TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Abessinië een
eindeloos moeras
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de Kiesjeskèl
De overweldiging
van België.
Land en Tuinbouw.
Zaterdag 20 Juli 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 29
Bijna zonder onderbreking plast
het water op de aarde neer.
In een mededeeling d.d. 9 dezer
uit Rome, gepubliceerd naar aan
leiding van de geruchten over
een op handen zijnde opening
der militaire operaties in Abes-
synië, werd nogmaals eraan
herinnerd, dat een militaire actie
in Ethiopië op het oogenblik
alleen hierom reeds niet zal
plaats hebben, wijl de regen
periode in de betreffende Afri-
kaansche gebieden, die niet voor
September teneinde loopt, zulks
absoluut onmogelijk maakt.
Teneinde onzen lezers eenig
idee te geven van den hopeloo
zen chaos die het regenseizoen
in het Ethiopische alpengebied
ontketent, citeeren we hieronder
eenige interessante passages uit
een artikel van den Italiaanschen
journalist Arnaldo Cipolla, een
groot kenner van Abessynië.
Wie nooit in Abessynië geweest
is, aldus Cipolla, kan zich niet
gemakkelijk indenken, wat het
regenseizoen in het Ethiopische
hooggebergte beteekent.
't Is de tropische winter die
dan loodzwaar drukt op de ge-
heele Abessynische hoogvlakte
welke in een eindeloos moeras
wordt herschapen.
Van de groote en kleine berg
ketens, van de golvende groene
bergplateaux van Sjoa en Amhara,
van het land der Galla en Aroessi
storten in deze maanden, van
Juni tot half September, de
bruisende bergstroomen, door
elkaar en over elkaar, neer in
dalen en ravijnen.
In dezen tijd is het water het
element dat oppermachtig
heerscht, overal. De steile bergen,
die hun kruinen hullen in een
dichten wolkensluier, rollen de
watermassa's uit over het woes
tijngebied aan den eenen kant
en aan den anderen kant over
de vlakten van den Nijl en van
het Rudolf-meer en over de
Somalische dalen.
Alle paden en wegen, voor
zoover die er zijn, worden door
't watergeweld uitgewischt
oorlogszuchtige stammen worden
door de natuurelementen gedwon
gen de wapens neer te leggen
en de karavanen met haar kudden
zien zich genoodzaakt haar reizen
te staken, aangezien het geheele
land in een eindeloozen modder
poel verandert.
Bijna niemand waagt het in
dezen tijd een grooten tocht te
ondernemen. Immers bijna zonder
onderbreking plast het water uit
den hemel op het bergland neer.
De weinigen, die zich deson
danks naar een andere plaats
begeven moeten, zijn gedwongen
de reis te maken over de hoogste
bergketens onder een bijna on
dragelijke koude. Hun lastdieren,
paarden en muilezels, die over
het algemeen in die streken niet
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Iiimburgsclie grenzen
door BERNARD VIELER.
43
Mattesen Ties vertelde verder
nog het volgende:
Mien kiend haaj, toe ikke 't
hier an 't vensterke van de goot-
kamer nerlaag op enne stoel nou
meer as twintig jaor geleeje op
den rug achter de schouwer twee
bruun vlekke moedervlekke zeg
ge ze dortege en die zal 't kiend
vandaag ok nog wel hebbe de
een vlek was toe zo groot as en
dubbelke en de ander was nog wat
klender. Hedde gillie die nooit ge
zien
De boer en de vrouw keken el
kaar beteekenisvol aan en moeder
Pasmans zei terstond:
Dat is krek as Ties sit en
bemeej ister ok gennen twieffel of 't
is zien kiend ze hit zuuver zien
ooge en zien trekke.
Ik heb 't eigeste gezeed, viel
nu Frans Philipsen in, de geliekenis
is zuuver.
