Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
AlleenBoter
is boter
„VENRAY"
boter
Eeuwfeest van de Ursulinen
van Venray.
Roomsche mannen
Zaterdag 12 Maart 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 11
is zeer fijne boter
PEEL EN MAAS
ADVERTENTIEPRIJS1—8 regels 60 ct Uitgave FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY I Abonnementsprijs per kwartaalvoor Venray 65 ct
per regel 7ct. Bij contract groote reductie Telefoon 51 Giro 150652 buiten Venray 75 ct. Afz. nummers 5 ct
ni
„JERUSALEM" EN VENRAY.
Een Limburgs dorp is als het ware één grote familie. Tussen al de
inwoners bestaat er n.l. een gevoel van saamhorigheid ze kennen el
kaar allemaal, ze weten alles van elkaar af, en ze zijn het op één punt
roerend eens: 't is nergens zo goed als op hun dorp. Ea als er nu op
zo'n dorp een klooster is, dan hoort dat klooster niet alleen bij het
dorp, maar van het dorp. Dat klooster, dat is van ieder van hen. En
nu is dit al heel bijzonder het geval met „Jerusalem" in Venray.
Niet alleen is er, van de eerste tijden af aan, iedere steen' van de
gebouwen gelegd door trouwe Venrayse handen, maar de stichting van
„Jerusalem" zelf is geschied door twee Venrayenaars.
Immers de kronieken verhalen, dat op Kerstnacht 1422, na de Nacht
mis, twee brave' huisvaders, Goert van Voerle en Sibbe Henselmans,
te zamen kwamen en zich beklaagden, dat er in hun mooie dorp de
massale kerk, die vandaag nog getuigt van het grote geloof van de
Venrayse voorvaderen, waren ze in 1401 begonnen te bouwen geen
klooster was. Sibbe Henselmans had n.l. een dochter, Alijt, en een
dienstmaagd, Lijsbeth, die God gaarne v/ilde dienen. En het gevolg van
het gesprek was, dat op de plaats, waar volgens de legende Sint Oda
geleefd had, ongeveer bij de ingang van het klooster, een hofstede werd
aangekocht, waar deze beiden met nog een ander meisje en met het
13-jarig dochtertje van Goert van Voerle, een gemeenschappelijk leven
van gebed en arbeid begonnen. Ziedaar het begin van het klooster
„Jerusalem", waar ongeveer vier eeuwen lang een communiteit van
Augustinessen woonde.
Verder over de geschiedenis van dit klooster uitweiden willen we
niet. In een boek, dat binnenkort verschijnen gaat, zal dit gebeuren aan
de hand van het archief, dat bewaard is gebleven, evenals er een ver
slag gegeven zal worden van het honderdjarig verblijf van de Ursulinen.
We kunnen er ons toe bepalen, met te zeggen, dat in 1802 het
klooster geseculariseerd en de gebouwen verkocht werden. De laatste
rector van het klooster, Antonius Saedt, kocht ze. De Augustinessen
bleven in ..Jerusalem" te zamen en stierven er voor en na. De laatste
die overbleef het was een Venrayse van geboorte, Zuster Marie Ag
nes Hensen, oud-tante van Soeur Agnes Bekkers, de Ursuline, ging
in het dorp wonen. En toen de Ursulinen kwamen, was het die Ven
rayse zuster van het eerste „Jerusalem", die ze naar best vermogen
hielp in de moeilijke stichtingsjaren en die ze zeer zeker op de hoogte
zal gebracht hebben van alles wat Venray betrof.
Rector Saedt bepaalde bij testament, dat „Jerusalem" bestemd was
voor Religieuzen, die opvoeding en onderwijs gaven aan de vrouwelijke
jeugd. En zo kwam het, dat na diecs dood, Pastoor Jansen van Venray
zich wendde tot Pastoor Lambertz van Thildonck en om Ursulinen
vroeg.
rru??A 16i September 1838 verlieten acht Ursulinen in 'n huifkar het
Thildonckse klooster en over Sint Truiden, Maseyck, Horst, langs de
toen nog meest ongebaande wegen, kwamen ze op 20 September's mor
gens vroeg in Venray aan.
De Pastoor wachtte ze op bij de Paterskerkhonderden mensen waren
St, Ursula-school. De twee Lagere scholen der Ursulinen te Venray,
op de been, heel het dorp was versierden met een stoet witte strooi-
stertjes voorop, trokken ze in processie door de Patersstraat, Grote
Straat, naar het Eind dat indertijd werkelijk het eind van het dorp
was naar „Jerusalem."
