te voelen om alle huren bij elkaar te bezien. De motieven, welke hier voor Heijde worden aange voerd, kunnen toch ook voor andere woningen gelden. Het gevaar voor vertrek is z.i. voor Ysselsteyn b.v. veel grooter dan voor Heijde. De Heer MILLEN herhaalt, dat voor Heijde gerust een uitzondering gemaakt kan worden, zonder dat daardoor een precedent geschapen wordt. De VOORZITTER adviseert hierna nogmaals het voorstel van Bur gemeester en Wethouders aan te nemen. Zooals de Heer van Dijck ook gezegd heeft, kunnen andere onderwijzers met dezelfde, of misschien nog zwaarder wegende motieven komen en zooals Spreker gehoord heeft, is er bij de bepaling van de huur der woning in Heijde met de omstan digheden, dat de woning niet bij een kerk ligt enz., al rekening gehou den. Mede gezien het vorig besluit van den Gemeenteraad, zullen Ge deputeerde Staten dit besluit vermoedelijk niet goedkeuren. Verder kan Spreker zich moeilijk voorstellen, dat een hoofd van de school zou voorgaan zijn kinderen naar een andere school te zenden, daar toch de vergoeding, die aan de school wordt toegekend, berekend wordt naar het aantal leerlingen en deze dus kleiner zal worden en door vermin dering van het leerlingental ook in bepaalde gevallen het aantal leer krachten in het gedrang kan komen. Hierop wordt eerst een nummer getrokken en blijkt, dat no. 11 van de presentielijst, de Heer Goumans, in deze vergadering het eerst zijn stem zal moeten uitbrengen. Uit de hierna gehouden stemming blijkt, dat het voorstel van Bur gemeester en Wethouders is aangehouden met 7 tegen 7 stemmen. Voor stemden de Heeren Goumans, Houben, Steeghs, Pubben, Nelissen, van Dijck en Janssen, tegen stemden de Heeren van Haren, Reintjes, Millen, Arts, Odenhoven, van Boven en Vermeulen. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 6 der agenda: „Verzoek van A. H. Th. Pouwels, St. Servatiusweg 6, om hem te ver- koopen een gedeelte, groot 13 H.A., van perceel Sectie H 2014 onder Ysselsteyn". Burgemeester en Wethouders stellen voor, in afwachting van de totstandkoming van het Streekplan, niet op dit verzoek in te gaaD, De Heer VAN DIJCK vraagt, hoe het met het Streekplan zit. Spr. meent, dat dit perceel er toch niet onder valt. De Heer PUBBEN zou wel eens willen weten, waarom de Streekplan- nendienst eigenlijk tegen verkoop van dezen grond is. We hebben hier nu weer iemand, die graag wil gaan bouwen en dat brengt toch werk verruiming mede. Over eenige jaren zal er aanbod genoeg zijn, maar Spreker zou liever nu ook eens een boerderij zien stichten. De Heer VAN HAREN vindt ook, dat, als er eens kans is, dat ge bouwd zal worden, dit niet tegengewerkt mag worden, mede wijl daar door ook de werkgelegenheid wordt verruimd. De Heer MILLEN meent, dat er tegen verkoop van dit perceel toch geen bezwaar kan bestaan, aangezien het aansluit aan de aldaar reeds verkochte grondeD. De Heer HOUBEN merkt op, dat het stuk, dat die man wil koopen, toch niet goedgekeurd wordt. Hij wil een stuk hebben met een breed front, terwijl de Streekplannendienst de perceelen daar smal en diep geprojecteerd heeft. De Heer VERMEULEN vraagt, of Burgemeester en Wethouders er van overtuigd zijn, dat de verkoop van dit perceel niet goedgekeurd zal worden. Spreker vindt, dat, als er bouwgelegenheid is, deze met beide handen aangegrepen moet worden. De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders hier precies over denken, zooals Wethouder Houben juist gezegd heeft. De Heer GOUMANS zegt, dat Pouwels toch ook genegen is, een ander perceel te koopen en hij zou daarom graag zien, dat