TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Stop dien hoest ABDIJSIROOP FEUILLETON. Smeulend vuur. AKKER' S verstèrkte Zaterdag 21 Augustus 1937 Acht en vijftigste Jaargang No 34 Moeilijkheden in de jonge Kerk. in. Toch kwamen de Romeinsche keizers slechts met moeite tot officieele bepalingen en ediclen tegen het Christendom. Alleen woestelingen als 'n Nero (54—68) en Domitianus (81—96) hebben met plezier de Christenen uitge moord. De kerkelijke geschiedschrijver Lactantius, die rond 300 leefde, en dien men over 't algemeen „zacht van natuur" durft noemen wordt in zijn interessante boek „Over den dood der Kerkver- volgers", speciaal bij de behan deling van genoemde twee keizers inwendig nog kokend. Want over Nero zegt hij„Toen deze be merkt had, dat er niet alleen te Rome maar overal dagelijks 'n groot aantal afvielen van den dienst der goden, den ouden godsdienst den rug toekeerden en tot den nieuwen overgingen sprong hij 'n vervloekte en kwaadaardige tyran als hij was op, om den godstempel (de Kerk) neer te halen en den waren godsdienst uit te roeien. En als eerste aller vervolgers (onder de Romeinsche keizers) sloeg hij St. Petrus aan 't kruis en doodde St. Paulus". De geweldige brand van Rome in 64 na Christus, was voor Nero 't voorwendsel voor deze gruwelijke vervolging: „Want, zoo vertelt ons o.a. St. Sulpicius Severus van Aqui- tanië, die leefde ongeveer van 355 tot 420, hij wierp de ver denking (van den brand) op de Christenen en paste op onschul- digen de wreedste folteringen toe". En verder schrijvend over Nero's beestachtig optreden zegt hij„Ja, hij vond zelfs nieuwe wijzen van terechtstelling uit. Hij liet hen (de Christenen) met de huid van een wild dier bedekken en dan door honden verscheuren en dooden. Velen werden ge kruisigd of in 't vuur verbrand De meesten werden bewaard met het doel om, wanneer de duis ternis inviel, te branden en den nacht te verlichten". Geen wonder, dat genoemde Lactantius in heilige verontwaar diging met 'n zekere voldoening, vertelt van de straf, die „dit wreed dier" trof „Maar hij (Nero) bleef niet ongestraftWant God zag met medelijden neer op de kwelling van zijn volk. Zoo werd hij neer- gestooten vanaf 't toppunt van macht en vanuit de hoogste waardigheid neergesmakt als machteloos tyran, was hij plot seling nergens meer te vinden, zoodat er op aarde „voor zoo'n slecht beest", zelfs geen graf te zien kwam." Een tweede, even erge tyran als Nero was volgens Lactantius keizer Domitianus, die, aangezet Oorspronkelijke Roman door B. VIELER, schrijver van Mattesen Ties de Kiesjeskel. Nadruk verboden. 17. De brouwer en het echtpaar bleven in de huiskamer zitten wach ten tot het donker werd. Ze hadden nog een flesch champagne gedronken zoodat de brouwer volstrekt niet bleu meer was, toen hij opstond om naar het huis van den ontvanger te gaan. Met een aan hem ongekende wel sprekendheid bracht hij zijn aanzoek Voor den dag, hetwelk door den vader van Sylvie genadig aanvaard Werd. Dat alles is nu al zeven jaar ge leden Op de plaats voor de brouwerij te Hulsbeek stoeien al vier telgen u,t het huwelijk, dat de Klaproos zoo spontaan tot stand gebracht heeft. En bij die vier zal 't wel met blijven, want Sylvie heeft alweer met de wiesvrouw gesproken. Ook Lowies, de tweede dochter van den ontvanger heeft zich niet bedrogen gezien in haar hoop, dat er een vrijer om haar zou komen opdagen. Korten tijd voor het huwelijk van Sylvie had zich een jonge dokter te Holtum gevestigd; een levenslustig, knap jongmensch, van goeden huize. Hij heette August Welborn en men