TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Schouw der
Waterlossingen.
FEUILLETON.
Nu het abnormale
normaal werd.
Koopkracht en
tentoonstellingen
De K. L. M.-
rampen.
Zaterdag 17 Augustus 1935
Zes en vi|ftlgste Jaargang No 33
Op 19 Augustus a.s. en volgende
dagen zal wederom de jaarlijksche
schouw der waterlossingen worden
gehouden.
Dit jaar is het wegens den lagen
waterstand eenieder mogelijk de
beken goed te reinigen, den bodem
te zuiveren en de beken op diepte
te brengen. Er zal dan ook streng
worden geschouwd, zoowel de beken
zelve als den toestand der oevers,
tot op anderhalven meter breedte.
Struiken, boomen, kribben, dammen,
enz. moeten worden verwijderd.
Ook de nieuw op de leggers ge
plaatste waterlossingen worden alle
geschouwd.
Niettegenstaande daarop herhaal
delijk is gewezen, blijven vele eige
naars hunne weilanden enz. met
prikkeldraad afsluiten tot aan de
beek, waardoor de schouw inhooge
mate wordt belemmerd. De eigenaren
zijn verplicht te zorgen, dat er vol
doende ruimte overblqft; is dit niet
het geval, dan zal de puntdraad
worden verwijderd.
Tenslotte wordt de aandacht van
belanghebbenden er op gevestigd,
dat ingevolge de Waterstaatswet
1900, zooals die thans is gewijzigd,
niet alleen tegen nalatigen proces
verbaal zal worden opgemaakt, doch
tevens van gemeentewege op kosten
van de nalatigen de waterlossingen
zullen worden gereinigd en deze
kosten onmiddellijk bij dwangbevel
zullen worden ingevorderd overeen
komstig de wet.
Venray, 19 Juli 1935.
De Burgemeester van Venray,
O. VAN DE LOO.
De Burgemeester van Venray ves
tigt de aandacht op artikel 21 van
het Reglement op de Waterlossingen
in deze provincie, o.m. luidende als
volgt
Vóór elke schouw zijn de onder
houdsplichtigen verplicht
a. de waterlossingen tot op den
bodem te zuiveren van onkruid,
waterplanten, biezen, ruigte, boomen
en struiken, alsmede van wortels,
en overhangende takken, die den
geregelden waterafvoer belemmeren
of binnenkort zullen belemmeren.
b. de oevers, waar deze zijn uit
gezakt, ingestort of aangezand, te
herstellen en voorts de aarde, welke
in de waterlossing gevallen is, als
mede de grint- en zandplaten en al
hetgeen den geregelden afloop van
het water zoude kunnen belemmeren,
daaruit te verwijderen.
c. de watérlossingen te brengen
op de vastgestelde diepte.
Het is verboden bij die zuivering
en ruiming het onkruid en andere
voorwerpen, in de eerste zinsnede
van dit artikel genoemd, in de wa
terlossing te laten afdrijven.
Deze voorwerpen moeten, evenals
de uit de waterlossingen afkomstige
aarde, zond en andere voor den
waterafvoer hinderlijke zaken, daar
uit opgehaald en op de wederzijd-
sche oevers op een afstand van
minstens een meter van de water
lossing worden neergelegd en weg
gevoerd.
De Burgemeester van Venray,
O. VAN DE LOO.
De Burgemeester van Venray
vestigt de aandacht op artikel 39
van het Reglement op de Waterlos
singen in Limburg.
Hierbij is verboden
a. binnen den afstand van één
meter, gemeten uit den uitersten
rand eener waterlossing, woon- of
andere huizen, getimmerten of muren
daar te stellen.
b. binnen denzelfden afstand (dus
binnen één meter) hagen langs de
waterlossing te planten.
c. binnen den afstand van ander
halven meter, gemeten als boven,
boomen of struikhout te planten,
waaronder begrepen niet geschoren
en opgaande hagen.
De Kraamvisite en
Driekus-Oome
door B. VIELER.
Ofschoon Bertus en Nelleke reeds
ongeveer vier jaren in een gelukki
gen echt vereenigd waren, hadden
zij zich nog niet op een eigen na
komelingschap mogen verheugen.
