TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Honderd jaren
spoorwegen.
FEUILLETON.
In moeilijke uren.
Bloedsomloop.
Zaterdag 24 Augustus 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 34
Duitschland heeft 't al gevierd,
we gelooven dit jaar, het honderd
jarig bestaan van zijn spoor
wegen.
Nu lezen wij dat Frankrijk een
groot standaardwerk gaat uit
geven „Histoire de ia locomotion
terrestre", een geschiedenis van
de Fransche spoorwegen. Hilde-
brand begon in 1837 een opstel
met de woorden „men is bezig
in mijn vaderland spoorwegen
aan te leggen, 't heeft lang ge
duurd eer men er toe komen
kon."
Dat was in 1837, nu teilen
we straks 1936, het centenarium
van onze Hollandsche spoor
wegen ligt dus in het naaste
verschiet. Wij zijn dus bij Duitsch
land en Frankrijk vergeleken niet
zoo ver achter gebleven.
Een gedenkboek de historie
van onze spoorwegen, kan ons
dus een heel interessant brok
cultuurleven geven.
In Utrecht ligt ergens op het
spoor-emplacement een gebouw,
dat een spoorwegmuseum moet
zijn. Een plankenbordje aan een
hek maakt er ons op attent.
Maar wie denkt er ooit aan,
dat museum te gaan bezoeken
En toch zou 't leerzaam zijn
vooral voor onze jeugd, die met
zooveel gemakken op de spoor
baan wordt verwend.
Maar ook tal van aardige herin
neringen moet dat museum op
roepen voor ons, oudere genera
ties, die toch nog zoo lang zeer
primitief langs onze spoorwegen
hebben gereisd.
De oude Koetsveld zong in
zijn tijd een geestdriftig loflied
op het eerste stationsgebouw, dat
hem een prachtpaleis toescheen.
Wat zou hij nu wel gezegd heb
ben van onze groote Europeesche
stationsgebouwen, die ieder als
een stad op zich zelve vormen.
Dan de trein zelf. In een paar
uren draven wij Europa door.
En wij die een trein, die wat
sneller gang had dan ons ge
woonlijk slakkerig boemelend
locaaltreintje, al heel hyperbolisch
den „bliksemtrein" noemden.
Heel uitbundig van verwachting
was ook Hildebrand, toen hij
onze eerste spoorwegen wilde
begroeten.
„Spoorwegen 1 heerlijke spoor
wegen 1 op u zal niet gerookt
worden, want daar is geen adem."
Rookcoupé, is het eerste, waar
de reiziger nu naar zoekt.
„Op u zal niet geslapen wor
den", vervolgde Hildebrand,
„want daar is geen tijd".
En plechtig komt nu de
„wagon-lit", de Schlaffwagen
voorgereden, men kan er een
slaapkamer bekomen als in een
hotel. Men stapt in ons goede
vaderland des avonds in bed om
den anderen morgen aan de
zonnige Riviera wakker te
worden.
„Op u zal niet gebabbeld
worden", meende hij nog, „want
daar is geen tijd". Hoe heeft de
scherpzinnige man zich vergist.
Heele rijdende conversatiesalonsDe trein die door tunnels jaagt,
komen ons tegemoet. I de trein, die ons zeeën overzet,
Men kan niet alleen in den de trein, die een zweefbaan volgt,
trein rooken, slapen, babbelen, de trein, die ondergronds de
wij kunnen elkaar onderweg een groote wereldstad doorkruist,
bezoek brengen, wij kunnen te Honderd jaat spoorwegen,
zamen een kop koffie of een Honderd jaar steeds jachtiger
borrel drinken, wij kunnen samen vooruitgang.
aan tafel gaan zitten, ontbijten,
lunchen, dineeren, al sporende
naar de plaats onzer bestemming.
Geen pleisterplaatsen meer, wij
hebben er geen tijd meer voor,
de trein voorziet in al onze be
hoeften.
Zijt gij van het babbelen moe,
gij kunt u de radio aanleggen,
en de muziek van heel een
wereld naar u toe halen.
LichtWie herinnert zich niet,
hoe als 't in onze ouderwetsche
treinen begon te schemeren, op
Wij hebben veel zien gebeuren,
veel ervaren, veel beleefd.
De „Histoire de Ia locomotion
terrestre" kan 'n interessant, leer
zaam, boeiend boek worden.
