TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Openbare vergadering van den
Raad der Gemeente Venray,
gehouden op Dinsdag 24 Augustus 1937,
des namiddags 3 uur.
Zaterdag 2 October 1937
Acht en vijftigste Jaargang No 40
Voorzitter: de Heer G. H. Houben J.b.
Secretarisde Heer A. F. M. van Haaren.
Tegenwoordig alle leden.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed.
Uit de hierna gehouden trekking blijkt, dat getrokken is No. 12, i.e.
de Heer Odenhoven, zoodat deze bij eventueele stemmingen het eerst
zijn stem moet uitbrengen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de ordePunt 1 der agenda
Vaststelling notulen der vergadering van 30 Juni 1937.
De Heer VERMEULEN merkt op, dat bij de behandeling van punt 8
der agenda van de vorige vergadering: Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der begrooting 1936, de zaak is voorgesteid,
alsof boschwachter Min uit eigen beweging die bestellingen bij de firma
Messemaekers zou hebben gedaan en daarover heeft toen Spreker zijn
verwondering uitgesproken en gezegd, dat dit toch niet was zooals 't
behoort. Achteraf is echter gebleken, dat Burgemeester en Wethouders
van deze bestelling wél hebben kennis gedragen. Had Spreker dat toen
geweten, dan zou hij bedoelde afkeuring niet hebben geuit. Verder zegt
Spreker, dat hij er niet zijn verwondering over uit heeft gesproken, dat
„die" boschwachter zoo maar kan bestellen, maar dat „de" boschwach
ter zoo maar kan bestellen, want „die" boschwachter klinkt zoo min
achtend en dat is allerminst zijn bedoeling geweest.
De VOORZITTER antwoordt, dat van het gesprokene door den Heer
Vermeulen aanteekening zal geschieden in de notulen der volgende
vergadering.
De Heer STEEGHS zegt, dat de officieele notulen der vergadering
van 30 April, zooals de Secretaris die heeft opgemaakt, goed waren en
het door hem gesprokene en betoogde, in verband met het verzoek van
het Schoolbestuur van Castenray, om beschikbaarstelling der benoodig-
de gelden voor een overdekte speelplaats aldaar, ook volkomen juist
was weergegeven. Het eigen verslag van „Peel en Maas" was Spreker
echter niet naar den zin. Volgens dit verslag zou hij zich belachelijk
hebben gemaakt. Spreker zou daarom den verslaggever van „Peel en
Maas" willen verzoeken, om belachelijke dingen uit de notulen te laten,
want hij is niet gekomen om onzin te vertellen, maar de zuivere waar
heid. Vervolgens brengt Spreker nog dank aan B. en W. voor het door
hen ingestelde onderzoek, waardoor de Raad tenslotte heeft kunnen
besluiten de gevraagde gelden toe te staan.
De VOORZITTER antwoordt, dat deze opmerkingen geen verband
houden met dit agenda-punt en stelt, na vaststelling der notulen, aan
de orde punt 2 der agenda: Vaststelling der vergoedingenten behoeve
der verschillende bijzondere scholen over 1935, overeenkomstig het
bepaalde in de artt. 101 en 103 der L.O. Wet 1920.
De VOORZITTER zegt, dat als overeenkomstige school (de vroegere
O.L. School te Herjde is met ingang van 1 April 1935 omgezet in eene
bijzondere, zoodat deze gemeente geen openbare school voor gewoon
lager onderwijs in stand houdt) is genomen de school voor gewoon
lager onderwijs te Deurne, waar de kosten volgens artikel 55 onder e
tot en met h en o der Lager Onderwijswet 1920, alsmede die van in
standhouding, gemiddeld per leerling hebben bedragen f 6.14.
