TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
FEUILLETON.
Jonge kracht op
ouden grond
Katholieken met
valsche schaamte.
Misverstanden
moeten de wereld uit.
Zaterdag 25 Juni 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 26
Het Geloof der eerste Christenen in de
Gemeenschap der Heiligen.
De Romeinsche Katakomben, onderaardsche christelijke be
graafplaatsen, en daarmede hunne getrouwe nabootsing te Val
kenburg, hebben eene groote apologetische waarde, zoowel door
de schilderingen, die men er aantreft, als door de grafschriften,
die er gevonden zijn.
Een geloofspunt, dat in de katakomben op bijzonder duidelijke
wijze aan den dag treedt, is de communio sanctorum, de gemeen
schap der heiligen. Zoowel de schilderingen als de grafschriften
toonen aan, dat de toenmalige Christenen voor hunne overleden
nabestaanden hebben gebeden, en dat zij deze gevraagd heb
ben, voor hen te willen voorspreken bij God. Ten bewijze daar
van volge hier de vertaalde inhoud van eenige, te Valkenburg
weergegeven grafschriften
„Moge God uwe ziel verkwikking schenken."
„Gedenk, Heer Jezus, ons overleden kind."
„Ik bid u, broeders, wanneer gij hier komt, voor mij te
willen bidden."
„Gentianus in vredegedenk ons in uwe gebeden, omdat
wij weten, dat gij bij Christus zijt."
„Uwe ziel ruste in vredebid voor uwe zuster."
„Mogen de Heiligen ons en onze broeders gedachtig zijn."
„Heilige Basilia, wij bevelen u onze overledene dochter aan."
„Dionysius, braaf kind, dat hier rust bij de martelaren, gedenk
ons in uwe gebeden. (En ook ons, den beeldhouwer en
den metselaar.)"
Ook het beroemde grafschrift van den bisschop Aberkios, da-
teerende uit het einde der tweede eeuw, dat ook in andere
opzichten groote apologetische waarde heeft, getuigt van het
geloofspunt der Gemeenschap der Heiligen. „Overal", zoo heet
het daarin, „reikte mij het geloof den visch (het oud-christelijk
symbool van Christus), dien de reine maagd gevangen heeft.
Overal bracht het geloof dien aan de vrienden tot spijs, door
dien het hun heilzamen wijn met brood aanbood. Mogen allen,
die dit begrijpen, voor mij bidden."
Evenals de grafschriften spreken ook de schilderingen in de
katakomben, ten aanzien der communio sanctorum, eene duidelijke
taal. Telkens en telkens ziet men, bij de graven, Daniël afge
beeld in den leeuwenkuil, Noë voorgesteld in de ark, de drie
jongelingen in den vuuroven, Jonas, Job en andere voorstellin-
gen, die de verlossingsgedachte uitdrukken, wier inhoud men
reeds vermeld vindt in gebeden voor de overledenen uit de
eerste tijden van het christendom, en dien men nu nog terug
vindt in de commendatio animae, onze gebeden der stervenden.
Deze afbeeldingen zijn niets anders dan een, in beeld uitgedrukt
gebed voor de overledenen „Ontferm U, o God, over de ziel
van dezen afgestorvene, zooals Gij U erbarmd hebt over Daniël,
en hem gered hebt uit den muil der leeuwen zooals Gij Noë
gered hebt van den zondvloed," enz. enz.
Het bidden der overledenen voor hunne achtergebleven nabe
staanden vinden wij, naar de meening van Wilpert, weergegeven
door de, in de katakomben voortdurend terugkeerende voorstel
ling van de orante. Dit is een persoon in biddende houding met
uitgestrekte armenhet stelt de ziel van een overledene voor
in den hemel. De houding met uitgestrekte armen, zoo zegt
Wilpert, was niet die van iemand, welke aanbidt wel van
hem, die iets vraagt. Wie in den hemel is, heeft voor zich
zelf niets meer noodig. Indien hij iets vraagt, moet het dus voor
een ander zijn. Welnu, de overledenen worden hier voorgesteld,
biddende tot God voor hunne nabestaanden, opdat ook deze
de hemelsche gelukzaligheid mogen verkrijgen.