Vooral voor ons, die in een kort
tijdsbestek dit alles hebben zien
groeien en ontwikkelen.
Zal het misschien ook echte
historie worden, geschiedenis,
die een tijdperk afsluit Want
het laatste hoofdstuk van deze
beloofde histoire des Creminis
de fer" zal ook omvatten „Ia
concurrence du rail en de la
De Kraamvisite en
Driekus-Oome
door B. VIELER.
SLOT.
Neen, Nelleke Verplaggen had er
voor gezorgd, dat er op de kraam
visite geen onderscheid van stand
gemaakt was; evenals zij er voor
gewaakt had, dat niemand genoo-
digd was, die nog in het bezit was
van de gifttanden, want ze had het
land aan kwaadspreken en zwam
men.
De groote uittrektafel, waaraan
nog een paar kleinere tafeltjes waren
bijgeschoven, was bedekt met een
sneeuwwit tafellaken, in het midden
van den disch stond een groote
„vaaspot" met bloemen. Daar om
heen groepeerden zich schotels met
sneden tarwemik, botermik, krenten
mik en kommen vol bestellen, welke
bij geen kraamvisite mankeeren mo
gen, evenmin als de daarbij behoo-
rende suikermuisjes.
Aan beide einden der tafel stond
een tulband; deze tulbanden hadden
allebei gejongd of er was nog wat
deeg overgebleven, ze waren ten
minste beide gekroond met een mi
niatuur tulbandje. Naast deze hooge
baksels stonden de gevlochten teenen
matjes met pruimenvla.
Hanneke de meid en een dochter
van een der buurvrouwen dienden
een gegeven oogenblik wij de
vlugge voetstappen hoorden van route",
de lampenisten boven op het Zullen toch de stoom, de
wagendek ten teeken, dat de electriciteit, de Diesel, de „rail
lamp van bovenuit in den coupé
werd geschoven.
Eerst de walmende, druipende
petroleumlamp, die aan de
tusschenstations was klaar gezet
en ontstoken, later het gasbekken
dat toch nog maar altijd een
benauwd schijnseltje gaf.
En nu de coupé's en de gan
gen overgoten met een heel
stralend electrisch licht, licht dat
gij zelf met de hand op den
knop kunt doen opgaan, licht
dat gij kunt temperen tot een
intiem schemerlicht, licht, dat gij
kunt doen gloren als een zacht,
niet hinderend nachtlicht ge
durende uw slaap en sluimer.
Den winter in den trein. Altijd
troft ge toevallig koude stoven,
of stoven, waar gij net één voet
tegelijk tegen kondt aandrukken.
En begeerig keekt gij al uit
naar het volgend station, of er
ook van stoven verwisseld zou
worden,
Beenen omhoog, anders liept
gij kans dat de zware ijzeren
buizen er tegen de schenen
werden geschoven.
En nu heel de trein doorstoofd
met een gelijke centrale verwar
ming, welke gij naar eigen keuze
en believen behagelijk kunt
regelen.
En dan de sanitairen en toilet
ten. Hoe menig reiziger, hopend
dat hij 't bij een eerste stop
plaats misschien wel kon halen,
keerde halverwege op z'n passen
terug, zenuwachtig, dat de trein
zonder hem zou vertrekken
In de eerste jaren van onze
spoorwegen dachten wij dank
baar aan de Stephensons, die
den stoom hadden uitgevonden
en daardoor de locomotief het
aanzien gaven, en nu zien wij al
met zeker dédain naar de loco
motief, die aan onzen trein wordt
gekoppeld.
Kunnen wij niet vlugger gaan
En wij hebben ze zien komen,
de electrificatie, en daarna weer
den Dieseltrein. Altijd vlugger,
altijd sneller, immer meer com
fort.
Wij zakken weg in veerende
kussens, alles glanst van nikkel
en spiegelglas. De Pullmancar,
de Train Bleu, de Luxe- en
Salonwagen, de Orient-Express.
in de naaste toekomst 't moeten
afleggen tegen de altijd machtiger
wordende, alles voor zich op-
eischende „route", die altijd
ruimer en verder baan maakt
voor de vrije en onafhankelijke
auto.
Want ook de rails beteekenen
banden en boeien en de nieuwere
geslachten eischen de absolute
vrijheid voor zich op.
de koffie rond, nadat zij een aantal
schotels met ham, saucies en „reuk-
vleisch" binnengebracht en op tafel
gezet hadden.
