TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Een plaag voor den Middenstand. FEUILLETON. Jonge kracht op ouden grond VAN ALLES WAT Die nare Hoofdpijn i) AKKERTJES In 't aanschijn van den dood. Zaterdag 30 April 1938 Negen en vijftigste Jaargang No 18 Een der moderne plagen voor den Middenstand en voor het gezin is de omzetbelasting, de... tijdelijke omzetbelasting. Ze werd ingesteld voor een tijdsduur van vijf jaren. Maar nu deze ongeveer om zijn, ligt al een voorstel ge reed tot verlenging met een ge lijken termijn. Er is dan ook niemand, die de verwachting zou kunnen hebben, dat een belas- tiug, die 75 millioen moet opbren gen, in de tegenwoordige om standigheden zou kunnen worden gemist. Van de Rijksinkomstenbelasting wordt hetzelfde bedrag, dus ook 75 millioen, verwacht. Maar hier is de druk meer naar draagkracht verdeeld door den kinderaftrek en de progressie. Doch de Om zetbelasting drukt juist het zwaarst op de grootere gezinnnen. Maar kan de regeering niet zonder het bedrag der opbrengst van deze belasting, ten behoeve van den Middenstand tenminste zou zij kunnen zorgen, dat deze belasting door de wijze van hef fing geen plaag en bron van schade was. Reeds vroeger hebben wij een uitspraak medegedeeld, die wij hoorden uit den mond van ten ontvanger der belastingen, toen de omzetbelasting op komst was: Zulk een belasting is goed voor België en andere landen, maar voor Nederland is ze ongeschikt. De reden lagin den Hollandschen volksaard, die ook zijn karakter drukt op den fiscus. De zaak wordt over-secuur opgezet met een rompslomp van administratie, opdat toch maar geen halve cent voor de schatkist verloren kan gaan. Nu er 'wetswijziging op komst is, hebben de drie Nederlandsche Middenstandsbonden, zich tot den Minister van Financiën en tot de Tweede Kamer gewend meteenige wenschen, welker vervulling de uitvoering dezer wet voor den Middenstand dragelijker kan ma ken. De Bonden komen in hun adres voornamelijk op voor de groepen van middenstanders, die niet alleen goederen distribueeren, doch wier bedrijf tevens min of meer een industrieel karakter draagt en daarom door de wet op deze belasting tot fabrikant worden geproclameerd. In den loop der jaren zijn hier omtrent tal van gevallen gepubli ceerd. Een der frappantste is wel dat van den kruidenier, die fabri kant wordt, omdat hij zelfgema- len koffie verkoopt. Voor zulke bedrijven brengt de omzetbelasting groote moelijkhe- den en schade mede, welke vooral in dezen crisistijd dubbel worden gevoeld. Hier vooral kan de be lasting maar al te vaak niet ver haald worden op het publiek. Dit kleinbedrijf, aldus wordt in het adres uiteengezet, wordt zwaarder getroffen dan het fa briekmatige grootbedrijf, dat de zelfde artikelen fabriceert. Het grootbedrijf betaalt slechts om zetbelasting over der. eerstehands- prijs, doch het kleinbedrijf over den detailprijs, waarin de kosten van detailverkoop mede zijn be grepen. Vandaar ongelijkheid en onbil lijkheid van concurentieverhou dingen bijvoorbeeld tusschen den meubelmaker en den meubel fabrikant, den maatkleermaker en den confectiefabrikant, den ban ketbakker en de banketfabriek. Het wijzigingsontwerp tracht aan verschillende moeilijkheden welke de belasting met zich brengt tegemoet te komen en streeft naar bevordering van gelijkheid van druk en evenwichtige concur rentieverhoudingen. Maar de zoo even genoemde ongelijkheid wordt niet weggenomen. Als tegemoetkoming aan het rechtstreeks aan het publiek le verende kleinbedrijf bevat het ontwerp slechts een verlichting van de wijze van betaling. De belasting over de levering aan het publiek zal niet meer worden geheven in den vorm van een aanslag, maar in den vorm van plak (spaar)zegels, en voorts komt er een verbod van het maken van reclame met het niet berekenen der belasting. Het heffen dezer belasting van den consument met