-Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
Geluksdroom
PAREL
DER PEEL
Over recht en...
gerecht...
FEUILLETON.
Afrikaansche
brieven.
die vervelende kies....
AKKERTJES
Zaterdag 8 Augustus 1938
Zeven en vijftigste Jaargang No 32
Onze Karnemelk
en Karnemelkspap
een heerlijk en voortref
felijk voedsel voor ong
en oud.
Coöp. Zuivelfabriek
„VENRAY"
PEEL EN MAAS
ADVERTENTIEPRIJS1 tot 8 regels 60 ct.
per regel 7x/2 ct. Bij contract groote reductie.
Uitgave FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY
Telefoon 51 Giro 150652
ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct.
Buiten Venray p. kwartaal 75 ct. Afz. nummers 5 cent.
een frissche drank,
een gevraagde
lekkernij,
een zeer voedzaam
product,
overal verkrijgbaar.
O. L. Vrouw
„Behoudenis der Kranken"
Oostrum.
Ik heb de noodige uittreksels
gelezen over de dezer dagen
verschenen crimineele statistiek
over 1934.
Als alle andere brave menschen
heb ik daarbij mijn hoofd zitten
schudden over de toenemende
misdadigheid.
Het aantal onherroepelijke ver
oordeelingen nam toe van 28422
in 1933 tot 31072 in 1934.
Het zoude om te rillen en te
beven zijn, als men niet onmid
dellijk daarop las: Evenals inde
voorafgegane jaren werd de toe
neming der aantallen voor een
belangrijk gedeelte veroorzaakt
door de vermeerdering van de
veroordeelingen terzake van de
rijwiel- en wegenbelastingwet."
Ik vraag me af: worden in
onzen tijd niet te veel kleine
overtredingen vervolgd uit zucht
om „streng" te regeeren
In sommige gevallen is streng
heid beslist geboden, maar over
het algemeen zijn zij de beste
politiemannen, die de beste op
voedkundigen zijn.
Er zijn duizenderlei excuses
te aanvaarden tegenwoordig voor
pogingen om uit- of zelfs afstel
te bekomen van 'n kleine finan-
cieele verplichting jegens den
staat. Tal van verklaringen zijn
ook denkbaar voor andere kleine
overtredingen.
Een goede agent of veldwach
ter waarschuwt 'n keer en nog
'n keer, herinnert nog eens en
pas als-ie bemerkt, dat er een
loopje met hem genomen wordt,
haalt hij zijn boekje voor den
dag.
door
JAMES OLIVER CURWOOD.
't Is heel moeilijk om in onzen
tijd 'n burger te blijven, die zich
nauwgezet aan bepalingen en
verordeningen houdt. Wie vergeet
niet eens z'n hand uit te steken,
als hij op de fiets van richting
verandert
Wiens rijwielbe! zit niet soms
vast? Wie vergeet nimmer om
een aangiftebiljet op tijd in te
vullen Wie heeft zich nooit
aan een ongebanderolleerde si
gaar gewaagd Wie zette nog
geen enkele maal een voet op
verboden grond Wie vond het
niet zonde om z'n peukie sigaar
weg te doen, als hij zich alléén
in een niet-rooken-omgeving be
vond Wie...
De kleine crimineelen zijn de
kwaadsten niet.
Als er meer strengheid benoo-
digd is in onzen tijd, dan moest
die worden toegepast tegen de
aanzienlijke boosdoeners, die de
ontevredenheid in de maatschap
pij, vooral in de kringen der
arme werkers, aanscherpen door
hun ergernis gevende practijken.
Schier dag aan dag worden
we opgeschrikt worden we
nog opgeschrikt door be
richten, dat personen van stan
ding en aanzien zich hebben
vergrepen aan andermans goed,
zoo merkte de „Volkskrant" on
langs nog op.
Notarissen, burgemeesters en
directeuren van instellingen pas-
seeren de steeds langer worden
de revue.
Het zijn niet meer alleen en
vooral steuntrekkers, die geen
aangifte hebben gedaan van een
stuiver, die een kleinigheid heb
ben weggenomen, welke de aan-
dacht vragen.