Intusschen had Ties zijn ieeren
zakje van de borst genomen en de
geboorteakte, benevens de indertijd
uit de kleertjes van het kind ge
knipte merkteekens voor den dag
gebaald.
beslagen zijn, bezwijken niet
zelden tijdens den tocht, door
dat zij wegzakken in de modder.
Het eindelooze „bergeneiland''
wordt in dit seizoen als het ware
gesplitst in honderden kleine
eilandjes, die door breede water-
stroomen van elkaar zijn geschei
den.
De Hawasj, de geliefde rivier
van den Negus, wijl zij de lang
ste is op Ethiopisch gebied, is
nu herschapen in één groote
binnenzee.
De Borconna, een zijrivier van
de Hawasj, die ontspringt op de
bergen van Dessie en Magdala
en die in normalen tijd een
onbeteekenend bergstroompje is,
wordt, zoodra zij de nauwe berg
wanden verlaat, een waterzee
zóó breed, dat men den anderen
oever nauwelijks zien kan.
De Blauwe Nijl endeTakazze
zijn twee brullende monsters
gelijk, die zich met geweld een
weg banen door het gebergte.
De rivier de Om is, reeds
twee honderd kilometer voordat
zij in het Rudolfmeer uitmondt,
in deze regenperiode bijna even
groot als dit meer zelt.
De meren zelf hebben trouwens
in dezen tijd een dubbel zoo
groote oppervlakte als in de
droge periode, met uitzondering
van die welke in het hoogge
bergte liggen, n.l. het Soeai-,
Sjalla-, Bottego- en Tsjanomeer,
welker waterpeil toch angstwek
kend stijgt.
Geen menschenkracht, hoe
machtig zij ook zijn moge, zal
ooit in staat zijn de eindelooze
watermassa's, die in deze maan
den van het Abessynische hoog
land omlaagstorten, ook maar
eenigszins te verminderen.
Geen wonder dus, dat in deze
sombere periode alle leven in
Ethiopië tot stilstand wordt ge
bracht. Niet zonder reden wordt
daarom het regenseizoen „de
winterslaap" van het Abessynische
volk genoemd.
Het is nu de tijd van atge-
meenen wapenstilstand, die ont
spanning brengt in alle kringen
van het Ethiopisch leven maar
die anderzijds de menschen daar
overlevert aan een verderfelijk
nietsdoen.
Indien de ontwikkeling der
menschelijke activiteit in deze
contreien niet telkenjare hard
vochtig werd afgebroken door
het water; dat onherroepelijk de
verschillende deelen des lands
van elkaar en van het buitenland
isoleert, zouden de toestanden in
Ethiopië wellicht heden ten dage
heel wat rooskleuriger zijn.
Nu echter staat Abessynië
telken jare op den feestdag van
het Maskal (het Kruis) steeds
meer verouderd op uit zijn langen
winterslaap.
De trieste regenperiode heeft
dit jaar echter voor dit land nog
een geheel bizonder beteekenis
en wellicht zien de Abessyniers
ditmaal het einde van dit anders
zoo droeve seizoen met ontzet
ting tegemoet. Niemand weet op
het oogenblik nog met zekerheid
hoe dit jaar het ontwaken uit
'den langen slaap zal zijn: zal 't
dan vrede of zal het dan oorlog
zijn
As gillie de kleer of 't onder
gerei dat 't kiend anhaaj toe 't hier
itwaam, bewaard het, zudde zien dat
deez' letterteikens die ik er toe uut
geknipt haaj, der ok ien passé -
da's toch wel en bewies da'k ow
nie bedriege kan.
En nou za k ow is wat anders
vertelle. dan hoeve we er nie wier
mer ovver te praote. ik zal ow
Pasmans en de vrouw mien ganse
leive dankbar zien vur alles wa ge
an mien doehter gedaon het, en
t kiend zelf kan nie dankbaarder
zien dan as 't zich ien al dien tied
tigge ullie betoond hit en omdat 't
zoveul van owlie beeje hilt dat
mot veurop staon en gezeed zien,...