door duivels-instinct, z'n handen tegen God durfde opheffen. Maar al vloeide het Christen- bloed bij stroomen, toch hadden de vervolgers bitter weinig succes met al hun razernij. Glorieerend en met 'n heel beetje overdrijving roemt dan ook Lactantius, dat de Kerk zich spoedig zoover uitstrekte, „dat er geen hoekje meer op de wereld te vinden was, waar de ware godsdienst niet was doorgedron gen." Inderdaad, in de lange vrij rustige periode na Domitianus groeide de Kerk snel; heele ste den en landstreken waren in zeer belangrijk percentage al christe lijk. 't Heidensche volk raakte aan het Christendom om hen heen gewend. De Christenen vielen niet tegen Ja, 't scheen wel, dat het heele terrein verder voor de Kerk geleidelijk te ver overen zou zijn. „Maar, zoo lezen we dan ver der bij onzen Lactantius, „daar kwam na vele jaren 't vervloekte dier Decius, om de Kerk te kwellen". Hij was opgestookt door ma giërs en wijsgeeren. 't Ging er nu om'n Laatste strijd moest nu gevoerd om de heerschappij tusschen Heidendom en Christen dom Het reuzenrijk van Rome wankelde en de Christenen waren er de doodgravers van Nu zou men kunnen denken, hoe kon nu toch 'n keizer zulke praatjes gelooven Was daar dan werkelijk iets van waar? Tot op zekere hoogte, beslist De Christenen waren werkelijk een voortdurende aanklacht en bedreiging van den Romeinschen Staat in den toestand, waartoe hij toen was ontaard. Immers, deze staat had zich zelf tot god gemaakt en verlang de van zijn onderdanen godde lijke vereering van het staatsop- perhoofd, den keizer. Daar konden de Christenen in geen enkel opzicht aan meedoen en dat zette steeds opnieuw bij de Heidenen kwaad bloed. Het stervend Heidendom werd een laatste maal zichzelf en zijn oude kracht bewust, 'n Groote, ge vaarlijke, laatste strijd van vijftig jaar werd 't Christendom aange daan. Het geweldigst woedde deze vervolging onder keizer Diocle- tianus (284305). De kerken werden verwoest, de Christenen verloren het burgerrecht. Zij moesten hun godsdienst afzweren en duizenden stierven den mar teldood. En doordat 't groote Romein sche wereldrijk in dezen tijd in drie deelen gesplitst was, werd volgens onzen Lactantius „heel de aarde gekweld en, behalve in Gallië, woedend van 'tOosten tot 't Westen drie wreede beest- menschen." En met Vergilius' woorden vervolgt hij: „Al had ik honderd tongen en een stem van staal, nog zou ik alle soorten van misdaad en alle namen van fol- zei, dat hij er goed bij zat; allebei zijn ouders waren dood en de fa milie stond als vermogend bekend Daar 'er uren in den omtrek geen enkele geneesheer woonde, had hij alras een drukke praktijk gekregen, zoodat hij 't met één paard al niet meer af kon. Op een partijtje bij den burge meester had hij Lowies meer van naderbij leeren kennen, en was ver liefd op haar geraakt. Hij had er echter geen makelaar of makelaarster bij noodig gehad, maar bet zaakje op z'n eigen houtje opgeknapt, waarbij hij echter de voorgift genoot, dat Lowies even verliefd was op hem, als hij op haar ontmoetten. Ze zijn nu ook al zes jaar gehuwd en hebben drie blozende kinderen, twee jongens en een meisje, die iederen dag bij ponpapa en tante Netteke op bezoek gaan en de koekjestrommel nakijken. Netje, de jongste dochter, is nog vrij. Alhoewel haar vader indertijd van haar beweerde, dat ze tot aan haar kleinen teen vol liefde zat. toch hebben de liefdeselementen, die in haar hart opgestapeld waren, nooit contact gekregen met een gelijksoor tige batterij in een mannelijk ge j moed. Eenmaal heeft het even geflikkerd, dat was toen Alfred Del