plakzegels heeft de goede zijde, dat deze dag in dag uit aan de omzet belasting wordt herinnerd, zoodat de publieke opinie zich voort durend met deze onpopulaire be lasting zal bezig houden. Te ver wachten is dan dat de drang naar hare afschaffing voortdurend ster ker zal worden, te meer nu de minister van Financiën van plan is, het percentage dezer belasting nog te verhoog. Het geld word door een minister door verhoo ging eener bestaande belasting zoo gemakkelijk gevonden. Hij behoeft slechts het percentage of het aantal opcenten te verhoogen en klaar is Kees. Dat niemand meer reclame zal mogen maken door b.v. mede te deelen, dat hij geen omzetbelas ting laat betalen, is een uitste kende maatregel. Het was onge hoord, dat de eene vakgenoot reclame sloeg utt de ellende van den ander, voor wien het niet verhalen der belasting onmogelijk was. De Middenstandsbonden stellen de regeering een doeltreffenden maatregel voor, om aan de moei lijkheden der quasi-fabrikanten tegemoet te komen: het heffen der belasting aan de eigenlijke bron. Daartoe worde deze omzet belasting beperkt tot de leverin gen door fabrikanten in den eigen lijken zin van 't woord, zij worde beperkt tot de leveringen van deze fabrikanten aan fabrikanten, groothandelaren of kleinhandela ren. Van hare heffing worden uit geschakeld de leveringen recht streeks aan hetconsumeerend pu bliek. (Grootbedrijven, die voor eigen winkels produceeren en do» PAUL KUYPERS. (Nadruk verboden) 12 Maar die Frans Davids van ou, die kwam en sloeg de menschen over hoop ofdat het rietstelen waren. Hij heeft mij uit die ruziekroeg gedragen, anders was ik nou bepaald al dood I Maar vader toch, heeft Frans dat gedaan Ja en schoon oolc, daar zal over gepraat worden, zoo ik denk. Wat 'n sufferds, die ander, 't is nog schaand 1 En mankeert Frans niks, vader? Nee, niet het minst, Marie. Marie zat onderhand rechtop in haar bed te schreuwen. Waar schreuwde om, Marie? Om ou, vader Dat is gelogen, ge schreuwt om Frans, nou hij zich voor ouw vader zóó schoon ingespannen heeft. Ge moogt gerust schreuwen, voor zoo'ne mensch, zoo'ne dappere, eene. Durske, wat komt daar 'n drift uit, als-ie aan den gang is. En Marie, die schreuwde maar. Frans had niks van de ruzie over gehouden dan een wond aan zijnen duim, die er zoo'n vent in gebeten had. Het duurde lang eer 't genezen was. Het had gezworen en 'n tijd lang liep Frans met 'n doek om die hand achter de ploeg. Nadien was aan zijnen duim 'n stuks wild vleesch komen groeien. Dat hinderde niks. Hij kwam voort iederen Zondag bij Marie's op de Laaghoeve. Driek had sigaar voor hem of hij gaf hem zijnen tabaksbuil om eens te stoppen. Ze zaten rond den open herd en be praatten 't een en ander. Martnus zat daarbij en Jan, die onderhand 'n volwassen kerel werd. Hanneke, dat zwarte meiske, dat zoo jraag vertellen hoorde, sloot mee aan den kring rond de kachel. Marie naaide aan tafel. Zoo'n avonden hadt ge in den winter veel. Driek vertelde over z'n voermannen in de stad, over paarden of zooiets. Ja, met paarden had Frans zoo ook nogal veel beleefd. Franse vader stond trouwens bekend als 'n paardenkenner. Fabrikanten stuurden hem uit om de zware werkbonken te gaan koopen die ze voor hun wagens noodig hadden. Frans zwetste daar niet veel over. j Maar Driek maakte 't somtijds èvel toch zóó bont, dat Frans z'n gezwets niet langer uitstond. Tegenover dien bluf vertelde Frans van z'n vader: Vader had 't sterkste stuk van z'n leven wel uitgehaald, toen hij 'ns veertien dagen weg was geweest Hol land in, om paarden te koopen. Hij kon niks vinden, dagen lang. Hij zocht graspaarden. Andere jaren vond ge die in Holland anders zat. Klaas kocht onderhand toch nog twee anderhalfjarigen, echte bange, nukkige paarden. Dat was in Rotter dam. Ze moesten natuurlijk naar huis. Hoe deed vader dat? Hij vatte de paarden bij het holster en ging