TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Waar is het geld safe? FEUILLETON. Mattesen Ties de Kiesjeskèl De overweldiging van België. Ons weekpraatje. Zaterdag 6 Juli 1935 Zes en vijftigste Jaargang No 27 In safe-loketten? Of als het rolt? Sparen is goed, maar potten is verkeerd. We hebben groote waardeering voor menschen, die hun geld en ander bezit op verstandige wijze beleggen, zóó, dat ze zich zelf zooveel mogelijk safe stellen voor de loekomst, maar tevens ook op die wijze, dat anderen profiteeren van wat ze hebben bijeen gegaard. Profiteeren door arbeid en loon. We hebben géén respect voor degenen, wier lust het garen van geld en bezit is, alleen om het „hebben", om zelf geborgen te zijn, om zich zelf nog te kunnen „redden", wanneer uiteindelijk alles om hen heen ineenstort. Egoïsten zijn ze, die uit kort zichtig eigenbelang want wie is gered als alles verloren gaat waarden aan de gemeenschap onttrekken om ze te separeeren, bezit, hetwelk particulier mag worden geadministreerd, maar toch zooveel mogelijk aan heel het openbare leven ten nutte behoort te worden gemaakt. Veelgeld en waarden, in brand kasten en safe-loketten wegge sloten, is dood kapitaal, angst vallig verborgen misschien voor den fiscus, onttrokken in elk geval aan de circulatie, aan handel en industrie waar het talioozen ten bate zou kunnen zijn, in wier handen het overgaat, van den een op den ander, blijvende wat het is, latende een beetje wel vaart door arbeid en loon. Soms is er een notaris of een bankier, die dit opgestopte en verzwegen kapitaal misbruikt „ten eigen bate." D.w.z. ze eige nen het zich tijdelijk onrecht matig toe, stoppen er gaten mee, maar als het kapitaal aldus is verbruikt, dan verhuizen de frau deurs naar de gevangenis, zonder dat ze in werkelijk ooit iets nuttigs van de gebruikte waarden hebben genoten. De bezitter is dan zijn vermogen kwijt, de gebruiker profiteerde er niet van, geld en goed zijn versmolten zonder dat men iemand kan aan wijzen, die er beter van werd. Dat is' de vloek van het in egoisme gepotte en in wantrouwen aan de circulatie onttrokken kapitaal. Dóód geld Er wordt in onze dagen véél geld gepot. De wereld is veel rijker dan men veronderstelt. Crisis en werkloosheid zouden niet zoo ondragelijk zijn, als de menschen het nuttig gespaarde geld slechts op redelijke wijze wilden beheeren, d.i. door het nuttig uit te geven of zoodanig te beleggen, dat anderen erdoor werken kunnen. Sparen is goed en noodig, Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Limburgsche grenzen door BERNARD VIELER. maar sparen is iets anders dan potten. Potten is gespaard geld tot een eenheid zamelen zónder méér. Zulke eenheid verteert op den duur zich zelve. Niet uit spaarzaamheid, doch uit kortzichtig egoisme houden velen het geld in den zak, dat ze b.v. noodig zouden moeten uitgeven om eigendommen te onderhouden. Bespaard wordt er aan schilder- en timmerwerk op woningen, bespaard wordt er aan kleeding, bespaard op de maal tijden. Maar wat is het practisch gevolg? Dat de waarden der eigendommen harder terugloopen dan men aldus op den arbeid welke anderen toekomt, wint. Dat de waarde van 's menschen persoonlijkheid wordt geschaad door de verwaarloozing van het uiterlijk. Dat het lichaam vroeger slijt door de besparing op de voeding van het menschelijk mechanisme. Een dezer dagen zagen we een plaatje in de krant, weergevende een in Amerika toegepaste wijze van crisisbestrijding. In Philadelphia n.l. heeft de overheid als propaganda een kar gevuld met zilverstukken, laten rijden. Deze zilverstukken werden uitgereikt aan de voorbijgangers onder conditie, dat het geld ter stond werd besteed. Zulk een wijze van geld-laten- rollen is natuurlijk niet vol te houdenhet gold hier dan ook slechts een demonstratie, een reclame, waarvan de opzet was om den menschen duidelijk te maken, dat de maatschappij in het algemeen er slechts beter van kan worden, als geld in nuttige circulatie wordt gebracht en ge houden. Een les, welke we ook in Europa en in ons land ter harte kunnen nemen. Md. Herinneringen nan de omzwervin gen van een oud-oorlogscorres pondent tüsscheii