Het is het bedrog uit de „be
tere" en hoogere kringen, sluw
en listig overlegd bedrog veelal,
dat aan de orde van den dag is.
En men vraagt zich af hoeveel
huizen van bewaring we zouden
noodig hebben, indien op één
oogenblik alle „onregelmatighe
den" kwamen bloot te liggen,
welke in ons land zijn of worden
begaan.
Een ziekte van dezen tijd mag
wel de eindelooze reeks verduis
teringen en bedriegerijen van al
lerlei aard worden genoemd, die
de kolommen van de kranten
ontsieren.
Gisteren was het een collec
tanten-college voor den crisis
nood, dat en bloc werd vastge
legd: vandaag is het een notaris,
die onregelmatigheden heeft ge
pleegd: morgen een algemeen ge
acht en door iedereen vertrouwd
ambtenaar die zich aan verduis
tering heeft schuldig gemaakt.
Aan de droevige litanie komt
geen eind.
Een enkele maal moge onver
geeflijke slordigheid de oor
zaak van wanbeheer zijn, in den
regel heeft het boven z'n stand
leven of en de zucht om
door speculeeren een gat te stop
pen tot bedriegerijen geleid.
Voor wie eenmaal op het ver
keerde pad is, is het verder af
glijden zoo gemakkelijk: men ziet
geen anderen uitweg en men heeft
geen rem meer om de vaart
raar beneden te stuiten.
Men leeft er maar op los,
voor het oog der wereld geacht
en gerespecteerd, maar voor
zich zelf, door onrust gefolterd,
in de pijnlijke vrees, de kwel
lende angst dat vandaag of mor
gen het bedrog aan het licht zal
tomen.
Wij zijn zooveel meer beschaafd
dan vroeger, wij hebben ten
aanzien van de cultuur reus
achtige vorderingen gemaakt
maar de oude degelijkheid, de
ais het ware ingeschapen eerlijk
heid zijn er bij ingeboet.
Als „groote" fraudeurs terecht
staan, dan wordt door de wijze
van behandelen van hun zaak
wel eens de indruk gewekt, dat
de rechtbank met groote en té
groote leidzaamheid onderzoekt
en napluist, welke factoren ver
klarend zijn, welke omstandig
heden verschoonend, welke bij
komstigheden ontlastend.
En het vonnis maakt door
zijn mildheid dikwijls weinig
indruk.
De kleine boosdoener, die zijn
eigen schuld afmeet tegenover
het officieele oordeel over den
grooten boef, voelt zich een
engel op aarde. Hij telt de
kleine overtreding in het geheel
niet meer.
13.
Toen hij van tafel opstond, sloeg
het meisje ternauwernood acht op
hem. Het was, alsof ze hem gebruikt
had, en hem nu kalm ter zijde
schoof. Hij trachtte te lachen, terwijl
hij naar Stampede Smith hep te
zoeken. Een half uur later vond hij
hem bezig een tammen beer op het
benedendek te voeren
Het was eigenaardig, dacht hij,
dat een tamme beer naar het Noor
den moest gaan. doch Stampede gaf
hem 'n verklaring hiervan. Het dier
scheen een soort huisdier te zijn van
de Thlinket Indianen, W3arvan er
zeven aan boord waren, die te Cor
dova aan wal zouden gaan.
Het viel hem op, hoe de twee
meisjes hem aandachtig gadesloegen
en samen fluisterden. Ze waren heel
mooi, met groote, donkere oogen en
rose wangen. Een van de mannen
nam niet de minste notitie van hem,
maar zat met gekruiste beenen en
afgewend gelaat op het dek.
Hij ging met Stampede naar de
rookkamer en tot laat in den nacht
spraken ze samen over Alan's bezit
tingen aan den voet der Endicott-
bergen en zijn plannen voor de toe
komst.
Een keer, vroeg in den avond.
ging Alan naar zijn hut om kaarten
en fotografieën te halen. Stampede's
oogen glinsterden en hij was vol
enthousiasme over al het nieuwe, dat
hem daar wachtte.
