DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Het Duitsche Rijk en de Christel, kerken. Ons weekpraatje. Krakelingen. Gemengde Berichten Provinciaal Nieuws iUROL doet ze verdwijnen I Zaterdag 2 April 1938 Negen en vijftigste Jaargang No 14 Onderwierp de Katholieke kerk in Oostenrijk zich Het oud-Karaer!id Baron van Wijnbergen heeft met een artikel, waarin hij als zijn verwachting uitspreekt, dat het katholicisme in de naaste toekomst wellicht nog iets goeds van het Duitsche nationaal-socialisme ten deel zou kunpen vallen, den knuppel in het hoenderhok van zijn geest verwanten geworpen. De reacties op dit artikel, als „ingezonden" gepubliceerd in De Maasbode, zijn zóó spontaan en hartstochtelijk, dat op geen tref fender wijze kon zijn gebleken, van de diepe gruwzaamheid der katholieken in Nederland ten aanzien van de nationaal-socia- listische ideologie en de practijk der Nazi-leiders in Duitschland ten aanzien van de geloofsvrij heid. Ook de heer van Wijnbergen critiseert natuurlijk die practijk, zooals deze zich tot heden liet gelden, mèar zoo meent hij - er zijn teekenen van een anderen, een beteren geest. In zijn laatste rede immers vroeg Hitier om.... „de genadige hulp van God, Onzen Heer." Dat is in den mond van men- schen, die als Hitler, von Rosenberg, Goering, Julius Stret cher e.a. een leer prediken van de zelfgodheid, omsloten in ras, bloed en bodem van den Duitscher, den dionysischen „Übermensch", niet anders dan gemeenpraat. Paus Pius XI heeft in zijn Encycliek aan de Duitsche Bis schoppen „Mit brennender Sorge" dit misbruik van de woorden „God" en .Voorzienigheid" aldus gelaakt: „Zorgt er voor Eerbiedwaardige broeders, schrijft de Paus, dat vóór alles het Godsgeloof, de eerste en onvervangbare grond slag van allen godsdienst, in de Duitsche landen zuiver en onvervalscht behouden blijft. Een in God geloovend mensch is niet hij, die het woord God in de spreektaal gebruikt, maar slechts degene, die aan dit verheven woord het ware en verheven Godsbegrip verbindt. Wie in pantheïstische vaagheid God met het heelal gelijkstelt, God in de wereld verwereldlijkt en de wereld in God vergod delijkt, behoort niet tot de in God geloovenden". En even verder: „Slaat acht, Eerwaarde broeders, op het in woord en geschrift toenemende misbruik, den driewerf heiligen naam Gods te hanteeren als een zinledige etikette voor een min of meer willekeurig stelsel van menschelijk zoeken en ver langen. Beweegt uw geloovigen er toe, dat zij zulk een mis greep bejegenen met de erns tige afwijzing, die hij verdient, Onze God is de persoonlijke, verhevene, almachtige, oneindig volmaakte God.... de Schepper van al het geschapene, de Heer en Koning en laatste Voltooier van de wereldgeschiedenis, Hij Die geen afgoden naast zich duldt of dulden kan." De „laatste Voltooier van de wereldgeschiedenis"... Zóó inderdaad, moet men God bezien. Maar zóó bezag b.v niet generaal-veldmaarschatk Goering Hem, toen hij dezer dagen een rede hield in het onderworpen Oostenrijk en uitriep: „Wanneer de nationaal-socia- lististen anti-religieus of anti- kerksch of tegen het geloof zouden zijn, zou wel nauwelijks de zegen van den Almachtige zoo zichtbaar op de beweging hebben gerust." Aldus geredeneerd, zou mer. ook tot een „zegen" kunnen concludeeren, welke op 't werk van sommige succesrijke boeven of zwendelaars rust. Wat God toelaat, wekte Hij nog niet. Ook j den anti-Christ is „succes" ge- profiteerd. Het succes van het kwade is de beproeving van het goede en loutering is de winst, i Wat de nat.