Er was van alles geboren in dat
tijdsverloop de merrie had twee
maal een veulen geworpen, wel 'n
stuk of zeven of acht kalveren wa
ren er geboren, een paar dozijn
toornen biggen, ieder van zes tot
twaalf stuks per worp telt die
maar eens bijeen hadden het
levenslicht in het donkere varkens
hok aanschouwd, om maar niet te
spreken van de honderden kuikens,
die er uitgebroeid waren; maar
kiendjes... ho mer
En ze verlangden er allebei toch
zoo naar, ze hadden er zooveel en
zoo vurig voor gebeden.
Tenslotte had de ooievaar echter
toch den weg naar hun huis ge
vonden en een gezond, blozend
meisje, och zoo'n aardig wichtje, in
de wieg gelegd, die reeds zoolang
ongebruikt gestaan had.
Kinderzegen komt feitelijk nooit
ongelegen, maar bij het echtpaar
Verplaggen kwam er nog de guns
tige omstandigheid bij, dat ze in
goeden doen waren en best een
half dozijn kinderen konden onder
houden, zonder daaromtrent zorgen
d. binnen den afstand van één
meter, als voormeld, aarde, zand,
grind, puin- en mesthoopen langs de
waterlossingen te leggen of te heb
ben.
e. vaartuigen, boomen, hout, vlas,
asch, puin of andere voorwerpen van
dien aard in de waterlossingen neder
te leggen of te hebben.
De waterlossingen op eenigerlei
wijze te vernauwen of te verondiepen.
Terwijl volgens artikel 38 sub f in
de waterlossingen geen dammen,
krib-, bat- of andere stroomkeerende
of oeververdedigende werken mogen
worden aangebracht.
Venray, 19 Juli 1935.
De Burgemeester van Venray,
O. VAN DE LOO.
Het crisis-comité raakt uit
den tijd.
Naar de werkverschaffing
Ook onder de werkgevers
heerscht werkloosheid.
De lezer herinnert zich wel
licht nog onze beschouwing over
het werkverschaffings-incident,
waarbij twee arbeiders weigerden
om hun loon in ontvangst te
nemen en deswege werden ge
schorst. We noodigden deze
weldoeners uit om zich te komen
melden, daar we op dezelfde
voorwaarden een hoop werk
voor ze wisten.
Ze hebben zich inderdaad aan
gemeld, maar helaasden tuin
hebben ze niet gewied. Ze hebben
alleen maar 'n paar van m'n
crisissigaartjes gerookt en uiteen
gezet, wat hun bedoeling was
geweest met de weigering van
het toegewezen loon.
Ze hadden en we hebben
dat inderdaad eerder reeds be
grepen op deze wijze willen
protesteeren tegen het onrecht,
zooals ze dat zagen, bij de loon-
berekening. Ze legden uit, hoe
ze bij een bepaald werk waren
Ingevallen voor een andere ploeg,
welke 'n opgedragen „taak" ten
deele had verricht. Ze hadden
toen gevraagd, dat precies zou
worden opgenomen, hetgeen hun
nog van die taak te verrichten
bleef, maar de opzichter had dat
niet gedaan. Die hield er alleen
rekening mee, wat voor de taak
in haar geheel kon worden ver-
loond. Aan de eerste ploeg was
een deel van het geld uitbetaald
en aan de tweede ploeg zou der
halve slechts het resteerende
kunnen worden toegewezen.
Nadat de menschen van de
tweede ploeg nu een week in
zéér drukkende warmte 'n groot
aantal kubieke meters grond
hadden verzet en de taak tot een
einde hadden gebracht, kregen
ze iets meer dan acht gulden
per persoon toegewezen, terwiji
de betrokkenen van oordeel
waren, dat ze véél meer grond
hadden verwerkt dan met dit geld
werd betaald.
Enfin, een kwestie natuurlijk,
waarin wij het gelijk en ongelijk
niet kunnen achterhalen.
De menschen zouden er trou
wens ook niets aan hebben, om
dat ons oordeel ten deze geen
te krijgen.
Ze zaten op een schoone, eigen
boerderij, midden in de dorpstraat,
in een geriefelijke, ruime woning en
hadden altijd schijven in de kas.
Dan was er nog Driekusoome, een
ongehuwde broer van Nelleke's
overleden moeder, die bij hen in
woonde en slordig in de slappe
wasch zat; weshalve ze hem dan ook
wel een beetje naar deoogen keken.