aan, te voet Hij liep van de Rotterdamsche paardenmarkt af naar het Zuiden. De bange, versche paarden trippelden kort en met veerende stap, gelijk dametjes, over de keien. j 't Land is daar vlak en de wind wordt er op die hooge dijkwegen door niks gebroken. j Ge hebt er veel water, -'t land is er j vreemd en vader kende daar geen mensch, dat begrijpt ge.J Hij leidde fabrikanten, die in afwijking van de normale handelsgebruiken rechtstreeks aan 't publiek leveren, zullen, zooals vanzelf spreekt, als tot dusverre de omzetbelasting moeten blijven voldoen). De Bonden zijn van meening, dat de technische uitwerking van een en ander geen onoverkome lijke moeilijkheden ontmoet. Zij sluit volkomen aan bij het stelsel der bestaande wet en van het nieuwe ontwerp. Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsontwerp tot wijziging der wet zal, naar wij hopen, met deze gezaghebbende stem van den geheelen Neder- landschen georganiseerden mid denstand ter dege rekening wor den gehouden. En daarnaast met de.... eerst- belanghebbenden, die deze belas ting moeten betalen. Dat zijn op de allereerste en de voornaamste plaats de gezinnen. De eerste levensmiddelen zijn van deze belasting uitgesloten. Maar andere eerste levensbehoef ten, voor kleedij enz. zijn belast. Zeker wanneer het percentage dezer belasting zou worden ver hoogd, zal er alle reden zijn om de vrijstellingen uit te breiden. De indirecte belastingen, die vooral op levensbehoeften druk ken, die op zout, het geslacht en suiker, brengen ruim 56 millioen gulden per jaar op. Waarbij nog ruim 72 millioen komt voor belasting op drank en tabak. Aan deze indirecte belastingen is de laatste jaren de omzetbe lasting toegevoegd, waarvan 75 millioen wordt verwacht. Dit is toch wel een zeer onevenredige uitbreiding van de indirecte be lastingen en een geweldig ver breken van de verhouding tot de directe belastingen, welke verhou ding tevoren al te wenschen over liet, zooals uit verschillende klachten in de Staten Generaal gebleken is. De regeering stappe over zdke bezwaren niet te gemakkelijk heen en zoeke bij het verhoogen van belastingen niet den weg van den minsten weerstand, den gemak kelijkste. Het Nationaal-Socialisme ageerde tegen de „bonzen" Maar het heeft er thans in optima forma 1 Een bezoek bij Goering. Dezer dagen lazen we in de Tijd een relaas over het buitenge woon weelderige leven van maar schalk Goering. Wij maken hier van melding, niet omdat den leiders der regeering een com fortabele huisvesting misgund wordt, maar na hun afgeven op de „bonzen" van het vorige re giem pastte den heeren, die in dit opzicht aan Bruning en an deren een voorbeeld konden ne men, wat meer soberheid en in getogenheid. Wij laten het relaas zonder commentaar volgen: Evenals Hitler in Berchtesgaden maar door met de paarden. Het was al donker toen vader aan n groot watei kwam. Daar hebben ze hem en z'n paarden, met 'n pont over heen gezet. Hij leidde verder over Breda en het werd al nacht. Hij leidde verder den nacht door Ons vader kon loopen als 'n zweep. Ge begrijpt dat de drift van die paarden overging. Ze werden dun als 'n lat. Ze zouden voort brandnetels gevreten hebben. Maar vader leidde door in den nacht over donkere wegen. Hij zag geen mensch. Onderhand kwam hij al dichter bij huis. Vader moest de paarden voorttrekken, zoo muug waren ze. Hij kon niet rusten Dan kwam hij niet meer thuis hij kon toch ook niet op straat zoomaar gaan liggen slapen. Hij leidde voort totdat z'n paarden als nukkige geiten aan 't zeel hingen. Wat deed vader? Hij sneed 'n wis uit de heg. Hij ging met de lange leidsels achter de paarden en sloeg ze langs hun billen, dat het kletste. Het ging weer 'n eindje goed, want liepen van de schrik 't Werd minder, werd belachelijk. Toen 't morgen begon te worden liepen deze jonge dinger van merries of ze voorver-! sleten naar de slachtbank gingen t Zal vader's ook wel niet zoo goed hebben gedaan in z'n beenen, denk ik, maar z'n paarden, 't was bar Ik hoor "t hem nog zeggenIn Rotterdam j steigerden ze, in Breda liepen ze als 'n polderwerker en eer ze thuis waren zoudt ge ze 'n stok gegeven. Toen vadet de boerderij om zoo te zeggen kon zien liggen, ging één van f de paarden er voort aanhoudend liggen. Ze zijn toen voor 'n kerk doorgekomen. 