-soc. leiders ter gelegenheid van een a.s. volks-; stemming ook met den mond j mogen beleiden, de practijk van hun beweging is anti-christelijk «n anti-kerkelijk. En ook hun ideologie is dat. Het overgroote deel dier leiders behoort tot verschillende anti-kerkelijke en z.g. Germaansch-religieuze be wegingen. Von Rosenberg is hun profeet. Van diens geest zijn ook de meeste jeugdleiders en andere persoonlijkheden bezield, die aangewezen zijn voor de vorming van de nat.-soc. wereldbeschou wing; zij zijn aanhangers van de nieuw-heidensche bewegingen, die de katholieke en protestant- sche kerken bestrijden. Zondagochtend j.l. de radio afstemmend op een Duitsch sta tion, in de verwachting een of anderen Duitschen kerkdienst te beluisteren, hoorden we een spreker, die hysterisch, met een overslaande stem stond te krij- schen: „O n s geloof is het geloof in Duitschland; "óns geloof is het geloof in onze roeping en onze kracht...." We schakelden over naai een ander Duitsch station. Dezelfde stem. „Ons geloof is het geloof in het Duitsche geloof..." Een derde station: „Ons geloof.... Toen gaven we het op. Wie mét Baron van Wijnbergen hopen op een meer tegemoet komende houding der huidige Duitsche machthebbers ten aan zien van de christelijke kerken, streven naar de welvaart van de uiterlijke organisatie dier kerken, maar zij verzoenen zich met de gedachte aan het verraad van hun geloof en van hun God. In het beste geval: onbewust. De leerstellingen van het nat.-soc. de theoriën van bloed, ras en bodem, het geloof in de roeping van een bepaald volk om te heerschen over andere volkeren (de Jodenvervolging b.v. is daar van een symptoom). Ze zijn falikant in strijd met de Waarheid, met de christelijke en goddelijke liefde, dat een onderwerping van de christelijke kerken verraad aan God moet beteekenen. „Geeft God wat God toekomt, en den keizer wat des keizers is", kan slechts dan als funda ment der samenwerking tusschen staat en kerk worden aanvaard, als de kerk aan de hand van Gods Woord te beduiden heeft, wat den keizer toekomt. Maar in het Derde Rijk maakt de Nat. Socialistische beweging uit, wat aan God nog van Zijn wil en Zijn waarheid mag wor den gelaten. Omdat dominee Nie- möller naast God tegenover den keizer staat, is zijn adres in Duitschlandconcentratiekamp. Maar het Oostenrijksche epis copaat dan, heeft het zich niet aan de zijde van de Rijksre- geering geschaard Inderdaad blijkt uit de verkla ring, die dat episcopaat jongst leden Zondag van de kansels der kerken heeft doen afkondi gen „na nauwgezette beraad slagingen" dat het zich tegen over de „groote historische ston de", die Oostenrijk beleeft, stelt op de basis van den feitelijk ingetreden toestand. Dat betreft dus de erkenning van het feitelijke, burgerlijke ge zag. Men bedenke daarbij mede, dat de „Anschluss" voor de Duitsche Oostenrijkers, op zich zelf dus staatkundig bekeken na de onmogelijke vredesver dragen, die Oostenrijk verminkten, een begeerenswaardig doel was. De katholieke Oostenrijkers zijn door hun bisschoppen opgewekt om zich bij de volksstemming „als Deutschen zum Deutschen Reich zu bekennen." Wanneer men verder leest, wat de bisschop pen schreven, dan valt het op, dat zij de verdiensten van het nat. socialisme alleen erkennen op het gebied van den „völkischen en economischen opbouw", van de „Sozialpolitiek", vooral voor de „armsten Schichten desVolkes", I en voor de bestrijding van het, bolschewisme. De termen zijn met zorg gekozen en.... beperkt. Kardinaal Innitzer heeft zeer veel tegemoetkoming betoond en hij hoopt ongetwijfeld, dat mede: daardoor én als gevolg van de omstandigheid, dat de katholieke; minderheid in Duitschland doorl den „Anschluss" tot eene van 27 millioen is gegroeid, het nat. socialisme Gode zal doen gaan toekomen wat des Godes is. Maar de kentering zal moeten komen van de zijde van het nat. socialisme. Daartegenover