TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De enquête naar werkobjecten. FEUiLLiTON. Jonge kracht op ouden grond Zaterdag 11 Juni 1938 Negen en vijftigste Jaargang No 21 Actie van den Kring Limburg voor werkloosheidsbestrijding. ELK LID HELPE MEE Terwijl de wereld rondom in elkaar dreigt te storten, gaat een benepen Hollandsch anti-papisme onaangedaan en onverstoorbaar voort, te hetzen tegen de Neder- landsche katholieken. De toon wordt aangegeven door een beweging, die maar altijd beweert, dat haar doel is, de na tionale eenheid van Nederland te bewerken, maar ondertusschen alle krachten inspant, om de grootst mogelijke verdeeldheid te zaaien. De Nederlandsche katholieken laten zich daardoor niet van de wijs brengen, maar gaan met Gods hulp kalm voort met op hunne wijze het nationaal belang te dienen, wel wetend van welk een beteekenis een groote ka tholiek-politieke organisatie, de staatkundige eenheid van de ka tholieken is voor het algemeen Nederlandsch belang. Ook de Kring Limburg zet zijn actie voortdurend voort, zijn ver antwoordelijkheid beseffend als een voornaam deel der Kath. Staatspartij. Zich zelf versterkend door zijn werk, arbeidt onze kring aan groote volksbelangen. Dezen winter heeft hij de wer ving van nieuwe leden voortge zet en daardoor de afstrooming voorkomen, welke anders na ver kiezingen volgde. „Stille" jaren kent onze poli tieke organisatie niet meer. Ook door den band der organisatie wil onze Kring zijn leden be schermen en behoeden. En om dit meer vruchtdragend te doen zijn, is er den laatsten tijd hard gewerkt voor de politieke ont wikkeling. Op de eerste plaats door onze politieke scholen, die door velen zijn gevolgd, welke wij er met veel voldoening over hooren spreken. Dan door de prooagan- daclubs, welke mede dienen voor de vorming harer leden zelve. En verder door de actie voor De Opmarsch,het halfmaandelijksche propaganda-orgaan der Kath. Staatspartij. Nu het daarvoor geschikte sei zoen voorbij is, heeft de Kring zijn aandacht gewijd aan een ander groot werk, van bijzondere beteekenis ook voor Limburg, de deelneming aan het regeerings- offensief tegen de werkloosheid. De minister van Sociale Zaken heeft de gemeentebesturen bij een schrijven aangespoord, naar werkobjecten te zoeken voor de werkloozen van elke gemeente. De gemeentebesturen worden tot een groote activiteit in deze aangespoord. De minister zegt grooten finar.cieelen steun toe bij de uitvoering. De Kring Limburg der Kath. Staatspartij heeft zich met een schrijven gericht tot alle afdee- door PAUL KUYPERS. (Nadruk verboden) Het was den tweeden Zondag in Mei, toen in een dorp omkanten, de kerk geconsacreerd werd. Dat is een heele gebeurtenis. Driek was daar uitgenoodigd met de boerin. Allee, dat ging aan. Ge hadt weer'ns 'n uitloop. Hij ging er heen. Ge weet niet, wat de oude Dnek dien Zondagmorgen door den kop heeft gespeeld. Jan was niet thuis. Hij was met de vrouw naar de kerk o! mis schien naar haren thuis. Driek voelde zich dezen lentedag zeker weer mees ter op zijn hoeve Hij ging naar den paardenstal. Twee ongeleerde merries had Jan daar op dat oogenblik staan Driek bracht de paarden buiten. Hij bedwong ze met al de kracht van z'n verouderd lijf. Hij spande het andere ongeleerde paard daarnaast. De jonge merries vierden hun nukkigheid uit met het slaan van hun onbeijzerde hoeven tegen de scheien van de kar. Ze sloe gen, dat het kraakte. Ze bogen den onwilligen nek in den haam, die hun weeke nekvel drukte. Ze wentelden en wrongen zich los onder hun zadel. Ze rukten aan de strengen. Driek had ze aan de leidsels. Ze tanden-knaklen knoersend op hun gebitten. - Maakt oe klaar, riep ie legen de boerin, we gaan subiet. Ik ga ze leeren, nou. Ju, zei Driek. De paarden verschoten wél van zijn lingsbestvren, met het