Van zeer groote beteekenis is eene orante-vöorstelling in het
Coemeterium majus, eene der, te Valkenburg weergegeven kata
komben. Zij geeft, zooals Wilpert heeft aangetoond, de Maagd
Maria weer met het Christuskind. Met deze voorstelling van
Maria als orante heeft men er dan op willen wijzen, dat de
Moeder van Christus de voorspreekster is van de menschheid,
de „advocata", zooals de H. Irenaeus (-}-195) haar reeds genoemd
heeft.
Deze regelen zullen ongetwijfeld een ieder overtuigen van
de godsdienstige beteekenis der Valkenburgsche Katakomben.
Dat deze inderdaad op andersdenkenden een diepen indruk
maken, blijkt o.a. uit een artikel, dat een hoogleeraar aan de
universiteit van Gent in La Flandre Libérale geschreven heeft,
waarin hij zich met grooten lof uit laat over het Valkenburg
sche werk, en verklaart, dat, wat hij daar gezien heeft, hem,
„incroyant"ten zeerste heeft getroffen.
DrD.
Dit symbolisch karakter der katakombenschilderingen, tot dan toe algemeen
door PAUli KUYPEKS.
(Nadruk verboden)
20
Maar Driek bleef maar aandringen
met het vatten van zijn handen en met
te zeggen, dat hij Bertje zoo graag
hoorde zingen.
Bertje zong onderhand voor opa's.
Het liedje duurde lang Opa vatte
z'n handen maar vaster. Hij zuchtte at
en toe. Ge zaagt zijnen adem gaan in
de koue lucht van de kamer. Bertje
zong z'n liedje heelemaal uit.
Toen het gedaan was, kon opa niks
meer zeggen. Hij lag teruggevallen in
de kussens.
Nee hij zei wezenlijk niks meer.
Bertje moest nou wel gaan
Hij zocht in het grauwe licht van
het nachtpitje naar de deur. Hij keek
nog 'ns naar opa, die nou wel inge
slapen zou zijn. Hij kwam in den herd
met zijn speculatie-mannen in de hand
Opa is in slaap gevallenzei
Bertje.
Toen ze gingen kijken, lag Driek in
het roode licht, dat veelkleurig over
het witte beddegoed huiverde, heele
maal ineengezakt.
Hij was gestorven.
Frans en Marie hadden zat met dezen
jongste te stellen. Hij kon op de klas
zoo maar ampertjes mee. Ze lieten
hem overgaan, omdat ze wisten dat hij
beter kon en daarbij hoopten dat hij
beter doen zou.
Bertje vlegelde maar raak.
Hij werd nog eer dat hij twaalf jaar
was publiek naar het politie-bureau op
gebracht. Hij had peren gestolen.
Toen hij dien avond thuis kwam, zat
Marie te schreuwen. Frans gaf hem
geen knippen, hij hoefde niet naar de
opkamer. Ze zeien niks tegen hem. Ze
zwegen toen hij naar bed ging. Ook
toen hij 's morgens op kwam en weer
naar school ging.
's Middags aan de tafel kreeg hij
alles zooals de anderen, maar vader
en moeder zeiën niks tegen Bertje's.
Hij mocht dien vrijen middag niet mee
naar het bosch waar vader heiplaggen
ging halen.
- Gij zijt de mijne niet meer, deuge-
niet 1 zei Frans.
Hij was niet meer van vaders 1
De anderen kwamen bij vaders in
zijn plaats.
Toen hij in den herd kwam zat
moeder in haren stoel. Daar is hij
schreuwend bij gaan zitten.
Natuurlijk heeft Marie hem terug ge
vat als jongen.
Hij werd nou al zoo groot. Vader
en moeder hadden van hem nog wel
gedacht, dat hij pater worden zou. Het
zou een eer voor 'n ouder zijn geweest.
Nou hadden ze al schande van hem.
Hoe kon hij vaders en moeders zooiets
aan doen
Hoe gaat dat.