Het was 'n uitgestrekt land
onbekende streek en Alan was een
der pioniers daarvan.
De opgewondenheid van Stampede
was zoo aanstekelijk, dat hij Alan
in die mate meesleepte, dat hij Mary
Standish totaal vergat en ook ai het
andere, en alleen maar dacht aan
den afstand, die hem nog scheidde
van de uitgestrekte steppe achter het
Seward-schiereiland. Het was midder
nacht. toen Alan naar zijn hut ging.
Hij keek juist op zijn horloge,
toen een geklop op zijn deur hem
deed opschrikken. Het was kwart
over twaalf, een ongewoon uur voor
iemand om aan zijn deur te kloppen.
Het tikken werd herhaald, nu een
weinig aarzelend, kwam het hem
voor. Het klonk opnieuw, vlug en
beslist. Hij stak zijn horloge weer in
den zak en opende de deur.
Het was Mary Standish, die voor
hem stond.
Hij zag eerst niets anders dan haar
wijdgeopende oogen, waarin een
vreemde, angstige blik lag. Daarna
viel hem eerst de bleekheid van haar
gezicht op, toen ze langzaam bin
nentrad. zonder te wachten tot hij
iets tegen haar zou zeggen, of haar
zou verzoeken om binnen te komen
En het was Mary Standish zélf die
de deur sloot, terwijl hij haar in
stomme verbazing aanstaarde. Ze
stond met haar rug naar de deur
gekeerd, rechtop en slank, doch
doodsbleek.
Mag ik binnenkomen? vroeg
zij.
Nog eens over Afrika's
dierenwereld.
We zullen vandaag maar zonder
inleiding beginnen met den koning
der dieren, die de leeuw is, zegt
men. Daar hebben we nog heel wat
fijne exemplaren van in Centraal
Afrika. Liever gezegd, stevig is ié
en gespierd maar niet mooi, en zon
der manen, in tegenstelling met z'n
broertje van Azië. Maar gespierd
In onze missie van Nzama kwamen
de negers me 's morgens eens waar
schuwen, dat een leeuw een koe had
gestolen. Héhé een heele koe 't
Was wel zoo'n mager Afrikaansch
beest, maar een heele koe is toch
geen peulschilletjeEn toch wa:
waar en had meneer dat vrachtje
300 meter ver de struiken in ge.
sleept.
De resten van z'n maaltijd werden
daar opgespoord, want 't heele zaakje
in één nacht verwerken was 'm toch
te machtig geweest.
De eigenaar zelf lag natuur
lijk op eenigen afstand te slapen.
Met een flink gewapende troep
zijn we opgetrokken, niet om den
leeuw aan te vallen, maar om
stricnine te steken in 't overblijven
de koevleesch. Dat snelwerkend ver
gif zou de rest doen, als de dosis
tenminste juist voldoende was. Ge
logen 't Was te veel, en 's ander
daags vonden we geen koevleesch
meer, maar wel plat gewenteld gras
en onder aan de beek had ie netjes
alles overgegeven.
Ieder jaar komen er nog ongeluk
ken voor in onze missie. Negers,
vooral kinderen, die 's nachts alleen
en zonder licht naar buiten gaan,
en opgepikt worden en verscheurd.
Maar toch moeten jullie niet denken
dat we die leeuwen zoo maar overal
tegen komen, en zeker niet overdag.
Alle roofdieren zijn nachtdieren
reizen dus hoofdzakelijk 's nachts en
slapen overdag.
In al die 8 jaren dat ik ginds was,
heb ik maar eens een leeuw overdag
gezien, en nog op tamelijken afstand
achter struiken, opgemerkt door de
scherpe kg kers van m'n negerjongen
En zelfs bij zoo'n onverwachte ont
moetingen valt de leeuw nog lang
niet altgd aan. Als ge maar stok
stijf birjft staan en hem recht in de
oogen kijkt is hg de eerste die af
zwaait. Zoo zeggen de negers en ik
weet dat ook een onzer missionaris
sen zoo eens van het lastige gezel
schap afkwam.