motte kwam afscheid nemen voor zijn vertrek n8ar Argentinië. Maar bij die blauwe vonkjes is het gebleven. Later, toen het bericht kwam van zijn huwelijk, zijn die liefdeselementen in haar hart bijna latent geworden, zonder dat ze ech- ter geheel verdroogd zijn. teringen niet kunnen uitspreken." Tevens begint in dezen tijd ook nog een heftige aanval van de heidensche geleerden en lit teratoren. Nu niet meer met wat goedkoope grappen en spotter nijen, maar door ernstige studie der H. Schrift en van de instel lingen der Kerk. Deze geleerden, de z.g. Neo- Platonici,- wilden voor de meer ontwikkelde Heidenen bewijzen, dat bijna alles, wat het Christen dom aan goeds had, ook tevoren reeds in 't Heidendom bestaan had. Wat speciaal aan 't Christen dom eigen was, was de moeite niet waard om over te nemen. Ze haalden de oude en haast vergeten godenfabeltjes weer op en preekten een z.g. edel en vroom Heidendom. Ook de Kerk had in dezen strijd haar vurige verdedigers, ruim opgewassen tegen alle tegenstanders. Die strijders voor de zaak van Christus namen 't goede, wat er in de oude heidensche wijsbe geerte te vinden was, over en verdedigden daarmee juist schit terend alle katholieke waarheden. Lactantius' „Goddelijke Leer stellingen" b.v. zijn een weer legging den heidenschen godsdienst en het veelgodendom maar tevens 'n wijsgeerige ver dediging voor de christelijke waarheid en den christelijken godsdienst. Eindelijk in 305, legde Dio- clotianus gedwongen den keizers troon neer. In 311 gaf Galerius zijn tole rantie-edict, waarbij de Christenen in het geheele rijk geduld wer den. Spoedig daarop, Januari 313, volgt het beroemde edict van Milaan van keizer Constantijn den Groote, waardoor aan de Christenen algeheele vrijheid werd geschonken. Juliaan de Afvallige, de laatste keizer uit het huis van Constan tijn, (361363), beproeft nog een laatste poging om 't Heiden dom te doen herleven. Hij ver volgde weer de Christenen, sloot hun buiten de ambten, herstelde de oude tempels, maar al zijn offers aan de oude goden ver mochten niet den ondergang van den historischen godsdienst te voorkomen deze was voor goed doodJuliaan vocht voor een verloren zaak Het „ideëele" Heidendom wat hij wilde hernieuwen, heeft nooit bestaan De Heidenen zelf lach ten met het streven van den keizer. In 't jaar 363 viel hij tijdens een veldtocht tegen de Perzen. Men verhaalde, dat hij zijn bloed ten hemel wierp en uitriep „Galilaeër, gij hebt over wonnen Keizer Theodosius de Groote bezorgde het Christendom de eindoverwinning op het Heiden dom, doordat hij de heidensche offers officieel verbood, en het Christendom verklaarde tot den alleen gedulden staatsgodsdienst van het rijk. P. GALENUS, O.M.Cap. Langeweg. De dood van papa Delmotte, De aanhoudende, vurige gebeden van den ouden heer Delmotte. dat hem de genade mocht geschonken worden voor zijn dood zijn geliefden Alfred nog éénmaal terug te zien, waren verhoord geworden. De vader had den zoon met een gt voel van zalige extase wederom aan zijn hart gedrukt de zoon had den vader in verrukking gebracht door hem het aanvallig kleinkind in de armen te voeren, dat den ouden man teeder omhelsd en in zijn pot sierlijk Hollandsch gezegd had Grootpapa, ik ben zoo blij bij U te zijn 1 De hevige aandoening van het wederzien belette den ouden man in het eerst te spreken ook Alfred was geweldig ontroerd niet alleen door het w* erzien, maar ook tenge volge van den treurigen lichamelijken toestand, waarin de vader zich be vond Zijn ervaren doktersoog had terstond gezien, dat er voor de kwaal, welke den