dan eens uitgezien wordt, welk perceel aan hem verkocht .kan worden. ~De Heer VAN HAREN vraagt ook, of er geen gronden voor verkoop beschikbaar zijn, die buiten het Streekplan vallen. De Heer MILLEN betreurt het ook, dat de menschen den grond niet in cultuur kunnen gaan brengen. Er zijn er toch nog verschillenden, die liever zelf ontginnen dan een ontgonnen stuk koopen. De Heer PUBBEN voegt hier nog aan tos, dat tot heden alle men schen in Venray zelf hun grond ontgonnen hebben. Spreker zou er dan ook voor zijn, nu reeds hier en daar gelegenheid te geven, om grond te ontginnen. De Heer VAN DIJCK vraagt, of het Streekplan niet zoo gemaakt kan worden, dat alle gronden er onder vallen, in de geheele gemeente. De Heer STEEGHS zou willen onderstreepen, hetgeen van Dijck gezegd heeft en hoopt, dat dit groote plan niet lang meer op zich zal laten wachten. Spreker zou er ook voor zijn, om zoo'n perceel nu reeds te verkoopen. De Heer REINTJES constateert, dat blijkbaar ongeveer de heele Raad er voor is om zoo gauw mogelijk gronden te gaan verkoopen en vraagt, of Burgemeester en Wethouders niet eens kunnen probeeren, of de Streekplannendienst de gronden daar niet anders kan verkavelen, of een stuk eruit lichten, zoodat ook thans reeds grond verkocht kan worden. De VOORZITTER antwoordt, dat wij ons te houden hebben aan de Streekplannen. He; beste zal echter zijn, zooals de Heeren van Dijck en Steeghs gezegd hebben, een groot streekplan, omvattende de geheele gemeente, te laten maken. Zooals de zaak nu staat, zitten wij echter aan het Streekplan vast. Verder zegt Spreker, dat het hem niet bekend is, dat Pouwels ook genegen is, een ander perceel te koopen. De Heer HOUBEN merkt nog op, dat de adviezen van den Streek plannendienst steunen op de adviezen van den Cultuurtecbnischen Dienst en waarschuwt er verder voor, dat we ons over zelfontginning geen illusies moeten maken, De Heer GOUMANS vraagt, of er achter Kempkensberg nog niet drie stukken liggen, die voor verkoop in aanmerking komen. De Heer HOUBEN antwoordt, dat de Streekplannendienst thans ook verkaveling van dezen grond bekijkt, daar ze aansluiten aan het Streek plan. Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierna zonder hoofdelgke stemming besloten, in afwachting van de tot standkoming van het Streekplan, niet op dit verzoek in te gaan. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 7 der agenda: .Ver zoek van M. G. Weijraans, huisschilder te Ysselsteyn, om hem te ver koopen een gedeelte, groot 12 aren, van perceel Sectie H 1791, onder Ysselsteyn, voor het stichten van een woning." Burgemeester en Wet houders stellen voor aan Weijmans het gevraagde nouwterrein te ver koopen voor den prgs van f 15.— per are, onder verplichting daarop, vóór einde 1939 een woning te stichten. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig dit voorstel. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 8 der agenda: „Verzoek van M. J. Arts, Zwart Water, om hem met ingang van l November 1938, wederom te verpachten de gemeenteboerderg, welke thans sedert 6 jaren bij hem in pacht is." Burgemeester en Wethouders stellen voor, de pacht met 3 jaren te verlengen, tegen den thans gel denden pachtprijs van f 32.per H.A., zoodat dus, nu de oppervlakte nog bedraagt 31.45.70 H.A., de totale pachtprgs wordt f 1006.62 per jaar. De Heer ODENHOVEN vraagt, wat de reden is, dat voorgesteld wordt, om deze pacht maar met 3 jaren te verlengen. De VOORZITTER antwoordt, dat dit geschiedt met het oog op de nieuwe Pachtwet. De Gemeente moet daarmee, evenals een particulier, voorzichtig zijn en ook de pachters zullen het liever hebben aldus. Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad hierna, overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 9 der agenda: „Voor stel van Burgemeester en Wethouders, om hen te machtigen met den Staat der Nederlanden eene overeenkomst aan te gaan, tot toevoeging van 59,40 H.A, gedeelten van Sectie H nos, 1652 en 1715, aan het plan van bebossching met renteloos Rgksvoorschot. De Heer VAN DIJCK zegt, niet te hebben kunnen vaststellen, waar deze gronden gelegen zijn. Hij is geen liefhebber van bebossching, aan gezien hg van oordeel is, dat meer menschen hun brood kunnen ver dienen op een boerderij. Spreker zou ook niet weten, welke gronden in de gemeente nog bg uitstek geschikt zgn om beboscht te worden, uit gezonderd wellicht enkele kleine, hoog gelegen perceelen. Verder meent Spreker, dat vele gemeenten, die veie groote complexen bosch hebben en die nu grond te kort komen om in cultuur te brengen, geweldig te kampen hebben om deze aan de bebossching te onttrekken; daarvoor is bijna geen goedkeuring te verkrijgen. De Heer PUBBEN kan zich geheel met het door den Heer van Dijck betoogde vereenigen. Ook hij zou bezwaar hebben tegen deze toevoeging, als het gronden betreft, die geschikt zijn voor ontginning, Ook de Heer VAN HAREN voelt het bezwaar, tenzij het perceelen betreft, die niemand hebben wil om te ontginnen. De Heer STEEGHS verklaart zich ook tegen bebossching, indien de grond voor cultuur geschikt is. De Heer ODENHOVEN voelt ook meer voor ontginning. Als er echter hier of daar een groot perceel ligt, dat voor bebossching in aanmerking komt en daar tusschen in liggen dan enkele vierkante meters of zelfs enkele aren, die wel voor ontginning geschikt zijn, zou Spreker toch het geheele complex willen laten bebosschen. Spreker vindt vruchtbare weiden en bouwlanden wel mooi, maar het natuurschoon mag daarbij toch ook niet vergeten worden. De Heer GOUMANS vraagt, wie nu eigenlijk beslist of een perceel geschikt is voor ontginning, dan wel voor bebossching, en vraagt of dit nu ook geschiedt door den Cultuurtechnischen Dienst. Spreker voelt het meeste er voor om maar zooveel mogelijk gronden te ontginnen. Al zijn het ook maar perceeltjes van een paar H.A. dan kan er toch nog een klein boerderijtje op gesticht worden, want ook daAraan en daaraan vooral is in Venray gebrek. De Heer MILLEN vindt ook, dat er in Venray weinig kans bestaat om een klein boerderijtje op te richten. Spreker meent, dat hieraan wel eens meer aandacht besteed mag worden. De VOORZITTER antwoordt, dat de te bebosschen gedeelten zijn ge legen in blok II bij het Hub. Janssen-park en in blok VI bij Kempkens berg. Verder is Spreker van oordeel, dat er in deze gemeente toch nog gronden genoeg zijn om te ontginnen, zoowel in eigendom bij de ge meente als bg particulieren. De kwestie van het natuurschoon, die de Heer Odenhoven heeft aangehaald, mag echter zeker niet den doorslag geven, al behoeft ze niet geheel buiten beschouwing gelaten te worden. En bebossching is toch zeker ook productief. Spreker adviseert thans overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders deze gronden aan de bebossching toe te voegen. De Heer VAN HAREN merkt in verband met dit punt nog eens op, dat hier het groote voordeel, hetwelk er gelegen zou zijn in commissie'» van advies en bijstand, weer duidelijk in het oog springt. Als er bijv. voor dit onderwerp een commissie was geweest, die den Raad adviseerde, zou het veel makkelijker vallen om een beslissing te nemen. Spreker