Mer as geej Frans nie als boer
hier op den hof wilt hebbe, dan za'k
wel wier vur um zurrege.... Lach
mer nie Pasmans Scholmeister
hoeft Frans nie mer te blieve en ik
zal wel zurtege dat ie ien 't kort
en boerdereej vur zien eige kriegt.
zoas ter genne schondere hier uren
ien den umtrek te viende zal zien.
Frans, geej gaot vanaovend mer is
nao de netaris en vraogt um offie
Maondagmerrege vur me te spréke
is. As gullie der meer aaf wilt wete
wilt, dan leest dit papierke mer
as geej teminste Duits léze kunt.
Meteen haalde hij het omvangrijke
schriftstuk van den notaris uit Gel-
senkirchen voor den dag, dat hij
aan Frans ter hand stelde.
Deze begon er in te lezen en
trok zijn voorhoofd in allerlei plooi
en, zoodat de anderen dachten, dat
het iets heel ernstigs was maar
hoe meer hij las, hoe meer zijn ge
laat ophelderde met een jubelen-
1 de stem riep hij uit:
j Dat duut me nou toch zo'n
Herinneringen aan de omzwervin
gen van een oud-oorlogscorres
pondent tussclien de strydende
party en.
Eene nabetrachting.
Hoewel ik nog rijke oorlogservarin
gen opdeed met verschillende reizen
naar het front der geallieerden,
wensch ik toch met de weergave van
mijn vlucht uit België in het vorige
artikel en deze korte nabetrach
ting mijn oorlogsherinneringen te
besluiten, omdat ze tesamen een
merkwaardige periode van den strijd,
n.l. den Duitschen inval in België, in
haar geheel hebben omvat.
Wel denk ik binnenkort nog eens
'n afzonderlijke serie artikelen te
wijden aan de Belgische f ranc-tireurs-
kwestie. In de oorlogsdagen heb ik
reeds met groote hardnekkigheid en
zoo gedocumenteerd als me dat
mogelijk was de fabel der deelname
van de Belgische Burgerbevolking
aan het militaire verzet tegen
vreemde overweldiging bestreden,
o.m. in een brochure, welke in ver
scheidene vreemde talen werd over
gezet en gedrukt. De beschuldiging
van franctireursdaden, gepleegd
door burgers, heb ik altijd als een
afschuwelijke leugen beschouwd,
welke de Duitschers behoefden om
hun daden van wreed barbarisme uit
uit de eerste oorlogsmaanden tegen
over het wereldgeweten te recht
vaardigen.
Enkele jaren na den oorlog werd
ik om mijn publicaties over de franc
tireurskwestie door de Belgische
regeering met de Albert-medaille
begiftigd.
En tenslotte ligt het in mijn
voornemen om ook nog eens mijn
aanteekeningen verder uit te werken,
welke ik heb bewaard uit den tijd,
toen ik maanden achtereen in West-
Zeeuwsch Vlaanderen tusschen de
Belgische vluchtelingen vertoefde en
ik herhaaldelijk de „vriendschap"
kreeg opgedrongen van ongure indi
viduen, die zeer klaarblijkelijk tot
den Duitschen spionnage dienst be
hoorden en me onder allerlei voor
wendsels trachtten over te halen
om, óf nog eens langs den een of
anderen, nader door hen aangeduiden
sluipweg, België binnen te komen,
óf de namen en adressen te noemen
van degenen in het bezette gebied,
met wie ik indei'daad, middels ge
heime koeriers, nog in schriftelijke
verbinding stond om me ten behoeve
van de berichtgeving in de Neder-
landsche pers van den toestand in
België op de hoogte te houden.
De Duitsche autoriteiten waren in
die jaren zoo „boos" op me, dat ik
den weerslag daarvan ondervond in
de houding van verschillende Neder-
landsche gezagsdragers uit den
mobilisatietijd.