Het totaal bedrag voor het St. Josephsgesticht is f 939.42; voor de
bijzondere school Venray-Kom f 2934.92; idem Oirlo (Jongensschool)
f 485,06; idem Oirlo (Meisjesschool) f 521,90; idem Leunen (Jongens
school) f 481.99; idem Leunen (Meisjesschool) f 492.73», idem Ysselsteyn
f 681.54; idem Veulen f 483.52°; idem Castenray f 638.56; idem Merselo
f 699.96; idem Oostrum f 808.94°; idem Heijde f 408.30; voor school A
der Zusters Ursulinen f 1797.48° en voor school B der Zusters Ursulinen
f 1201.90»,
Wordt algemeen goedgevonden.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde Punt 3 der agenda:
BenoemiDg van een lid van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur in de
vacature Haenraets.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders, na het
Burgerlijk Armbestuurjte hebben gehoord, een voordracht opmaakten,
waarop als candidaat geplaatst zijn: 1. de Heer M. Goumans, land
bouwer en 2. de Heer J. Jenneskens, landbouwer, aangezien thans in
het alg. burgerl. armbestuur geen enkele landbouwer zitting heeft.
De Heer ODENHOVEN zegt, vooropstellende, dat de beide voorge
stelde candidaten hem even dierbaar zijn, de voordracht zelf hem weder
om tot groote verwondering aanleiding geeft. Wederom moet Spreker
constateeren, dat er bij de voorgedragen candidaten geen arbeider is.
Het ligt toch nog zoo duidelijk en klaar in het geheugen, dat de ar
beiders steeds bg benoemingen gevraagd hebben om een tweeden ver
tegenwoordiger in het armbestuur. De Voorzitter antwoordde dan echter
steeds, dat het een benoeming betrof wegens periodieke aftreding en er
daarom liever mee zou wachten, de laatste keer nog bij de herbenoe
ming van den Heer Ariaens, die, hoewel reeds op jaren, toch zijn zaken
nog zeer goed doet. De Voorzitter stelde echter in het vooruitzicht, dat
er ook wel eens een vacature zou komen, bijv. Haenraets, die al op
zeer hoogen leeftijd was. De arbeiders hebben toen daarmede genoegen
genomen en hun tijd afgewacht. Thans is dat trouwe lid overleden en
moet een nieuw lid benoemd worden en tot Sprekers aller-, allergroot
ste verwondering is nu aan die afspraak niet de hand gehouden. Men
heeft zelfs niet gezegd, zouden we er een arbeider en een landbouwer
op zetten, neen, er worden twee landbouwers voorgedragen. Spreker
kan dit onmogelijk begrijpen van het dagelijkseh bestuur en nog min
der van hen, die er toe hebben medegewerkt. Er zijn nog wel geschikte
arbeiders te vinden, die niet aan de werkverschaffing zijn en anders nog
wel personen, die, hoewel zelf geen arbeider, toch met de arbeiders
meeleven. Spreker stelt in dit verband voor als candidaat, den Heer
Millen.
De VOORZITTER antwoordt, dat als de tijden normaal gebleven
waren, er beslist één of misschien twee arbeiders op de voordracht
zouden hebben gestaan. Maar sinds die toezegging is de armoede onder
de landbouwende bevolking dusdanig toegenomen, en speciaal de keuter
boeren zijn zoo hard achteruit gegaan, dat B. en W. met het Armbe
stuur van oordeel waren, dat het noodzakelijk was, dat er een land
bouwer in het Armbestuur kwam, die ook het best kan beoordeelen de
wijze, waarop deze menschen eventueel het best geholpen kunnen
worden.
De Heer ODENHOVEN vraagt, of het dagelijkseh bestuur dan denkt,
dat een arbeider de belangen van deze categorie niet goed zou behar
tigen.
De VOORZITTER zegt: Neen, dat denken wij niet, maar wij achten
het noodzakelijker, dat er een landbouwer in het Armbestuur komt;
ook deze zal de belangen van de arbeiders wel behartigen.
De Heer ODENHOVEN zegt zoo iets nog niet meegemaakt te hebben
en handhaaft zijn voorstel om den Heer Millen te benoemen.
De VOORZITTER zegt, dat het Armbestuur, ingevolge het reglement,
over de voordracht gehoord moet worden en de Raad uit de voordracht
moet benoemen.