staat voor een „verzoening" slechts de andere mogelijkheid verraad van de kerk aan Christus en Zijn leer. De Nazi's hebben thans tege moetkoming beloofd aan de katholieke kerk, zooals ze deze óók beloofden door monde van denzelfden heer Bürckel, die thans weer het plebisciet in Oostenrijk voorbereidt, vóór de volksstemming in het Saar- gebied. Zullen ze weer net zoo radicaal hun woord breken als toen Voor de katholieke kerk in Oostenrijk is het te hopen, dat zij zoo noodig in den strijd voor de Waarheid even sterke mannen als haar leiders moge hebben als de Duitsche christe nen in een Faulhaber, een von Galen en een Niemöller. Md. BOEKENWEEK. Dc waarde van reis herinneringen* Hoe ik het Uddeler meer hervond. Heden, Zaterdag, begint de Boeken week. Neen, neen Niet overslaan Lees u s.v.p. even verder. Ik weet heel goed, wat u meent. U bedoelt boeken, daar moet je geld voor hebben. U bedoelthet bezit van boeken is pas interessant, wanneer men zich een flinke bibliotheek kan aanschaffen. U bedoeltwanneer ik een boek wil lezen, dan leen ik dat voor een paar centen uit een bibliotheek. U hebt groot gelyk! Maar tóch.... U moet eens luisteren, naar wat ik bedoel. In den mobilisatietyd hadden ze me voor een poos, midden in den zomer, gedetacheerd in het kamp te Millingen op de Veluwe. En toen mopperde ik. Want ik voelde me zoc neergeworpen in een uithoek. Zeker, 't kon er wel mooi zijn, maar ik had nu eenmaal liever in Den Haag gezeten, 'k Liep of fietste wel eens naar het Uddeler meer en zwom er in het water, maar al gauw kroop ik dan verveeld in de schaduw van een boom op de schans. Die warmte, die hitte.... Die „koperen ploert".... Zóó noemden we toen bent u óók in dienst geweest de zon Enfin, ik heb er vier of vyf maanden ge zeten en op 'n avond toen heb ik een knalfuif gegeven, want tenslotte was de gunstige beschikking afge komen op myn zóóveelste verzoek om overplaatsing naar Den Haag. Pas jaren na den oorlog werd ik nieuwsgierig door de enthousiaste verhalen, die ik las en hoorde, hoe het er in de buurt van het Uddeler meer eigenlyk uitzag.... Ik ben gaan sparen voor een kleine vacantie in die contreien en eindelijk heb ik toen Millingen en het Uddeler meer leeren kennen en genieten. Ik heb me een paar weken lang gezond laten braden door God's zonnetje, dat me warm bestraalde, als ik midden op den dag eenzaam liep te dwalen door de zandwoestenyen van Kootwyk ik heb het mooie oude torentje van Garderen tegen den avond ziensil- houetteeren tegen een roodgouden hemei; ik heb de golvende koren velden zacht hcoren zuchten als een gelukkige zwangere, die de vrucht voelt leven; ik heb de adders zien schuiven door de hei, de hagedisjes zien spelen ik heb het Uddeler meer hervonden als een klein aardsch paradijs en terwyl ik lag te zonne baden aan den oever, zag ik uit de weerkaatsing op het spiegelende, rimpelooze watervlak, hoe de engelen daarboven bezig waren om haar wolkenbedjes te schudden voor den nacht, die komen zou. Waarmee ik maar zeggen wil, dat een goed gerecht pas op z'n lekkerst smaakt, als men moeite heeft moeten doen om het te verkrygen. Zoo is het óók met ons boeken- gerecht. Zeker, men kan vaak voor een paar centen het boek, dat men wenscht *te lezen, ter leen bekomen in een ot andere bibliotheek. Maar dan leest men het „in een verloren uurtje" en misschien slechts „om de verveling te dooden." Heeft men veel goeds over een bepaald boek gelezen of gehoord, is er een ver langen ontstaan en gegroeidom het te genieten en heeft men moeite moeten doen, een offer moeten brengen, om zich deze genieting te verschaffen, dan zal men lezen met interesse en overgavemen zal het schoone zoeken, vinden en vasthouden Vasthouden door het bezit