Op expeditie door Kameroen
De inheemsche vorsten bieden ons
hun geschenken aan
-
lustituut voor onderzoek
van de Föhnziekte e
In N.W. Afrika strekt zich, tusschen de Golf van Guinee, Nigerië en het Tsaadmeer, de vroegere Duitsche
kolonie Kameroen uit. Een breed woud scheidt het grasrijke binnenland van de kust. De hoogvlakte stijgt
op enkele punten tot 3000 meter. Door de hoogten breken zich talrijke rivieren heen, vele stroomversnellin
gen vormende. Het klimaat van deze streek is aan de kust ongunstig en soms gevaarlijk door de slaap
ziekte. Het is nog grootendeels onbekend. Hieronder vertelt een van de leden der expeditie, die onlangs uit
Kameroen terugkeerde, van zijn bevindinggen.
Hoe grooter de stoet van blanken is, hoe
meer de hoofdman verwacht; zij hechten
niet zoozeer aan de waarde, maar veelal
is de omvang van doorslaggevende betee-
kenis. En het is niet altijd even gemakke
lijk, terstond allerlei geschenken bij de
hand te hebben en even moeilijk is het den
hoofdman op politieke wijze aan het ver
stand te brengen, dat hij met weinig of
niets tevreden moet zijn, daar het gevolg
over het algemeen is, dat hij dan den ver-
De hoofdman zendt cos zijn geschenken.
WELGEMOED braken wij op een
goeden morgen, toen de zon
reeds helder scheen op, en ver
lieten de vesting Bamenda, waar wij den
nacht hadden doorgebracht. Onze tocht
strekte zich uit over een afstand van on
geveer 700 k.m., door het vlakke grasland
van Kameroen. Vroolijk marcheerden wij
langs den wel primitieven, maar niettemin
voor auto's berijdbaren weg. Talrijk wa
ren de vrouwen, die met enorme lasten op
hoofd of schouders naar de markt gingen.
Behalve een doek om de lendenen, waren
zij geheel naakt. Dit zgn. lendenschort was
in vele gevallen vervaardigd uit gras; ver
scheidene droegen om den hals een goed
koop kettinkje. Zij toonden voor ons, Eu
ropeanen een diepen eerbied en van het
oogenblik, dat zij ons hadden zien aanko
men, totdat wij voorbij waren, bleven zij
aan den kant van den weg, diep voorover
gebogen, staan.
Het mannelijke gedeelte der bevolking
was iets vrijmoediger. Zij zagen ons
nieuwsgierig en grijnzend aan, de kleine,
gespierde vechtersbazen uit dit vlakke
grasland. Hun kleeding was veelal uit ge
weven stoffen vervaardigd; op het hoofd
droegen zij kunstzinnige mutsen en met
hun zelfvervaardigde wapens maakten zij
een prachtigen indruk. Een krasser te
genstelling dan tusschen dit schrandere
volk en de negers aan de kust kan men
zich nauwelijks voorstellen.
De dragers, die wij in Bamenda in
dienst genomen hadden, waren ongetwij
feld de beste, die wij tot nog toe in geheel
Afrika gehad hadden. Met hun last van
ruim vijf en twintig kg., die zij op het
hoofd droegen, hadden zij niet de minste
moeite. Vroolijk schertsend konden zij uren
achtereen voortgaan door berg en dal, in
een dergelijk tempo, dat wij hen nauwe
lijks bij konden houden. Onze doorsnee-
marsch bedroeg ongeveer 25 a 30 km. Op
een dag marcheerden wij met onze dragers
zelfs meer dan veertig k.m., en zij waren
zoo verheugd als kinderen, toen ik hun
voor deze prestatie een klein geschenk gaf.
De geweldige uitgestrektheid van dit dik
wijls vlakke land, de wel warme, maar re
gelmatig door verkoelende luchtstroomen
verfrischte lucht, stelt den inboorling in
staat, met gemak groote afstanden af te
leggen, afstanden, die wij in Europa eigen
lijk nauwelijks kennen. Immers, troffen wij
niet dikwijls mannen, maar meer nog
vrouwen aan, die met hun handelspakket
van bijna 50 kg., in twee of drie dagmar-
schen ris ar een ruim honderd k.m. afgele-
Otfö Op de bureaux van overhêid en plantage zijn ook zwarte klerken in dienst.
gen marktplaats gingen. Andere handela
ren, in het bijzonder de ,haussas", maken
het zich wat gemakkelijker, doordat zij
gebruik maken van een taai ezeltje. Maar
de „kleermaker" heeft het weer veel moei
lijker. Hij trekt met zijn zware naaima
chine op den rug van markt tot markt.