Neen, zegt de Heer ODENHOVEN, hoe is 't dan gegaan met de benoe
ming van een voorzitter van de Commissie van Toezicht op de Arbeids
beurs; toen is er toch ook iemand buiten de voordracht benoemd.
De Heer GOUMANS zegt, dat hij zich wel terug wil trekken en stelt
voor de benoeming aan te houden.
De Heer VAN BOVEN zegt tegen aanhouding te zijn.
De^ Heer GOUMANS zegt, dat hij dit voorgesteld heeft, omdat het
Armbestuur toch gehoord moet worden en er toch niet een arbeider
benoemd kan worden, zonder dat B. en W. hun voordracht wijzigen.
De Heer VAN BOVEN zegt, dat de Voorzitter het mis heeft en de
Raad mag benoemen wie hij wil.
De Heer ODENHOVEN zegt, hiernaar ook geïnformeerd te hebben,
maar de Raad kan vrij buiten de voordracht benoemen.
Op verzoek van den Voorzitter zet de SECRETARIS hierna uiteen
het verschil tusschen een voordracht en een aanbeveling. Aaneen „voor
dracht" is de Raad gebonden, dus mag hij daar niet buiten gaan, aan
een „aanbeveling" is de Raad niet gebonden en is hij dus vrij iemand
buiten die aanbeveling te benoemen. Toen bij de Commissie van Toe
zicht op de Arbeidsbeurs een voorzitter moest benoemd worden, hebben
B. en VV. den Raad een aanbeveling verstrekt, waaraan de Raad zich
echter met behoefde te houden; voor benoeming lid Armbestuur is
evenwel een voordracht voorgeschreven.
Het voorstel van den Heer Goumans, gesteund door de Heeren Oden-
koven en van Boven wordt hierna in stemming gebracht.
Hit de gehouden stemming bleek, dat het voorstel met 13 tegen 2
stemmen werd aangenomen. Tegen stemden de Heeren Reintjes en
Wethouder Houben.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde: Punt 4 der agenda: Be
noeming van 2 leden in de Commissie van Toezicht op de Gemeentelijke,
iqo?118 Districts-Arbeidsbeurs, wegens periodieke aftreding op 30 Juni
x van Uouben als vertegenwoordiger der werkgevers en J. K.
A. Ponjee, als vertegenwoordiger der werknemers en wijst als stemop-
nemers aan de Heeren Millen en Poels.
Uit de hierna gehouden stemming blijkt, dat beide heeren met alge
meene stemmen zijn herbenoemd
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde: Punt 5 der agenda:
Aanvrage van W. J. F. Nuyens, om eervol ontslag als voorzitter der
commissie van Toezicht op de Gemeentelijke-, tevens Districts-Arbeids-
beurs.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen,
dit ontslag aan den Heer Dr. Nuyens zeer eervol te verleenen en hem
te danken voor alles, wat hij met zooveel liefde in het belang der
arbeidsbemiddeling heeft gedaan.
De Heer MILLEN zegt, dat hij verwacht had, dat op de agenda ook
de benoeming van een nieuwen voorzitter zou hebben gestaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit moeilijk kon zoolang de oude
voorzitter nog geen ontslag heeft. Op de agenda voor de volgende
vergadering zal echter dit punt voorkomen-
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde: Punt 6 der agenda:
Vaststelling van het kohier der voerdiensten.
Dit kohier wordt hierna zonder hoofdelijke stemming vastgesteld met
een totaal van 48 dagen voerdiensten.
Hierna komt punt 7 der agenda aan de orde; Vaststelling van het
kohier der Trottoirbelasting. Ook dit kohier wordt zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld op f 865.99.
Vervolgens stelt de VOORZITTER punt 8 der agenda aan de orde:
Aanbieding der rekening over 1936 en der balans per 31 December 1936
van den tak van dienst het bedrijf der Gasfabriek.