Bertje was subiet weer moeders
jongen.
De anderen waren er niks verwon
derd over. dat ze weer plaats moesten
maken bij vaders als hij naar den molen
ging om te laten malen, als hij ging
teulen, als er tabak gehaald moest
worden waar vader 'n snoepcent bij gaf.
Bertje maakte ruzie tegen dien
weversjongen uit de straat, die zijne
kameraad was, om er vanaf te komen.
Op de school wees de onderwijzer
hem na eenigen tijd dikwijls aan, als
andere onderwijzers 'ns bij hem binnen
liepen.
Het was wonderlijk. Voortaan stond
aangenomen, en door de Rossi, den grootmeester der christelijke archaeologie,
Mgr.Wilpert, den grooten duitschen katakombengeleerde, vooral ook door den
bekenden archaeoloog Edmond Leblanc met bijzonderen nadruk naar voren
gebracht, wordt den laatsten tijd door Prof. Styger, en door nog anderen met
hem, ontkend of betwijfeld. Zij mecnen, dat die afbeeldingen eenvoudig
belangrijke gebeurtenissen uit het Oude Testament weergeven, zonder eeni
ge diepere beteekenis ten aanzien der overledenen.
Prof. Styger aanvaardt deze redeneering van Wilpert niet. Die houding
met uitgestrekte armen, zoo meent hij, behoeft geen „vragen" te beteeke-
nenzij kan ook vreugde, een jubelen uitdrukken.
Vooral onder de z.g. voor
aanstaande Katholieken vele
slappelingen.
In zgn. zoo treffende radio-licht-
battens, heeft de Weleerw. Heer
Henri de Greeve, voor enkele weken
een tweetal groepen katholieken
verweten, dat zij vaak schuldig zrjn
aan het kweeken van een soort anti
papisme, dat wij dan onzen tegen
standers verwijten.
De eene groep van dit soort katho
lieken bestond uit hen, die Room-
scher dan de Paus willen zijn en die
door een afkeurenswaardige over
drijving onze beginselen en ons ge
loof in een bespottelijk daglicht
stellen bij andersdenkenden en op
die wijze van katholieke opvattingen
op het gebied van geloof en zeden
een caricatuur maken.
De andere groep wordt gevormd
door die katholieken, die door een
valsche schaamte bewogen, overal
en ten allen tijde hun geloof ver
loochenen, die in het openbaar niet
voor hun katholicisme durven uit te
komen en die bij andersdenkenden
den indruk wekken, dat de katho
lieken een stel lafaards zijn.
Deze beide groepen, zoo zeide de
heer de Greeve terecht, zijn de oor
zaak van heel wat anti-papisme.
Het was deze lichtbaken en vooral
de beschuldiging aan deze tweede
groep van katholieken, die „Ons
Noorden" een verontwaardigde klacht
bezorgde van een pas tot het katho
licisme bekeerden intellectueel, die
daarna in Den Haag was. Hg bezocht
Zondagsmorgens de parochiekerk in
de omgeving van Houtrust, waarde
grootsche katholieke demonstratie
ter eere van den Eucharistischen
Koning zou plaats hebben.
In deze parochie, waarin vooral
vele vooraanstaande Haagsche katho
lieken wonen, vroeg de pastoor
namens het Uitvoerend Comité zijn
parochianen met nadruk, om dien
middag door het uitsteken van de
vlag, vooral in de omgeving van
Houtrust, waar het Allerheiligste in
processie door het groote Sportpark
zou worden rondgedragen, mee te
demonstreeren en het geloof in den
Christus Eucharisticus openlijk te
belgden.
En wat was het resultaat Dat
zoo goed als geen enkele vlag in
deze deftige Haagsche wijk, waar
toch zeer vele katholieken wonen,
wapperde.
Onze zegsman, aldus O.N., is toen
eens op onderzoek uitgegaan en
ontdekte zegge en schrijve twee
vlaggen in deze parochie
Dat deze bekeerling, door zooveel
katholieke lafheid, pijnig k getroffen
was, laat zich gemakkelijk begrijpen.