1 Toen viel de eene merrie tegen de J keien aan van moeheid en mee dat ze goed en wel lag, viel de andere erneven. Vader zei: Ik kan hoogstens, even sterk zijn als 'n paard, maar niet sterker en toen hij dat had gezegd, ging-ie zitten op de trappen van de kerk en sliep. en Goebbels op Schwanenwerden bij Berlijn, zoo heeft ook Goering aan de Werbillinsee. 60 K.M. van Berljjn, zijn buitenverblijf. Het is niet het eenige. Daar brengt hg zijn korte dagen door, als hij tenminste niet in Warschau of ergens anders op jacht is. Natuurlijk niet alleen, maar in den kring van hem toegewijde „Arbeiterführer" of hooge gasten uit het buitenland. Naar aanleiding van de internationale jachttentoonstelling had Goering onlangs een aantal buitenlandsche jagers uitgenoodigd naar Karinhall te komen. Jagers uit Engeland, Frankrijk, Scandinavië en andere landen hadden aan deze uit- noodiging gevolg gegeven. Onder hen bevond zich een Deen, Dr. Böje Benzon, die in het Kopenhaagsche blad „Eerlingske Tidende" zijn in drukken weergeeft over de ontvangst. Hooren wij, wat Dr. Benzon daar over weet te vertellen Wij betraden eerst een vestibule, waarin wij o.a. prachtige Romeinsche sarcophagen en eenige fraaie schil dergen van Lucas Cranach zagen. In de reusachtige feestzaal, welke vrijwel de geheele benedenverdieping besloeg, stond Goering, leunend op 'n schrijtafel. Hg had een sport- costuum aan, dat men om zijn origi naliteit niet genoeg kan bewonderen. Het bestond uit lange, groene, wild- lederen laarzen, waarvan 't voorste gedeelte tot over de knie reikte, en met een donkergroen lederen buis, zonder mouwen, en met knoopen van ia zilver gevatte hoektanden van edelherten, die Goering zelf gescho ten had. Daarbij droeg hij een wit hemd met een buitengewoon grooten kraag en zeer wijde mouwen, welke bij den pols nauwer werden. Om den hals een roode Schotsche das, met een zware gouden speld bijeenge houden, en aan een met goud be werkten gordel hing een gouden scheede, waarin een gouden jacht mes. Als decoratie droeg hij aan de linker zijde het teeken van de Duit- sche Jagers vereeniging: een edelhert met 'n hakenkruis tusschen het ge wei. Het edelhert was van goud, het hakenkruis bestond uit briljanten, die schitterden en fonkelden bg de minste beweging van den Reichs- jagermeister. Op weg naar de eetzaal passeer den wij eenige vertrekken en zalen allerlei stijlen, o.a. een zaal met een fontein, weltce midden uit den grond oprees in byzantijnschen en een Vikingerzaal in geheel Noorschen stijl. De eetzaal was ia den stijl van Louis XV gehouden met een heele rij Fransche ramen, die op een groot terras uitkwamen, vanwaar men het prachtigste uitzicht had op het meer. Achter eiken stoel stond een dienaar in een jachtcostuum van de achttien de eeuwlange witte laarzen, groen fluweelen frak, kanten jabot kanten manchettenalleen de pruik ontbrak. Op mijn vraag, waarom zij geen pruik droegen, antwoordde mijn buurman, die goed geinformeerd was, dat de dienaren op jacht nooit pruiken droegen, omdat zij daD het risico liepen met hun pruiken in de takken te blijven hangen. Er werd een jachtstuk geserveerd, bestaande uit caviaar, groeDe asper ges, reerug en dessert. Voor elk couvert stonden vier wijnglazen, die na elkaar met zoo'n verrukkelijken wijn gevuld werden, als ik nog nooit geproefd had. Op de glazen en het eetservies was Goering's wapen ge schilderd of gegraveerd een gepant serde vuist, die om een ijzeren ring