Voor het tweede gedeelte der
tractatie, welke na de officieele ver
tooning van het kind zou volgen,
stond een groote dikbuikige porce-
leinen kan met een omvlochten
hengsel vol geurig riekende „sjoeko-
ladegereed.
Officieele speechen werden hier
niet gehouden, maar er werd toch
heel wat „afgemoelwerkt".
De hooge vrouwenstemmen, nogal
dikwijls verscherpt door een krijtend
gilletje, gaven aan het geroezemoes
der mannenstemmen aan de overzij
der straat niet veel toe. Men amu
seerde zich aan beide kanten in
gepaste blijmoedigheid, zonder zich
eenkennig" te toonen.
Vrouw Verplaggen had er voor
gezorgd, dat ze haar niet lens zou
den drinken aan koffie of chocolade,
en Driekusoome had al lang in de
gaten, dat de halve ton bier, welke
hij ten beste wilde geven, niet zou
„langen", weshalve hij er maar een
heele van maakte.
De leden van de „harremonie"
waren er ook nog bijgekomen en
„die kels worre hooi van binnen en
dronke as ketelleppers".
Driekusoome, die tusschen den
Een korte rust- Een ideaal, onze
inspanningen geestdrift waardig.
Achter de leiding. Het kwartje...
In zijn bekende radio-rede heeft
onze minister-president dr. Colijn zijn
landgenooten aangespoord tot rust.
Na de hevige spanning van de beide
weken, die voorafgingen, was deze
raad zeer menschkundig. Daarbij was
de vacantiemaand aangebroken.
Laten wij ze gebruiken om ons
zelf, onze kinderen en andere dier
baren te verblijden. Wanneer we
onze politieke gedachten en meenin
gen eenige weken op zij zetten,
verwaarloozen we 's lands belang
daarmee volstrekt niet.
Rust is dus goed voor ons zelf en
we doen er dr. Colijn en zijn kabinet
een plezier mee.
Dat kabinet, ietwat raadselachtig
uit zijn asch herrezen, zonder dat
het gebrek aan vertrouwen waarom
het was heengegaan, in het tegendeel
was verkeerd, heeft rondom zich en
ook in zich rust noodig. Werd het
spoedig na zgn terugkeer aan den
tand gevoeld, dan.... Maar daar zitten
we alweer midden in de kabinets-
politiek, die we terwille van de rust
uit onze gedachten zouden verbannen.
We zullen dan het kabinet-Colijn
met rust laten tot tegen denderden
Dinsdag in September, als wanneer
het zich weer den volke vertoont.
Maar een ding laat ons niet met
rust, de bejegening van onze Katho
lieke Kamerfractie en haar voorzitter
vooral door een gedeelte van de
liberale pers.
Niet dat we daardoor ons goede
humeur verliezen. We zouden er ons
meer van hebben aan te trekken, als
ook wij van die pers een klap met
het wierooksvat hadden opgeloopen.
Nu merken we dat we op den goeden
weg zijn. We begrijpen die brave lui.
Zij denken over ons als wij over hen.
Van elkaar hebben we niets meer te
verwachten. Voor ons zijn de liberalen
erger zelfs dan de socialisten, omdat
de liberalen de groote hinderpaal
vormen op den weg naar den nieu
wen tijd, naar ordening en vrede,
op welken tocht snelheid even goed
als bezonnenheid geboden is en
waarop wjj niet wenschen tegen
gehouden te worden door menschen,
die zelfs niet weten, dat er een
nieuwe tijd gekomen is, maar blijven
zweren bij het vrij, dat is ongebon
den laten werken van de krachten
in de samenleving.
Voor ons is vrijheid geen beginsel,
maar iets vanzelfsprekends, dat we
noodig hebben als den grond waarop
we staan en de lucht die we inademen.
Maar wij willen op dien grond en
in de gezonde lucht een geordende
samenleving bouwen, waarin geen
misbruik van vrijheid heerscht, een
samenleving, wier welvaart niet mag
worden overgelaten aan het resultaat
van krachten, die elkaar afstooten,
zooals onder de liberale vrije con
currentie, waar de vrijheid een bron
van ellende werd voor een onafzien
bare massa, die door weinigen werd
beheerscht. Wat eindelijk liberale
politiek tot klassepolitiek stempelde.
