TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Schouw der Waterlossingen. FEUILLETON. Nu het abnormale normaal werd. Koopkracht en tentoonstellingen De K. L. M.- rampen. Zaterdag 17 Augustus 1935 Zes en vi|ftlgste Jaargang No 33 Op 19 Augustus a.s. en volgende dagen zal wederom de jaarlijksche schouw der waterlossingen worden gehouden. Dit jaar is het wegens den lagen waterstand eenieder mogelijk de beken goed te reinigen, den bodem te zuiveren en de beken op diepte te brengen. Er zal dan ook streng worden geschouwd, zoowel de beken zelve als den toestand der oevers, tot op anderhalven meter breedte. Struiken, boomen, kribben, dammen, enz. moeten worden verwijderd. Ook de nieuw op de leggers ge plaatste waterlossingen worden alle geschouwd. Niettegenstaande daarop herhaal delijk is gewezen, blijven vele eige naars hunne weilanden enz. met prikkeldraad afsluiten tot aan de beek, waardoor de schouw inhooge mate wordt belemmerd. De eigenaren zijn verplicht te zorgen, dat er vol doende ruimte overblqft; is dit niet het geval, dan zal de puntdraad worden verwijderd. Tenslotte wordt de aandacht van belanghebbenden er op gevestigd, dat ingevolge de Waterstaatswet 1900, zooals die thans is gewijzigd, niet alleen tegen nalatigen proces verbaal zal worden opgemaakt, doch tevens van gemeentewege op kosten van de nalatigen de waterlossingen zullen worden gereinigd en deze kosten onmiddellijk bij dwangbevel zullen worden ingevorderd overeen komstig de wet. Venray, 19 Juli 1935. De Burgemeester van Venray, O. VAN DE LOO. De Burgemeester van Venray ves tigt de aandacht op artikel 21 van het Reglement op de Waterlossingen in deze provincie, o.m. luidende als volgt Vóór elke schouw zijn de onder houdsplichtigen verplicht a. de waterlossingen tot op den bodem te zuiveren van onkruid, waterplanten, biezen, ruigte, boomen en struiken, alsmede van wortels, en overhangende takken, die den geregelden waterafvoer belemmeren of binnenkort zullen belemmeren. b. de oevers, waar deze zijn uit gezakt, ingestort of aangezand, te herstellen en voorts de aarde, welke in de waterlossing gevallen is, als mede de grint- en zandplaten en al hetgeen den geregelden afloop van het water zoude kunnen belemmeren, daaruit te verwijderen. c. de watérlossingen te brengen op de vastgestelde diepte. Het is verboden bij die zuivering en ruiming het onkruid en andere voorwerpen, in de eerste zinsnede van dit artikel genoemd, in de wa terlossing te laten afdrijven. Deze voorwerpen moeten, evenals de uit de waterlossingen afkomstige aarde, zond en andere voor den waterafvoer hinderlijke zaken, daar uit opgehaald en op de wederzijd- sche oevers op een afstand van minstens een meter van de water lossing worden neergelegd en weg gevoerd. De Burgemeester van Venray, O. VAN DE LOO. De Burgemeester van Venray vestigt de aandacht op artikel 39 van het Reglement op de Waterlos singen in Limburg. Hierbij is verboden a. binnen den afstand van één meter, gemeten uit den uitersten rand eener waterlossing, woon- of andere huizen, getimmerten of muren daar te stellen. b. binnen denzelfden afstand (dus binnen één meter) hagen langs de waterlossing te planten. c. binnen den afstand van ander halven meter, gemeten als boven, boomen of struikhout te planten, waaronder begrepen niet geschoren en opgaande hagen. De Kraamvisite en Driekus-Oome door B. VIELER. Ofschoon Bertus en Nelleke reeds ongeveer vier jaren in een gelukki gen echt vereenigd waren, hadden zij zich nog niet op een eigen na komelingschap mogen verheugen. Er was van alles geboren in dat tijdsverloop de merrie had twee maal een veulen