grijpt. Na den maaltijd werden inde Vikingerzaal koffie en likeuren ge presenteerd. Goering onderhield zich levendig met zijn gasten. Later stelde hij ons voor het slot te bezichtigen leidde ons door een ontelbaar aantal vertrekken. Mij viel vooral een gymnastiekzaal op met allerlei moderne apparaten. Zoo zag men een electisch rijpaard, roeislidings, boksballen, hoogtezonnen enz. Boven dien was er een miniatuur schiet- kegelbaan. De vloer van deze reusachtige zaal was met een ver nuftig berglandschap bedekt, waar door een prachtig electisch kinder spoortje reed. Goering vertelde ons lachend, dat hg hier op jacht ging als het regende. Hij haalde een handel over en onmiddellijk kwamen in suizende vaart locomotieven en treinen uit de remises te voorschijn. Boven en onder de sporen reden auto's met enorme snelheid en om het moderne verkeer compleet te maken cirkelde een vliegmachientje aan een touw boven het terrein. Wij schreven ten afscheid, aldus eindigt Dr. Benzon zijn verhaal, onzen naam in het gastenboek en ontvingen ieder als herinnering aan het bezoek een jachtmes met Goe ring's wapen. Onder hoorngeschal en terwijl de schildwachten het geweer presenteerden, verlieten we het slot. BOUWSTEENEN UIT GLAS Wie in een glazen huisje zit, moet niet met steenen gooien. Toch kan in sommige gevallen een glazen huis een ideale woon ruimte zgn. Zoo bijvoorbeeld, wan neer een overvloed van daglicht ge- wenscht is. Dit is onder meer het geval bg machinehallen, constructie- bureaux, teekenzalen en dergelijke. Eigenlgk is glas door verschillende van zijn eigenschappen een pracht materiaal voor den woningbouw. Daar is op de eerste plaats het feit, dat het in hooge mate het licht doorlaat. Maar daarnaast het niet minder belangrijke van zijn goed isoleerend vermogen tegen warmte, koude en geluid, om van zijn hooge druk- en stootvastheid nog te zwij gen. Oppervlakkig bezien is men geneigd hiertegenover te stellen het groole nadeel van de doorzichtig heid, doch men diene te bedenken, dat doorlaten van licht niet altgd algeheele doorzichtigheid insluit. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat men, met name in Amerika, reeds veel gebruik maakt van glazen bouwsteenen. Deze steenen worden in afmetingen van 255 x 149 x 125 m m. met een inwendige dikte van 96 m.m. op automatische wijze geperst. Zij zgn hol en bevatten binnenin droge lucht, die tot 65 procent is verdund. De vlakken, welke met de specie in aanraking komen, worden volgens een aparte methode voorzien van een ruwe, zandige oppervlakte. De warmte-isoleerende waarde van zulk een 96 m.m. dikken wand komt overeen met die van een 38 c.m. dikke baksteenmuur. Het inzetten van deuren en vensters geeft geener lei moeilijkheden. Zoo wordt door de Owen3 Illinois Glas Cy. in Ohio de eerste fabriek uit glas gebouwd, voornamelijk voor propagandistische doeleinden, om de voordeelen van deze nieuwe bouw wijze aan te toonen. v daa niel ie vergallen* "AKKERTJE" en ge zij! behoeft Uw da< Neem een er van ai. Géén last met Uw maagï Prettig innemen en onschadelijk. AKKER-CACHETS verdrijven spoe dig Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Vrouwenpijn, rheumatische pijnen, gevatte koude, Influenza, Griep, enz. r,epnductCh Smaakloos ouwel-omhulsel. Ge proeft daardoor niets. Ze glijden naari binnen. 