van het boek. Ook al zou men het voorloopig geen tweeden keer ter hand nemen, dan zal toch telkens het zien van 't bekende bandje herinneringen wek ken aan mooie en leerzame uren, in den geest zullen we ons telkens verplaatsen in het leven, bepaalde momenten er uit, van 'n anderen mensch, 'n vréémden mensch, die ons door het verhaal van den schrij ver zoo'n goede bekende, misschien zoo'n oprechte vriend óf zulk een i afschuwweKkend, maar leerzaam vóórbeeld is geworden. Van mooie reizen bewaar ik kleine dingskes „ter herinnering." Soms speel ik er mee in myn vingers en onbewust komt me dan weer veel moois voor den geest, dat ik heb gezien en bewonderd. Zoo is ook een gelezen boek 'n reisherinnering, telkens en telkens weer wekt het gedachten terug aan vreemde plaatsen, die ik met den sckröver bezocht aan interessante menschen met wie ik verkeerde. En ik wééthet kost me geen geld en geen moeite om éventjes weer dat contact te herstellen ten tijde en ter plaatse, welke me te binnen schieten. Zou ik zoudt gy, lezer een bibliotheek noodig hebben om zóó, als ik hiervoren beschreef, van boeken te genieten Houdt gij van.... menschen En als ge van menschen houdt, kunt ge dan en dèèrom, slechts in een stad leven Hoe grooter de stad is waar ge woont, des te minder menschet ge kent. Menschen leert ge slechts kennen en waardeeren helaas ook wel eens schuwen en minachten in een kleine, besloten omgeving. Ook boeken ze zyn papieren, maar écht levende menschen verliezen vaak aan hun individueele beteekenis voor ons door hun veelheid. Menschen, die er uitgebreide bibliotheken op na houden, zonder dat de veelheid door de wetenschap waarop ze zich toe legden wordt vereischt, zijn meer verzamelaars van boeken dan ken ners en vrienden van deze. Velen houden van de stad, maar de menschen zyn hun onverschillig. Zoo ook houden sommigen van de bibliotheek, maar ze geven weinig of niets om boeken. En düs, waarde lezer en lezeres, de Boekenweek is toch ook inder daad iets voor U. Voor een paar gulden kunt ge een mooie reis maken door vreemde streken en door een heerlyke natuur, geleid door een bekwamen gids. Ge leert er menschen kennen, die énders zyn dan gy. Ge leert ze zóó goed kennen, dat ge ze ook gaat begrijpen. Ge leert uit de ervaring van anderen, waarom ge sommige menschen of bepaalde situaties schuwen moet, maar ge leert eveneens, hoe ge u zelf beter kunt maken of steun kunt vinden in de vriendschap met anderen. Het boek, dat ge behoudt, zal u langere jaren een herinnering zyn en U nooden om met uw gedachten nog even terug te keeren naar een daad, welke u heeft getroffen of in een situatie, welke u heeft bekoord, misschien iets heeft geleerd. Het aantal van myn reisherinne ringen en dus het aantal van myn reizen zegt niets omtrent de mate, waarin ik genoten heb. Een plankje met enkele boeken kan voor den bezitter méér beduiden en voor hem van grooter waarde zyn dan de uit gebreide bibliotheek van een ryken, maar geestelyk-armen pocher. Geef uw besten vriend een boek in de boekenweek. En vergeet u zeiven niet. Maar koop een goed boek. Als ge op reis gaat, zoekt ge toch ook niet het gore, doch het schoone. Dierenbescherming. Er is tweeërlei soort dierenbescher ming: de eene heeft tot inzet om... het dier te beschermen, de andere om zich zelf te beschermen. Naby de monding van de Theems spoelde eens "n levende valvischaaD, 't kan ook een tonijn zyn geweest. Men heeft toen het dier opgetakeld op een lange vrachtauto en trachtte het te vervoeren naar... ik weet n:et precies meer waarheen, maar 't zal wel een of ander groot bassin in de buurt van Londen zyn geweest Het beest „trompetteerde" onderweg van geweld zóó erg, dat vele toevallige getuigen van het