geworpen, wel 'n stuk of zeven of acht kalveren wa ren er geboren, een paar dozijn toornen biggen, ieder van zes tot twaalf stuks per worp telt die maar eens bijeen hadden het levenslicht in het donkere varkens hok aanschouwd, om maar niet te spreken van de honderden kuikens, die er uitgebroeid waren; maar kiendjes... ho mer En ze verlangden er allebei toch zoo naar, ze hadden er zooveel en zoo vurig voor gebeden. Tenslotte had de ooievaar echter toch den weg naar hun huis ge vonden en een gezond, blozend meisje, och zoo'n aardig wichtje, in de wieg gelegd, die reeds zoolang ongebruikt gestaan had. Kinderzegen komt feitelijk nooit ongelegen, maar bij het echtpaar Verplaggen kwam er nog de guns tige omstandigheid bij, dat ze in goeden doen waren en best een half dozijn kinderen konden onder houden, zonder daaromtrent zorgen d. binnen den afstand van één meter, als voormeld, aarde, zand, grind, puin- en mesthoopen langs de waterlossingen te leggen of te heb ben. e. vaartuigen, boomen, hout, vlas, asch, puin of andere voorwerpen van dien aard in de waterlossingen neder te leggen of te hebben. De waterlossingen op eenigerlei wijze te vernauwen of te verondiepen. Terwijl volgens artikel 38 sub f in de waterlossingen geen dammen, krib-, bat- of andere stroomkeerende of oeververdedigende werken mogen worden aangebracht. Venray, 19 Juli 1935. De Burgemeester van Venray, O. VAN DE LOO. Het crisis-comité raakt uit den tijd. Naar de werkverschaffing Ook onder de werkgevers heerscht werkloosheid. De lezer herinnert zich wel licht nog onze beschouwing over het werkverschaffings-incident, waarbij twee arbeiders weigerden om hun loon in ontvangst te nemen en deswege werden ge schorst. We noodigden deze weldoeners uit om zich te komen melden, daar we op dezelfde voorwaarden een hoop werk voor ze wisten. Ze hebben zich inderdaad aan gemeld, maar helaasden tuin hebben ze niet gewied. Ze hebben alleen maar 'n paar van m'n crisissigaartjes gerookt en uiteen gezet, wat hun bedoeling was geweest met de weigering van het toegewezen loon. Ze hadden en we hebben dat inderdaad eerder reeds be grepen op deze wijze willen protesteeren tegen het onrecht, zooals ze dat zagen, bij de loon- berekening. Ze legden uit, hoe ze bij een bepaald werk waren Ingevallen voor een andere ploeg, welke 'n opgedragen „taak" ten deele had verricht. Ze hadden toen gevraagd, dat precies zou worden opgenomen, hetgeen hun nog van die taak te verrichten bleef, maar de opzichter had dat niet gedaan. Die hield er alleen rekening mee, wat voor de taak in haar geheel kon worden ver- loond. Aan de eerste ploeg was een deel van het geld uitbetaald en aan de tweede ploeg zou der halve slechts het resteerende kunnen worden toegewezen. Nadat de menschen van de tweede ploeg nu een week in zéér drukkende warmte 'n groot aantal kubieke meters grond hadden verzet en de taak tot een einde hadden gebracht, kregen ze iets meer dan acht gulden per persoon toegewezen, terwiji de betrokkenen van oordeel waren, dat ze véél meer grond hadden verwerkt dan met dit geld werd betaald. Enfin, een kwestie natuurlijk, waarin wij het gelijk en ongelijk niet kunnen achterhalen. De menschen zouden er trou wens ook niets aan hebben, om dat ons oordeel ten deze geen te krijgen. Ze zaten op een schoone, eigen boerderij, midden in de dorpstraat, in een geriefelijke, ruime woning en hadden altijd schijven in de kas. Dan was er nog Driekusoome, een ongehuwde broer van Nelleke's overleden moeder, die bij hen in woonde en slordig in de slappe wasch zat; weshalve ze hem dan ook wel een beetje naar deoogen keken. Driekus-oome was overigens vol strekt geen verkeerde kerel, heele- maal niet lastig of grijnzig, maar altijd welgemoed en vol grappen, als de bak vol krenten, zei Bertus. Het pasgeboren wicht had in den doop de naam ontvangen van Drika in 't boek stond natuurlijk Hen- drika ter eere van den peeter Drikusoome die daarop heel erg grootsch was. 