Driekus-oome was overigens vol
strekt geen verkeerde kerel, heele-
maal niet lastig of grijnzig, maar
altijd welgemoed en vol grappen,
als de bak vol krenten, zei Bertus.
Het pasgeboren wicht had in den
doop de naam ontvangen van Drika
in 't boek stond natuurlijk Hen-
drika ter eere van den peeter
Drikusoome die daarop heel erg
grootsch was.
't Was 'n zuut kiend, dat zoodra
het zijn gerechtigheid gehad had.
urenlang in de wieg lag te slapen,
zonder te schreeuwen, zooals andere
kleine apen dat soms vervelend kun
nen doen.
Moeder Nelleke was er weer
gauw boven op geweest en reeds
I dagelijks weer zelf mee aan 't „wer-
schaften'*, ofschoon ze in Hanneke,
een goede, vertrouwde meid had.
Bertus was een trouwe en brave
echtgenoot van Nelleke, een bezorg
de vader voor zijn kind, dat hem
trouwens nog maar een heel klein
beetje zorg baarde.
Hij vond overigens alles goed wat
de vrouw zei, deed of „ordenierde"
Hij en Driekesoome gingen feitelijk
bij Nelleke in den kost, maar deze
verstond de kunst de beide mans
kerels „um den doem te dreie" zon-
werkelijk effect in de afdoening
der aangelegenheid kan hebben.
Als erg hebben we het slechts
aangevoeld, dat de arbitrage
procedure in zulke zaken zeer
langzaam en gebrekkig is, waar
door de betrokkenen wel eens
tot een onvormelijk protest, uit
hun gemoed ontsproten, worden
geprest. Ze zijn drie weken ge
schorst geweest, schreven naar
hun „bond" brachten hun klach
ten over aan den burgemeester
van hun woonplaats, maar de
„rapporten", waarop alle instan
ties nog wachten, zijn zelfs nog
niet in 't zicht en of die
menschen nu gelijk hadden of
ongelijk ze hebben zich weken
lang moeten behelpen met „bon
nen voor goederen in natura"
waarop werkverschaffings-boos-
doeners voorloopig worden aan
gewezen.
Zulke procedures komen in het
particuliere bedrijf niet voor. We
zeggen niet, dat daar geen
onrecht kan geschieden, maar
maar voor zoover er recht is,
is het snel en beslissend. Ieder
weet dat en tracht de noodzaak
van het rechtdoen te voorkomen.
Er zijn daar twee partijen, die
bij een regelmatigen gang van
zaken belang hebben en dus
wederzijds van geven en nemen,
weten te doen blijken de arbeider
en de patroon.
In de overheids-werkverschaf-
fing maakt het den opzichter
voor zich persoonlijk weinig of
niets uit, of hij een paar menschen
meer of minder aan het werk
duldt.
We willen geenszins sugge-
reeren, dat de arbeiders in de
werkverschaffing de partij der
vermoorde onschuld zijn, vele
tewerkgestelden zijn waarachtig
geen onnoozele bloedjes en de
opzichters zijn lang niet altijd te
benijden, maar het systeem
leidt tot misstanden. De arbeiders
bij de werkverschaffing zien in
den opzichter niet den „baas",
die belang heeft bij een econo
mische uitvoering van het werk,
doch slechts een toekijker, die
zich verdienstelijk moet trachten
te maken door lastig te zijn.
Er is bovendien een eenigszins
begrijpelijke onwil bij de tewerk
gestelden om normaal te pres-
teeren voor een loon, dat altijd
een zekere marge ónder het
normale wordt gehóuden.
De wetenschap in het algemeen
dat men voor „de overheid"
werkt, voor het rijk of de gemeente
stimuleert de arbeidslust in de
verkeerde richting, omdat men
niet overtuigd is van dearbeids-
noodzaak.
De vraag rijst, of het zoetjes
aan geen tijd wordt om de ver
schillende crisisinstellingen, waar
van de overheids-werkverschaf-
fing er eene is, te gaan liqui
deeren. Hoe langer dit instituut
gehandhaafd blijft, des te erger
de fouten er van naar voren
zullen treden.
In het volgende voorjaar zal
ook het Crisis-Comité worden
opgeheven en o.i. terecht. Wat
we als een voorbijgaand ver
der dat ze er iets van merkte.