Een schoone, maar dikwijls ook zeer
kostbare en tot wederkeerige verplichting
aanleiding gevende gewoonte, is het ge
schenk, dat aangeboden wordt door den
hoofdman van een dorp. Nog maar nauwe
lijks kwamen wij in een nederzetting aan
en hadden onze tenten voor het nachtver
blijf opgeslagen, of afgezanten van den
hoofdman, of dikwijls ook deze zelf, kwa
men om ons te begroeten en ons de tra-
ditioneele geschenken aan te bieden in den
vorm van kippen, eieren en mais, of an
dere veldvruchten. Natuurlijk verwacht de
gever in dit land geschenken terug en ver
langt bovendien, dat zij kostbaarder zullen
zijn dan hetgeen hij zelf gegeven heeft.
Wanneer men aan zijn verwachtingen niet
voldoet, zal hij niet nalaten zijn ontevre
denheid en teleurstelling duidelijk te la
ten gevoelen. In dit opzicht zijn de inboor
lingen bijzonder ongegeneerd.
deren marsch officieus bemoeilijkt op ve
lerlei manier.
De aanzienlijkste hoofdmannen, onder
wie de „koning" Momso van Kunbo, een
van de machtigste inboorlingen van het
land, komen niet uit eigen beweging, maar
moeten aangezocht worden. Dikwijls zijn
zij dan vergezeld van prachtig gekleede
krijgers. Iedere hoofdman brengt zijn eigen
stoel mede en is voor geen geld ter wereld
te bewegen, te gaan zitten op hetgeen de
Europeaan hem hoffelijk meent te moeten
pier" waarin de koopwaar, wanneer zij
verkocht is, gewikkeld wordt.
Langzaam maar zeker naderde in het
hooggelegen grasrijke gebied de regentijd,
die hier vroeger intreedt dan aan de kust.
Toen werd het tijd, dat wij den terugtocht
aanvaardden.
Om niet overgeleverd te zijn aan de wel
willendheid van het een of ander zwartje,
gaven wij er de voorkeur aan, den moei
lijken weg naar de kust door het Engel-
sche gebied te voet af te leggen. Nadat wij
Het zout is op de markt een kostbaar
artikel.
In het instituut voor onderzoek van de
beruchte Föhnziekte in de stad Innsbruck,
heeft Duitschland een inrichting, die eenig
ter wereld is. Hier onderzoekt men de
Föhnziekte op haar symptomen, haar ver
loop en de therapie.
Men heeft nog altijd voor het ontstaan
en optreden van den Föhn, den warmen
valwind, die soms dagen achtereen op een
stormachtige wijze woedt aan. de Noord
hellingen der Alpen, geen afdoende ver
klaring kunnen vinden. De vroegere mee
ning, dat de warmte ontstond door het
plotselinge vallen van heele luchtlagen,
heeft plaats moeten maken voor een nieu
we visie, volgens welke de oorzaak gezocht
zou moeten worden in warme luchtstroo
men, die uit de Sahara afkomstig zijn.
Deze Föhnwind brengt een onaangename
ziekte met zich mede, die in een stad als
Innsbruck soms zeer veel voorkomt. Daar
om is het ook begrijpelijk, dat hier een in
stituut als boven genoemd is gevestigd. Hier
onderzoekt men de patiënten, die voor een
goed deel afkomstig zijn uit inheemsche
bevolking, uiterst zorgvuldig. Ongewone
prikkelbaarheid, groote behoefte aan slaap,
moeheid, en migraineachtige hoofdpijnen
zijn onder meer de symptomen van de
Föhnziekte. Evenwel er komen slechts en
kele gevallen voor, die een ernstig karak
ter aannemen.
De bij sommige personen optredende
zwaarmoedige depressies kunnen een en
kele maal aanleiding geven voor het op
komen van zelfmoordgedachten.