't Was 'n zuut kiend, dat zoodra het zijn gerechtigheid gehad had. urenlang in de wieg lag te slapen, zonder te schreeuwen, zooals andere kleine apen dat soms vervelend kun nen doen. Moeder Nelleke was er weer gauw boven op geweest en reeds I dagelijks weer zelf mee aan 't „wer- schaften'*, ofschoon ze in Hanneke, een goede, vertrouwde meid had. Bertus was een trouwe en brave echtgenoot van Nelleke, een bezorg de vader voor zijn kind, dat hem trouwens nog maar een heel klein beetje zorg baarde. Hij vond overigens alles goed wat de vrouw zei, deed of „ordenierde" Hij en Driekesoome gingen feitelijk bij Nelleke in den kost, maar deze verstond de kunst de beide mans kerels „um den doem te dreie" zon- werkelijk effect in de afdoening der aangelegenheid kan hebben. Als erg hebben we het slechts aangevoeld, dat de arbitrage procedure in zulke zaken zeer langzaam en gebrekkig is, waar door de betrokkenen wel eens tot een onvormelijk protest, uit hun gemoed ontsproten, worden geprest. Ze zijn drie weken ge schorst geweest, schreven naar hun „bond" brachten hun klach ten over aan den burgemeester van hun woonplaats, maar de „rapporten", waarop alle instan ties nog wachten, zijn zelfs nog niet in 't zicht en of die menschen nu gelijk hadden of ongelijk ze hebben zich weken lang moeten behelpen met „bon nen voor goederen in natura" waarop werkverschaffings-boos- doeners voorloopig worden aan gewezen. Zulke procedures komen in het particuliere bedrijf niet voor. We zeggen niet, dat daar geen onrecht kan geschieden, maar maar voor zoover er recht is, is het snel en beslissend. Ieder weet dat en tracht de noodzaak van het rechtdoen te voorkomen. Er zijn daar twee partijen, die bij een regelmatigen gang van zaken belang hebben en dus wederzijds van geven en nemen, weten te doen blijken de arbeider en de patroon. In de overheids-werkverschaf- fing maakt het den opzichter voor zich persoonlijk weinig of niets uit, of hij een paar menschen meer of minder aan het werk duldt. We willen geenszins sugge- reeren, dat de arbeiders in de werkverschaffing de partij der vermoorde onschuld zijn, vele tewerkgestelden zijn waarachtig geen onnoozele bloedjes en de opzichters zijn lang niet altijd te benijden, maar het systeem leidt tot misstanden. De arbeiders bij de werkverschaffing zien in den opzichter niet den „baas", die belang heeft bij een econo mische uitvoering van het werk, doch slechts een toekijker, die zich verdienstelijk moet trachten te maken door lastig te zijn. Er is bovendien een eenigszins begrijpelijke onwil bij de tewerk gestelden om normaal te pres- teeren voor een loon, dat altijd een zekere marge ónder het normale wordt gehóuden. De wetenschap in het algemeen dat men voor „de overheid" werkt, voor het rijk of de gemeente stimuleert de arbeidslust in de verkeerde richting, omdat men niet overtuigd is van dearbeids- noodzaak. De vraag rijst, of het zoetjes aan geen tijd wordt om de ver schillende crisisinstellingen, waar van de overheids-werkverschaf- fing er eene is, te gaan liqui deeren. Hoe langer dit instituut gehandhaafd blijft, des te erger de fouten er van naar voren zullen treden. In het volgende voorjaar zal ook het Crisis-Comité worden opgeheven en o.i. terecht. Wat we als een voorbijgaand ver der dat ze er iets van merkte. Die kunst is lang niet aan ieder gegeven, waar daarentegen de be doeling om baas te zijn al te klaar aan 't licht treedt, ontstaat er meest al oneenigheid door. Ge mot krek wete, hoe ge 't an mot legge, krek wete hoe ge de touwkes mot antrekke, zonder dat de andere 't merke, dor guddet 't mer net um. 