weet niet, hoe de Voorzitter over deze kwestie denkt, maar het alge meen gevoelen van den Raad is wel, dat commissie's zoowel op dit ge bied als op ander terrein noodzakelijk zijn. De Heer PUBBEN vindt ook, dat commissie's noodzakelijk zijn, want zooals nu ook in dit geval weten noch de Voorzitter noch de beide Wethouders eigenlijk precies, welke grond beboscht zal worden. Vroeger, toen Spreker nog Wethouder was, heeft hij meermalen ondervonden, dat het Staatsboschbeheer er sterk voor is om maar zooveel mogelijk groote complexen te bebosschen. En nu moet de Raad natuurlijk niet zoo klein zijn om over 1 Aren en zelfs nog niet over 1 H.A. bouwgrond te vallen, en dat is de Raad ook niet, maar men moet de terreinen toch ken nen, en nu weten we niets. De Raad meent het goed met de belangen van de gemeente, maar is zoo niet in staat om daarover te oordeelen. Ook vroeger was de geheele Raad. reeds voor commissies, maar Burge meester van de Loo heeft dit steeds tegen gehouden. De Heer STEEGHS spreekt zich ook uit voor commissies. Verder is zijn oordeel, dat al de grond, die voor ontginning geschikt is, ock daarvoor moet bestemd worden, want hg zal gretig van de hand gaan. De Heer VAN DUCK zegt, nu gehoord te hebben, waar die grond ongeveer ligt en dan ligt er een gedeelte op heel hoogen grond. Spreker weet niet, hoe de Cultuurtechnischen Dienst over deze bebossching denkt, maar het lijkt wel, alsof deze heeren er over te beslissen hebben en de Raad niets meer te zeggen zal hebben. Spreker verzoekt om aanhouding, dan kunnen wij ons eerst eens ervan overtuigen, wat het precies voor grond is. De VOORZITTER zegt, dat het ook hem beter lijkt, dat dit punt eens aangehouden wordt, dan kunnen de Heeren Raadsleden persoonlijk de zaak «ens gaan bekijken. De Heer ODENHOVEN vraagt, of de arbeiders dan niet de dupe ervan kunnen worden, doordat de werkverschaffing b.v. stil gelegd zal moeten worden. De VOORZITTER antwoordt ontkennend. De Heer GOUMANS vraagt, of er nu een Commissie benoemd wordt. De VOORZITTER antwoordt, dat de Heeren persoonlijk kunnen gaan kijken. De Heer VAN HAREN verzoekt, om dan tijdig ter gemeente-secretarie een situatiekaart voor de Raadsleden klaar te laten leggen, want anders kan men nog niet vinden waar de grond ligt. De VOORZITTER zegt, dat hiervoor gezorgd zal worden. Zonder hoofdelgke stemming wordt hierna goedgevonden dit punt aan te houden tot een volgende vergadering. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 10 der agenda; „Verzoek van W. J. van Brederode te Venlo om verlaging hypotheek rente." Burgemeester en Wethouders stellen voor deze rente, thans bedragende 4Y2 pCt., (kapitaal is f 8000.met ingang van 1 Januari 1939 te verlagen tot 41/., pCt. De Heer ODENHOVEN juicht het toe, dat Burgemeester en Wet houders met hun verlaging ook hier niet verder gegaan zijn dan 1/4 pCt., daar ook de Venraysche menschen, die hypotheek van de gemeente hebben, niet meer verlaging hebben gekregen. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 11 der agenda„Ver zoek van de kinderen Jac. Camps te Oostrum C 23, om een bedrag van f 3500 van de gemeente ter leen te krijgen onder verband van eerste hypotheek op te bouwen woonhuis met stalling en schuur." Burgemeester en Wethouders meenen bg hun standpunt in deze te moeten persisteeren en stellen den Raad dan ook voor, op het verzoek afwijzend te beschikken. De Heer VAN BOVEN wijst er op, dat dit verzoek de vorige ver gadering reeds is behandeld en dat ook hij op zijn ingenomen, aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders tegenovergesteld