Zoo kon ik b.v. in Mei 1915 geen
nieuw verlof meer bekomen om me
voor eenige maanden via Engeland
naar Frankrijk te begeven, omdat
ik ruim zes maanden later als land-
stormplichtige hier te lande onder
de wapenen zou moeten komen,
Toen ik het vaderland op brave en
dappere wijze acht maanden had
gediend, vroeg ik buitenlandsch ver
lof en ik hoopte ook, dat ik dit
krijgen zou, omdat iedere andere
gemobiliseerde ln die dagen na acht
maanden dienst zakenverlof kon
bekomen. Men had mij inmiddels
echter op een officierscursus geprutst
en op mijn verzoek kwam 't bericht
terug, dat ik de aanvrage zou....
plezier- vur ow vader zak mer
zegge, wie haaj dat nou kunne
verwachte...,
Jao mer wat stut er dan toch
ien den brief vroeg Pasmans erg
nieuwsgierig.
Wat er ien den brief stit
Wel, dat de vader van Anneke enne
grooten hoop geld van zien zuster
ien Duitsland gè-errefd hit, geld,
effecte, huus en grond de netaris
schrieft, dat de huus en de grond
alleen minstens tachtig duuzend mark
zullen opbrengen, as ze verkocht
zun werre.
Jesses van Maranteriep
vrouw Pasmans, dan is ons Anneke
ien enne keer riek 't Is nie um te
geleuve Mer, Fried wat zegde
geej dor now af
Fried Pasmans was heel beteuterd
en erg beschaamd,, maar hij zou zich
nog meer schamen moeten, want
Mattesen Ties nam nu het woord;
hij had zijn gewonen, half guitigen,
half schalkschen toon laten varen
en sprak hoogst ernstig en bedacht
zaam:
Ik wis wel Pasmans, da ge op
andere gedachte zudt komme, zo
gaaw as ik dissen briefh vur den
dag zeuj brenge, went ge meug-
det me kwellik nemen as ge wilt,
mer beej ow is geld altied noemer
een gewist en ik weet ok, dat geej
mit al de goeigheid, die geej vur
mien kiend gehad het, er toch nie
van teruggebleve zudt zien, um 't
schaop an enne kei as Huub van
den Kappusboer ofenneGuust Don-
nez te verkwansele
't Zien harde weurd, die ik
tigge ow zeg, vervolgde Ties, mer
ze mosse meej van 't hart. Ik beloof
ow da'k ter eiges spiet van heb,
mogen herhalen dat was al 'n
gunst op zich zelf! als ik drie
maanden sergeant zou zijn geweest.
Op het aangeduide tijdstip ging mijn
request inderdaad weer „langs den
hiërarchieken weg" naar Den Haag.
vanwaar het antwoord werd gegeven,
dat ik eerst mijn vaandrigsexamen
moest afleggen. Ik doorstond dit
geval, requestreerde opnieuw en
kreeg het bescheid, dat ik eerst drie
maanden als officier moest hebben
gediend....
Vier maanden heb ik de sterren
op mijn kraag getorst, toen was
de oorlog uit.
Ik was een van de eersten die
verlof bekwam om af te zwaaien,
maar tegelijk met mijn ontslag uit
den dienst kreeg ik een verzoek om
me op het Departement van Oorlog
te vervoegen. Daar vroeg men me,
of ik me in het buitenland met
zekere contra-spionnagediensten zou
willen bezig houdenIk dankte
feestelijk.
Dat verzoek op zich zelf was me
aanduiding genoeg, dat ondanks al
mijn pertinente ontkenningen de
Nederlandsche militaire autoriteiten
van de Duitschers inderdaad den
indruk hadden overgenomen, dat ik
me in België met spionnage had
bezig gehouden, een indruk, welke
alleen kan zijn ontstaan uit de
omstandigheid, dat ik gewoon was
om mijn berichtgeving behoorlijk te
documenteeren.