doei deze aan fe sporen om een algemeene enquête naar zulke werkobjecten in te stellen. Door zulk een actie werkt onze Kring tegelijk mede aan de uit voering van het Program der Kath. Staatspartij, haar voornaam ste doel en dus haar voornaam ste plicht. De Limburgsche katholieken moeten tezamen solidair zijn voor den werkloozen evenmensch. Zij moeten doen wat zij kunnen, om de werkloozen gelegenheid tot werken te geven. Elk bestuur volge derhalve de aansporing van het Kringbestuur. Ook de leden mogen hun best doen, om met de afdeelingsbesturen hierin mede te werken en daardoor haar ijver te prikkelen. Er is meer dan dat. De enquête moet tevens een onderzoek zijn naar mogelijke uitbreiding en naar behoud van blijvende werkgelegenheid door 'ontginning en ontwatering, door ontginning en ontwatering, door vestiging en uitbreiding van industrieën. De mogelijkheid worde onder zocht, wat gedaan kan worden voor bestaande industrieën door middel van exportpremies, con- tingenteeringen of door andere handelspolitieke maatregelen. Op welke wijze en met wier samenwerking zij dit onderzoek kunnen doen, werd de afdeelings besturen uitvoerig uiteengezet. Zoo komt het Kringbestuur via de statenkring-voorzitters in het bezit van belangrijke gegevens omtrent het groote vraagstuk der werkverruiming en werkverschaf fing. Het gaat hier over gewichtige werken, dat aan de belangen van de gemêenten en hare inwoners tegemoet komt en tevens een bewijs is voor de steeds krach tiger doorwerking onzer staat kundige organisatie en de ver hooging van haar invloed. Bij de verschillende instanties wordt hierdoor steeds levendiger het besef, dat de eerste plicht op economisch gebied op dit oogen blik is: werk te verschaffen voor het volk. Daarvan moet elke afdeeling en ook elk lid van een afdeeling diep doordrongen zijn. Vooreerst als iid van de ge meenschap, als inwoner der ge meente en van het gewest. Hij heeft hier zijn taak in het ge meentebestuur, ais lid der partij. Maar ook als individu. Naast werkverschaffing door de gemeenschap kan nog zooveel particulier werk bevorderd wor den. Hoeveel geld is er niet vastgehouden om de crisis, wat zeer goed besteed zou zijn, wan neer er werk voor werd gegeven. In verschillende groote steden werd deze werkverschaffing door particulieren door een bijzondere actie aangewakkerd. Zulke meer- werk-actie is ook in onzen kring aan te bevelen. Kwam er maar meer kapitaal los van de honderden millioenen welke renteloos liggen. Men kan lang blijven roepen om industrialisatie. Zoolang zij, die over kapitaal beschikken, bang zijn om het te investeeren in industrie, kan er niet veel van terecht komen. Behalve werkobjecten voor de werkverschaffing moet er ook uit gezien worden naar objecten, die onder het werkfonds kunnen vallen, opdat Limburg zijn even redig deel krijge van de millioenen welke daarvoor beschikbaar wor den gesteld. Deze actie van het Limburgsche kringbestuur vinde in alle streken van Limburg weerklank. Hier is spoedig optreden ge boden. De voorbereiding, voor dat aan het werk wordt getogen, eischt steeds eenigen tijd. Er worde daarom terstond aange pakt. Het kringbestuur vertrouwt, dat het onderzoek inde afdeelin- gen vóór 18 Juni a.s. zal hebben plaats gehad. In den loop van dezelfde maand kan dan een vergadering voor de statenkringen volgen. Wanneer algemeen de aanspo ring van het kringbestuur wordt gevolgd, kan men er zeke; van zijn, dat in alle plaatsen spoedig de hand aan den ploeg kan worden geslagen. Wanneer straks te Maastricht en Venlo onze groote landdagen zullen gehouden worden, kunnen, naar we hopen, hieromtrent be langrijke mededeelingen worden gedaan. Elk bestuurslid der afdeelingen en zelfs elk lid, beseffe hier zijn verantwoordelijkheid en plicht I Eén voor allen en allen voor één, blijft