Dat liberalisme heeft zich den
laatsten tijd fel geroerd. Het voelde,
hoe het zich weer op een etappe
bevond naar zijn verdere onttakeling,
zijn aanspoedend einde.
Maar het heeft nog het groote
woord in zijn pers, een groote gevel
voor een schamele woning, de poli
tieke onbewoonbaarverklaring nabij,
Zij hebben evenwel den schijn weten
te redden, 't Is nog niet lang geleden
dat zelfs christelijke ministers van
hun stuk werden gebracht door een
hoofdartikel in de Nieuwe Rotter
dammer. Voor de katholieken moet
die tijd voorbij zijn. Een katholiek
die zweert bij een liberaal blad, is
uit den tijd en plaatst zich buiten
onze rijen.
De politieke gebeurtenissen van
den laatsten tijd hebben ons opnieuw
duidelijk gemaakt wat we al lang
weten, dikwijls bevestigd zagen, nooit
mogen vergetendat onze kracht
ligt in onze eenheid. Daarom hebben
we den vorigen keer onze groote
blijdschap uitgesproken over de eens
gezindheid waarmede de Kath.
Kamerfractie is opgetreden. Die een
heid was haar kracht. Tegen die
eenheid vermocht niemand iets, en
daarom wekte ze toorn. Telegraaf
N. Rott. Ct. schreven over de
verdeeldheid van de Kath. Kamer
fractie. Het was de woede der
onmacht, die ze onredelijk maakte.
De werkelijkheid moeten wij,
katholieken, voor oogen houden. Als
het er op aankomt, staan wij alleen.
Het overige volksdeel staat grooten-
deels gereed om over ons den staf
te breken. Wij, katholieken, zijn op
de allereerste plaats aangewezen op
ons zelf; dat moeten we voortdurend
beseffen.
Daarom hebben we den vorigen
keer de katholieken van Nederland
aangespoord zich als één man achter
de eensgezinde Kath. Kamerfractie
te plaatsen.
Wé zijn in moeilijke uren, ook in
ons politieke leven, waarop de eco
nomische toestand van het land
voortdurend scherp reageert. Wie
weet welke fassen we nog hebben
door te maken, alvorens de overwin
ning te behalen in deze worsteling
om een nieuwe geordende maat
schappij. Wij staan daarvoor, zooals
vroegere katholieke geslachten ston
den voor het verkrijgen van volledige
geloofsvrijheid, van vrijheid van
onderwijs. Ook wij beleven waarschijn
lijk niet den volledigen triomf, evenmin
als zij op het terrein, waarop zij
streden. Maar dan strijden we voor
de komende geslachten, voor hen
die uit ons geboren werden en voor
wie wij de verantwoordelijkheid
dragen.
Al onze krachten moeten daarop
gericht zijn.
We strijden voor een groot ideaal
dat onze geestdrift en onze inspan
ning waard is.
In dien strijd zullen wg, katho
lieken wel eens de steen des aan
stoots zijn tegenover hen, die wij in
den weg treden als zij volgens onze
door beginselen geleide eerlijke
overtuiging den goeden weg niet
gaan. Dat is niet erg en dat zgn
we gewend. De waarheid overwint
vroeg of laat.
Veel zal van de katholieke krach
ten worden gevergd. Maar al die
krachten moeten op het doel zijn
gericht.
Hoe moeilijker de tgden, hoe hech
ter en sterker onze eenheid moet
zgn
Den vorigen keer hebben we prof.
Aalberse en de Kath. Kamerfractie
een eeresaluut gebracht en de katho
lieken aangespoord als één man
achter hem te staan.
Wanneer geen krachtige organi
satie achter de Kamerfractie stond,
dan kon prof. Aalberse, zooals in de
laatste weken wel honderden bewij.
zen van instemming en aansporing
tot volharden van niet-katholieken
ontvangen, maar daar zcu hij niet
veel aan hebben.
Nu wist hij, dat het in de Kath.
Staatspartij georganiseerde katho
lieke volksdeel achter hem stond.
Dat was zgn kracht
Dat is de kracht der katholieken
in Nederland!
Daarom verheugt het ons des te
meer, dat bij de Kath. De moer. Par
tij, die haar vergeefschen strijd bij
de Statenverkiezingen leerde inzien,
plaatselijke leiders en leden tot de
Kath. Staatspartij wederkeeren.