Alleen een oude leeuw, die te stijf
is geworden om nog wild te bemach
tigen, is gevaarlijk. Die komen ook
overdag wel tot in de dorpen en
stichten onheil.
Maar bij zoo'n geval zijn de negers
ongenadig. Zoo'n leeuw noemen ze
menscheneter en dat ie terug zal
komen, omdat hij eenmaal menschen-
vleesch geproefd heeft. Dan trekt 't
heele volk op met pijlen en speer
en dagen lang zullen ze 't ondier
speuren en nazetten om hem van
kant te maken.
't Broertje van de voorgaande is
de luipaard, een kleiner soort tijger.
Zwart en wit gevlekt met lange
staart, draagt hij waardig al de
uiterlijke teekenen der kattenfamilie
maar is ook even sluw, lenig en
vooral valsch. Is de luipaard eenmaal
aangeschoten en nog zoo licht ge
wond, dan zal ie plat gaan neerlig
gen of dat ie morsdood was. Maar
oweede roekelooze die zich in de
nabijheid waagt. Als een veer wipt
de doodgewaande dan op, met een
vervaarlijken sprong wel 8 meter
overbruggend, scalpeert hij z'n vijand.
Niet grijpen zal ie, of verscheuren,
maar in z'n sprong zal hij huid en
haar van 't heele hoofd gelijk een
kapje afscheuren.
Zoo'n ongelukkige neger hebben
we eens verzorgd. Heel 't hoofd was
van boven één wonde. Maar alles
mocht niet baten. Hij stierf 3 dagen
later aan bloedvergiftiging omdat de
klauwen van de luipaard zeer giftig
zijn.
In Nzama-missie vonden we 's mor
gens eens 6 kalveren dood, met uit
gezogen hals namelijk en met 't
zevende was de luipaard er van door
over een 21/, meter hooge muur heen.
Dus, in spierkracht schijnt hij ook
nog niet aan den koning der dieren
onder te doen.
De „bordenwasscher" van leeuw
en luipaard is de hyena, die steeds
opknapt wat die twee van hun
lugubere maaltijd overlaten. Die
hyena is een misselijk dier, iets
grooter dan de wolf, een stinkend
beest met laaghangend achterste.
Overal iigt ze te schuimen 's avonds
met al maar door haar eentonig
roepen van oeoewioeoewieIk heb
nooit gehoord dat ze menschen aan
valt, maar toch moet de neger ze
niet hebben, evenmin als den grooten
nachtuil. Beiden gaan immer door
voor „doodsbode".
Een log en plomp beest nog is
het nijlpaard, dat ook niet aanvalt
maar zoo graag met zijn malsch
ruggetje van bijna een meter breed,
de negerkano in de rivier oppakten
omkantelt. Uit de centimeters dikke
huid van dezen meneer wordt de
fameuze „cikoti" gesnedend.w.z.
een vreeselijke geeselroede, gelijkend
op den gummistok der politie.
De gevaarlijkste der heele familie
wel de rhinoceros of neushoorn-
dier. Een geweldige signeuT hoor!
die de onhebbelijke gewoonte
heeft om steeds op zijn eigen spoor
terug te komen, om dit met veel
woede weg te werken. Zoo'n beestje
speuren doet dan ook niemand en
hem jagen is zeer gevaarlijk. Hij
slaat aanstonds op de vlucht, maar
komt met een bocht weer, om dan
eensklaps in den rug aan te vallen.
Andere interessante dieren zijn de
apen, niet enkel die kleine kermis-
aapjes maar D a b o e n s, die zoo
groot zijn als een kalf. Met heele
benden van 100 en meer stroopen ze
t land af. Owee de maïsvelden waar
dat gespuis in terecht komt, want
een oogwenk is een heele hoek
geplunderd. En voorraad meenemen
doen ze ook nog, in hun muil en een
der voorpooten. 't Zijn dan ook de
aartsvijanden van den neger, die
niet kan begrijpen, dat een of andere
blanke zoo'n beest aan een ketting
kan hebben. Zoo'n dier voeden, dat
onze maïs afvreet
Schokschouderend gaat de neger
dan voorbij, terwijl ie minachtend op
den grond spuwt. En vragen zal ie,
wanneer ze dien blanke toch zullen
inrekenen om.... nou jaom hem
naar St. Servatius te brengen. Zóó
verbeten is de neger op dat gespuis.