Om nog even terug te komen op
den tijd, gedurende welken ik in
Zeeuwsch Vlaanderen, meer bijzonder
in Sluis vertoefde, ik moest me
toen vergenoegen met een onbe
schaamde militaire controle. Omdat
Zeeuwsch Vlaanderen tot het „in
staat van oorlog beschouwde gebied
van Nederland" behoorde, waren de
burgerlijke autoriteiten er onder
geschikt aan de militaire gezag
voerders, die o.m. het recht van
briefcensuur hadden.
In het algemeen werd ten opzichte
van Nederlanders van dat recht géén
gebruik gemaakt, doch tegenover
mij gold een uitzondering.
Alle aan mij geadresseerde corres
pondentie ging vóór de uitreiking
derzelve eerst naar de militaire
censuur in Middelburg. Brieven e.d.
ontving ik regelmatig een paar dagen
later dan normaalze waren dan
opengemaakt en weer dichtgeplakt
met een strook, waarop vermeld
stond „geopend door de militaire
censuur." Drukproeven van een boek,
dat ik in die dagen onder handen
had. handelende over den oorlog,
bleven eens veertien dagen op de
militaire censuur slingeren, hetgeen
ik pas bij een toevallig bezoek aan
mijn drukker te Rotterdam, te weten
kwam.
Ik- ging toen opspelen bij overste
Goossens in Vlissingen. Dezen man
bleek echter de militaire kolder in
het hoofd te zijn geslagen. Hij was
me geen enkele verantwoording
schuldig vertelde hij hij deed wat-
ie wilde en met nadruk bulderde hij
me tenslotte toeik ben, wat je
noemtde-god-van-Walcheren
Van alle kanten werd me in dien
zelfden tijd gevraagd om lezingen te
komen houden over mijn ervaringen
op het oorlogsterrein. In tal van
plaatsen heb ik dat ook inderdaad
gedaan, maar in de in staat van
oorlog beschouwde gebieden van
Nederland, en speciaal in Zeeland,
werd mijn optreden stelselmatig dooi
de militaire autoriteiten verboden.
Ik heb ervaren, dat thans mijn
Oorlogsherinneringen, welke in een
veertigtal bladen van ons land wer
den opgenomen, weer met graagte
zijn gelezen en uit verscheidene
plaatsen kreeg ik verzoeken om er
een lezing te komen houden.
Ik ben van plan om in den a s.
winter aan die verzoeken te voldoen.
De lezingen zullen dan vergezeld
gaan met het vertoonen van licht
beelden.
Mochten vereenigingen nog intc rese
voor deze aangelegenheid hebben,
dan kunnen ze zich door bemiddeling
van de redactie van deze krant tot
me wenden. Als mrjn gewone werk-
zaamheden dat toelaten, ben ik be
reid om nog aan eenige eventueele
verzoeken tot het bedoelde optreden
te voldoen.
Tenslettehartelijk dank voor de
belangstellingMd.
da'k ze ow heb motte zegge. Laote
we nou der mer ovver zwiege en
denkte gillie alleipaol mer nie mer
um wat ik gezeed heb. Zegde geej
me nou mer, Pasmans, wat ge wilt
went geej en ow vrouw het op
den dag van vandaag eive groote
anspraak op Anneke as ikke...
Zal Frans now boer werre op
den Flammertschen Hof of zal ik
um en boerdereej koope
Tegenover hem stond Fried Pas
mans met terneergeslagen oogen als
een beschaamde schooljongen, ter
wijl zijn vrouw de voorschoot voor
de oogen hield om de tranen te
verbergen.
't Worre harde weurd Ties,
die me gezeed het en ik heb ze
gevuuld als strieme van de zweep...
mer... ik haaj ze verdiend... ik bin
altied verbliend gewist dur dat geld,
het is tot mien eige schand dat ik
ut zegge mot... mer ut zal van now
aaf anders werre...