's Middags de baas was naar 't veld toen Nelleke en Driekus oome bij den achtermiddagskoffle zaten, smeerde ze voor den ouden man een lekkere snee mik en legde hem er een stuk peperkoek op, want die luste hij graag. Driekesoome, die echter nog heel goed bij was en niet bepaald alle dagen een snee peperkoek bij de koffie kreeg, zei in zijn eigen: „ze wil wat van me, pas op dor zuddet hebbe En zoo was het ook. 't Zal der toch is van motte komme, begon Nelleke met de par- lementarien, ik weet niet hoe ze zoo'n onderhandelingen in 't fransch noeme 't zal der toch is van motte komme. Toen zei ze niets meer. Wa meinde vroeg Driekus oome na een korte pauze, met een mond vol peperkoek. Da we kiendervesiet motte halde, begriepte wel, Driekusoome, dat heurt er toch zoo beej. vervolg de Nelleke. Mienentweges is dor niks nie tege. En wanneer hadde geej dat dan beteejd Ovvermerrege middaag haaj jik gedocht. Ik heb de weg al beej schijnsel hebben beoordeeld de groote werkloosheid - blijkt de inzet te zijn geweest van een gewijzigd economisch tijdperk, waarvan de duur niet is te overzien. We moeten de ver houdingen in den nieuwen toestand gaan normaliseeren. Het zal noodig blijken, dat de overheid groote werken blijft uitgeven, maar de overheid is niet de normale uitvoerster van zulke dingen. Daarvoor is een andere maatschappelijke groep aangewezen, die der werkgevers n.l., onder wie óók groote werk loosheid heerscht, te meer omdat de overheid er langzamerhand een gewoonte van ging maken de taak der aannemers-werk gevers over te nemen of deze in handen te spelen van een semi- overheidsbedrijf, dat een mono polistisch karakter kreeg. De aannemers moeten weer worden ingeschakeld bij het ondernemen van groote werken. Dan is bovendien de overheid van een hoop soesah af en de arbeiders weten zich weer onder worpen aan de normale rechts verhoudingen, in het particuliere bedrijf geldende. Het is ook vaststaand, dat in het particuliere bedrijf intensiever wordt gearbeid dan in de werkverschaffing. En de arbeiders schikken zich nochtans gemakkelijker, omdat ze niet den druk van het min derwaardigheidsgevoel hebben, dat „tewerkgestelden" kenmerkt. Om de genoemde redenen zal „aanbesteding" van groote werken desgewenscht met bepalingen omtrent het in dienst nemen van werkloozen en uitvoering van het werk zooveel mogelijk in handenarbeid, ook economischer zijn. We kennen een groot gemeente-werk, dat in werkver schaffing werd uitgevoerd, omdat het rijk dan 35 pet. in de loon kosten zou subsidieeren, maar dat niettemin op 15 pet. boven „normaal" werd begroot, omdat de arbeidsprestatie in werkver schaffing zooveel lager werd ge taxeerd. Men zal kunnen tegenwerpen, dat verhoogde arbeidsprestatie, te verwachten gevolg van uit voering van groote werken in particulier bedrijf, zooveel vlugger uitputting van werkobjecten ten gevolge zal hebben. Inderdaad. Maar het zal niet moeilijk zijn om nieuwe objecten te vinden. Er is werk genoeg, dat gedaan kan worden, we schreven dat reeds eerder, maar er kunnen niet altijd middelen gevonden worden om ze te betalen. Vandaar ook dat we gelooven, dat zelfs de betrekkelijk lage loonstandaard van thans niet onaangetast zal blijven, wanneer we pogingen gaan ondernemen om de arbeidsverhoudingen méér arbeid in vrije bedrijven weer te gaan normaliseeren. 