grijsaard overmeesterde, geen kruid gewassen was. Bij een nader onderzoek, dat bij later instelde, bleek hem, dat het inderdaad niets anders was dan ouderdomszwakte, alhoewel papa Delmotte feitelijk nog jonger was dan de ontvanger van Melle, die nog wel over een hek kon springen. De levensmaterie van den eerste was bijna opgelost door het lang jarige, ongestelde verlangen naar den eenigen zoon het overigens krach tige lichaamsgestel was ontijdig onder mijnd geworden door dit zielelijden 't Was een menschelijk wrak, dat de dokter aantrof bij zijn terugkeer Krakelingen. Zoo of zó? Hoe moet ik nu Nederlands (ch) schrijvenzó of zóó of nog anders Ik weet het niet meer. Maar het kan me niet meer schelen. Of is het „scheelen" (Ik zoek het niet meer op in mijn woordenboek, want dat deugt ook niet langer) Van de week las ik, dat minister Slotemaker het volgen van zyn spelling bij de H.B.S.-examens ver plichtend heeft gesteld, zooals bij andere examens de spelling-Marchant verplichtend is, die van De Vries en Te Winkel wordt toegelaten of die van Terpstra wordt geduld. Toen ik het eerstbedoelde bericht las, heb ik me afgevraagdwat houdt die spelling-Slotemaker ook weer in Ik weet het niet meer. Ze stelde meen ik eDkele uitzonderingen op de spelling-Marchant. Die uitzonde ringen laten me koud, zooals heel de spelling van de taal, nu ze sedert jaren van boven-af wordt gechaoti- seerd, me tegenwoordig koud laat. Ik schryf mijn eigen taaltje, want zoo raar kan ik dat niet doen, of het is altijd wel op grond van de eene of andere spelling te verdedi gen. Eiken dag moet ik me beroeps halve aan de verzorging van mijn Nederlandsche taal wyden, en tóchik sta onverschillig tegenover haar aankleeding. Hoe moet het met den smaak der consumenten zijn gesteld, als de producenten zich om het uiterlijk van hun producten niet meer bekom meren Het oude rijwielplaatje. De jaarlyksche inzameling van oude rijwielplaatjes toont ons wel zeer duidelijk de macht van het kleine. Ik las, dat er elk zomer seizoen ongeveer 12000 kg. van die koperen belastingkwitanties worden gedistrieerd. Daarvan komen ettelijke duizenden na gebruik in handen van het „Steunfonds van de Vereeniging tot bevordering der belangen van tuberculose-patiënten in Nederland". Deze zet het koper om in gemunt zilver of goud en kan daarvan hon derden sanatorium-verpleegdagen betalen. Ik hoop, dat dit mooie werk nog tal van jaren succesvol kan uitge oefend worden. Maar wat zijn we toch eigenlyk 'n typische menschenkinderen We hebben beslist een of andere onge wone aanleiding noodig om uiting te geven, aan de goedheid onzes harten. Die aanleiding mag gerust een nietigheid wezen. Ik heb er geen flauw idee van, wat koper als grondstof kost. Laten we zeggen: 'n gulden per kilo. Of twee gulden. Welnu, een belasting plaatje weegt 4 gram en houdt dus nog lang geen cent aan grondstof- waarde in. Honderden menschen maken zich druk om overal de waarde van min der dan een cent te verzamelen er moeten pakken worden gemaakt, vrachten worden verzondener wordt geadministreerd, circulaires gaan naar alle uithoeken des lands 10 000 raambiljetten werden gedrukt en gedistribueerd.... Rekent men alle kosten bijeen, dan zyn die natuurlijk hooger dan de verzamelde koperwaarde, maar van die kosten draagt ieder z'n deel en aldus is het resultaat toch nog winst 'voor het goede doel. Het gebenrt, dat menschen, die verzuimden om hun plaatje tijdig in te leveren, het later per post toe zenden. Zes cent porto voor een waarde van minder dan een cent. „Een dame in Wapenveld zoo las ik reed met haar auto