vervoer 's anderen daags de Engelsche dagbladpers met hun ingezonden stukken bestookten. Naar aanleiding van dat „schan daal" heb ik er toen op gewezen, dat deze zelfde verontwaardigde menschen in hun leven vaak onbe wogen langs karren met spartelende scholletjes, springende garna'en of glibberig kronkelende paling gaan. zónder aan protesteeren te denken. Dat komt: die scholletjes en garnalen en palingen trompetteren niet en beroeren aldus niet met een klagelyk geluid het menschelyk gemoed. Het is dikwyls meer het eigen gemoed, dat we willen beschermen, dan het dier. Ik wilde daaraan herinneren, nu het Nederlandsche gerecht op klach ten van dierenbeschermers zich bezig houdt met het bestraffen van men schen, die ooren of staart van hon den hebben gecoupeerd. We moeten in dat opzicht toch niet te ver gaan. Om misverstand te vermyden: ik ben tegen het coupeeren van honden. En daarom zal ik geen hond koopen, dien ik pas „mooi" kan vinden, nadat hy gecoupeerd is. We moeten echter rekening houden met feitelijke om standigheden. Er worden nu eenmaal bouviers gefokt, en doggen, en „dob bermannen" en andere soorten, die „men" niet „mooi" vindt, als zeniet zyn gecoupeerd. Krygen de „dierenbeschermers" hun zin, dan blyft een dobberman dus met een langen staart loopea en met omgeslagen ooren. Hem is leed bespaard. Maar welk ander leed wordt hem aangedaan. Een „leelyke" hond is een geweldige boffer, wan neer hy toevallig by een goeden, maar idioten... pardon by een béas terecht komt, die even toevallig ook met een leelyke vrouw is getrouwd en daarom geleerd heeft om meer te letten op de innerlyke kwaliteiten dan op uiter- lyk schoon. Regel zal zyn, dat een hond, dien „men" leelyk vindt, de verschoppeling wordt in een huis houding waar men nou jé., een hond moet hebben, omdat er toch moet wezen, waarop de baas en de vrouw hun kwade luimen kunnen doen uitwerken. Als een zeer jonge hond, voor wie de „mode", dus toevallige smaak der menschen bepaalt, dat-ie gecoupeerde ooren of (en) staart moet hebbel, op deskundige wyze aan zoo'n operatie wordt onderworpen, «fan J ik geloof dat althans wordt hem veel meer en erger leed voor later bespaard. We beoordeelen de gevoe lens van zoo'n beest dikwyls te „menschelyk" en in ander opzicht weer te weinig menschelyk. Ik heb een paar maal zoo'n operatie gezieD, de kleine pups gaven geen enkel blyk, dat ze de betrokken lede maten waren vooraf verdoofd be paald „pyn" ondervonden van de han deling, en een oogenblik er na waren ze met elkander aan het ravotte, als was er niets gebeurd. Tegen beun hazery moet worden opgetreden, d.i. tegen het hakken en snijden door menschen, die geen begrip hebben van de anatomie van den hond, noch van eenvoudige dierenchirurgie. Maar overigens... hoeveel pynlyks, werkelyk pynlyks, doen menschen zich zelf of hun kinderen dikwrils niet ondergaan om zich of den hun nen het leed te besparen van als leelyk" of mismaakt door hun mede- menschen te worden beoordeeld. Over hondenleed prakkezeeren we, omdat de hond nu eenmaal een warm plaatsje in ons hart heeft, maar we eten met smaak ossevleesch. Denkt men er wel eens aan, wat het stiertje heeft moeten meemaken, vóórdat het een osje was Hoeveel katers wor den niet gecastreerd, omdat we geen last van ze willen hebben. Hoe goed laat men zich niet dikwyls een kapoen smaken, zonder dat men er aandacht aan geeft, dat de jonge kip een zware operatie heeft moeten onder gaan, waartoe het kapoeneermes haar in de buik werd gestoken tot aan den rugwervel toe Er is te veel dierenleed dan dat we het alles tesamen zouden ver- eenzelvigen met alleen datgene, wat soms het minst ergerlyke wat sterk op onze eigen verbeelding werkt en daarom óns menschen kwetst. Dc