standpunt meent te mogen big ven, mede gezien de schatting van de waarde van de gronden door de Heeren Pubben en Goumans. Er is in de Raads vergaderingen reeds meermalen gesproken over het helpen van den kleinen man en nu biedt zich hiervoor weer eens de gelegenheid en zou men die niet benutten. De Heer VAN HAREN zegt, dat hg van standpunt veranderd is, nu hij de door deskundigen geschatte waarde van den grond heeft gehoord. Spreker zou dan ook voor willen stellen, deze hypotheek te verleenen tot het bedrag dat verbouwd wordt, onder voorwaarde, dat jaarlijks een gedeelte der hoofdsom wordt afgelost. De Heer PUBBEN steunt het voorstel van Haren. Spreker is van oordeel, dat de Gemeente nog wel beleggingen heeft, die niet zoo safe zgn. Volgens hem is bier meer dekking aanwezig dan in de aanvrage, waarvan in het volgende punt sprake is. De Heer STEEGHS kan er zgn stem ook aan geven in zoover, dat zooveel hypotheek verleend wordt als er verbouwd wordt, temeer waar het hier een ingezetene betreft. De Heer MILLEN wijst er op, dat ook hij zijn in de vorige vergade ring ingenomen standpunt handhaaft. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders hun stand punt van den vorigen keer handhaven, omdat zij nog dezelfde bezwaren tegen het verleenen dezer hypotheek hebben. Verder zouden deze deels nog minderjarige kinderen ook eerst machtiging van den Kantonrechter moeten hebben om deze hypotheek te aanvaarden. Eerst hierna zou de Raad kunnen besluiten om hypotheek te verleenen. Burgemeester en Wethouders stellen als eersten en absoluten eisch, dat het geld beslist veilig belegd moet zijn en dat de Gemeente niets mag riskeeren. De Heer GOUMANS zegt, dat Camps er met den Kantonrechter over gesproken heeft en dat deze zich er mee kan vereenigen. Verder kan Spreker zich met het voorstel van den Heer van Haren vereenigen. De Heer VAN BOVEN deelt nog nader mede, dat de Kantonrechter aan Camps gezegd zou hebben, dat hij er zich mede kan vereenigen, dat zelfs een hypotheek wordt opgenomen tot max. f 4000 met hoogstens 41/. pCt. rente. Spreker meent verder, dat, als de Raad nu besluit om de hypotheek te verleenen, de machtiging van den Kantonrechter toch nog gevraagd kan worden. Anders zal er vermoedelijk weer zooveel tgd overheen gaan, want wanneer krijgen wij weer Raadsvergadering. Dit maal heeft het zelfs 3 maanden geduurd. De VOORZITTER antwoordt, dat we in de toekomst wel meer ge regeld vergaderingen zullen kunnen hebben, daar we nu over het doode punt heen zgn, en brengt vervolgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming. Uit de gehouden stemming blijkt, dat voor stemden de Heeren Houben, Nelissen en van Dijck, terwijl tegen stemden de Heeren Goumans, van Haren, Steeghs, Pubben, Reintjes, Millen, Arts, Odenhoven, van Boven, Janssen en Vermeulen. De VOORZITTER zegt, dat thans aan de Kinderen Camps medege deeld zal worden, dat zij machtiging kunnen vragen aan den Kanton rechter en deze over leggen. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 12 der agenda: „Ver zoek van E. van de Pasch, om hem ingevolge Raadsbesluit van 4 De cember 1929, te willen verstrekken een bedrag van 3500.voor een door hem aan de Wilhelminastraat, op perceel Sectie C no 6356 te bouwen woning voor zelfbewoning." Burgemeester en Wethouders stellen voor het gevraagde bedrag toe te staan en de rente te bepalen op 4 pCt. Zonder hoofdelgke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 13 der agenda „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met de Nederlandsche

Peel en Maas | 1938 | | pagina 5