onze leus. ROELAND. harden roep. Maar „ju" dat kenden ze niet. Driek vatte een eind hout en sprong in den karrebak. Hij sloeg n' keer, toen viervoetsten de paarden weg. Op de keien van den weg hoorden de paarden den bolde renden dokker van de kar achter zich, Hoog boven hun stond de dreiging van Driek met hei geheven hout. Ze sloegen subiet op hol. Het ging den kant van het akkerland uit. De men- schen stonden te kijken naar het ge weld van deze rit, de viervoetende paarden, daarachter de bolderende slagkar. Het ging over den weg, dat de huizen dreunden. Driek hing aan de leidsels Hij stond met de klompen gespannen tusschen de opstaande bret- ten van de kar. Op den zandweg liepen de paarden nog harder, toen de kar iedere oneffen heid van het vaarspoor meemaakte en de burrie's de paarden aanhoudend in de flanken stootten. Driek schreeuwde, hij vierde de leidsels en sloeg de paarden met het eind hout, dat het klapte Het was voor de menschen op den weg wezenlijk Driek zn' pet was afgewaaid. Zn' gezicht stond grimmig, de kaken voor uit de oogen starend op de paarden. Hij reed door en sloeg maar op de paardenruggen. In een ummezieke werd de drooge huid van deze jonge loopers nat doortrokken. Ze holden door in ongeremde vaart, gedreven door den schrik, voor wat ze achter zich hadden en voor de bijtende slagen van den hijgenden mensch boven hen. Het was ontzettend 1 Driek kende de wegen. Hij wist de paarden onderhand onder bedwang te krijgen. Ze begonnen te luisteren naar de rukken aan de leidsels en Driek dreef maar. De wind spande den jas rond zijn lijf, de gespleten panden had den hun strakke wappering. Middenstand en geld. Wanneer men met middenstanders spreekt, vooral met de onafhankelijke handeldrijvende middenstanders, dan hoort men niets dan klachten. De omzetten loopen terug, de kosten blijven hoog en het winstcijfer daalt. Voor velen is de gedachte aan winst al weggevaagd; zij trachten niets anders te doen dan het hoofd boven water te houden en het leven voor een groot deel op goederencrediet. „Er is geen geld" zeggen zij. An deren drukken hetzelfde uit dcorop te merken, dat het geld bevroren is en dat vele collega's hun finantieele verplichtingen slechts kunnen na komen door faciliteiten te verstrek ken, die de concurrentie weer op nieuw verscherpen. Waarom is er geen geld die vraag beantwoorden zij niet. En daarop komt het juist neer. Er is geld genoeg in omloop. De bankbiljettencirculatie van de Neder landsche Bank beweegt zich nog altijd op een hoog peil. Waar bevindt zich dit geld en waarom komt het onvoldoende in omloop Wanneer op deze vragen een afdoend antwoord kan worden gegeven, dan is tevens den weg gewezen tot verbetering; men moet naar die oplossing zoeken. Wat heeft men eraan om lijdelijk den ondergang tegemoet te gaan en geen moeite te doen om gezamelijk zich tegen dien ondergang te ver zetten Het is onnoodig om ten onder te gaan. Ons land bezit een groote goudschat, die werkloos in de kel ders der Nederlandsche Bank wordL bewaard. Alhoewel het beter zou zijn, het goud als basis van het geld stelsel doen verdwijnen, kan niet worden ontkend, dat het goud de verpersoonlijking is van koopkracht, tenminste zoolang nog een belang rijk deel van de wereld het goud als volwaardig blijft beschouwen. Verder hebben wij de beschikking over uitgestrekte tropische gebieden, die nauwelijks ontgonnen zijn... wij hebben een groote schare werkloozen, die dolgraag aan de arbeid willen gaan, kortom wij hebben alle mid delen om een welvarend volk te worden. Waarom zijn wij dit niet Waarom zuchten te midden onder de ongunst der tijden.... waarom hebben tien duizenden boeren een uiterst schamel bestaan.... waarom het groote aantal werkloozen en het belangrijke con tingent intellectueelen, voor het productie-proces is