Men meent zelfs gedurende deze dagen
een groeiende criminaliteit te kunnen con-
stateeren. Overigens gold vroeger de schi-
rokko, een soortgelijke wind, voor het ge
recht als verzachtende omstandigheid. Dat
het hier evenwel gaat om een ingebeelde
ziekte, toont ook het traditioneele gebruik,
om vooral op de zgn. Föhndagen geen
examens af te nemen. Proeven hebben uit
gewezen, dat op dergelijke dagen de resul
taten onderdeden voor de doorsneepresta
ties. d*,
Boven:
Wanneer wij voorbij marcheeren, blijven de zwaar belaste vrouwen eerbiedig aan
den kant van den weg staan.
Links:
Dikwijls moeten de inboorlingen ruim honderd kilometer loopen voor zij aan de
dichtstbijzijnde marktplaats komen.
aanbieden. Heel graag neemt hij echter,
zij het ook altijd indirect, door den spre
ker, door middel van wien hij zich met
vreemden onderhoudt, tabak en viel liever
nog een flesch sherry brandy aan.
Toen wij bij de stammen der Bali's kwa
men, verlieten onze dragers ons plotseling
om een reden, die zeker even onbekend als
i belachelijk moest zijn. Wij zaten nu in
ernstige moeilijkheden. En ondanks alle
moeite gelukte het ons niet, nieuwe dra
gers te krijgen, daar het oogsttijd was. Bo
vendien zijn de Bali's, vroeger een van de
machtigste krijgersstammen, en berucht om
hun rooverijen, te lui om lasten te dragen.
Wij bezochten nu den ouden koning Mbo.
Deze negervorst Mbo had destijds het
was in 1880 een Europeaan, den Duitscher
Dr. Zintgraff reeds zijn hulp geboden.
Ons kon hij echter niet helpen. Maar eeni-
ge van zijn opperhoofden konden ons vlug
genoeg op dringend verzoek van hun vorst
dragers verschaffen.
Overal in Kameroen treft men nog Duit
sche taalrelicten aan, zel|s hoort men er
een enkele maal zuiver Duitsch spreken;
dat zijn vrijwel altijd Duitsche soldaten,
die zich voorgoed in deze streken geves
tigd hebben. Ook is nog 'veel Duitsch klein
geld in omloop, dat als gewone munt dienst
doet.
De weekjnarkten zijn de brandpunten
van het leven op dit vlakke land. Evenals
bij ons op een kermis, stroomt de heele om
geving uit en is het er een drukte van be
lang. Er wordt gekocht en verkocht, maar
het meeste geruild. Een aanzienlijk contin
gent der marktbezoekers bestaat uit toe
schouwers, die eigenlijk alleen naar de
markt zijn gekomen om met dezen en ge
nen nog eens te spreken. Iedere neger han
delt graag en van velen is het ideaal eens
een winkeltje te hebben, al bestaat de hee
le inventaris dikwijls uit niet meer dan
eenige stukjes suikerriet, twee of drie
stukken zeep, wat kruidnagelen en wat de
negers al zoo meer gebruiken.
Als zeer waardevol beschouwen zij ook
nu nog het zout. Meestal wordt hét ge
wonnen uit het zeewater, maar dikwijls
ook in het hooge binnenland, waar het uit
verdampte waterpoelen wordt samenge-
schraapt.
In kleine kegeltjes wordt het zout op
frissche, groene bananenbladeren aangebo
den, en deze bladeren zijn tevens het „pa-
Maria-Theresienstrasse in Innsbruck, i
de naar verhouding nog tamelijk geriefe-
lijken weg door het vlakke grasgebied en
het dikwijls steil afloopende hooggebergte,
achter den rug hadden, ging het langs
eeuwig natte paden, door het oerwoud.
Steeds moeilijker werd onze reis, door
dat wij ravijnen moesten oversteken, het
geen door middel van boomstammen moest
gebeuren, die dwars gelegd waren door de
inboorlingen. De wegen waren bovendien
dikwijls door de hevige slagregens uitge
hold, zoodat het wel ravijnen leken en tal
rijke rivieren, die inmiddels reeds sterk
gewassen waren, moesten wij doorwaden.
Dikwijls werden wij verrast door torna
do's, hevige stormwinden, en wij waren
blij, toen wij eindelijk na zes maanden op
expeditie te zijn geweest, weer bij de kust
gekomen waren en op een vrachtschip,
dat voornamelijk bananen vervoerde, de
terugreis naar het vaderland aanvaardden.