Die kunst is lang niet aan ieder
gegeven, waar daarentegen de be
doeling om baas te zijn al te klaar
aan 't licht treedt, ontstaat er meest
al oneenigheid door.
Ge mot krek wete, hoe ge 't
an mot legge, krek wete hoe ge de
touwkes mot antrekke, zonder dat
de andere 't merke, dor guddet 't
mer net um.
's Middags de baas was naar
't veld toen Nelleke en Driekus
oome bij den achtermiddagskoffle
zaten, smeerde ze voor den ouden
man een lekkere snee mik en legde
hem er een stuk peperkoek op, want
die luste hij graag.
Driekesoome, die echter nog heel
goed bij was en niet bepaald alle
dagen een snee peperkoek bij de
koffie kreeg, zei in zijn eigen: „ze
wil wat van me, pas op dor zuddet
hebbe
En zoo was het ook.
't Zal der toch is van motte
komme, begon Nelleke met de par-
lementarien, ik weet niet hoe ze
zoo'n onderhandelingen in 't fransch
noeme 't zal der toch is van
motte komme.
Toen zei ze niets meer.
Wa meinde vroeg Driekus
oome na een korte pauze, met een
mond vol peperkoek.
Da we kiendervesiet motte
halde, begriepte wel, Driekusoome,
dat heurt er toch zoo beej. vervolg
de Nelleke.
Mienentweges is dor niks nie
tege. En wanneer hadde geej dat
dan beteejd
Ovvermerrege middaag haaj
jik gedocht. Ik heb de weg al beej
schijnsel hebben beoordeeld
de groote werkloosheid - blijkt
de inzet te zijn geweest van een
gewijzigd economisch tijdperk,
waarvan de duur niet is te
overzien. We moeten de ver
houdingen in den nieuwen
toestand gaan normaliseeren.
Het zal noodig blijken, dat de
overheid groote werken blijft
uitgeven, maar de overheid is
niet de normale uitvoerster van
zulke dingen. Daarvoor is een
andere maatschappelijke groep
aangewezen, die der werkgevers
n.l., onder wie óók groote werk
loosheid heerscht, te meer omdat
de overheid er langzamerhand
een gewoonte van ging maken
de taak der aannemers-werk
gevers over te nemen of deze in
handen te spelen van een semi-
overheidsbedrijf, dat een mono
polistisch karakter kreeg.
De aannemers moeten weer
worden ingeschakeld bij het
ondernemen van groote werken.
Dan is bovendien de overheid
van een hoop soesah af en de
arbeiders weten zich weer onder
worpen aan de normale rechts
verhoudingen, in het particuliere
bedrijf geldende. Het is ook
vaststaand, dat in het particuliere
bedrijf intensiever wordt gearbeid
dan in de werkverschaffing. En
de arbeiders schikken zich
nochtans gemakkelijker, omdat
ze niet den druk van het min
derwaardigheidsgevoel hebben,
dat „tewerkgestelden" kenmerkt.
Om de genoemde redenen zal
„aanbesteding" van groote werken
desgewenscht met bepalingen
omtrent het in dienst nemen van
werkloozen en uitvoering van het
werk zooveel mogelijk in
handenarbeid, ook economischer
zijn. We kennen een groot
gemeente-werk, dat in werkver
schaffing werd uitgevoerd, omdat
het rijk dan 35 pet. in de loon
kosten zou subsidieeren, maar
dat niettemin op 15 pet. boven
„normaal" werd begroot, omdat
de arbeidsprestatie in werkver
schaffing zooveel lager werd ge
taxeerd.
Men zal kunnen tegenwerpen,
dat verhoogde arbeidsprestatie,
te verwachten gevolg van uit
voering van groote werken in
particulier bedrijf, zooveel vlugger
uitputting van werkobjecten ten
gevolge zal hebben. Inderdaad.
Maar het zal niet moeilijk zijn
om nieuwe objecten te vinden.
Er is werk genoeg, dat gedaan
kan worden, we schreven dat
reeds eerder, maar er kunnen
niet altijd middelen gevonden
worden om ze te betalen.
Vandaar ook dat we gelooven,
dat zelfs de betrekkelijk lage
loonstandaard van thans niet
onaangetast zal blijven, wanneer
we pogingen gaan ondernemen
om de arbeidsverhoudingen
méér arbeid in vrije bedrijven
weer te gaan normaliseeren.