Hutjes bouwt hij op hooge boom
stammetjes midden tusschen z'n
maïs, om daar te zitten loeren, de
speer in de hand. Maar ze zijn ook
zoo buitengewoon slim, die leelijke
apen. Voor een negerin (die ze on
derschatten) gaan ze niet loopen,
maar enkel voor een man.
Heeft de neger z'n maïs naar het
dorp gesjouwd, dan halen de apen
hem daar weg, terwijl de neger z'n
mandje vult in de velden. Heeft de
aap jeuk op z'n rug en kan er niet
bij, dan pakt ie eeD stokje om heel
potsierlijk daarmee z'n rug te be
werken.
Ik ben wel eens op apenjacht ge-
ran uit medelgden met de arme
neger. Maar naar niemand anders
keken ze dan naar mij en m'n ge
weer. Tegen zon in zaten ze me heel
brutaal aan te kijken met een poot
boven de oogen, gelijk een mensch
die tegen scherp licht in kijkt.
Maar je hebt nog niet aangelegd,
of poef! 't heele grapje ligt plat in
't gras.
Eindelijk hadden we 't gevonden.
De negers bekleedden me heelemaal
met groene takjes. Nu kon ik voor
zichtig naderen en een tuimelde ge
wond op z'n rug. Maar krijgen deden
we hem nog niet. Het bloedspoor
volgend zagen we onder langs den
rivieroever twee gezonde apen weg
vluchten met den gewonde in hun
midden.
En de slangen dan Tientallen
van soorten hebben we, kleine en
Goede God, u is al binnen,
stootte hij uit. U is al binnen.
VII.
Dat in het middernachtelijk uur
Mary Standish opzettelijk naar zijn
hut was gekomen en binnengetreden,
de deur achter zich sluitende, zonder
eenige aanmoediging zijnerzijds, kwam
Alan als ie's ongelooflijks voor. Hij
stond als met stomheid geslagen.
Het meisje keek hem strak in de
oogen en haar ademhaling ging
zwaar. Ze was echter allerminst op
gewonden, zelfs in zijn groote ver
bazing kon hij dat bemerken. De
uitdrukking, die hij voor een kort
oogenblik voor angst had aangezien,
was geheel uit haar oogen verdwe
nen. Ze had er echter nooit zoo
bleek en kinderlijk uitgezien, als toen
ze daar, met haar rug tegen de ge
sloten deur, voor hem stond.
Door de bleekheid van haar ge
zicht kwam het zwarte haar nog meer
uit. Zelfs haar lippen zagen wit. Ze
was echter allerminst verlegen in
haar oogen lag nu een heldere en
onbevreesde uitdrukking, en haar
geheele optreden was zóó zeker en
zelfbewust, dat hij er verbaasd over
was. Een gevoel van woede, bijna
grenzend aan afkeer, maakte zich van
hem meester, toen hij wachtte, totdat
zij zou beginnen te spreken. Dit was
dus de dank voor de correctheid van
zijn optreden tegenover haar. De
manier, waarop ze hem behandeld
had, was minderwaardig en grof be
leedigend en er kwam een sterk ver
moeden bij hem op, dat Rossland
voor de deur stond te wachten.
Hij stond op het punt langs haar
heen te loopen en de deur te openen.
groote, gevaarlijke en gewone. De
M w a m d a die eerst z'n prooi blind
spuwt en dan aanvalt. DeNzerera
die na z'n beet geen 3 minuten laat
om een behoorlijk akte van berouw
te bidden, want onheilspellend snel
treedt de dood in met totale ver
stijving van 't lijk. De P i t o n nog,
die 6 en 7 meter lang kan zijn met
een dikte van 15 c.M. doorsnee. Deze
heeft twee krammen aan z'n staart
die hij in z'n prooi vastslaat om 't
vervolgens te omwinden en dood en
in elkaar te drukken. Dan wat wal
gelijke slijm er over en 't glijdt van
zelf en gadt heelemaal naar binnen.