12 stuks voor 12 stuivers 1 Volgens recept van Apotheker Dumont AKKER-CACHETS Stervensuur in oorlogsdagen* 't Was einde October 1915. Des avonds tegen tien uur deelde de geestelijke, die met de zielzorg van het lazaret was belast, mg mede, dat ik nog hoogstens twee uur kon leven. Nadat ik de Heilige Sacra menten der stervenden had ontvan gen vertrok de geestelgke men liet mij over aan mijn lot. Niemand bekommerde zich meer over den candidaat voor den dood. Treurig scheen van de zoldering de electrische lamp. Zwakker en steeds zwakker werd het licht en eindelgk zag ik niets meer. Ik voelde hoe mijn ledematen afstierven en stijf werden en hoe mijn zintuigen af stompten. Voor de buitenwereldwas ik aan 't sterven, schijnbaar be wusteloos en gevoelloos. Edoch, mgn geest werd klaarder. Ik zag als op een film geheel mijn leven terug met al zijn bijzonderheden vanaf mijn prilste jeugd, zoover als ik het mij De pastoor van die kerk heeft ons vader 's morgens wakkermoeten maken. Pe paarden lagen er nog, zoo stijf als 'n hout. Hij kreeg van den pastoor de koffie en 't was, toen-ie mee dien mensch de pastorie inging zóó sterk, dat vader de paarden niet eens vast behoefde te binden. Maar vader bracht ze thuis en in Augustus voeren we er den oogst al mee binnen Zoo vertelde Frans en dan moest ge dien jongen boer bezig. Ge zoudt heb ben gezegd, hij heeft 't van buiten geleerd van tevoren. Driek luisterde met plezier naar dezen vent. Daar tegenover vertelde Driek ook wat natuurlijk. Ge hebt zoo in den winterdag veel avonden waarop ge oezelf alleen maar voor de kou te bewaren hoeft en anders niks. Op die avonden was Frans dikwijls op de Laaghoeve." De menschen begrepen daar maar niks af. Het was toch eigenlijk geen partij voor 'n boerinneke als Marie Driek beurde duizenden guldens van het kerkbestuur voor znen „Kerken-, dries" waarop ze nu al 'n ziekenhuis I aan 't zetten waren. Driek had dit geld van tevoren al j besteed. Hij ging weer nieuwe huizen bouwen, zeven ineens. Driek had er j z'n werk aan. Hij mat met z'n breeden stap de lengte en de breedte van het weiland, waar deze zeven nieuwe hui- zen gebouwd moesten worden. Driek teekende weer de plattegrond en legde dien aan de metselaars voor. Deze keer kwamen er wel tien van die menschen op af. Hanne had stoelen en borrels te kort. Driek kon z'n huizen maar aan éénen gunnen, maar de metselaars gingen alle tien even lollig naar huis en op den steiger zaagt ge ze dien dag niet meer. Driek had z'n knecht weggedaan met de laatste Sinte Peter Jan werd onder hand groot zat. Hij kon al varen en zoo, en 'n knecht bij die opgroeiende meiskes dat heeft z'n gevaar en z'n trubbel. Ze maken ruzie of ze worden te wit mee elkaar en dat is allebei krikkel werk. Met al die bouwerij was er werk zat te doen op de „Laaghoeve." Marinus en Jan zaten heele weken in de zandkuil of aan het grondwerk voor de nieuwe huizen. Het waren alleen zoo af en toe nog maar 'ns boeren In de lente als ze teulden, in den zomer als ze teulden, in den zomer als ze maaiden in den winter als ze dorschten, iederen keer voor enkele dagen. Driek had z'n huizenbezit. Iedere week beurde hij de huren en stopte die in de kast totdat het bedrag de moeite waard werd 'n bestemming te geven. Dit was altijd eender; er moes ten nieuwe huizen voor worden ge bouwd Ze werden gebouwd. De zeven nieuwe stonden ternauwernood onder de kap of Driek had weer 'n platte grond klaar voor tien andere. Dien winter zat den herd op de „Laaghoeve" gedurig vol weversvolk, dat kwam om die huizen te huren. Somtijds werd daarbij aêrige praat verkocht. Marinus en Jan, die lagen tegen woordig ook voort geregeld in de stad, hun mond was ook naar zoo'n taal gaan staan. In hun praat waren het zoo niks geen boerenjongens meer. Ze praatten net over meiskes van de fabriek, of ze zelf ook met 'n drink- kanneke op weg naar hun weefgetouw waren Driek kon daar in z'n hart hinder van hebben, ge weet t niet, maar Marie en Hanneke. die waren er als meiskes aanhoudend aan gestoord. Het leek nergens op De huizen kwamen af. Het opruimings- werk, als de metselaars en de timmerlui weg waren, deden Marinus en Jan. Ze kwamen zoo bij die menschen binnen. Ze zaten daar aan een fornuis thans niet meer kan voorstellen. Ik aanschouwde niet alleen mijn levens gebeurtenissen als bloote feiten maar met hun waarde en hun gemis aan waarde, als bestraald door licht of gehuld in schaduwen. Dit was