gevaren van het nieuw heidendom* Een oproep van Limburgsche organisaties* Publicatie wordt ons verzocht van den volgenden oproep De diocesane commissie van samen werking in het bisdom Roermond, waarby zyn aangesloten de volgende organisatiesLimb. Land- en Tuin- bouwbond, Limb. R.K. Werklieden- bond, Limb. R.K. Werkgeversvereeni- ging, R.K. Middenstand, R.K. Werk- nemende Middenstand en „St. Adel bertusvereeniging", kennis genomen hebbende van de gevaren, welke in steeds toenemende mate in meerdere landen het katholieke geloof be dreigen door het opdringen van het nieuw heidendom, voelt zich gedron gen opnieuw luide uiting te geven aan de trouw van het Limburgsche katholieke volk waar het geldt de door den bisschop van Roermond en door heel het doorluchtig Episcopaat van Nederland ons voorgehouden gedragslyn tegenover het nationaal- socialisme. De diocesane commissie meent het Katholieke Limburgsche volk ernstig in overweging te moeten geven by het beoordeelen van de situatie de soms zoo hemelsbreed verschillende omstandigheden in ons land en elders niet uit het oog te verliezen. De berichten in de pers mogen nooit of nimmer onder ons Katholieken de meening doen post vatten, dat het door Z. H. den Paus in de encycliek „Mit brennender Sorge" veroordeelde nieuw-heiddndom ooit, waar dan ook, vereenigbaar zou kunnen zijn met het Katholicisme. De Dioc. Cie. van samenwerking, H. A. POELS, voorzitter. Krombroodjesregen te Sittard. Het groote festyn der „Krom- breudjes" dat zich telbenjare op den Zondag „Laetare" te Sittard herhaalt, vond ook dit jaar weer plaats onder buitengewoon groote belangstelling, vooral van de zyde der jeugd, die, de traditie getrouw, in geweldige drommen naar den Kollenberg trok waar de „engelen^ het halfvastengebak in gullen over vloed laten „regenen". De oorsprong van dit oude volks gebruik ligt, naar men meent, in het Evangelie van „Laetare", dat de wonderbare spyziging verhaalt van de vyfduizend Galileeërs, terwyl de vorm van het krombrood, twee even groote doch duidelyk te onder schelden helften, wellicht de sug gestie wil geven van halfvasten. Nadat het gebruik sinds men- schenheugenis bestaan had, vermin derde een vyftal jaren geleden de belangstelling ervoor op zoodanige wyze, dat nog slechts enkelen met hun kinderen op Halfvasten naar den Kollenberg togen en daar de meegebrachte krombroodjes tus schen het struikgewas verstopten, waar dan hun kinderen deze ,uit den hemel geregende gaven" tot hun vreugde vonden. Dat de krombroodjesregen weer een echt volksfeest is geworden, dat ieder jaar by eenigszins be- hoorlyk weer zeer veel belangstel ling trekt, is te danken aan wylen den heer Jos. Cals, die helaas eeDl- ge weken geleden plotseling ln den leeftyd van 45 jaar overleed. Deze nam de propaganda voor dit oude gebruik ter hand en wist den mid denstand voor zyn plannen te win nen. Toen de eerste door hem ge- Sproeten komen vroeg in het voorjaar, koop tijdig een pot Spmtol. gij alle Drogisten. organiseerde „regen" een groot succes bleek, was het oude gebruik weer in eere hersteld. In alle opzichten biedt het ge bruik een fleurigen en niet zelden kostelyk amusanten aanblik. Boven op den berg staan de „engelen" die de „krombreudjes" naar beneden werpen langs de helling, waarop honderden kinderen trachten ze te bemachtigen. Vermakelijke scènes kan men hierby in overvloed waarnemen en wy brengen hulde aan den 3-jarigen dreumes, dien wy belangstellend volgden op zyn moeizamen tocht naar de hoogvlakten van den Kol lenberg, tusschen de honderden ru moerende kinderen door en die dan ook, boven gearriveerd, van een grooten forschen wachtmeester een krombrood als belooning ontving, waarmede hy welgemoed, het met beide armen