Pater Peters, die hier een rede
hield, sprak van een bangen tijd,
dien wij thans beleven, maar alleen
bang voor de slappelingen, de halven,
de naamkatholieken. Maar voor de
katholieken van de daad, voor de
moedige belijders en strijders van den
Christus, is het een heerlijke tijd.
Zoo is het inderdaad, maar het
schept een zeer groot gevaar,
dat wij vooral onder de z.g.
vooraanstaande katholieken, zoo
vele slappelingen en hazenharten
hebben. Als het gaat om belang
rijke ambten, eerefuncties, voor
aanstaande posten, die zij namens
Bertje Davids bij de „ijverigen" op het
bord, als de maand om was.
Eertijds stond hij bij enkele jongens
met gewoon wit krijt onder .Liever
lui dan moe."
Bertje kreeg eenen brief mee naar
huis.
Voor vader en niet opendoen
Vader werkte achter het huis, toen
Bertje met zijnen brief thuis kwam.
Hij gaf Bertje zoo maar n' stuiver,
toen hij hem gelezen had. Frans is met
den brief naar Marie's gegaan. Bertje
moest naar de Mulo-school. Hij kon
wel doorleeren.
Hij leerde Fransch op die school.
Hij kwam gauw genoeg met 'n mond
Fransch thuis aan Hij kende alle
woorden.
Frans vond het toch schooner, zoo'n
boertje Fransch te hooren zeggen. Het
volgende schooljaar kwam daar nog
Duitsch en Engelsch bij.
Frans was 'n eenvoudige boer en
toen de directeur van het semnare
waar Bertje voor priester ging leeren
vroeg wat hij zooal geleerd had, toen
zei Frans
- Hij spreekt drie vrimde talen en
hij kent alle plaatsen van de wereld
of-ie er zelf geweest is.
Bertje zat zich daarbij wezenlijk te
schamen.
Het was een heele gebeurtenis, toen
Bertje naar het seminarie ging.
Marie had er haar ongedurigheid
mee nou het onderhand zoover ge
komen was en ge kost in die dagen
Frans droomend aantreffen, geleund op
de kruk van zijn schup.
De andere zoons en dochters van
Frans en Marie waren al zoo'n jongens.
Doortje had al 'n vrijer.
Klaas en Driek fietsten Zondags al
weg God weet waarheen. De andere
kinderen, daar was de aarigheid ook
al zoowat af.
Nou ging Bertje naar het seminarie.
Ze waren er eigenlijk grutsch op.
het katholieke volk kunnen be-
kleeden, dan durven ze er wel
vooruit te komen, dat ze katho
liek zijn. Maar wanneer het gaat
om een eenvoudig getuigen en
belijden van hun katholiek ge
loof, temidden van de anders
denkenden. dan geven ze niet
thuis.
De klacht is niet nieuw. Meer
malen reeds i3 op onze Partijraads
vergaderingen geklaagd over het ge
brek aan medewerking van vooraan
staande katholieken om big de
verkiezingen een raambiljet der
Kath. Partg voor te hangen. Zg die
dit doen, behooren tot de zeldzame
uitzonderingen.
Dit gebrek aan meeleven is terug
te brengon tot die valsche schaamte,
tot die geloofs-lafheid, waarever de
Zeereerw. Heer de Greeve destijds
zoo klaagde en die, zooals hg terecht
zeide, ook door andersdenkenden
met minachting wordt geconstateerd
en hun waardeering t.a.v. de katho
lieken tot een laag peil doet dalen.
En als dit oordeel dan ten beste
gegeven wordt en voor ons katho
lieken allerminst vleiend is, dan
spreken we zoo gemakkelijk en zoo
spoedig van anti-papisme.
Maar het is dan een anti-papisme,
waarvan we zelf voor een zeer groot
deel de schuld dragen
Nationaal-socialistische
huwelijksopvattingen*
Bepalingen, zooals wij die hier
voor onze veestapel kennen I
Het laatste snufje, dat door het
„Niederlandisches Pressebureau te
Berlijn als de „letzte Neuheit" ons
in den vorm van propaganda voor
Duitschland toegezonden wordt, is
de publicatie van de nationaal socia
listische huwelijksopvattingen.