De VOORZITTER vraagt of de Raad er prijs op stelt zelf een com
missie te benoemen om de rekening van dit bedrijf te onderzoeken;
waar dit niet het geval blijkt, wijst Spreker als voorzitter dei commis
sie aan den Heer P. Pubben en als leden de Heeren J. Vermeulen en
A. Millen.
Bij punt 9 der agendaAanbieding der rekening van het Algemeen
Burgerlijk Armbestuur, dienst 1936, en punt 10: Aanbieding der begroo
ting van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur, dienst 1938, geschiedt
eveneens, volgens verlangen van den Raad, de aanwijzing van de com
missie van onderzoek door den VOORZITTER en worden als voorzitter
aangewezen de Heer H. Odenhoven en als leden de Heeren P. van Dgck
en G. Reintjes.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde: Punt 11 der agenda:
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot belegging onder verband
van le hypotheek van een bedrag van f 2400.
Met algemeene stemmen wordt besloten dit bedrag, dat afkomstig
is van aflossing hypotheek door Th. Jaegher, te beleggen onder verband
van le hypotheek op aan A A. Sanders, wonende te Venray, Eindstraat
6, toebehoorend woonhuis met tuin, tegen een rente van4'/4 pet.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 12 der agenda
„voorstel van Burgemeester en Wethouders om de rente der hypotheek,
groot f 4000.van P. G. Po uwe Is, te verlagen tot 4l '4 pet. ingaande 1 Juli
1937."
Wordt algemeen goedgevonden de rente dezer hypotheek te verlagen
van 43/4 pet. tot 4V4 pet.
Hierna stelt de VOORZITTER punt 13 der agenda aan de orde„In
gekomen verzoek van G. H. van Opbergen en F. H. Custers te Venray
om vermindering van den prachtprijs in verband met afgestanen grond."
Na voorlezing van het request zegt de VOORZITTER, dat volgens den
Burgemeester bedongen zou zijn, dat geen pachtverlaging werd toege
kend, omdat van Stiphout, die dezen grond van de Gemeente heeft ge
kocht voor de onttrekking aan de pacht ook aan de Heeren v. Opbergen
en Custers een ruime vergoeding heeft betaald.
Hierna verlaat de Heer Janssen de vergadering.
De Heer VERMEULEN vraagt, hoe Burgemeester en Wethouders
tegenover cit verzoek staan.
De VOORZITTER antwoordt, dat dezen in verband met de mededee-
ling, die de Burgemeester daaromtrent heeft gedaan, voorstellen, afwij
zend te beschikken.
De Heer VERMEULEN zegt, niet te begrijpen, dat dit bjj de over
dracht niet beschreven is. Requestranten wijzen echter ook op het
bepaalde in artikel 11 der pachtovereenkomst, bepalende o.m., dat indien
de gemeente verpachte grond in gebruik neemt voor aanleg of vergroo
ting van Waterlossingen, de pachtsom in evenredigheid der in bezit
genomen grondoppervlakte wordt verminderd. Waarom zou dan ook
nu de pachtprijs niet verminderd worden
De Heer MILLEN zegt, dat hij vermoedt, dat als de Raad afwijzend
zou beschikken en die Heeren zouden in beroep gaan, de Gemeente aan
het kortste eindje zou trekken.
De Heer PUBBEN zegt, zich nog te herinneren, dat de Burgemeester
met die menschen persoonlijk overleg heeft gepleegd. Het bevreemdt
hem echter, dat ze nu na 3 jaar pas om pachtvermindering komen.
De Heer VAN HAREN zegt, een der adressanten bij zich gehad te
hebben, %n zooals deze vertelde kreeg hij den indruk, dat zjj recht
hebben op verlaging. Spreker heeft echter op het gemeentehuis de
stukken, die erover zijn, eens ingezien en daar staat niets bg van pacht
verlaging voor dit geval, en beide Feeren zijn toch niet zoo dom, dat
zij niet weten wat ze teekenen.