't Is een bonkige, slechte weg, Welke we met dit laatste wijzen naar de toekomst. We vreezen, dat het de eenige weg is. den bekker besteld, want 't is me teveul rompslomp om den eiges te bakke; nier de vlaaiendeeg maak ik eiges. Dor zal ik en fijn stukske van apart halde vur ow, oome Driekus, en fijn stukske, geej het toch ok liever proemevlaai, as rieste Proemevlaai is 't beste, ok vur de wiever decideerde Driekusoom. Da kumt goed uut, Nel, mit die kiendervesietOvermerrege is mienne verjaorsdag, dan wur ik zeuvventig jaor, da's en kroonjaor en mot duchtig gevierd wurre. Dan neuj ik den middag 't mansvollek ok hier en dan zuwwe de blumkes nog is fijn begiete, zei Driekusoom, heel glorieus over zijn inval. Op het gelaat van vrouw Ver- plaggen kon men een effect waar nemen als bij een partieele zonsver duistering, Die mannen-visite van, Driekusoom paste heelemaal niet in haar kraam, Mer Driekusoome, dat gut tog nie. Dat zudde meej tog nie an willen doen. Ik bin nog mer amper beej kracht en dan heb ik an die vrolluvesiet al genoeg. As now die manskels der ok nog beej motte komme. kan ik 't nie bedruupe en dat zal me ok en mooij zoeppartij werre, dat zie ikker van komme. Niehje, Driekus-oome, dat meugde en kunde nie van me verlange De oude man was wel een beetje gecontrarieerd omdat zijn plan geen ingang vond, maar hij zat niet voor één gat gevangen en wist er wel raad op. Nou dan Nel, zei hij, asset ow dan hier te druk af wurdt, dan weet ik goeien raod. Dan inventier ik mien vriende en de buurt op en De interviews op middenstandsge- bied, welke wekelijks in de Utr. Crt. worden opgenomen, bevatten menig maal goede denkbeelden. In het jong ste interview kwam de Brusselse wereldtentoonstelling naar voren. Wat een rijke bron van inkomsten zou dat zijn voor onze neringdoende stand (wanneer een dergelijke ten toonstelling t.z.t. in ons land zou worden gehouden). Dat blijkt in Bel gië wel, naarmate het succes van de tentoonstelling toeneemt. Mag ik een en ander eens met de „taal der cijfers" verduidelijken Wel de 6000 slaapgelegenheden, waarover de hotels en pensions in het Brusselse beschik ken, zijn dagelijks, „in alle rangen uitverkocht". Op drukke dagen ko men daar nog bij duizenden particu lieren adressen, terwijl bijvoorbeeld aan de vooravond van Zon- en feest dagen vele vreemdelingen naar Meche- len, Aalst of Antwerpen moeten gederigeerd worden. „Zo wordt in het interview gezegd. Uitgerekend wordt, wat er in die tijd uitgegeven werd en de geinterviewd raamt dit bedrag op ongeveer f 45 millioenDat geld kwam en blijft in België en vindt zijn distributie onder de neringdoende stand in de meest uitgebreide vorm. Waarop natuurlijk ter sprake kwam, of ook ods land niet eens een wereldtentoonstelling zou moeten organiseeren. „Ja, hoog tijd voorze ker, is het antwoordEn ik kan zeggen, dat er inderdaad reeds plam nen zijn, vanzelf nog heel in het be ginstadium, om tegen 1940 in ons Vaderland en wel te Amsterdam, een wereldtentoonstelling te houden. Met vreugde moeten wij die plannen be groeten. „De middenstand, niet alleen de Amsterdamse, maar de gehele Nederlandse middenstand zal goed doen deze plannen krachtig te steu nen en er een stevige propaganda voor te maken... Immers het Brus selse voorbeeld geeft óns dagelijks het bewijs, dat niet alleen Brussel en omgeving van de tentoonstelling profiteert maar dat zijdelings en rechtstreeks de gunstige weerslag ervan gevoeld wordt over het gehele land. Is dit goed gezien Niet dat wij het enthousiasme willen bekoelen. Ons land heeft over het algemeen te weinig enthousiasme en het. is veel beter dit aan