„Gezondheid van beide echtgenoo-
ten is de eerste voorwaarde voor het
huwelijksgeluk", is de eerste zin van
het boekje, dat de bruidsparen op
het oogenblik, waarop zij hun onder
trouw aanmelden, namens het Duit-
sche ministerie voor volksgezondheid
wordt overhandigd. Om de wille der
kinderen werd op 18 October 1935
de „wet ter bescherming van de
erfeljjke gezondheid van het Duit-
sche volk" afgekondigd. Wie aan
een erfelijke ziekte lijdt, mag niet
trouwen, tenzij dat een /aa beide
partjjen onvruchtbaar is.
Ook personen die onder curateele
staan of die geestelijk niet normaal
zijn of van wie verwacht wordt, dat
zij een zwak nakroost ter wereld
zullen brengen, mogen niet huwen,
Personen, die een huwelijk willen
sluiten, zijn dan ook verplicht, elkan
der van den gezondheidstoestand
der wederzijdsche familie op de
hoogte te brengen en moeten tevoren
een dokter opzoeken, die moet vast
stellen, of zij de een of andere ziekte
hebben of aanleg voor een ziekte,
die voor echtgenoot of kinderen
gevaar kan meebrengen."
Aldus de allernieuwste huwelijks
bepalingen in Duitschland.
Zoo iets bestaat ten onzent wel
voor den veestapel, waarbjj men
inderdaad geen andere eischen kan
stellen dan die gelden voor een ge
zond en sterk ras, aldus commen
tarieert „Ons Noorden".
In Duitschland wordt echter ter
wille van de afschuwelijke en on
christelijke consequenties van „bloed
Over twaalf jaar zou hij zijn eerste Mis
doen. Dan zouden Marie en Frans al
oud zijn en alle jongens wel getrouwd,
maar hun oude dag zou er zijn bij
zondere zegen van hebben.
Het was toch maar te hopen, dat hij
het vol hield. Hij was zóó veel beter
af als alle anderen tezamen
Bertje ging, bijwijlen dat Marie
schreuwde.
Frans ging hem wegbrengen.
Bertje studeerde op het seminarie.
Hij schreef brieven naar huis, hoe
hij het maakte en wat hij leerde Hij
vroeg naar thuis, hoe het daar ging
Waar z'n kraai was, die hij achter had
moeten laten, of de boomen groeiden,
die hij nog vóór hij ging gepoot had.
Frans ging er voor zitten om die
brieven te beantwoorden. Waar Bertje
naar vroeg, daar schreef vader niks
over. Hij stelde Bertje's iederen keer
het ideaal van priester worden voor
oogen De boerderij was daarbij ver
geleken niks.
Waarom schreef vadei dat toch
Bertje studeerde.
De brieven die hij onderhand schreef
begonnen met Latijnsche woorden, die
ze thuis niet verstonden. Het gaf niks
of ze het verstonden of niet. Het was
te begrijpen, dat je geleerd werd, als
ge student waart
Hij kwam op vacantie terug op de
boerderij Hij maakte niet veel bezwaren
als z'n broers hem meenamen om op
het land mee te werken in die vacantie-
dagen. Bertje was al toe een heelen
jongen uitgegroeid. Hij was het werk,
dat ze hem aanlegde heel goed baas.
Het was goed, dat zoo'n aankomende
jongen wat werk had op de boerderij
in die lange vacanties. Op straat zaagt
ge van alles tegenwoordig. Ge wist
niet of hij daar tegen kon. Er waren
grooter heiligen gevallen Bertje moest
priester worden.
Van het land ging Bertje terug naar
het seminarie. Hij kwam er aan, ge
bruind en grof van huid.
en ras" ook de mensch tot het niveau
van het redelooze dier gediskwalifi
ceerd en als stamboekvee behandeld.