't Is een bonkige, slechte weg,
Welke we met dit laatste wijzen
naar de toekomst.
We vreezen, dat het de eenige
weg is.
den bekker besteld, want 't is me
teveul rompslomp om den eiges te
bakke; nier de vlaaiendeeg maak ik
eiges. Dor zal ik en fijn stukske van
apart halde vur ow, oome Driekus,
en fijn stukske, geej het toch
ok liever proemevlaai, as rieste
Proemevlaai is 't beste, ok vur
de wiever decideerde Driekusoom.
Da kumt goed uut, Nel, mit
die kiendervesietOvermerrege is
mienne verjaorsdag, dan wur ik
zeuvventig jaor, da's en kroonjaor
en mot duchtig gevierd wurre. Dan
neuj ik den middag 't mansvollek
ok hier en dan zuwwe de blumkes
nog is fijn begiete, zei Driekusoom,
heel glorieus over zijn inval.
Op het gelaat van vrouw Ver-
plaggen kon men een effect waar
nemen als bij een partieele zonsver
duistering, Die mannen-visite van,
Driekusoom paste heelemaal niet in
haar kraam,
Mer Driekusoome, dat gut tog
nie. Dat zudde meej tog nie an
willen doen. Ik bin nog mer amper
beej kracht en dan heb ik an die
vrolluvesiet al genoeg. As now die
manskels der ok nog beej motte
komme. kan ik 't nie bedruupe en
dat zal me ok en mooij zoeppartij
werre, dat zie ikker van komme.
Niehje, Driekus-oome, dat meugde
en kunde nie van me verlange
De oude man was wel een beetje
gecontrarieerd omdat zijn plan geen
ingang vond, maar hij zat niet voor
één gat gevangen en wist er wel
raad op.
Nou dan Nel, zei hij, asset
ow dan hier te druk af wurdt, dan
weet ik goeien raod. Dan inventier
ik mien vriende en de buurt op en
De interviews op middenstandsge-
bied, welke wekelijks in de Utr. Crt.
worden opgenomen, bevatten menig
maal goede denkbeelden. In het jong
ste interview kwam de Brusselse
wereldtentoonstelling naar voren.
Wat een rijke bron van inkomsten
zou dat zijn voor onze neringdoende
stand (wanneer een dergelijke ten
toonstelling t.z.t. in ons land zou
worden gehouden). Dat blijkt in Bel
gië wel, naarmate het succes van de
tentoonstelling toeneemt. Mag ik een
en ander eens met de „taal der
cijfers" verduidelijken Wel de 6000
slaapgelegenheden, waarover de hotels
en pensions in het Brusselse beschik
ken, zijn dagelijks, „in alle rangen
uitverkocht". Op drukke dagen ko
men daar nog bij duizenden particu
lieren adressen, terwijl bijvoorbeeld
aan de vooravond van Zon- en feest
dagen vele vreemdelingen naar Meche-
len, Aalst of Antwerpen moeten
gederigeerd worden. „Zo wordt in het
interview gezegd. Uitgerekend wordt,
wat er in die tijd uitgegeven werd
en de geinterviewd raamt dit bedrag
op ongeveer f 45 millioenDat geld
kwam en blijft in België en vindt
zijn distributie onder de neringdoende
stand in de meest uitgebreide vorm.
Waarop natuurlijk ter sprake
kwam, of ook ods land niet eens een
wereldtentoonstelling zou moeten
organiseeren. „Ja, hoog tijd voorze
ker, is het antwoordEn ik kan
zeggen, dat er inderdaad reeds plam
nen zijn, vanzelf nog heel in het be
ginstadium, om tegen 1940 in ons
Vaderland en wel te Amsterdam, een
wereldtentoonstelling te houden. Met
vreugde moeten wij die plannen be
groeten. „De middenstand, niet alleen
de Amsterdamse, maar de gehele
Nederlandse middenstand zal goed
doen deze plannen krachtig te steu
nen en er een stevige propaganda
voor te maken... Immers het Brus
selse voorbeeld geeft óns dagelijks
het bewijs, dat niet alleen Brussel
en omgeving van de tentoonstelling
profiteert maar dat zijdelings en
rechtstreeks de gunstige weerslag
ervan gevoeld wordt over het gehele
land.