de geheele in het ouderlijke huis er was slechts weinig meer noodig om het geraamte ineen te doen storten. Nog deDzelfden avond van de aankomst der Argentijnsche gasten, kwamen ook de ontvanger van Melle en Netje naar Otterbeek, om Alfred en zijn doch ertje te begroeten. De levenslustige oude heer had zich buitengewoon kras gehouden beter als de dokter had durven verwachten. Aan zijn opbeurenden, vroolijken omgang schreef Alfred het toe, dat zijn vader zich nog zoolang slepend had kuDnen houden. De ontvanger had wel een gedeelte van zijn haren verloren, terwijl de overblijvende spierwit geworden waren, maar zijn geest was nog even pittig als voorheen, nog steeds overborrelend van lustige leute en kwinkslagen. Ook Netje had zich goed gehou den, alhoewel 't nu al bijna dertien jaar geleden was, sedert Alfred haar voor 't laatst gezien had. t Was alsof ze grooter, in ieder geval krachtiger was geworden haar figuur, ofschoon iets voller ge worden, was niet in haar nadeel veranderd, terwijl het gelaat nog altijd die kinderlijk, open uitdrukking vertoonde, welke Alfred reeds vroe ger aangetrokken had Door den snelwerkenden geest van den dokt< r flitste de gedachte Hoe geheel anders had alles, kunnen zijn, als ik haar tot mijn gezellin gekozen had Toen hij een oogenblik later zijn vader aanzag, kon hij in diens trek ken lezen, dat deze dezelfde over weging gemaakt had. Alhoewel Alfred het treurige ver loop van zijn huwelijksleven langen streek af om oude plaatjes te ver zamelen en onlangs bracht zij op ons kantoor niet minder dan bijna 400 kilo". Stel je voor per auto van huis tot huis om hier en daar één of enkele belastingplaatjes in ont vangst te nemen. Dat kost veel méér aan benziDe Maar deze dame had tenminste een aardige bezigheid voor zich zelve. Liefdadigheid zou practischer kun nen worden beoefend, zuiniger, maar dan brengt ze niet zooveel op. Het is te nuchter om een cent in een busje te werpen, maar we loopen desnoods een kilometer om ons van het belastingplaatje ter waarde van een halven cent voor het goede doel te ontdoen. Laten we ons zelve nemen, zooals we zijn. In ieder geval heeft zoo'n bijzon dere soort collecte het voordeel, dat onze aandacht getrokken wordt en even gevestigd blijft op een zeer nuttig ietsde t.b.c.-bestryding. De goodwill van zoo'n inzameling mag daarom zeker niet worden onderschat. Hitler de ongelukkigste der menschen. De „Maasbode" bespreekt het „Journal" van den grooten katholie ken Franschen schrijver Frangois Mauriac, waarby een paar treffende citaten worden vertaald. Mauriac schetst Hitier als den ongelukigste der menschen, die in den vreeselijken nacht, waarin Rhoem en Heines werden vermoord, wel zal hebben nagelaten zyn slachtoffers de vraag van Jago aan Desdemona „hebt gij dezen avond gebeden te herhalen. Gelooft de katholiek Hitier nog, dat de dood niet de dood is, dat Rhoem thans leeft, dat Heines leeft, dat de jonge mannen, die tegelijk met hen zijn gevallen, eeuwig leven Als hij het gelooft, met welk een angst zal hij dan de lange scheme ring van dezen prachtigen zomer afwachtenHoeveel herinneringen moeten niet opstijgen naar den kanselier Hitier, wanneer de eerste ster zich vertoont Zonder twijfel antwoordt hij de schimmen, die zich van alle kanten rondom zyn leger stede verdringen: Ik heb een vreese lijken plicht vervuld; ik heb Duitsch- land boven alles gesteld, zelfs boven mijn vrienden... Maar de stemmen aan gene zijde van het graf roepen hem misschien het woord van Saint-Just toe: „Niets lijkt zoozeer op de deugd als een groote misdaad". De deugdZy