I Wij wjjzen er overigens op, dat
I van wetenschappelijk biologisch
standpunt het absoluut niet vast
j staat, dat twee zwakke menschen
I geen gezonde kinderen ter wereld
j kunnen brengen, afgezien nog van
het feit, dat de geschiedenis tal van
voorbeelden heeft gegeven, hoe in
een broos en zwak lichaam een
koninklijke geest schuilde en deze
personen hebben behoord tot de
wereldgenieën van den geest.
Het koningschap van de schepping
ontleent de mensch trouwens ook
niet aan de kracht van zgn lichaam,
maar aan zijn geest. Het ergste
intusschen is, dat deze verwaten
regeerders, die zelfs Gods plannen
meenen te moeten ordenen, de een
voudige waarheid niet kennen van
den catechismus, nl. dat de mensch
op aarde slechts geschapen is om in
dit leven God te kennen, te dienen
en Hem na het leven eeuwig te aan
schouwen.
En met deze eenige en hoogste
levenstaak van den mensch, hebben
de z.g. stamboekvee-kwaliteiten,
v/aar het huidige verheidensche
Duitschland zich blind op staart,
niets, maar dan ook niets gemeen.
Uit wettelijke maatregelen als deze
proeven we op welk laag peil Duitsch
land thans reeds is afgezakt. Het
is hetzelfde waarop de heidensche
Grieken en Romeinen zich bewogen
en aan welke culturen zij ten onder
gegaan zijn.
De Heer Ir. Jacq. Timmermans,
Rijks veeteeltconsulent schrijft:
In zgn stevige en duidelijke
op de algemeene vergadering van de
L.C.O. heeft dr. Droesen twee zaken
behandeld die in nauw verband staan
met de voedingsleer en mij dus zeer
ter harte gaan. Temeer nog, omdat
uit latere gesprekken mij bleek, dat
sommigen meenden, dat dr. Droesen
dingen had beweerd, die in strijd
zijn met wat ik altijd verkondig.
Dat is heelemaal niet waar, gelijk
uit het volgende moge bljjken.
Vooreerst dan had dr. Droesen het
er over, dat nu de prijs van rogge
zooveel lager is en niet gemakkelijk
de overtollige rogge is uit te voereu,
de fabrikanten van mengvoeders
daarin groote hoeveelheden rogge
moesten verwerken.
Toevallig werd deze kwestie eenige
dagen geleden ook besproken op een
vergadering van het Centraal Vee
voederbureau te Utiecht, Drenthe
wilde zelfs proeven om aan te toonen
de kwaliteiten van rogge als veevoer
en varkensvoer. Dit werd totaal over-
Dodig geacht omdat de praktijk die
kwaliteiten wel kent en omdat tal
van vroegere proeven deze nog dui
delijk hadden aangetoond.
Vast staat, dat het krachtvoer
zoowel bij rundvee als bij oudere
varkens (dus boven de 50K.G.)voor
60 pet. uit rogge kan bestaan zon
der de spijsvertering, den eetlust enz.
te schaden. Natuurlijk meet dan de
rest van het krachtvoer in staat zijn
om de behoefte aan eiwit in het
totale rantsoen te dekken.
Vast staat ook, dat rogge de hard
heid van het spek bevordert en maïs
in tegenovergestelde richting werkt.
Het is dan ook geen toeval, dat
Landbouwbelang met mij reeds vóór
de vergaderiDg van de L.C.O. besprak
de wenscheljjkheid om méér rogge
in de mengvoeders te verwerken.
Maar Landbouwbelang en ik hebben
er verbazend het land aan, om tussen
tijds de mengvoeders te veranderen
van samenstelling. Het is bekend,
dat ieder jaar tegen den herfst, of
liever vóór den staltijd de samen
stelling der krachtvoeders van Land
bouwbelang wordt herzien. Men heeft
op dat moment ook beteren kijk er
- Of hij ook aan zee was geweest,
of hij veel gezwommen had, vroegen
ze hem.
Bertje kende de zee niet. Hij knipte
met zijn oogen, als hij dacht aan al
dat pulverzand, dat hij in z'n oogen
had gehad, toen hij op den akker egde
voor groenvoer
Hij zei dat hij gewerkt had voor de
„Fertilitas glaebae", ,de vetheid van
den aardkluit."