De Heer GOUMANS geeft als zijn meening te kennen, dat die men
schen in de overtuiging zijn geweest, dat zij recht hadden op pachtver-
minderiDg, want bij de jaarlijksche pachtbetaling hebben zij steeds
pl.m. f 3.minder betaald.
De VOORZITTER zegt ja, zij betaalden per giro en hielden eenvou
dig f 3.af, daar de Gemeente-ontvanger het eerste jaar na die ont
trekking aan de pacht weigerde om een kwitantie af te geven voor
voldoening van de pachtsom, als zij 3.te weinig betaalden.
De Heer ODENHOVEN zegt ja, het heeft zijn voor en zijn tegen.
De Heer VERMEULEN vraagt, wat zouden B. en W. adviseeren als
nu eens niet 1 H.A. was onttrokken, maar b.v. alles op 1 H.A. na
De VOORZITTER antwoordt, dat de pachters toestemming moeten
verleenen om grond aan de pacht re onttrekken. Dus de pachters zullen
dan wel eischen stellen en anders de onttrekking niet goedkeuren.
De Heer VERMEULEN zou den Raad adviseeren om die pachtverla
ging maar toe te staan.
Hierna brengt de VOORZITTER in stemming het voorstel van Burge
meester en Wethouders om afwijzend op het verzoek te beschikken.
Degenen,- die tegen stemmen, worden geacht voor pachtverlaging te zijn.
De Heer ODENHOVEN zegt tegen dit voorstel te zullen stemmen,
omdat de zaak niet voldoende beschreven is.
Uit de hierna gehouden stemming blijkt, dat vóór stemden de Heeren
van Haren, Reintjes, Pubben, van Drjck, Nelissen en Houben en tegen
stemden de Heeren Odenhoven, Steeghs, van Boven. Goumans, Arts,
Poels, Vermeulen en Millen, zoodat de pachtsom zal worden verminderd
met f 3.07 en gebracht van f 82.op f 78.93.
Vervolgens breDgt de VOORZITTER aan de orde punt 14 der agenda
.Ingekomen verzoek van P. Laurensse e.a. om betegeling der trottoirs
op de Langstraat."
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen
om gunstig op dit verzoek, dat door alle bewoners der Langstraat op
een enkele uitzondering na is onderteekend, te beslissen. De kosten
zullen ongeveer f 600.bedragen, maar daar staat de opbrengst van
de trottoirbelasting tegenover.
De Heer GOUMANS vraagt, wie niet onderteekend heeft.
De VOORZITTER antwoordtJanssen-Wijnhoven.
De Heer GOUMANS meent, dat voor dezen de trottoirbelasting wel
bezwaarlijk kan zijn, vooral door de lengte der belending van het per
ceel.
De Heer VAN BOVEN zegt nog, dat die man er met hem over ge
sproken heeft en dat hij trottoirtegels ook een mooie verbetering vindt,
maar de kosten schrikt.
De VOORZITTER zegt ja, maar wij kunnen dat toch niet terwille
van één persoon achterwege laten.
De Heer MILLEN meent ook, dat het een reuze verbetering en ver
fraaiing zal zijD, wanneer het eenmaal gereed is.
De Raad besluit hierna overeenkomstig het verzoek tot aanleg van
trottoirs op bedoeld gedeelte der Langstaat en beschikbaarstelling van
het benoodigd crediet.
Vervolgens komt aan de orde punt 15 der agenda„Voorstel van
Burgemeester Wethouders tot aanvulling der Algemeene Politieverorde
ning Venray."
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders deze wijzi
ging voorstellen in verband met een in de vorige vergadering ingeko
men verzoek van de afdeeling Venray van de Prov. vereeniging tot be
vordering der geitenfokkerij in Limburg.
De Raad besluit hierna met algemeene stemmen tot het vaststellen
eener wijziging der algemeene politieverordening, waardoor het den
eigenaar of houder van èen of meer springbokken verboden is een bok
van drie maanden of ouder ter dekking beschikbaar te stellen, wanneer
die bok niet staat ingeschreven in een stamboek, gehouden wordende
door een rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging of stichting, welke
volgens haar statuten of stichtingsbrief het verbeteren van het geiten
ras ten doel beeft.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde: Punt 16 der agenda:
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van regelen
betreffende het beroep, bedoeld in de artikelen 13, 15, 17 en 18 van het
Reglement Autovervoer Personen.