Slechts ééns heeft een slang me
rechtstreeks aangevallen. Ik was op
reis en G»ddank met 3 negerjongens.
Met een plof gooiden ze de reis-
zakKen op den grond toen de leider
riep: „Njoka!" (een slang!) Aan
stonds stonden ze om me heen. Met
opgeheven kop schoot 't valsche
serpent in steeds kleinere kringen
om ons heen. Maar de jongens waren
op hun hoede. „Meedraaien, riepen
den heelen tijd, niet uit 't oog
verliezen, want dan schiet ze toe."
En steeds oog in oog bukten ze zich
om maar een scherp steentje te
zoeken en dat bliksemsnel zuiver
tegen den opgeheven slangenkop te
pletten. Ahdat steenengooienNog
een negersport waar ze zóó bedreven
in zgn en zuiver weten ze te mikken.
Ik moet toch ook een paar woord
jes zeggen van de witte mier, die
pest van Afrika en die dat heel
werelddeel als ondermijnt. Overal
dringen die nare dieren door, zelfs
door baksteenen muren tot bovenin
't dak.
Eens had ik een paar nieuwe
schoenen van Moeder gestuurd ge
kregen. Ik had ze nog geen 3 weken
gedragen, toen dat volkje 's nachts
m'n kamer binnendrong. Ze waren
niet op m'n bed geklommen, en 'k
had er dus niets van gemerkt. Maar
morgens pakte ik enkel 't bovenleer
op, want juist boven de zolen hadden
rondom 't heele bovenleer door
gevreten.
toen de groote rust in de uitdrukking
van haar gezicht hem weerhield
Haar trekken ontspanden zich. Haar
lippen begonnen te beven en toen
gebeurde er iets héél onverwachts
In haar wijdgeopende, mooie oogen
zag hij tranen opwellen.
Zelfs toen sloeg ze haar oogen
niet neer, noch verborg ze haar ge
zicht in de handen, maar ze bleef
hem moedig aanzien, terwijl de tranen
als glinsterende dauwdruppels lang
haar wangen liepen. Een gevoel van
medelijden kwam langzamerhand bij
hem boven. Ze had zijn gedachten
gelezen en zijn achterdocht geraden
en hij had haar verkeerd beoordeeld.
Wilt u.... wilt u niet gaan zit
ten, juffrouw Standish vroeg hij
eenigszins onhandig, terwijl hij wees
op den hutstoel.
Neen, dank u mag ik liever
blijven staan Ze haalde diep adem.
Is het al laat, mijnheer Holt
In elk geval laat voor een
dergelijk bezoek, gaf hij haar te ken
nen. Om het u precies te zeggen
een half uur na middernacht. Het
moet zeker iets heel belangrijks zijn,
dat u er toe gebracht heeft een der
gelijk risico aan boord van een schip
te loopen, juffrouw Standish.
Voor een oogenblik antwoord
de ze niet en het was hem, alsof hij
haar hart in haar keel zag kloppen.
Zou Belinda Mulrooney deze
daad als een risico beschouwd heb
ben, mijnheer Holt U is heelemaal
niet gevaarlijku zult me geen
kwaad doen. Als het een zaak van
leven of dood betreft, gelooft u dan
niet, dat zij ook na middernacht naar
uw hut zou zijn gekomen zelfs
al was het aan boord van een schip
En zoo is het geval met mij het
geldt hier een quaestie van leven of
dood. Nog geen uur geleden ben ik
tot die conclusie gekomen. Ik kan
niet wachten tot morgen. Ik moet u
vanavond nog spreken.