't Was nog vroeg, en de Deken van Horst die meegekomen was, las
de H. Mis in een van de kamers die als kapel was ingericht. Toen ze
daarna in 'n ander vertrek wilden gaan ontbijten, waren, zo ver ze zien
konden, kamers, gangen en vensterbanken bezet met goeie Venrayenaars,
die eens kwamen kijken, hoe of „de begienen', „hun begienen", er wel
uitzagen. „Jerusalem" was van henze waren er thuis.
's Middags was er 'n grote feestmaaltijd; 'n uitgelezen gezelschap
van ruim 30 personen zat om de rijkversierde tafels en de heerlijkste
schotels met wildbraad en gevogelte deden de rondte. Maar de Ursu
linen namen er niets van: ze hadden volgens hun regel vastendag; 't
was de vigilie van den apostel Mattheus. Ja, dat konden die goeie
Venrayenaars nu ook niet weten, evenmin als ze weten konden, dat ae
zusters voor alle bezit slechts honderd frankskes hadden.... anders had
den ze immers nooit na 'n paar weken de rekening gestuurd van al de
hazen en patrijzen, die op 20 September in „Jerusalem" verorberd
waren....
En zo was er in 't begin grote armoe in „Jerusalem", waar ze in
derdaad onder de blote hemel sliepen, want als het 's nachts regende,
dan was er geen droog plekje te vinden; en overdag stond menig keer
de keukenzuster te schreien vóór de ledige haard met het enige kasse
rolleke, omdat er geen hout, of turf, of kolen in huis waren. Maar ze
bleven opgewekt en vol moed, zodat ze op 3 December de armenschool
konden openen en later een school voor meer gegoeden en een bewaar
school.
Dat nu is het begin geweest van de honderdjarige saamhorigheid
tussen „Jerusalem" en Venray. De school en de armen, ziedaar het
voornaamste terrein, waar de Ursulinen honderd jaren lang voor Ven
ray gewerkt hebben. Al de Venrayse vrouwen van even zoveel genera
ties, zijn bij hen op school geweest. En wat de joDgens betreft: de vele
priesters, die in die tijd uit Venray zijn voortgekomen, hebben hun
eerste godsdienstonderricht op de kleine benkskes van de bewaarschool
gehad en als ze dan misschien al het Onze Vader en het Weesgegroet
kenden toen ze er kwamen, dan hebben ze er in ieder geval hun con-
fitior geleerd.
Dan de armenzorg„Jerusalem" heeft altijd een armenmoeder gehad.
Er zullen er nog wel in Venray zijn die zich Mère Augustine z.g. herin
neren. En wie er in nood zat, kende de weg naar het klooster. Op het
ogenblik, nu de ellende zo groot is, werkt ook het klooster met ver
dubbelde krachten. En de pensionairen duen van harte mee.
„Jerusalem" leeft met alles in het dorp mee. En kan het helpen met
feestelijkheden of anderzins, dan gebeurt dat. En het dorp is daar ten
volle van overtuigd, en het klopt rustig aan: „Jerusalem" is van hen.
Dat weten ook de burgers uit de buurt die 's morgens naar de vroeg
mis in de Grote Kerk gaan, en die, terwijl de zusters in de kapel zitten,
zonder 't minste gemoedsbezwaar rustig door de voortuin van „Jerusa
lem" kuieren om hun weg enigszins te bekorten,,'t Groo-et Klo-ester,
da'z van os."
Maar Venray is ook van „Jerusalem".
En dan op de eerste plaats hulde aan al die Venrayse families die
hun kinderen als religieuze aan „Jerusalem" afstonden. Daar staan
namen als Bardoel, Bekkers, van den Berg, Claes, Derks, Droessen,
Kemps, Loonen-ThieleD, van den Mortel, Oudenhoven, Poels, Thielen,
Verstegen, Verschueren. Wismans en nog zo vele andere. Namen van
stille, stoere werksters, die in volle overgave hun plicht deden (doen),
die door hun arbeid zo veel hebben bijgedragen tot het welslagen
van het Ursulinenwerk. Wie herinnert zich niet Soeur Mechtilde Thielen
aan de poort, waar ze jaren lang, èn Venray, èn „Jerusalem" diende;
die precies wist wat iemand toekwam, en waar de gulle gastvrijheid
van „Jerusalem" moest verleend worden Dan de vele Venrayse werk
lieden, de arbeiders de trouw waarmede ze opkwamen voor de belangen
van het klooster
Venray leeft met „Jerusalem" mee, ook in zware tijdenwe denken
aan de brand in 1888. In het dagblad „De Tijd" van 30 Augustus 1888
lezen wij
„De hulpvaardigheid van Venraai's ingezetenen kan niet genoeg
geroemd worden.... Het is inderdaad onmogelijk allen op te noemen
die zich bij bet betreurenswaardig ongèluk in hooge mate onder
scheiden hebben. De heele bevolking van Venraai heeft haar best
gedaan, ieder op zijne wijze. Iedereen heeft zijn plicht gedaan met
groote toewijding en de meest vriendelijke bereidvaardigheid.... En
waar zou ik ophouden, indien ik alle ingezetenen van Venraai moest
noemen die zich bijzonder onderscheiden hebben Laat mij dit alleen
zeggen, dat de Venraaische brandweer, onder medewerking van den
heer Hubert Janssen, hötelhouder in „De gouden Leeuw", onver
moeid en met inspanning van alle krachten, den ganschen nacht
heeft doorgewerkt."