De VOORZITTER licht toe, dat in verband met het Reglement Auto
vervoer Personen, de aanvrager van autobusdiensten binnen de gemeen
te, of de exploitant van huur-auto's enz., in beroep kan komen van de
beschikkingen van Burgemeester en Wethouders op hun daartoe ge
dane verzoeken. Dit beroepsrecht moet de Raad echter aan regelen
binden en daarom stellen Burgemeester en Wethouders voor, deze
j verordening vast te stellen.
i Overeenkomstig dit voorstel besluit de Raad hiertoe.
Hierna stelt de VOORZITTER punt 17 der agenda aan de orde: Voor
stel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling eener verordening,
houdende tapverbod op dagen van Mobilisatie.
De VOORZITTER zegt, dat de Raad zooals bekend reeds in zgn ver
gadering van 4 December 1936 een verordening tot regeling dezer ma
terie heeft vastgesteld in den vorm eener wijziging der Algemeene
Politieverordening. Nadien is door den Commissaris der Koningin op
verzoek van den Minister van Defensie, ten einde zooveel mogelijk een
heid in de redactie te verkrijgen, een ontwerp voor eene afzonderlijke
verordening gezonden, zooals deze thans ter vaststelling wordt aange
boden.
De Heer VERMEULEN meent, dat de voorgestelde redactie van art.
3, 2e lid, ten aanzien van de bevoegdheid van het binnentreden der
woningen wel wat ver gaat. Spreker zou hier het woord „ingezetenen"
willen zien veranderd in „vergunning- en verlofhouders", daar de politie
anders bevoegd zou zijn ook de woningen van particulieren zoo maar
binnen te treden.
Op verzoek van den VOORZITTER licht de secretaris toe, dat dit
toch in de praktijk geen bezwaren kan opleveren. Het gaat hier om de
opsporing van overtredingen, gepleegd in vergunnings- en verlofslokalen
en deszelfs open aanhcorigheden. Het is dus vanzelfsprekend, dat ook
deze woningen en lokalen alleen worden binnengetreden. En dan nog
is er de waarborg, dat het enkel mag in bijzijn van den Burgemeester.
Hierna besluit de Raad deze verordening overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders vast te stellen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 18 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen toetreden der
gemeente als lid van de vereeniging van Nederlandsche Gemeenten".
De VOORZITTER zegt, dat de leden een brochure hebben thuis ont
vangen, waarin de voordeelen, aan het lidmaatschap dier vereeniging
verbonden, zijn omschreven. Spreker meent, dat hieraan wel niet veel
meer toegevoegd zal behoeven te worden.
De Heer VAN BOVEN zegt, dat hij geacht wil worden tegen dit
voorstel te hebben gestemd. Spreker is nog niet overtuigd dat de voor
deelen opwegen tegen de kosten, aan het lidmaatschap verbonden.
De Raad besluit hierna, om met ingang van 1 Januari 1938 toe te
treden als lid der vereeniging.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 19 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der instructie
voor den hulpkeurmeester."