En waarom juist mij vroeg
hij. Waarom niet Rossland, of kapi
tein Rifle, of een ander Is het
omdat
Hij voltooide den zin niet. Hij zag
hoe er een floers voor haar oogen
kwam, alsof ze zich vernederd voelde
of eensklaps pijn had, maar dit trok
weer even gauw voorbij als het ge
komen was. En heel rustig, bijna
zonder eenige aandoening te ver
raden. antwoordde zij
Ik weet, hoe u het beschouwt
Ik heb getracht mij in uw omstandig
heden in te denken. Het is ook
allemaal heel ongewoon, zooals u
zegt. maar ik heb me nergens over
te schamen. Ik ben tot u gekomen
op dezelfde manier, waarop ik wen-
schen zou, dat een ander onder ge
lijke omstandigheden, naar mij toe
zou komen als ik een man was.
Als u vindt, dat ik door u gade te
slaan, door aan u te denken, door
een oordeel over u te vormen, van
u profiteer dan ben ik oneerlijk
geweest, mijnheer Holt. Maar ik heb
er geen spijt van. want ik stel ver
trouwen in u. Ik weet dat u een
gentlemen is, en steeds goed over
mij zult denken, tenzij u hebt ontdekt,
dat ik slecht ben. Ik ben bij u ge
komen om u te vragen mij te helpen.
Zoudt u weigeren een ander men-
schelijk wezen behulpzaam te zijn,
wanneer u wist, dat door uw ingrij
pen een groote tragedie vermeden
zou kunnen worden
Hij voelde, hoe hij langzamerhand
een anderen kijk op de situatie be-
Kiespijn overvalt U meestal op een
tijdstip dat U géén gelegenheid
heeft naar den landarts te gaan.
Neem dan een "AKKERTJE" dat
helpt U tenminste dadelijk van de
pijn af. AKKER-C A CHETS zijn
bijzondere pij]
Z<
zijn
ijzondere pijnstillers bij Kiespijn,
Hoofdpijn, Zenuwpijn, Spierpijn.
Nederiandsch Smaakloos ouwel-omhulsel.
Product Ge proeft daardoor niets.
Ze glijden zoo naar binnen.
Per 12 stuks slechts 52 cent.
Volgers recept van Apotheker Dumont
gjg
Op elk "AKKERTJE"
AKKER
AKKER.. CACHETS
komt de naam
voor in "ruit" - vorm. Let
hierop en weiger elke namaak!
gon te krijgen.
Als hij een en ander kalm en rustig
in de rookkamer, dus in een geheel
andere omgeving, zou hebben kunnen
ontleden, zon hij eiken man een
d^aas genoemd hebben, die geaar
zeld had de deur van zijn hut te
openen en zijn bezoekster tot heen
gaan uit te noodigen. Maar een
dergelijke gedachte kwam nu niet bij
hem op. Hij zag plotseling voor zich
het zakdoekje, dat hij den vorigen
nacht gevonden had. Dit was dus al
de tweede keer, dat ze op een laat
uur naar zijn hut was gekomen.
Ik zou werkelijk geneigd zijn,
zooiets te doen, zei hij, haar vraag
beantwoordende. Een tragedie is
een vreeselijk iets.
Ze voelde de ironie in zijn stem.
Als ooit iets haar tot kalmte had
kunnen brengen, dan was het die
intonatie. Ze zou hem niet lastig
vallen met geween en gesmeek, noch
met vrouwelijk comediespel van
hulpeloosheid en schoonheid. Er
kwam een vastberaden uitdrukking
om haar mond en haar bekoorlijk
kinnetje verhief zich trotsch.
Natuurlijk kan ik h niet met
geld betalen, zeide zij. U behoort tot
die mannen, die voor den dienst,
dien ik u zou willen verzoeken, zou
weigeren zoo iets te accepteeren. Ik
bedoel dit heelemaal niet als een
compliment, Als ik niet zoo over u
dacht, zou ik nu niet hier zijn. Ik
moet echter hulp hebben. En, als ik
die Diet krijg en ook niet heel gauw,
even rilde zij en trachtte te glim
lachen, dan zal er iets heel onaan
genaams gebeuren, mijnheer Holt,
eindigde zij.
Wordt vervolgd.