te moedigen dan af te stoten. Maar het lijkt ons, dat hier de kwestie niet zuiver gezien wordt. Men gaat niet naar België om de tentoonstelling. Men gaat naar dat land omdat het er goedkoop en ge zellig is. Omdat het goedkoop is en er iets anders geboden wordt dan hetgeen men in het eigen land kan genieten. Omdat het op amusementsgebied meer geeft en er vrijer denkbeelden op nahoudt dan hier te lande. De wereldtentoonstelling draagt er toe bij om het trekken naar België nog wat meer te accentueeren maar de hoofdzaak ligt er niet. Kan Nederland in 1940, aannemen de dat wij alsdan een wereldten toonstelling zouden willen houden, hetzelfde bieden als nu België Zullen wij goedkoop zijn, zodat de vreemdelingen goedkoper en véél goedkooper in ons land terecht kunnen dan in hun eigen land Men kan voor het moment in België veel goedkoper genieten, uitgaan, reizen, dan hier regelmatig in zijn gewone doen leven en welk verschil wordt het, wanneer wij de Belgische kosten eens zouden ver gelijken met die, welke verbonden zijn aan het reizen, trekken en ge nieten in Nederland Zullen wij onze mentaliteit ver anderen Hoe dikwijls heeft b.v. Schevenin- gen niet verzocht om een speelge- genheid, scherp door de overheid ge controleerd en gereglementeerd. Het hallef ton bier hier tiggenover ien den Droeventros beej de Klaproos. Alhoewel boven de ingangsdeur van het logement en herberg te lezen stond: In den Druiventros bij Alo'isius Hermes en de vergunning ook op diens naam stond, dacht toch niemand er aan Wiesius als herbergier en baas van den Drui ventros te erkennen. Men sprak er nooit anders van dan „beej de Klaproos". Met betrekking tot het systeem der „onder den duimhouwerij" hield zij er eenzelfden gedachtengang op na als haar overbuur, vrouw Ver- plaggen, waarmede zij in theorie en praktijk volkomen overeenstemde, zonder zich door wederzijdsche op- of aanmerkingen aan te zetten of op te hitsen. Dat was niet noodig daartoe waren ze allebei „mans' genoeg. Zoo kwam het, dat men ook in den Druiventros kon zeggen: „de man is niet de man, de man is de vrouw De bijnaam van de Klaproos had men vrouw Hermes toegelegd van wege haar onveranderlijke hoogroo- de gelaatskleur, die veel overeen komst had met die van een klaproos. Overigens ook een best braaf meDsch, en daarbij een resoluut en lollig vrommes. Dien avond werd Hanneke, de meid van vrouw Verplaggen, er op uitgezonden om de verderaf wonende vriendinnen en famil eleden op de Kiennekesvisiet te verzoeken, terwijl de gelukkige moeder van de kleine, te wier eere het feest werd aange richt, de vrouwen in de buurt ging inventeeren. wordt niet toegestaan, terwijl in de Belgische badplaatsen daartegen geen bezwaren bestaan. Deze trekken drommen van mensen en scharen Nederlanders gaan er heen, alleen omdat daar de kans geboden wordt op een voordeeltje. Men kan tegen hazard zijn, het geen niet wegneemt, dat de bad plaatsen er sterk door zouden worden bevoordeeld, terwijl tenslotte de „beurs" ook is toegelaten en men over het algemeen meer aan de beurs verliest dan aan de seizoens speeltafels. Wanneer men in ons land dezelfde voordelen zou kunnen bieden als nu in België, dan zou wellicht het hou den van een wereldtentoonstelling zijn nut kunnen bebben. Wil men aan de gedachte vast houden waartegen natuurlijk niet de minste bezwaren bestaan dan moet men tevens de Hollandse men taliteit onder de loupe nemen, want zonder een frontverandering zullen de grote kosten, aan een wereld tentoonstelling verbonden, niet wor den goedgemaakt. Het gaat niet om de tentoonstelling maar om de entourage ervan. Om met onze gedachten even