De SECRETARIS licht op verzoek van den Voorzitter deze wijziging
toe. In de instructie van den hulpkeurmeester komt n.l. de bepaling
voor, dat deze woningtoelage en kinderbijslag geniet op den voet en tot
zoolang als die voor de dienaren van politie zijn of nader worden vast
gesteld. In Mei 1935 is voor de politie in de regeling dezer toelagen
wijziging gebracht en deze wijziging geldt nu feitelijk ongewild ook voor
den hulpkeurmeester. In de plaats van de vaste woningtoelage is toen
gekomen een kinderbijslag in den vorm eener tijdelijke toelage. Hierdoor
werd zijn pensioensgrondslag verlaagd, daar deze tijdelijke toelage bij
de berekening van den pensioengrondslag bniten aanmerking blijft. De
hulpkeurmeester stelt er nu echter prijs op, dat voor hem de oude toe
stand wordt hersteld, aangezien dit bij pensionneering voordeeliger zal
uitkomen en eveneens bij onverhoopt vroegtijdig overlijden voor zijn
eventueele weduwe en kinderen. Burgemeester en Wethouders stellen
nu ook voor op dit verzoek gunstig te beschikken, aangezien het feite
lijk nooit in de bedoeling heeft gelegen om deze regeling voor den hulp
keurmeester te veranderen. De organisatie, waarbij de hulpkeurmeester
is aangesloten, zijnde de Bond van keurmeesters van vee- en vleesch,
gevestigd te Schiedam, is terzake gehoord en gaat geheel met het voor
stel accoord.
Hierna besluit de Raad overeenkomstig het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders de instructie voor den hulpkeurmeester te wijzigen.
Vervolgens komt aan de orde punt 20 der agenda: „Voorstel van
Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een aanvullings
subsidie aan het Algemeen Burgerlijk Armbestuur, groot f 4000.
De VOORZITTER leest het verzoek van het armbestuur voor, waaruit
blijkt, dat wegens het steeds toenemend aantal gezinnen, dat geheel of
gedeeltelijk moet worden ondersteund, o.a. wegens overlijden van den
kostwinner, jarenlange ziekte van den kostwinner of opname in sanatoria
en ziekenhuizen, een aanvullingssubsidie van f 4000.dringend nood
zakelijk is.
De Raad besluit hierna de gevraagde subsidie te verlee en.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 21 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aflossing per 1 Januari
van het onafgelost gedeelte der ontginningsleening, per 1 Januari 1938
nog groot f 55.000.
Wordt na toelichting door den VOORZITTER aangenomen; getracht
zal worden een onderhandsche leening te sluiten tegen lager rente.
Vervolgens komt aan de orde punt 23 der agenda: „Ingekomen stuk
ken en mededeelingen."
Als eerste punt deelt de VOORZITTER mede, dat een mededeeling is
ontvangen van het Armbestuur, dat de Heer J. v/d Boom met ingang
van 1 Juli is benoemd tot secretaris tevens penningmeester van dit
bestuur. Waar hij nu het werk van Haenraets erbg gekregen heeft,
komt hem ook toe. de vergoeding, die deze daarvan heeft gehad, zoodat
hij dus met ingang van gezegden datum f 200 meer vergoeding krijgt.
De Heer ARTS zegt, dat hij gezien heeft, dat de arbeiderswoningen
van de bouwvereeniging zoo mooi opgeknapt worden. Spreker zou nu
willen vragen om dat tuintje aan de St. Odastraat te veranderen in
een pleintje. Dit zal veel mooier zgn en veel minder kosten als nu de
kosten van onderhoud bedragen.
De VOORZITTER zegt toe zijn aandacht hieraan te zullen wijden.
De Heer STEEGHS zegt, dat volgens de plannen, waarnaar de over
dekte speelplaats in Castenray gemaakt wordt, deze geen vloer krijgt.
De Raad heeft hiervoor een crediet toegestaan van f 1000 en de aan
besteding is slechts tot f 820 geloopen, zoodat dit nogal meevalt. Vol
gens een deskundige kon voor f 1000 de vloer ook betegeld worden.
Ook voor het gebouw zou dit volgens Spreker beter zgn, daar er dan
minder gevaar bestaat, dat het ondermijnd wordt.
De VOORZITTER antwoordt, dat als hij hoofd der school was, hij geen
betegelde speelplaats zou verlangen, maar het kan wel eens bekeken
worden.
De Heer STEEGHS zegt den Raad eens te willen vragen of deze
niet wil besluiten om tot betegeling over te gaan. De Directeur van
Gemeentewerken heeft ook gezegd, wel niet zoo zeer van de noodzake
lijkheid te zijn overtuigd, maar het toch mooier te vinden. De school
lokalen en gangen worden dan bij slecht weer ook niet zoo veront
reinigd.