Houden we onze Kath. Staatspar
tij sterk
Hoeden we ons voor den geest
van overdreven critiek. Door de lei
ding te nemen en den weg te wij
zen in een moeilijk uur heeft de
Kath. Kamerfractie onzen eerbied
en steun ten volle verdiend.
We staan op het oogenblik voor
een strijd, zooals onze oude voor.
trekkers in bijna 90 jaren van vrg
staatkundig leven niet hebben ge
kend.
Geen kleine politiek
Geen gepeuter!
En dan te moeten denken aan het
kwartje, dat veel katholieken nog
terughoudt van het lidmaatschap der
Kath. Staatspartij.
Maar spreken wij niet over onze
schande
Het is thans meer dan ooit een
eeretitel lid van de Kath. Staats
partij te zijn
Geen kleinhartigheid
Moedig voorwaarts
Prof. Aalberse en zijn Kamerfrac
tie. Partijbestuur en Bondsbestuur
hebben ons vertrouwen
ROELAND.
Wat hedde toch? vroeg de
ontvanger hem. Wurrum zitte zo te
wiebele
Niks, was 't antwoord, ik
meinde dat ik wat zaag hier tiggen
over
Na eenigen tijd vernam men een
vreeselijk lawaai, dat van den over
kant der straat uit het huis der
Verplaggens kwam.
't Was een geluid alsof men daar
een exportslagerij geopend had, ook
wel gelijkend op het gejammer der
moeders bij den wreeden kindermoord
van Herodus.
Bertus Verplaggen was al een
tijdje geleden naar huis gegaan, om
in zijn functie als kraamheer op te
treden, zoodat men hem niet kon
vragen.
Wat zeuj dat toch zien 1 Wa's
ter an de hand Wat kwèke die
wiever toch zo zoo riepen de man
nen in den Druiventros dooreen,
Toen Driekusoome het vervaar
lijke gegil vernam, was hij volstrekt
niet geschrokken. Integendeel, 't was
voor hem het teeken der ontspan
ning; hij had al wel een half uur in
gevaarlijke hoogspanning verkeerd,
gelijk een stoomketel, die maar aan
houdend met stoom overbelast wordt
alsof men probeeren wilde, hoeveel
hij zou kunnen verdragen, alvorens
te ontploffen.
Tenslotte was er dan toch aan de
ontvanger van Melle en mijnheer
Delmotte gezeten was, had zich al veiligheidsklep getrokken, dat was
gedurende eenigen tijd min of meer gebeurd, toen Driekus-oome het ge-
zenuwachtig getoond. Hij bleef niet gil der vrouwen gehoord. Hij wist,
stilzitten op zijn stoel en rekte aan- dat het komen moest, zoo zeker als
houdend den hals omhoog, als wil-het et cum spiritu tuo na het Domi-
de hij naar buiten zien. nus vobiscum.
Hald ow gemak mer, riep
Driekus-oome door de kamer, 'k Zal
ow wel vertelle wat er an de hand
is
Wat de oolijke oude aan zijn
vrienden gaat vertellen, kunnen wij
echter even goed en nog beter te
weten komen, als we ons even terug
begeven naar de vrouwen op de
Kiennekesvisiet.
Het eerste gedeelte der tractatie
was zoover gevorderd, dat er zich
bij de vrouwelijke gasten symptonen
van overbelasting der ingewanden,
tengevolge van meer dan matig
koffiegebruik, begonnen te vertoonen.
Met het oog daarop en ook om
dat Bertus thuisgekomen was, meende
vrouw Verplaggen, dat het goed
zou zijn om eens even op te staan
en dan zoo geleidelijk tot het offi
cieele gedeelte van het feest over te
gaan.
As we now is èfkes opstonte
om nou ut klein te gaon kieke
zei ze.
Dat hedde goed gedocht, riep
men en langzaam stonden ze op,
Hebt ge al eens een troep zee
honden zien opstaan aan 't strand
der zee Ja nou, daar had 't veel
van weg.
Dor is vrow Hermes ok! riep
er een. Bij zoo'n officieele gelegen
heid durfde men niet Klaproos zeg
gen.
Het voornaamste orgaan van den
bloedsomloop, om zoo te zeggen de
motor, is het hart. Het ligt in de
borstholte een weinig naar links. Het
is omgeven door een vlies, het hart-
zakje, waartusschen een vocht, het
hartwater, zit, dat het hart tegen
stooten beveiligt.