Dat stond in een van z'n Latijnsche
boeken. Hij kon bij zoo'n dingen aan
de boerderij terugdenken, 'n Boer had
z'n werk met koeien en paarden en de
gezelligheid van de lange avonden in
den herd rond de plattebuiskachel. Hij
fantaseerde misschien te veel over al
die vertelsels van vaders en moeders
uit den ouden tijd, van Klaas Davids
en Driek de Zwart.
Iedere vacantie was hij liever thuis.
Hij voer met het paard. Hij reed op
den warmen, platten rug van de merrie.
Hij hielp mee op het land of in den
schuur.
Bertje bracht èvel goede rapporten
mee naar huis. Hij praatte Latijn als 'n
pastoor en iedere zin die er op den
herd gezegd werd, vertaalde hij subiet.
Raak of niet raak, niemand kon hem
controleeren. Het was toch zoo'ne ge
leerde jongen. Het was eeuwige zonde
als hij er nou nog uitscheien zou.
Hij ging dezen keer naar het seminarie
terug met de lange broek aan Bertje,
met den witten boord om, 'n blinkende
stropdas en 'n luxe riempje om den
broekband, het was zoogezegd 'n heer
geworden.
Bertje zal zoo zijn eigen gedachten
wel hebben gehad over die dingen. Hij
werd stiller in dezen tijd. Op het
seminarie terug stond hij op de cour'
over de polders heen te turen ergens
in de richting vanwaar hij geboren en
getogen was, waar ge de vrijheid had
en de ruimte om te ondernemen, wat
ge wilde.
Deze gedachten lieten hem niet met
op, hoe de prijzen van alle kracht
voeders zijn en hoe zjj waarschijnlijk
's winters zuilen blijven.
Er bestaat dus geen enkel verschil
in hetgeen dr. Droesen zei op dit
punt en wat Landbouwbelang (in
overleg met mg) doet.
De andere kwestie betreft de
enthousiaste propaganda, die dr.
Droesen terecht maakte voor het op
richten yan het aardappelen vlokken-
fabrieken. Dit zou ook in strjjd zijn
met mijn propaganda voor inkuilen
(zuurvoer van maken) van aardap
pelen. Dat is ook heelemaal niet
waar. De kwestie zit zoo:
Dr. Droesen zei uitdrukkelijk, dat
hij er ook voor is, dat aardappelen,
die men in eigen bedrijf kon ver
voederen, gestoomd werden dus niet
tot vlokken verwerkt. Uit heel zijn
betoog bleek, dat hjj bedoelde: inge
kuild worden, zuurvoer van wordt
gemaakt. Om de doodeenvoudige
reden, dat men dan goedkooper uit
is, dan dat men er aardappelenvlok-
ken van laat maken. Het woord
stoomen moet men dus niet te let
terlijk opvatten.
Wat ik van inkuilen altijd beweer
is het volgende:
Door in te kuilen (zuurvoer van
maken) is het verlies aan aan voe
dingswaarde ongeveer 8 pet. En als
men de aardappelen op een andere
wijze bewaart loopt het verlies (door
ademhaling) bij het voortschrijden
van het seizoen tot 20 pet., ja bij
warme winters wel tot 30 pet. Daar
om zeg ik altgch kuil de aardappelen,
die ge 's winters aan rundvee en
varkens te vervoederen hebt, toch
in; maak er zuurvoer van. En of men
de aardappelen nu vooraf stoomt, of
dat men ze rauw inkuilen moet, hangt
van omstandigheden af.
t Is een feit, dat aardappelen
vooraf gestoomd, minder in voedings
waarde bij inkuilen verliezen (onge
veer 6 pet.) dan wanneer men ze
rauw inkuilt (ongeveer 8 A 10 pet.)