De Heer ARTS meent ook, dat een gladde vloer beter is voor de
kinderen dan grint.
De VOORZITTER zegt hierna toe, dat de overdekte speelplaats alsnog
betegeld zal worden.
Hierna zegt de Heer VAN BOVEN twee vragen te hebben, dieeenigs-
zins met elkander verband houden. Op de eerste plaats heeft hij ge
hoord, dat bij de onlangs gehouden inkwartiering bij een steuntrekker
die f 4.20 steun genoot, een soldaat is ingekwartierd, waarvoor die man
f 0.20 vergoeding heeft ontvangen. Bij de heden plaats gehad hebbende
steun-uitkeering is hem nu wegens extra bijverdienste 2/3 van dit
bedrag ofwel f 0.14 ingehouden. Spreker zegt het treurig te vinden,
dat de steunregeling zoo wordt toegepast. Wellicht moet het volgens
de letter zoo, maar in zulk geval zou z.i. dan gerust een fo utje mogen
worden gemaakt, want het is toch wel wat al te erg, dat een steun
trekker, die een soldaat moet nemen en daarvoor dan twee dubbeltjes
vergoeding krijgt, hiervan ook nog 14 cent moet afgeven.
Op de tweede plaats heeft Spreker vernome dat er een arbeider
uit Duitschland terug is gekomen, die gewetensbezwaren had. Deze
man is hier nu totaal uitgesloten van steun- en werkverschaffing. Dit
is toch niet overeenkomstig de circulaire van den Minister.
De VOORZITTER antwoordt, dat bijverdiensten van steuntrekkers
voor 2/3 moeten worden afgetrokkende vraag rijst echter wel of in
het door den heer van Boven omschreven geval, rechtens wel van bij
verdiensten kan gesproken worden. De zaak zal bekeken worden ook
voor volgende gevallen. Wat het tweede punt betreffende den uit Duitsch
land teruggekomen arbeider betreft, dit is Spreker bekend, maar die
man had andere dan gewetensbezwaren en in den Haag zijn ze tegen
woordig zeer streng op dat gebied, hetgeen ook wel noodig is, omdat
anders allerlei bezwaren worden gezocht en geopperd.
De Heer VAN BOVEN zegt, van oordeel te zijn, dat ze in Venray
tegenwoordig nog strenger zijn dan in den Haag, en het geen werk te
vinden zooals thans op de arbeidsbeurs wordt gehandeld. Spreker zou
willen verzoeken de verantwoordelijke personen daar eens ernstig op te
wijzen.
De Heer REINTJES vraagt, hoe het zit met den aanleg van'n brand
put in Leunen. Het geld daarvoor is op de begrooting toch geraamd en
bet is ook heusch geen overbodige luxe. Verder vraagt Spreker of er
niets gedaan kan worden om den afvoer van het water van de stoom-
zuivelfabriek aldaar te verbeteren.
De VOORZITTER zegt, dat de Directeur van Gemeentewerken zal
trachten om hiervoor een oplossing te vinden. Een groote vraag is
echter nog of deze fabriek wel doelmatig op de rioleering kan afwate
ren.
De Heer PUBBEN vraagt, om den weg naar Weverslo af te werken.
Het is in het belang der gemeente, dat met het walsen op dezen weg
wordt doorgegaan. De man. die vroeger voor de Gemeente walste, heeft
geen paarden meer, en in verband daarmede heeft het werk waarschijn
lijk wel stil gelegen. Verder zou Spreker eens willen vragen of een
stoomwals voor de Gemeente niet nuttig en voordeelig zou zijn. Vooral
in de winterdag konden met zoo'n wals waarschijnlijk voor weinig geld
de wegen veel verbeterd worden.
De VOORZITTER antwoordt, juist dezen morgen met den Directeur
van Gemeentewerken nog de afwerking van den weg naar Weverslo te
hebben besproken en dat hiermede zal worden begonnen.