die met bloed bevlekt zyn, hebben er steeds den mond vol van. Het is het masker, dat Robespierre sidderend altijd op zijn gelaat drukte. Zoo zal ook de Führer doen, tot den dood. Maar wat zal hem dit masker baten, wanneer hrj op de eerst volgend internationale bijeenkomst, in een groote stilte aller blikken zich zal zien richten op zijn handen Voor boer en smid. In ons Trekpaard, officieel orgaan van het stamboek voor het Neder landsche Trekpaard vonden wy een verslag van de Keuringscommissie van den wedstrijd over het hoef beslag op de 12e Nationale Trek paarden-tentoonstelling te Den Bosch gehouden. Omdat een goed verzorg den hoef zoo'n voornaam onderdeel is van een eerste klas trekpaard meenen we op de belangstelling te mogen rekenen van boer en smid, als we hier een gedeelte overnemen van wat de keuringscommissie over dien wedstrijd schrijft „Evenals op de vorige tentoonstel ling in 1935, werd ook thans het beslag der aanwezige.paarden ge keurd. Hoe nuttig zulks werkt, was op deze tentoonstelling zeer duidelijk waar te nemen. Op de vorige ten toonstelling in 1935 waren nog al tijd verswegen bad. toch had bij het op den duur nb t verborgen willen houden voor den vader en het hem daarom medegedeeld. Deze mededeeling had den ouden man ernstig getroffen en hem lichame lijk nog meer geschokt. Dikwijls, wanneer bij alleen in gepeins zat, maar vooral wanneer de ontvanger Netje meebracht op bezoek, kwam de verzuchting bij hem op Had Alfred toch Netteke maar ge trouwd 1 De schatten van de Argentijnsche hadden den dokter geen geluk aan gebracht een huwelijk zonder ware oprechte liefde is een parodie, om er geen sterker woord voor te gebrui ken. En toch was 't den vader bekend, dat zijn zoon indertijd liefde gevoeld had voor de zonnige, goedhartige jongste dochter van den ontvanger door dezen wist hij. dat Netje niet onverschillig had gestaan tegen over Alfred. Dat was nu alles voorbij, onherroepelijk voorbij 1 De overgang van het leven op de estancia in de Pampa naar het stille huis aan de Otterbeek, aan den rand der uitgestrekte heide- en veenvlakte. had, niettegenstaande het zeer merk bare verschil in levenswijze en om geving. toch niet zoo'n ingrijpenden' invloed gehad op het gemoed der kleine Soledad, als de vader en miss j Lawton. welke laatste hen begeleidde, verwacht hadden. Kinderen gewennen zich gemakke lijk en spoedig in een nieuwe om geving. Daarbij voelden de kleine en ook hare gouvernante zich zeer aangetrokken tot tante Netje zooals zij deze vanaf den eersten dag der kennismaking genoemd hadden. I welke U overdag kwelt en 's nachts belet te slapen. Stop dien hoest direct, maar bedenk dat die hardnekkige hoest-buien alleen maar kunnen wor den verdreven door een krachtig en uiterst doeltreffend werkend middel de nieuwe verstèrkte Abdijsiroop. Abdijsiroop is vanouds een natuurlijk kruidenmiddel, bereid uit oude beproefde geneeskruiden, welker verrassende wer king op aandoeningen der ademhalings organen wordt erkend en geroemd. Boven dien echter is in de nieuwe Abdijsiroop nu nog toegevoegd de krachtigste hoest-be- dwingende stof welke er bestaat, namelijk decodeine". De nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop vereenigt dus nu in zich de zachte maar grondige werking der genees kruiden en de snelle zeer krachtige werking der codeïne en daarom noemt men Abdij siroop: ,,'s Werelds béste Hoest-siroop". FUc. 90 et-, f 1.50, f 2.40, f 4.20. Overal verkrijgbaar. Hoe grooter flacon, hoe voordeeliger het gebruik. paarden aanwezig, welke slecht op beslag stonden. Hoe anders was dit