Is dit goed gezien
Niet dat wij het enthousiasme
willen bekoelen. Ons land heeft over
het algemeen te weinig enthousiasme
en het. is veel beter dit aan te
moedigen dan af te stoten.
Maar het lijkt ons, dat hier de
kwestie niet zuiver gezien wordt.
Men gaat niet naar België om de
tentoonstelling. Men gaat naar dat
land omdat het er goedkoop en ge
zellig is.
Omdat het goedkoop is en er iets
anders geboden wordt dan hetgeen
men in het eigen land kan genieten.
Omdat het op amusementsgebied
meer geeft en er vrijer denkbeelden
op nahoudt dan hier te lande.
De wereldtentoonstelling draagt
er toe bij om het trekken naar
België nog wat meer te accentueeren
maar de hoofdzaak ligt er niet.
Kan Nederland in 1940, aannemen
de dat wij alsdan een wereldten
toonstelling zouden willen houden,
hetzelfde bieden als nu België
Zullen wij goedkoop zijn, zodat de
vreemdelingen goedkoper en véél
goedkooper in ons land terecht
kunnen dan in hun eigen land
Men kan voor het moment in
België veel goedkoper genieten,
uitgaan, reizen, dan hier regelmatig
in zijn gewone doen leven en welk
verschil wordt het, wanneer wij de
Belgische kosten eens zouden ver
gelijken met die, welke verbonden
zijn aan het reizen, trekken en ge
nieten in Nederland
Zullen wij onze mentaliteit ver
anderen
Hoe dikwijls heeft b.v. Schevenin-
gen niet verzocht om een speelge-
genheid, scherp door de overheid ge
controleerd en gereglementeerd. Het
hallef ton bier hier tiggenover ien
den Droeventros beej de Klaproos.
Alhoewel boven de ingangsdeur
van het logement en herberg te
lezen stond: In den Druiventros bij
Alo'isius Hermes en de vergunning
ook op diens naam stond, dacht
toch niemand er aan Wiesius als
herbergier en baas van den Drui
ventros te erkennen.
Men sprak er nooit anders van
dan „beej de Klaproos".
Met betrekking tot het systeem
der „onder den duimhouwerij" hield
zij er eenzelfden gedachtengang op
na als haar overbuur, vrouw Ver-
plaggen, waarmede zij in theorie en
praktijk volkomen overeenstemde,
zonder zich door wederzijdsche op-
of aanmerkingen aan te zetten of op
te hitsen.
Dat was niet noodig daartoe
waren ze allebei „mans' genoeg.
Zoo kwam het, dat men ook in
den Druiventros kon zeggen: „de
man is niet de man, de man is de
vrouw
De bijnaam van de Klaproos had
men vrouw Hermes toegelegd van
wege haar onveranderlijke hoogroo-
de gelaatskleur, die veel overeen
komst had met die van een klaproos.
Overigens ook een best braaf meDsch,
en daarbij een resoluut en lollig
vrommes.
Dien avond werd Hanneke, de
meid van vrouw Verplaggen, er op
uitgezonden om de verderaf wonende
vriendinnen en famil eleden op de
Kiennekesvisiet te verzoeken, terwijl
de gelukkige moeder van de kleine,
te wier eere het feest werd aange
richt, de vrouwen in de buurt ging
inventeeren.
wordt niet toegestaan, terwijl in de
Belgische badplaatsen daartegen geen
bezwaren bestaan.
Deze trekken drommen van mensen
en scharen Nederlanders gaan er
heen, alleen omdat daar de kans
geboden wordt op een voordeeltje.
Men kan tegen hazard zijn, het
geen niet wegneemt, dat de bad
plaatsen er sterk door zouden
worden bevoordeeld, terwijl tenslotte
de „beurs" ook is toegelaten en men
over het algemeen meer aan de
beurs verliest dan aan de seizoens
speeltafels.
Wanneer men in ons land dezelfde
voordelen zou kunnen bieden als nu
in België, dan zou wellicht het hou
den van een wereldtentoonstelling
zijn nut kunnen bebben.
Wil men aan de gedachte vast
houden waartegen natuurlijk niet
de minste bezwaren bestaan dan
moet men tevens de Hollandse men
taliteit onder de loupe nemen, want
zonder een frontverandering zullen
de grote kosten, aan een wereld
tentoonstelling verbonden, niet wor
den goedgemaakt. Het gaat niet om
de tentoonstelling maar om de
entourage ervan.