Op den schoolmeester toetredend,
nam hij dezen bij de hand en zei:
Frans, geej ziet welkom as
boer op den Flammertschen hof en
geej mien lief Anneke, zudt ok ien
de toekumst ut zunneke blieve hier
ien den huus -beej vader en moe
der Pasmans... is ut nie zoo mien
liefh Anneke...
Tranen verstikten de stem van
den voorheen zoo hardvochtigen
man, die nu zijn pleegkind kuste en
kuste.
Daar bu'ten klonken de toonen
van een harmonika, die een zwer
vende jongen bespeelde.
Het was niet hetzelfde deuntje,
dat de havelooze jongen meer dan
vijf en twintig jaar geleden op den
Lerkenhof te Groenrode speelde...
N.P.F.-Standaard Ochtendvoeder.
Het Ochtendvoeder van het Centraal
Bureau heeft eenige wijziging onder
gaan in verband met de pogingen
der Regeering in overleg met den
Rijkspluimveeteelt-consulent om
in plaats van visch- en diermeel in
't pluimveevoeder te gebruiken de
tot mager melkpoeder verwerkte
ondermelk. 't Is gebleken, dat deze
vervanging in het Ochtendvoeder
zonder bezwaar kan geschieden.
Hierdoor hoopt de regeering twee
dingen te bereikeneenigen steun
aan de melkveehouderij en ontlasting
der Zuivelindustrie van de groote
hoeveelheden melkpoeder. Wij geven
nu hieronder het Ochtendvoeder,
zooals het thans is samengesteld
15 pet. Maismeel15 pet. Gerste-
meel10 pet. fijngemalen haver7"
pet. Erwtenmeel20 pet. Grondnoten-,
cocos- en soyarneel (van elke meel
soort ten minste 5 pet.) 10 pet.
Broodmeel6 pet. Diermeel met ten
minste 65 pet. eiwit of een daarmede
gelijk gesteld diermeel2 pet. Gar-
nalenmeel of vischmeelgarnalen-
meel met ten minste 52 pet. eiwit,
vischmeel met ten minste 60 pet.
eiwit en beide met ten hoogste 6 pet.
vet en 4 pet. zout2 pet. vischmeel
(garanties als voren) 10 pet. Melk
poeder 2 pet. gemalen krijtpet.
zout.
Zoete lupine als pluimveevoeder.
Over de teelt van zoete lupine in
Duitschland schreven we 't laatste
jaar enkele malenook hier schijnt
zij wel een toekomst te hebben als
uitstekend veevoeder.
Maar nu schreef onlangs de beken
de Dr. Te Hennepe in de N.R.Ct.
over Duitsche proeven met zoete
lupine voor kippen.. Bij die proeven
bleek, dat het nieuwe lupine-zaad
door zijn eiwit- zoowel als doorzijn
vetgehalte, en door de lichte verteer
baarheid dezer stoffen, een waarde
vol middel voor hoenders te zijn. En
ook voor de kuikenvoeding bleek de
lupine goed bruikbaar te zijn, maar
hierbij komen weer geheel andere
eischen voor den dagkleine tekort
komingen in het eiwit, maar ook
eiwit-overvoeding wreken zich bij
kuikens veel sneller en sterker dan
bij volwassen dieren. Een gezonde
kuikenstapel is een hoofdvoorwaarde
voor een gezonde kippenstapel.
Men voerde in Duitschland ver
schillende groepen kuikens met graan
en verschillende eiwitbronnen (visch
meel. lupinemeel), al of niet gecom
bineerd. Het eiwitgehalte was in alle
groepen even hoog.
De proef werd 16 weken volge
houden en toen bleek, dat men wel
lupinemeel in combinatie met visch
meel kan gebruiken, doch dat lu
pinemeel alleen evenmin als andere
plantaardige eiwitten bijv. uit erw
tenmeel en sojemeel) niet in staat
was een normalen groei toe te laten.