Het hart is eigenlijk een holle
spier, die zich regelmatig samentrekt
en weer uitzet. Door de samentrek
king wordt het bloed door aderen
door het lichaam geperst, bij de uit
zetting stroomt het bloedweel-terug
naar het hart.
Nu is deze beweging toch iets
anders, dan wanneer men bijvoor
beeld een elastieken bal samendrukt
en deze zich daarna weer uitzet.
Het hart bestaat namelijk uit twee
gedeelten, een rechter en een linker
helft.
Elke helft bestaat weer uit twee
gedeelten, een bovenste en onderste
helft. Het bovenste deel heet boezem,
het onderste kamer. Tusschen boe
zem en kamer bevinden zich klap
vliezen, dat zgn kleppen, die zorgen,
dat het bloed alleen zich kan be
wegen van boezem naar kamer.
Het bloed, dat door het lichaam
gestroomd is en daar zgn functie
heeft verricht, komt door de bovenste
en de onderste holader terug in den
rechterboezem, gaat van hier naar
de rechter kamer en vervolgens door
de longslagaders naar de longen,
waar het zuurstof opneemt en kool
zuur afstaat. Het aldus gezuiverde
bloed keert door de long-aderen
terug naar den linkerboezem, gaat
verder naar de linker kamer en
wordt van hier door de aorta of
groote slagader door het lichaam
erover nabij het raam in volle be
lichting,
De trotsche moeder keek eerst
even rond of alle vrouwen binnen
waren en zei toen:
Ge kunt nie gleuve, wat en
zuut kiendje dat is, 't Schréwt bekant
noot. As 't zien gerechtigheid hit
gehad, slupt 't sebiet wer ien en ge
het er gen umkieke mer nao. Dan
liddet mit zien vingerkes ien 't mund-
je, mit de eugskes toe. 't Is toch
zon liefh
Terwijl zij dit zei, hief ze de gor
dijn der wieg omhoog en daar lag
dan het schattige ding, waarvoor ze
allen gekomen waren om het te be
wonderen,....'
Was dat nu een uiting van be
wondering
Waar was de gepaste ingetogen
heid gebleven
Wie gaat er nu gillen en de
armen omhoog heffen bij het be
wonderen van een slapend kind
Jesses van Me ran teOewases
OeweeKristene ziele Motdori
dit laatste was van de Klaproos
-zoo schreeuwden en tierden de
vrouwen dooreen, terwijl ze de han
den in de lucht sloegen en met
van schrik opengesperde oogen naar
de wieg keken.
de wieg lag rustig slapend
geperst.
Van de aorta gaan vertakkingen
naar boven en naar beneden. Die
splitsing wordt zoover doorgezet, tot
ze eindigen in heel fijne buisjes, de
haarvaten of capillairen, die tusschen
de weefsels liggen, waar zuurstof en
voedsel wordt afgegeven en koolzuur
wordt opgenomen, Hierna vereenigen
zich de haarvaten weer totgrootere
buizen, die het bloed weer door de
beide holaderen naar het hart voeren.
Slagaders zijn bloedvaten, die het
bloed vanuit de kamers van het hart
afvoeren. Ze hebben dikke elastische
wanden, waardoor het bloed in een
golvende beweging heen gestuwd
wordt. Klapvliezen verhinderen, dat
het kan terugstroomen.
Daar de slagaders rechtstreeks van
het hart komen, kunnen ze bg kwets
uren zeer gevaarlijk worden. Ze
liggen dan ook meestal diep in het
lichaam verborgen. Alleen op enkele
plaatsen komen ze dichter bij de
oppervlakte, zooals bij de pols, bij
de slapen en bij den hals. Bij elke
samentrekking van het hart voelt
men daar een bloedgolf. Zoo kunnen
we het aantal hartkloppingen per
minuut nagaan. Bij volwassen per
sonen is dat ongeveer 70 per minuut,
bij vrouwen en kinderen meer, bij
zuigelingen zelfs 120 tot 140 keer.
Aderen voeren het bloed naar het
hart terug. De stroomsnelheid is heel
wat kleiner dan inde slagaders. Het
bloed in de aderen heeft geen golf
beweging, het wordt niet door de
aderen gestuwd, maar wordt naar
het hart gezogen, als de boezems
zich gaan ontspannen.
Er is reeds gezegd, dat het bloed
van zijn schadelijke^bestanddeelen
moet gezuiverd worden.
In de longen staat het koolzuur
af, dat bij de uitademing de lucht
ingaat.