geslotenWaar om hebben onze industriën het moei lijk en waarom begint de conjunc tuur-teruggang in de wereld ook ons land weer te teisteren, ons land, dat nauwelijks eenige verlichting heeft gehad van de betere tijden in 1936 en 1937 Dit komt, omdat het stelsel niet deugt. Het geld is er wel, alleen bevindt het zich in handen van hen, die er een onjuist gebruik van ma ken. Niet de fout ligt aan het al of niet aanwezig zjjn van het geld, maar wel aan de geldwinst gedachte, die overheerscht en die alles in de wereld remt, ook in ons land. Niet geld moet de hoofdrol spelen, maar de arbeid. Elk mensch, dat werken wil en kan. Moet in de gelegenheid worden gesteld ten bate van het algemeene belang, i.e. het algemeen Nederland sche belang, zijn arbeid ten nutte te maken. Is dit in het particuliere bedrijfsleven vooralsnog onmogelijk, doordat het particuliere bedrijfsleven winst moet maken, alleen doordat het winststelsel nog bestaat, welnu, dan moet het Volk een begin maken, den arbeid op den troon te verhef fen. Het geheele volk, van laag tot hoog, van arm tot rijk, wordt ver tegenwoordigd door zijn regeering en wil met den arbeid de plaats toe kennen, die hij dient te bezitten, dan moet het volk van zijn regeering eischen, dat er een fundamenteele verandering in den toestand komt. Zoolang het volk blijft ondergaan, hetgeen het niet behoeft te onder gaan, dan zal er van de regeering geen wijziging kunnen worden ver wacht. Omdat de regeering gekozen is uit bezittende mannen, die er niets voor voelen om de voordeelen van dit bezit af te staan. Er is een tegen stelling tusschen hen, die slechts hun arbeid hebben te geven, hetzij handenarbeid, hetzg van intellec tueelen aard. De geldbezitters vormen de min derheid; de massa is in geld arm, maar in arbeidsprestatie rijk. Wordt de arbeid als hoofdbasis genomen en drukt men het geldbezit terug tot den tweeden of derden rang, dan word een volk rijk, want zooals ge zegd de rijkdom van een volk ligt niet in het geld, maar in diens werk prestatie. Daarbij hebben ook de middenstan ders belang. Het is mede hun taak om verandering in de mentaliteit te brengen. Niet alleen hun taak, maar hun een redding On3 land gaat onvermijdelijk ten gronde, wanneer niet alle groepen, middenstanders, boeren, arbeiders en intellectueelen de handen iDeen slam om duidelijk te demonstreeren, dat slechts de arbeids-ideologie ons land tot welvaart zal kunnen voeren en ons de plaats kan doen teruggeven, die wij verloren hebben. De vijand I van ons geheele volk is de geld-1 overmacht De paarden minderden hun ongetemde vaart. Driek sloeg, dat hij zweette. Het schuim lag toe vlokken op de huid van de paarden bijeengewaaid. De geheven koppen met de snuivende neus dropen van den verzabbelden bruisch. De menschen, die dit gejaag kwamen te zien, maakten wel, dat er plaats kwam op den weg. De halve stad had Driek bij deze vaart met z'n ongeleerde paarden gezien. Hij had over landwegen gejaagd, over bulten en door slooten. Op het eind hoorde ge de reuteling van den jagenden paardenadem. De merries stapten in van schrik ineen gekropen gang Ze konden niet meer hollen. 2e luisterden naar het halen van de leidsels. Hotdan gingen de paar den gewillig hot, haar dan gingen ze haar. Ze waren in eenen keer geleerd Nou ging Driek de boerin halen. Ze zouden met deze ongeleerde paarden naar de kerkwijding varen, als alle menschen dat zien konden. Hij reed, grutsch in zijn overwinning op deze dolle knollen het erf op. Jan stond daar met z'n verwondering. Driek zweette toen hij van de kar afsprong. De paarden stonden te dampen. Laat ze drinken, dan zijn we weg, commandeerde Driek. Hij was weer heerscher op zijn hoeve. Het ginghem dat hij commandeerde. Hij bracht de boerin mee naar buiten Hij droeg 'n stoel en 'n rood-geruit beddekussen. Dan