De lupine-kuikens waren op den
leeftijd van 16 weken ver achter in
ontwikkeling, doch toen men ze
daarna dierlijk eiwit verstrekte,
haalden zij met groote snelheid den
achterstand weer in.
Zeer goede resultaten werden
daarentegen verkregen met 10 pet.
lupinemeel tesamen met 5 pet. visch
meel. Ook ondermelkpoeder werkte
tesamen met lupinemeel uitstekend.
Alle kuikens waren in de zevende
maand legrijp.
Uit deze proeven blijkt dus, dat
oox in opfokvoer lupinemeel een zeer
voorname rol kan spelen en in de
toekomst met socces gebruikt zal
maar Mattesen Ties en Trui Ver
berken keken elkander toch zalig
glimlachend aan.
XXXIII
Vrouw Joosten schreeuwt maar
voortdurend Oeaases
Voordat de aanstaande schoonzoon
dien namiddag vertrokken was, had
Mattesen Ties hem opgedragen,
niettegenstaande de beslissing van
den Flammertschen boer, toch naar
den notaris te gaan en dezen te
verzoeken den volgenden Maandag
bij hem te komen.
Frans had zich prompt van deze
opdracht gekweten en den notaris
had op den- bepaalden dag een lang
onderhoud met zijn nieuwen cliënt
gehad.
Wat daarbij verhandeld werd,
zullen wij zoo aanstonds te weten
komen.
Ongeveer veertien dagen nadat de
gewichtige gebeurtenis op de hoeve
had plaats gehad, was de voormalige
zwerver weer zoover hersteld, dat
hij op de been was en uitgaan
mocht.
Dien morgen had hij nog lang
staan te smoezen met dokter Job,
die hem voor het laatst bezocht.
Na den middag was de lange
Krist met het losse paard wegge
reden, om ongeveer een uur later
terug te keeren met de open kales
van den dokter.
Dit was een gemakkelijk rijtuig,
laag bij den grond, een soort vic
toria met vier zitplaatsen. Op den
bok, naast Krist, had Flipsen Frans
plaats genomen.
Vrouw Pasmans en Anneke, die
kunnen worden.
Onze eieren-export.
Over deze hoogst belangrijke zaak
hield Ir. Tukker, Rijkspluimveecon-
sulent, voor een talrijk gehoor een
rede, waaraan we het volgende ont-
leenen
De Nederl. eierproductie bedraagt
2100 millioen stuks, dit is gemiddeld
175 millioen eieren per maand. De
groote moeilijkheid is echter, dat
deze productie niet regelmatig is
verdeeld, maar inregendeel zeer
grillig.
De Duitsche Reichstelle te Berlijn
die de import regelt, laat alléén in
voer toe, als de eigen productie te
kort schiet.
Ons handelsverdrag met de Oos
terburen houdt er rekening mee, dat
Duitschland onze beste klant was
voor de eierafname. De export daar
heen bedroeg 75 a 80 pet. van de
totale kwantums.
Helaas hebben de betalingsmoei
lijkheden een spaak in het wiel ge
stoken.
Hierdoor komt het, dat 40 pet.
minder eieren naar Duitschland gaan,
dan volgens het verdrag toelaatbaar
is.
De achterstand in de betalingen
beloopt nu al 29 millioen gulden. We
moeten noodgedwongen meer naar
Engeland uitvoeren.
Engeland biedt ons de eenige vrije
markt tot dusver, maar de prijs is
veel lager dan in Duitschland.
De export naar Spanje is begon
nen in 1926. Stabiliteit ontbrak echter.
Geprobeerd is de export naar de
Vereenigde Staten. Een paar weken
ging het goedin één week nam
Amerika een millioen eieren, maar
dat is alweer voorbij.