Behalve in de longen heeft nog
zuivering van bloed plaats in de
nieren en in de zweetklieren.
Van de aorta voert de nierslagader
het bloed naar de nieren, waar de
urine als schadelijk bestanddeel wordt
afgescheiden. De twee nieren liggen
tegen de rugzijde, onder het midden
rif. Het gezuiverd bloed wordt door
de nierader weer naar de holader
teruggevoerd.
En eindelijk hebben we de zweet
klieren. Ze liggenj onder de opperhuid
en scheiden uit het bloed het zweet
af, dat door de huidporiën aan de
oppervlakte komt en daar verdampt.
De hoeveelheid bloed bedraagt
ongeveer 7 percent van ons gewicht.
Het bestaat uit de bloedvloeistof of
bloedplasma, waarin de roode en
witte bloedlichaampjes in groot aan
tal meegevoerd worden. De roode
nemen de zuurstof op en voeren ze
mee door het lichaam. Het aantal
roode bloedlichaampjes bedraagt zoo
wat 4J/, tot 5 millioen per kubieke
centimeter, dat is totaal 20 tot 30
millioen maal millioen.
Bij een te gering aantal ontstaat
bloedarmoede (anaemie).
De witte bloedlichaampjes spelen
een rol bij verwondingen. Schadelijke
stoffen, als vergiften en bacteriën
kunnen er door worden omhuld en
vernietigd.
In de bloedvloeistof zit een eiwit
stof, het fibrinogeen, dat buiten het
lichaam stolt en dan fibrine heet.
Laat men bloed een poos in de
lucht staan, dan stollen fibrine en
bloedlichaampjes tot een bloedkoek
blijft er nog een gele vloeistof
over, het serum. In het bloedserum
worden bij het doorstaan of aanval
len van ziekten tegengiften gevormd,
die het lichaam tegen een tweeden
aanval van de ziekte vrijwaren. Met
serum worden daartoe ook wel
menschen en dieren ingespoten tegen
bepaalde ziekten.
Bij verwondingen stolt het uit-
stroomende bloed door vorming van
fibrine, waardoor de bloeding tegen
gehouden wordt. Het is beter die
prop bloed te laten zitten dan door
allerlei middelen de wonde te willen
reinigen.
Ook kan wel eens in het lichaam
fibrine ontstaan, waardoor de bloeds
omloop kan gestoord worden, wat
een gevaarlijke ziekte kan doen ont-
Nu zal iedereen wel begrijpen,
waar dat gegil en dat spektakel
ontstaan was, welke men zelf aan
den overkant in den Druiventros
had kunnen hooren.
Eenige oogenblikken later ontdekte
de bezorgde moeder haar eigen kind
dat op een paar kussens achter het
bed rustig lag te slapen.
Ze lachte uit volle keel mee met
de lawaaiende vrouwen en riep:
Ik kan wel raoje wie um dat
gelapt hitDat hit Driekusoome
gedaon. Mer nou motte ons Drika
ok is bekieke, wor Is 't gen heel
liefh....
Hanneke, brengde geej die bag
mer wer ien de verrekeskooj.
Jao, vrow, dat za k doen, mer
de wieg mot ok uurst rein gemakt
werre
Ja, dat was noodig, want het
biggetje had geen luier aan gehad.
Toen Driekusoome in den Drui
ventros aan het verzamelde gezel
schap verteld had, dat hij straks,
voordat hij uitging, stiekum een
biggetje in de wieg gelegd en het
kind verstopt had, was hevig als
voorheen bij de vrouwen.
De ontvanger van Melle sloeg
den jubilaris op den schouder en met
de andere hand het glas opheffend
riep hij:
Driekusoome, halde geej ow
mer beej zo'n grappe en bewaart
In
maar zonder vingerkes ien 't mundje
a,Deze was door Hanneke de een allerliefst, rooskleurig
meid gewaarschuwd, dat men het biggetje, met zijn snuitje terzijde op ow opgeruumd karakter, dan wurde
kind ging zien. het hoofdkussentje en met een klein nog honderd jaor 1
Door den nogal langen huisgang varkenspootje boven het dekentje. Kammeraode! laot ons daorop
begaf men zich naar de slaapkameruitstekend... drinke! Lang leve onze Driekus
van het echtpaar Verplaggen. Daar 't Was toch zo'n lief.... oome
stond de wieg met een tulle gordijn