En is er een feest op „Jerusalem'
om de feestvreugde te verhogen.
dan is Venray's Harmonie present
Naaischool en Bewaarschool der Ursulinen te Venray.
Sinds 1422 heeft „Jerusalem" burgerrecht in Venray, en het geniet
dan ook van alles wat van Venray is. We denken aan de jaarlijkse
grote Processie waar „Jerusalem" altijd zo gaarne aan deelneemtaan
de bedevaartplaatsen van Venray die zo trouw door „Jerusalem" worden
bezochtaan de Venrayse Sinterklaas, die met zijn gevolg altijd op de
speelplaats van de pensionairen verschijntaan heel de pracht-omgeving
van Venray waar de kinderen nooit genoeg van krijgen. Nu weer sinds
enkele jaren de ontwikkelingsavonden, waarop „Jerusalem" met zulle
een groot getal vertegenwoordigd is....
„Jerusalem" en Venray, ze horen bij elkaar.
'n Vrome legende verhaalt, hoe in de Middeleeuwen in Venray hevig
de pest heerste. Er stierven heel veel inwoners, ook zusters van „Jeru-
lem". Nu was een van de Patronen van de Augustinessen, Sint Anto
nius Abt. En op zekere dag verscheen deze Heilige in de lucht en
strekte als teken van bescherming zijn hand over de gemeente uit. Alle
hoop herleefde, eenieder riep hem aan en de pest week.
Sint Antonius Abt, boven in de nis van het oude Augustinessenpoort-
je houdt nog steeds de wacht.
Naast de Grote Kerk staat „Jerusalem", 't Is als het symbool van de
samenwerking tussen Parochie en Klooster.
En op de dag, dat Venray 't eeuwfeest van zijn Ursulinen herdenken
zal, zal er voorzeker niet alleen van de schoolkinderen, maar van al
de Venrayse inwoners, die toch ook kinderen van „Jerusalem" zijn
de mannen hebben immers ook allemaal de bewaarschool gevolgd
een dankgebed opstijgen, voor alles, wat God gedurende die honderd
jaar voor „Jerusalem" en, door „Jerusalem", aan Venray deed. En met
vast vertrouwen op Zijn oneindige hulp, wordt er dan tusschen „Jeru
salem" en Venray een nieuwe eeuw van noch hechter saamhorigheid
begonnen. De tijden zijn zwaar en donker. Ze zullen elkaar meer
noodig hebben dan ooit. Met Gods hulp zullen ze altoos op elkaar
kunnen rekenen. Zo zij het. H.M.
Op naar Amsterdam in den nacht
van 19 op 20 Maart.
Sluit U aan om met tienduizenden
in dien nacht hulde te brengen aan
dea Christus Eucharisticus.
Aan U wordt gevraagd
het offer van Uw nachtrust.
Want in het holste van den nacht
loopt ge dan door Amsterdam's
straten denzelfden weg volgend,
waarlangs voor eeuwen geleden het
H. Sacrament van Mirakel werd
rondgedragen.
Ook wordt aan U gevraagd het
geldelijk offer voor de reis.
Dat beteekent voor velen, vooral
in dezen tjjd, een groot offer.
Maar waarom zouden wij deze
offers niet brengen
Het is immers hoognoodig, dat
wij den goeden God om erbarming
gaan vragen in dezen benarden tijd.
Tienduizenden mannen trekken op
naar Amsterdam om deel te nemen
aan dezen
bede' en boetetocht.
Zoo'n daad van liefde en offerzin
zal het Hart van Jezus mild stem
men voor de wereld, die Hem den
rug toekeert.
Hij zal zich in al Zijn liefde en
goedheid ontfermen over allen, die
tot Hem gaan en hun nood komen
klagen.
Roomsche mannen, op
Voor Christus onzen Koning,
God wil het. Amen,
Turuealom" \rf\f\V fl iaaf Rechts vooraan; het oude Augustinessen-rectoraat, waar inDecember 1838 een armen-
GrUSdlcill VU<U»1 jdcil school geopend werd. Rechts achteraan de latere buitenschool, thans bewaarschool
en naaischool. Linkshet pensionaat dat in 1888 afbrandde. Heel vooraande kloostermuur met het oude poortje, waarin
boven de nis met Sint Antonius Abt.