Indien men er dus voor ingericht is,
(al is het zeer primitief) om in kor
ten tgd (hoogstens 4 dagen) groote
hoeveelheden aardappelen te stoo
men, dan moet men dat doen. De
coöperatieve weg (ik denk bijv. aan
zuivelfabrieken) kan heel wat ver-
gemakkelijken en kosten sparen.
Is men van plan ook groote hoe
veelheden aardappelen aan rundvee
te voeren, dan heeft het stoomen
een ietsje minder beteekenis, omdat
men ingekuilde aardappelen aan
rundvee rauw kan vervoederen. Aan
varkens moeten zij toch gestoomd of
gekookt gevoerd worden.
Maar dr. Droesen wil zijn aardap
pel vlokkenfabrieken voor de aard
appels, die men teveel heeft op het
bedrjjf. Om er zoodoende een beter
handelsproduct van te maken door
vermenging in mengvoeders enz. Dit
kan ook tot 60 pet voor rundvee en
oudere varkens (boven 50 K.G.).
Bovendien bevorderen aardappels en
dus ook de aardappelvloltken de
hardheid van het spel in tegenstel
ling met maïs.
Maar dr. Droesen wil zijn aard-
appelenvlokkenfabriek nog om een
andere reden. Vele bedrijven konden
vroeger veel meer aardappelen ver
bouwen door uitvoer naar Duitsch
land enz. Door de inkrimping van
den aardappelenverbouw komt de
gezonde vruchtwisseling in het ge
drang. Dr. Droesen wil nu verlof om
op een gedeelte van den grond, dien
men nu voor rogge gebruikt, aard
appelen te verbouwen, uitsluitend
voor de aardappelenvlokken-fabrica-
tie. Dus aardappelen, die per H.A.
de grootste hoeveelheid droge stof
opleveren.
Of ze voor den mensch smakelijk
zijn of niet, doet hier niets ter zake.
Men kan dus soorten verbouwen, die
men met winst voer f 140 kan af
leveren. Indirecte voordeelen zijn nog:
bljjvende werkverruiming enz.
Tenslotte moet nog een ander mis
verstand de wereld uit. Sommigen
meenen, dat ik gezegd heb, dat aard-
appelenvlokken geen goed varkens
voer vormen. Men verwart hier een en
ander. Ik heb dat gezegd van aard-
appelenmeel en van de gedroogde
aardappelen, die onder verschillende
namen worden geproduceerd.
rust.
Hij studeerde Hij hield van lezen. Hij
droomde daarna over dingen, die hij
gelezen had.
Ge hadt in de wereld oew bestaan
en oew vrijheid om niet de gebonden
heid van den kloosterlijken staat.
Ge moogt niet in een klooster blijven,
als het oew roeping niet is. Wat is
roeping Hij was toch wezenlijk naar
het klooster gegaan om er priester te
worden. Hij had het van jongsafaan
ezegd. Was dat geen roeping geweest?
Bertje ging naar den magister. Het
was voor den eersten keer van zijn
seminarie-leven.
Ik weet niet waarvoor dejongens
allemaal naar u toe gaan, zei Bertje,
maar ik zit nou hier om dat aan den
weet te komen.
De magister glimlachte boven zijnen
gestuikten baard. Hij begon te praten
en bleef, aan den gang.
Hij stelde vragen en gaf zelf het
antwoord. Dit duurde zoo wel 'n kwar
tier lang
De avond kwam in de schemerige
kloostercel binnen. De pater deed geen
licht aan. Bertje zag zijn leven, in z'n
wezen, in z n verlangens geteekend.
Het was 'n ernstig geval.
Bertje moest er zich nog maar eens
over bedenken of hij van het seminarie
af zou gaan. Als het aanhield, dat hij
zich niet voor het klooster geroepen
voelde, dan moest hij het op den vol
genden recollectiedag maar komen
zeggen.
Bertje was teruggekomen in de
killige recreatiezaal, waar de studenten
zaten te mediteeren. Hij had er spijt
van dat ze hem niet direct naai huis
hadden laten gaan.
Hij was dat allemaal niet voor zijn
plezier gaan zeggen tegen den magister.
Den heelen trubbel zou hij nog eens
hebben.
Wordt vervolgd.