krampachtig omvat tend, den tocht naar lager sferen aanvaardde. Aldus herhaalt het „krombreudjes rapen" zich van jaar tot jaar. De jeugd amuseert er zich kostelyk mee en de ouderen stellen er in grooten getale belang in en deelen in de vreugde van hun kinderen. Msb. BVetwormpjes huidonzuiverheden en puistjes Gebruikt bij gelaatsverzorging witte PuroL Doos 30en 60ct Bi) Apothekers en 528—8 VENRAY, 2 April 1938 Snoeien, afkappen en opscheren van hagen en struikgewassen. Burgemeester en Wethouders van Venray brengen ter openbare ken nis, dat in het jaar 1938 volgens art. 47 van het Provinciaal Wegen- reglement van Limburg wederom moet plaats hebben de vierjaar- lyksche inkorting van heggen en struikgewassen laDgs de kunstwe gen. Volgens dat artikel moeten te beginnen met 1894 en telkens het vierde jaar daaropvolgende (laatste- iyk in 1934) vóór 1 Juli, de niet jaarlyks geschoren wordende hagen en struikgewassen staande binnen den afstand van 2 M. van de grens van de provinciale wegen, de Ryks- wegen in beheer en onderhoud by de provincie en andere kunstwegen, afgekapt worden ter maximum hoogte van 1.50 M. boven den grond waarop ze geplant zyn, met dien verstande, dat op voormeld tydstip geene loten van meer dan een half jaar oud boven die hoogte mogen uitsteken. Ten aanzien van de jaarlyks ge schoren wordende hagen en struik gewassen, benevens hagen en struik gewassen, dienende tot afsluiting van begraafplaatsen, wordt de maximum-hoogte bepaald op 2 M. boven den grond, waarop ze geplant zyn. N Op hagen sedert minder dan 3 jaren geplant en struikgewassen tot een bosch behoorende, zyn de bepa lingen van voorgaande alinea's niet van toepassing. Al de binnen den afstand van 1 M. van de grens der wegen en voet paden in 't algemeen staande hagen moeten telken jare, aan de weg- zyde, ter hoogte van minstens 1.50 M. boven den grond waarop ze ge plant zyn, opgeschoren worden, in dier voege, dat op 1 Juli aan die zyde slechts hoogstens 0.30 M. hout buiten den stam mag aanwezig zyn. Vóór datzelfde tydstip moeten jaarlyks insgelyks weggeruimd wor den de over de wegen, voetpaden, slooten en greppels hangende hoo rnen, struiken, hagen of takken. Met het oog op het thans voor het inkorten en opscheren der heg gen en struikgewassen geschikte seizoen, raden wy belanghebbenden aan thans reeds aan hunne ver plichtingen te dien opzichte te vol doen. Venray, 28 Maart 1938. Burgemeester en Wethouders van Venray, A. H. M. JANSSEN, De Secretaris, VAN HAAREN Waakzaamheid ter voorkoming van bosch- en heidebranden. Burgemeester en Wethouders van Venray achten het noodzakelyk nog eens aan te sporen tot de meest mogelyke waakzaamheid met betrek king tot het voorkomen en blusschen van bosch- en heidebranden. De aandacht zy daarom andermaal gevestigd op het navolgende le. Het is bekend, dat by een verblijf in de bosschen en de heide, by droog weder en speciaal in het warme jaargetyde de minste onacht zaamheid de grootste nadeelige ge volgen kan hebben. Het wegwerpen vaü een nog brandende lucifer of van een eindje sigaar of het weg vliegen van vonken van sigaar of pijp, schynbaar van geen beteekenis, kan brand doen ontstaan en aldus een strafbaar feit opleveren volgens artikel 429 van het Wetboek van Strafrecht, waar o.m. een straf van 14 dagen hechtenis of f 100.— boete wordt bedreigd tegen dengene, die door gebrek aan de noodige omzich tigheid of voorzorg gevaar voor bosch-, heide-, helm-, gras- en veen brand doet ontstaan. Het strafbaar feit is ook reeds aanwezig door on voorzichtigheid met vuur, ook zonder dat nog brand ontstaat. Het rooken in de bosschen en licht brandbare heide is dus in het algemeen AB SOLUUT VERBODEN, terwyl ook

Peel en Maas | 1938 | | pagina 9