niet alles, 't Was mij als stond ik voor God en alsof een licht voor mij uitstraalde, een vrees- barend licht als van Hem, die woont in ongenaakbaar licht. Vrees beving mij, zoo hevige vrees als nimmer mij had bevangen. Ik wilde weg van Hem vliedenmij verbergen. Hij kwam echter steeds nader en des te grooter werd mijn nood. Benauwd van twee zijden, door het naderend licht en door mijn afgeloopen leven waarin alles mjj zoo waardeloos toe scheen, werd mijn geest nog leven diger. Ik wilde niet stervenmet geweld klampte ik mij vast aan mijn jong, wegvliedend leven. Alle goede beweegredenen, die mg in het verleden steun en een zekere sterkte hadden gegeven, stonden helpend naast mri. De idealen, vooral dat van het priesterschap, dat steeds als een zon mijn leven had bestraald schitterde nieuw, grootsch met tooverachtig geweld. Berouw, onuit sprekelijk berouw overmeesterde mgn ziel. Het was diep ernstig. En een besluit sprong op in mgn geest, plotseling en machtigte leven en boete te doen, rijp te worden voor God en rein tot in het diepste mrjner ziel. Hoelang die strijd duurde weet ik niet. Eenmaal werd ik voor een oogenblik wakker en bevond mij in een helverlichte kamer, zittend op een stoel en omgeven door eenige personen. Daarna verloor ik wederom het bewustzijn. Den volgenden morgen wekte mij een ziekenzorgen „Zijt gij de theoloog? Ja Ook ik ben geestelgke, ik behoor tot het diocees H. Weet ge dat ge hedennacht onder Röntgen stralen zijt geweest en geopereerd Ik wist het niet. Ja, ik was tegen woordig en ik wil u alleen zeggen, dat ge waarschijnlijk zult genezen. En nog dit geheel in vertrouwen; de doktoren hebben u niet geopereerd om u in 't leven te houden. Zij be schouwden u als verloren. Zij zeiden alleen: „Dit is een interessant geval; daaruit kunnen wij leeren Sterven moet hij toch, of hij wat vroeger of wat later sterft speelt geen rol. En daarom hebben ze u geopereerd. God heeft uw leven behouden". De verschrikkelijke uren van toen gaan onverbleekt met mg door het leven. Sindsdien weet ik dat eenieder in zijn stervensuur stoot op Gods heiligheid en dat oogeublikken van den zwaarsten strijd om God of tegen God, om zuiverheid der ziel en om of aan de kachel en zweisten met dat weversvolk mee, ze waren den gods- ganschelijken avond niet thuis. Ze ver vreemden aan de „Laaghoeve." Toen deze woning-bouwerij achter den rug was, nam Driek van een fabri kant aan, 300 wagons kolen te lossen en naar de fakriek te vervoeren. Zoo'n werk duurde verscheidene weken. Marinus en Jan waren nergens meer te vinden als op de kolenwagons. Marie en Hanneke bewerkten het land en ze verzorgden het vee. Hanneke, dit zwart durske het ging van Marie's houden. In haar vond Marie een nieuwen steun, een aan spraak voor als ze haar moeilijkheden had, want Marinus was haar vertrou wen kwijt, nou-ie altijd in de stad lag en God-wist, wat voor praat verkocht. Was dat nog 'n boer? Een voerman was 't. Hij rookte sigaretten en moest om de drie dagen geschoren worden, wat 'n manier van doen 1 Marinus had somtijds nog z'n dolle uitlatingen tegen Marie's. Het ging over, ook al omdat Marinus nooit meer met Frans uitging. Marinus zocht 't gezel schap bij weversjongens en Frans kende zich daar veel te groot voor. Ze hadden oprecht wel geen oneenig- heid samen, Marie en Marinus, maar wat ge aan die twee, jaren terug hadt, dat zaagt ge nou niet meer. •ij Frans Davids thuis ging het niet grif goed Ze hadden nogal wat tegen spoed met de paarden. De twee veulen merries waren dit jaar geen van beiden drachtig geworden en van de veulens moest zoogezegd de huurvan Pinksteren komen. Op zoo nen bijval in de kas, konden ze andere jaren geregeld op aan. De boter was in dezen tijd niet duur en als ge 'n kalf opzette dan hadt ook niet zooveel voor 'n liter roome. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1938 | | pagina 5