zette hij op de kar. De paarden hijgden maai. De boerin zat nog niet goed en wel, of Driek sprong op de kar. Vort, de paarden gingen aan. Ze luisterden naar zijn bedachtzaam ge voerde leidsels. Hij voer naar de kerk- consecratie. Daar waren boeren zat, die Driek vroegen wie die paarden geleerd had. in zoo'nen korten tijd Ik heb ze vandaag 'ns onder handen genomen, zei Driek. Hij was er wezenlijk grutsch op in zijnen ouden dag. Het is de laatste, groote gebeurtenis geweest in het -leven van Driek. Hij ging nadien in zijn krachten teruguit. Hij was 's Zondagsavonds moe thuis gekomen met de boerin. Hij bleef den morgen daarop langer in de bedstee dan anders. Driek had zich misschien boven zijn krachten ingespannen. Hij ging de vol gende dagen wat meer te bed. Marie kwam hem opzoeken, bekant iederen dag. Marinus en Hanneke kwamen ook al 'ns over den stoep Hanne verzorgde hem dag en nacht. Zii legde hem goed, want hij spolkte nogal in zijn bed. Deze mensch was altijd zoo ongedurig geweest. Ze verzorgde haren mensch. Ze had den hun ruzie over de jongens. Ze hadden allebei de onhebbelijkheden van den ouden dag. Wie moest er toegeven van deze twee Jan en z'n vrouw hadden hun werk rond de boerderij Zij, Driek en Hanne, hadden het groote huis overdag den meesten tijd heelemaal alleen. Ze kon den hun woorden over en weer hebben zonder dat iemand daar z'n neus tus schen stak. Ze hadden allebei hun voorliefde. Driek voor Marie's, Hanne voor Marinus. Het kan zijn dat ze op hunnen ouden dag wat dutselachtig waren of kindsch, maar Driek bekende het eerlijk aan Hanna's, dat hij Marie altijd het best gemogen had. Zij had immers ook haren Marinus voorgetrokken. Hoe zijn oude menschen. Ze hadden over die dingen woorden gehad, ze hadden er over geruziede waar de jongens bij waren. Hanne en Driek, ze hebben hun daden voor elkaar vergoeilijkt. Ze zaten samen in hun kamer, toen Driek onder hand weer overeind kwam, want in den herd, daar zaten Jan en de nieuwe Voor de Boerderij. HOEVEEL GRAS NEMEN MELKKOEIEN PER DAG OP In het weekblad „Schakels" lezen we onder bovenstaande titel het volgende Over dit onderwerp is ook al menigmaal geëxperimenteerd onder verschillende omstandigheden. Door Woodward wordt nu in J. of Dairy Science een weide proef be schreven, waarbij getracht is deze hoeveelheid zeer nauwkeurig te be palen. Hierbij werd bovendien zoowel met de buiten-temperatuur, alsook met de samenstelling van het weide- bestand reaening gehouden. In twee proeven van ongeveer 14 dagen werden, onder normale om standigheden, met Jerseys en Hol- steiner koeien de opgenomen hoe veelheden gras nauwkeurig bepaald. Dit geschiedde doordat in een parallelperceel het daarop aanwezige gras heel kort werd afgemaaid. Ditzelfde geschiedde met de reeds beweide perceelen. Het verschil in gewicht tusschen de hoeveelheden gras op de beweide en de parallel- perceelen was nu de hoeveelheid gras, die door de dieren was opge nomen. Behalve het wegen van de hoeveel heid werd door onderzoekers even eens het gras geanalyseerd, teneinde na te gaan hoe groot de juiste voedingswaarde van het door de dieren opgenomen gras was. Op deze wijze stelde onderzoeker vast, dat een koe gedurende de weidegang per dag ongeveer 70 kg. gras, overeenkomend met 22 tot 24 kg. droge stof tot zich neemt en dat naar gelang de samenstelling van het gras het toedienen van ruw- voeder of van silage noodig is. Heel moeilijk was het in deze onderzoekingen den invloed van de buiten-temperatuur vast te stellen daar met een dalen van deze tem peratuur ook meestal een betere groei van het gras samenging. VOORKOMT DE AARD APPELZIEKTE. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat het wen- schelijk is, het optreden van de aardappelziekte te voorkomen. Dit kan geschieden door het aard appelloof te bespuiten met Bor- deauxsche pap, Bourgondische pap of met andere koperhoudende mid delen. Nadere gegevens over het bespui ten zijn te vinden in het vlugschrift 48 van den Plantenziektenkundigen Dienst. Te meer wordt dit jaar de aan dacht gevestigd op het bespuiten van de aardappelen en speciaal op dat van de vroege aardappelen (Eerstelingen) in verband met de mogelijkheid van export naar Zuide lijke landen. Het vorige jaar heeft het optreden van de „ziekte" daarbij moeilijkheden opgeleverd. Om dezen export te behouden, en zoo mogeljjk uit te breiden, is het noodzakelijk, dat alles in het werk gesteld wordt om het optreden van de ziekte te voorkomen. Noodig hiervoor is, dat met het bespuiten op tijd begonnen wordt. Dit moet regelmatig herhaald wor den en vooral zorge men er voor, dat met het bespuiten lang genoeg wordt voortgegaan. Verder moet, en dit geldt ook in de eerste plaats voor vroege aardap pelen, het rooien niet plaats hebben bij nat weer, zeker niet wanneer de ziekte in het loof voorkomt. Nadere inlichtingen zijn te beko men bij den Plantenziektenkundigen Dienst en de daarbij werkzame amb tenaren, alsmede bij de Rijksland- en tuinbouwconsulenten. vrouw te wonen. Driek had toen in de kamer willen zitten, want jong huis mannen moesten den herd alleen hebben Dat hoort zoo. De zomer was nog niet goed en wel ten einde, toen Hanne te bed ging, omdat ze ziek was. De dokter kwam erbij. Hij wist niet wat de boerin mankeerde. Ze sliep veel. Ze at niks meer. De dokter gaf haar spuitjes. Ze sliep, 's Nachts, toen Driek z'n koude beenen naast de haren onder de dekens stak, bleef ze slapen. Ze bleef veeltijds slapen. Driek had den tijd om bij dit ziekbed te waken. Hij zat den dag door bij Hanne's te waken. Op deze oogenblikken, nu het met de boerin naar een einde liep, werd Driek diep in zijn wezen getroffen van meelijden en ongekende teederheid om zijn vrouw, die in haar leven toch eigenlijk nauwgezet voor haar dingen gezorgd had. Nou ze verdiende om te mogen gaan rusten en 't plezier van den ouden dag te hebben, nou ging ze dood. De pastoor kwam over den stoep. Hij bediende de boerin. Het heeft daarna niet lang meer geduurd of de adem van de boerin werd langzamer en zachter. Haar rust in den slaap werd in den dood voortgezet. Bij haar is Driek in een aanvatting van teederheid over haar bed heengevallen. Hij heeft wezen- lijk geschreuwd om zijn boerin, waarmee hij de laatste jaren vreugde en ongemak van den ouderdom gedeeld had. In dit oogenblik besefte hij haar verlies. Het laatste wezen, dat hij nog bezat, waar- 1 voor hij de zorg had van dag toe dag, was weggenomen. Hij zou hebben ge- wenscht dat ook zijn leven op dit uur een eind had genomen. Of was het misschien dat deze dood van de boerin, die nooit wankele dagen gehad had, hem wees naar de zekerheid, dat binnen korten tijd ook hij daar in de bedstee liggen zou, om Hanne's te volgen. Schutterijen in Limburg. De voorwaarden waaronder een schietvergunning kan worden verleend. Wordt met wapens van te zwaar kaliber geschoten Op de vragen van den beer Ru ijs de Beerenbrouck betreffende de voor waarden, door gemeentebesturen te stellen bij hel verleenen van vergun ningen voor het oprichten van een schietinrichting, heeft de minister van Sociale Zaken als volgt geant woord Voor de oprichting van eenschiet- inrichtiDg is een vergunning noodig krachtens de Hinderwet. Welke voor waarden aan een zoodanige vergun ning behooren te worden verbonden, staat derhalve in eerste instantie ter beoordeeling van het gemeente bestuur. Ter bevordering van de veiligheid is bij rondschrijven van den toenmaligen minister van Arbeid, Handel en Nijverheid van 2 Juli 1925 (gewijzigd bij rondschrijven van 21 Januari 1929) den gemeentebesturen aanbevolen om, alvorens vergunning tot oprichting