Ook op Palestina is ons oog ge
richt voor den uitvoer, maar deze is
alleen in den winter mogelijk koel-
booten varen niet op Palestina,
zoodat de eieren in den zomer er
bedorven aankomen.
Ten slotte wees de heer Tukker er
op, dat we wat de kwaliteit betreft,
al sinds een paar jaar met de eieren
achteruit hollen.
Het wasschen der eieren komt op
onrustbarend groote schaal voor.
Hiertegen moet met kracht worden
gewaarschuwd.
Gewasschen eieren gaan veel
spoediger tot bederf over.
De praktijk zal aan de reinheid
der nesten groote zorg dienen te
besteden, en met alle energie moeten
waken, dat we de reputatie van het
Nederlandsche ei handhaven. Anders
zijn alle pogingen om de export
positie te handhaven ten slotte nog
tot onvruchtbaarheid gedoemd.
De nood In de veehouderij.
Hierover wordt nog veel te licht
gedachtboer en boer worden over
één kam geschoren.
Telkens en telkens weer komt men
in de groot-stedelijke bladen be
schouwingen tegen, die erheelemaal
naast zijn. Hoe het met vele bedrij
ven gesteld is, vertellen ons de uit
komsten, welke zijn neergelegd in de
officieele verslagen der Boekhoud-
bureau's.
Het Boekhoudbureau van deOver-
ijselsche Mij. v. L. komt in den regel
met zijn publicaties geruimen tijd
vroeger uit, zoo ook nu weer. De
heer Keizer geeft de uitkomsten van
een 10-tal veehoudersbedrijven over
't boekjaar 1934—1935 en zegt dan
De nood in de veehouderij spiegelt
zich in de resultaten van deze tien
veehoudersbedryven volkomen duide
lijk af.
De boer, die f 55 pacht per H.A.
moet betalen en 4 pet. rente van het
bedrijfskapitaal (zonder grond en
gebouwen) moet opbrengen, komt
over 1934'35 f 28.23 per H.A. te
kort. Hij heeft dan over zijn bedrijf
nog geen cent in rekening gebracht
voor den arbeid door hem zelf en
zijn gezinsleden verricht.
En wat zijn de uitkomsten geweest
van een eigen geërfden boer, die
bovendien geen rente voor hypotheek-
nu in het geheim ingewijd waren,
stonden al gereed, met de Zondag-
sche poffers aangedaan,
Vader Pasmans had ook de „goei
kieps" opgezet en de Zondagsche
zilver beslagen pijp voor den dag
gehaald; overigens was hij echter
niet in pontificaal.
Moeder Pasmans moest met haren
mins op de achterste plaats nemen,
térwijl Ties en Anneke tegenover
hen gingen zitten. Frans wipte weer
op den bok en vooruit ging het.
Aan den tol werd even stil ge
houden; moeder Joosten kwam Daar
buiten en viel haast op den weg
van verbazing, toen ze die combi
natie daar in dat deftige rijtuig zag
zitten.
Eerst hief de handen omhoog en
sloeg ze dan in elkander onder den
uitroep:
Oeaases, dan toch
Schrik mer nie, vrow Joohste,
zei Matteseiï Ties, zurregt mer da
ge tigge zes uur de koffie klaor het,
dan kamme we werrum en zun ow
is wat neejs vertelle. Veruut mer
Krist
Gedurende haar geheele leven
heeft de eerzame gade van Verre-
kespiet niet zoo in spanning ver
keerd, als tijdens de twee en een
half uur, die verliepen tot den terug
keer van het rijtuig met de inzit-
tenden.
j En het was a'sof de duuvel er
mee speelde - in al dien tijd was
er geen man in de herberg binnen
getreden, met wien zij praten, dien
zij uithooren kon.
En Piet -Verrekesp:et bleef
ook maar weg die had anders
mee kunnen helpen gissen.
Wordt vervolgd.