terug te gaan naar de rampenweek van de K. L. M. geeft aanleiding een beschouwing van den beroemden vliegtuigbouwer Anthony Fokker. Deze gaf in de eerste plaats als zijn overtuiging te kennen, dat wat de oorzaken dezer vliegrampen be treft, het publiek een groote schuld op zich geladen heeft. Op de vraag van den verslagge ver, zich hierover nader te willen uitspreken, zeide de heer Fokker, dat vooral het reizend publiek te vlug klaar staat met critiek als niet, door bijzondere omstandighe den, de vliegdiensten functionneeren met de regelmaat van het spoorweg verkeer. Het gevolg is, dat de maatschap pijen in onderlinge concurrentie de regelmatigheid van hun diensten tot het uiterste trachten op te voeren en daarbij noodzakelijkerwijze groo- ter risico moeten aanvaarden. Deze mentaliteit heeft zeer zeker invloed op de mate van voorzichtig heid bij de uitoefening van het luchtvaartbedrijf. De eerzucht der piloten, van wie velen tengevolge van de record vluchten gelooven, hun reputatie te moeten ophouden, alsmede hun wil om er, ondanks alles, „door te komen", zijn oorzaak, dat ook de jongere piloten tegenover hun di recties niet meer voor hun oudere collega's onder willen doen, om niet het odium van onbekwaamheid op zich te laden. Daarnaast heeft zoo vervolgde de heer Fokker de publieke opinie den laatsten tijd, vooral tengevolge van het resultaat van de Melbourne- race, een funesten invloed uitge oefend op de beoordeeling van de risico's, met name bij het opvoeren van de snelheid. De ramp van de „Uiver" is daar van een direct uitvloeisel geweest. Het geldt hier een versnelde post- vlucht, die een recordvlucht zou moeten worden en door het nemen van een te groot risico bij ongun stige weersomstandigheden mislukt is. Van eenig mysterie bij deze ramp is geen sprake geweest. De Melbourne-race noemde hij een zeer gevaarvolle onderneming welke evengoed op een fiasco voor de lucht vaart had kunnen uitloopen, zooals de deelnemers en insiders onomwon den moeten toegeven. Dit is dan ook de reden geweest, dat ik deelname van de F. 36 aan dien wedstrgd heb verhinderd. Het succes van de Melbourne-rece heeft in leidende Nederlandsche luchtvaart- Driekesoome had het dien avond en den volgenden dag eveneens druk om zijn vrienden en bekenden voor de tractatie in den Druiventros bij een te trommelen. Er waren echter nog meer men schen in het stille Maasdorpje Hol- tum, die het druk hadden, hoofdza kelijk met betrekking tot het zeven tigjarig jubileum van den alom be minden Driekus van Haaren. Als een loopend vuurtje was het nieuwtje rondgegaan, dat Driekus oom, zooals hij door bijna iedereen genoemd werd, zijn zeventigjarigen geboortedag zou vieren. De meisjes uit de buurt hadden de hoofden bij elkaar gestoken en waren in het geheim begonnen met het vlechten van kransen en pluk ken van bloemen voor versiering, terwijl de jongemannen zich belasten zouden met het ophangen en aan brengen der decoraties. De ondermeester was bezig met het schilderen van een paar bonte schilden, die tusschen de versiering zouden aangebracht worden. De Klaproos zat evenmin stil. Ze had onder haar klanten eenige hand langers opgeroepen, die voor het feestelijk aanzien van het herbergs- lokaal moesten zorgen. De huisschilder Piet Wilberswas „geprest" om ook voor den Drui ventros een toepasselijk schild te ontwerpen, waarbij de gladde waar din het eergevoel van den dorps artiest had aangeprikkeld met de losjes heen geworpen woorden: Ge zudt ow toch nie laote lompe dur zo'n prutskelke as den ondermeister Op den morgen van den gedenk-

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5