Om met onze gedachten even
terug te gaan naar de rampenweek
van de K. L. M. geeft aanleiding
een beschouwing van den beroemden
vliegtuigbouwer Anthony Fokker.
Deze gaf in de eerste plaats als
zijn overtuiging te kennen, dat wat
de oorzaken dezer vliegrampen be
treft, het publiek een groote schuld
op zich geladen heeft.
Op de vraag van den verslagge
ver, zich hierover nader te willen
uitspreken, zeide de heer Fokker,
dat vooral het reizend publiek te
vlug klaar staat met critiek als
niet, door bijzondere omstandighe
den, de vliegdiensten functionneeren
met de regelmaat van het spoorweg
verkeer.
Het gevolg is, dat de maatschap
pijen in onderlinge concurrentie de
regelmatigheid van hun diensten tot
het uiterste trachten op te voeren
en daarbij noodzakelijkerwijze groo-
ter risico moeten aanvaarden.
Deze mentaliteit heeft zeer zeker
invloed op de mate van voorzichtig
heid bij de uitoefening van het
luchtvaartbedrijf.
De eerzucht der piloten, van wie
velen tengevolge van de record
vluchten gelooven, hun reputatie te
moeten ophouden, alsmede hun wil
om er, ondanks alles, „door te
komen", zijn oorzaak, dat ook de
jongere piloten tegenover hun di
recties niet meer voor hun oudere
collega's onder willen doen, om niet
het odium van onbekwaamheid op
zich te laden.
Daarnaast heeft zoo vervolgde
de heer Fokker de publieke opinie
den laatsten tijd, vooral tengevolge
van het resultaat van de Melbourne-
race, een funesten invloed uitge
oefend op de beoordeeling van de
risico's, met name bij het opvoeren
van de snelheid.
De ramp van de „Uiver" is daar
van een direct uitvloeisel geweest.
Het geldt hier een versnelde post-
vlucht, die een recordvlucht zou
moeten worden en door het nemen
van een te groot risico bij ongun
stige weersomstandigheden mislukt
is. Van eenig mysterie bij deze ramp
is geen sprake geweest.
De Melbourne-race noemde hij een
zeer gevaarvolle onderneming welke
evengoed op een fiasco voor de lucht
vaart had kunnen uitloopen, zooals
de deelnemers en insiders onomwon
den moeten toegeven.
Dit is dan ook de reden geweest,
dat ik deelname van de F. 36 aan
dien wedstrgd heb verhinderd. Het
succes van de Melbourne-rece heeft
in leidende Nederlandsche luchtvaart-
Driekesoome had het dien avond
en den volgenden dag eveneens druk
om zijn vrienden en bekenden voor
de tractatie in den Druiventros bij
een te trommelen.
Er waren echter nog meer men
schen in het stille Maasdorpje Hol-
tum, die het druk hadden, hoofdza
kelijk met betrekking tot het zeven
tigjarig jubileum van den alom be
minden Driekus van Haaren.
Als een loopend vuurtje was het
nieuwtje rondgegaan, dat Driekus
oom, zooals hij door bijna iedereen
genoemd werd, zijn zeventigjarigen
geboortedag zou vieren.
De meisjes uit de buurt hadden
de hoofden bij elkaar gestoken en
waren in het geheim begonnen met
het vlechten van kransen en pluk
ken van bloemen voor versiering,
terwijl de jongemannen zich belasten
zouden met het ophangen en aan
brengen der decoraties.
De ondermeester was bezig met
het schilderen van een paar bonte
schilden, die tusschen de versiering
zouden aangebracht worden.
De Klaproos zat evenmin stil. Ze
had onder haar klanten eenige hand
langers opgeroepen, die voor het
feestelijk aanzien van het herbergs-
lokaal moesten zorgen.
De huisschilder Piet Wilberswas
„geprest" om ook voor den Drui
ventros een toepasselijk schild te
ontwerpen, waarbij de gladde waar
din het eergevoel van den dorps
artiest had aangeprikkeld met de
losjes heen geworpen woorden:
Ge zudt ow toch nie laote
lompe dur zo'n prutskelke as den
ondermeister
Op den morgen van den gedenk-