thans. Over het geheel genomen, stonden de paarden best op beslag enkele zelfs zoo prachtig dat wij als Jury bij drie paarden 10 voor beslag noteerden. Dat wil zeggen, dat wy er niets op aan te merken hadden. Voeten prachtig op lengteijzers passend naar den vorm van den voet, goed van lengte, goed van wijdteijzertakken netjes bijgewerkt; lippen passend by de grootte van den voetnetjes genageldenfin, in één woord, werk dat af was. Paarden met te hooge, stompe voeten, kwamen wij slechts enkele tegen. Trekpaarden moeten niet op blokken loopenFlinke voeten met hooge verzenen zijn altijd mooi, maar de verzenen te hoog bemoeilykt den gang, en krygen de beenen en ge wrichten te lyden. Er waren nog paarden aanwezig, welke voor hunne zwaarte van het lichaam en grootte der voeten, te smalle ijzers onder hadden. Voorts zagen wy te korte of te lange ijzertakken, te ruim of te nauw gepast, te laag en onregel matig genageld, te weinig opzet in de voor-ijzers, achtervoeten te spits gemaakt, de ijzers te nauw in den toon gepast, lippen te klein, of zoo wy enkele zagen veel te groot. Over het geheel waren de voeten der hengsten beter verzorgd dan die der merriën. Onder de laatsten waren er, welke met kunsthoorn waren bij gewerkt, om ze nog eenigszins be hoorlijk te doen voorkomen. Onder de bezoekers waren veel smeden, welke met groote belang stelling de paarden en het beslag bekeken. Dit is een zeer goed ver- schynsel. Wil een smid werkelijk aan de eischen van zijn klanten voldoen, dan behoort hij, evengoed als de fokkers en eigenaren van paarden, dergelyke keuringen en tentoonstel lingen te bezoeken. Hier ziet men hoe het moet zyn, of wel, hier ziet men de fouten van anderen, doch ook van zichzelf. Er is tenslotte niets volmaakt, en wie werkt maakt fouten, doch wanneer men liefhebber is van het paard, en van zyn vak, doet men toch zijn best, om het volmaakte zooveel mogelijk nabij te komen. Vooral voor zoo'n gelegen- heidmag men Diets onbeproefd laten." De keuringscommissie bestond uit de heeren Breukink, Lochem en A. J. Schieman, Axel. Aan 53 hoefsmeden werd een prijs toegekend, waaruit we de volgende overnemen Leo Lucassen, VenrayHub. Lu- cassen, VenrayH. J. Giebels, Over- Dagelijks ontmoetten zij elkander soms wel tweemaalwant de ont vanger en Netje kwamen iederen dag naar Otterbeek den zieke op zoeken en menigmaal gingen miss Lawton en Soledad 's morgens, na de mis in de dorpscbool gehoord te hebben, even bij tante Netje aan- loopen. De zieke, die niet aanhoudend bedlegerig was, bracht een gedeelte van den dag in een ruststoel op de veranda door, want het was nu heerlijk zomerweer. Hij had er om gevraagd in gezelschap van Alfred n Soledad een rijtoertje te maken, doch blijkbaar was dit te vermoeiend voor hem geweest, zoodat men dat uitstapje niet had durven herhalen. De krachten namen met den dag en ziender ooge af. Eenige malen per week kwam de pastoor den lijder bezoeken en woordenvan geestelijken troost en opbeuring toespreken, na dat hij hem de H, Communie gereikt had. Tenslotte had de dokter, die, alhoewel hijzelt zijn katholieke geloofsplichten niet meer vervulde, toch de overtuiging van zijn vader respecteerde, den pastoor een wenk gegeven, dat deze over bediening moest spreken. De zieke, in het bewustzijn dat het ten einde ging, had zich bij die uitlating noch afkeerig noch beangst getoond Met groote godsvrucht ont ving hij de laatste H Sacramenten der stervenden Ingevolge zijn zorge- lijken toestand kwam de vader er niet meer toe met zijn zoon over geloofszaken te spreken.

Peel en Maas | 1937 | | pagina 5