van een schutboom ue verleenen, het advies in te winnen van den directeur der normaalschiet school (thans is hiertoe aangewezen de commandant van het regiment Grenadiers te 's-Gravenhage)Aan voornoemd rondschrijven werd een schema van voorwaarden toegevoegd. Dit geschiedde om den gemeente besturen eenig inzicht te geven in deze materie, dus niet opdat dit schema zonder meer door hen zou worden gevolgd. De bedoeling is im mers, dat de gemeentebesturen om trent elk verzoek tot oprichting van een schutboom de genoemde deskun dige instantie raadplegen en dat aan elke te verleenen vergunning, die voorwaarden worden verbonden, wel ke in verband met de plaatselijke omstandigheden als de meest geëigen de zijn te beschouwen. Daar de in het schema aangegeven voorwaarden slechts zjjn bedoeld als voorbeeld, bestond er by het ontwerpen daar van geen aanleiding voor een over leg op zoo uitgebreide schaal, als door den steller der vragen bedoeld. In het schema van voorwaarden wordt niet gesteld, dat het schiet- terrein 500 meter lang moet zijn, doch wordt aangegeven, dat bij ge bruik vau bepaalde wapens en mu nitie een terrein van 500 meter diepte tijdens het schieten als on veilig moet worden aangemerkt en door vlaggen of andere waarschu wingsmiddelen als zoodanig moet worden aangeduid. De eigendom van deze onveilige strook behoeft niet in één hand te zijn. In deze strook mogen geen hulzen, belangrijke wegen e.d. gelegen zijn, doch de aan wezigheid van een landweg of voet pad, waarop gedurende het schieten geen verkeer plaats heeft, is her haaldelijk geacht gee n beletsel te vormen tegen het verleenen van ver gunningen tot oprichting van een schutboom. Niet valt in te zien, dat de wapens en munitie voor het vogelschieten in Limburg noodwendig een veel zwaarder kaliber zouden moeten hebben dan elders gebruikelijk. Overigens volgt uit het hierboven opgemerkte, dat tegen het gebruik van zwaardere munitie op zich zelf geen bezwaar behoeft te bestaan, mits slechts rekening wordt gehou den met een daarmede correspon- deerende uitbreiding van de gevaar lijke zóne. Voor het instellen van een onder zoek naar de plaatselijke toestanden en het ontwerpen van een nieuw schema van voorwaarden voor Lim burg, acht de minister geen aanlei ding aanwezig. Zooals hiervoren reeds is opge merkt, behoort geval voor geval te Marie stond naast hem. Zij schreeuwde ook. Ze kon vader niet zien schreeu wen. Daarom moest zij het ook doen. Alle jongens stonden bij het bed. Marinus met de vrouw, Hanneke met haren mensch, Jan en de nieuwe boerin van de „Laaghoeveen dan Marie en Frans. Driek was overeind gekomen boven het bed, waarop Hanne gestor ven lag. Hij keek om naar z'n jongens. Hij boog den kop weer terug naar Hanne's. Toen sloot Driek haren mond, die geopend stond, ofdat ze diep ge zucht had, toen de dood haar was komen wegvatten. De dagen na haar dood was Driek in de kamer. Hij kwam er niet meer uit. Hij zocht rond in de hoeken van het groote vertrek Hij rommelde in de kasten. Hij vond papieren en keek ze na Daarna had hij een bril op Hij vond snuisterijen, die de boerin in de groote laden van de kast had weg gelegd. Hij plaatste ze in 't gezicht voor iedereen op de schouw of op een tafel, 'n dooske mee de medaille van de H. Familie erin het kerkboek van Hanne's, dat hij altijd 'n leelijk ding had gevonden omdat het zoo lomp groot was. Hij had aan zulk soort dingen zijn herinnering. TWEEDE DEEL. Op 'n vroegen lentedag werd bij Marie's weer een kind geboren. Het was 'n jongen, Frans en Marie hadden er woorden over of ze hem naar een van de ooms noemen zouden. 'n Kapelaan, die toevallig over den stoep kwam stelde voor hem Lambertus te noemen, want Lambertus was de patroon van de kerk. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1938 | | pagina 5