de strijdende partyen. VLIEGTUIGEN IN ACTIE! Het vraagstuk van logies leverde in Thourout natuurlijk weer veel moeilijkheden op, want nergens kon of durfde men ons op te nemen. In hotel „L'Union" kwamen we ten slotte toch terecht. We deden er ons tegoed aan de gebraden duifjes, welke voor de officieren bestemd waren, die 's avonds in het hotel zouden terugkeerendeze officieren waren belast met de leiding der munitie-transporten naar de voorste stellingen. We kropen vervolgens met ons drieën in een kamer, na op de deur in onleesbaar krïjtschrift onze namen te hebben gekrabbeld. Op de deuren van alle logeerkamers stond op duidelijke wijze n.l. aangegeven, dat luitenant „zus" of kapitein „zoo" er zijn intrek had genomen, wat de betrokkenen natuurlijk gedaan had den in de veronderstelling, dat ze hun geriefelijk logies aldus tegen vreemde collegiale indringing zouden beschermen. De waardin had ons verteld, dat ze ons wel wilde herbergen, maar dat de eventueel terugkeerende officieren ons zouden buitenjagen, als ze hun kamer bezet'vonden. Dat gebeurde echter niet. Wel hoorden we 's nachts onze kamer met zware passen benaderen, maar nadat we stotterende stemmen zich vruchteloos aan de ontleding van onze namen hadden hooren wagen, trokken de bezoekers weer af. Nadat we den volgenden morgen door kanongebulder waren gewekt, vernamen we al spoedig, hoe het met den strijd stond. Toen we n.l. naar den Komman- dantur gingen om een pas te halen voor Dixmuiden, kregen we van den overigens sympathieken majoor een beslist „neen" te hooren en aarze lend voegde hij erbij, zelf nog niet te weten, hoe het in Dixmuiden, dat toch overigens slechts eenige kilo meters van Thourout verwijderd ligt, gesteld was. Nou, dan wisten we al genoeg. Achteraf is ons trouwens gebleken, dat Dixmuiden dien tijd eenige kee- ren over en weer in handen van Belgen en Duitschers kwam. We kregen een schriftelijke ver gunning om ons achter het front langs naar Ostende te begeven. Convooien, welke voorraden, maar vooral gewonden vervoerden, vorm den onafgebroken, langzaam trek kende rijen langs den weg. De strijd woedde hier en daar slechts eenige honderden meters van ons af en voortdurend werden we opgeschrikt door inslaande granaten. Uit onaan zienlijke landwegjes kwamen overal de gewonden naar den hoofdweg gestrompeldde meesten vuil en dik-beslijkt. Bij 't „Oud Slot van Vlaanderen", een groot grafelijk kasteel, troffen we een nervense drukte van vliege niers, motorrijders en autobestuur ders. Hier was een wagenpark gevestigd en een vliegterrein ingericht, 't Was er vreeselijk ongezellig, want de vijand scheen te weten, wat hier om ging en gaf daarvan blijk door het achtereenvolgens toezenden van granaten. Men stelle zich niet voor, dat zulke projectielen alle doel troffenhet spreidveld van granaatvuur is vrij groot en de controle op het neerko men uiterst moeilijk. Toch is het ongezond in zulke omgeving. Met de controle van de uitwerking van de artillerie bleken de bestuur ders van een tweetal Belgische of Fransche vliegtuigen te zijn belast, die hoog boven 't „Oud Slot van Vlaanderen" cirkelden. Voor die dagen was dat een zeer dappere prestatiein 1914 stond de vliegerij nog maar in haar kinder schoenen 't was pas 5 jaar geleden, dat Bleriot als eerste over het Engelsche Kanaal vloog. In de vol gende oorlogsjaren nochtans ontwik kelde de luchtvaart zich snel. De twee luchtvogels werden hevig bestookt met granaatvuurluchtaf weergeschut stond in het wagenpark van 't Oud Slot opgesteld. We zagen de shrapnells in de lucht ontploffen; die ontploffingen vormden lijsten van donkere, geleidelijk ijler wordende rookwolkjes rond de vliegtuigen. De koene vliegers wisten echter op alle mogelijke wijzen hun belagers te verschalken, nu eens snel dalende, dan weer hoog stijgende, telkens van richting veranderende. Tenslotte keerden ze naar hun punt van uit gang terug. Wanneer men op een terrein ver toeft, dat doelwit is van vijandelijke artillerie en boven zich vliegtuigen ziet, waaruit een malsch regentje van bommen kan worden verwacht, beleeft men toch eenige onprettige oogenblikken. Ik was op dezen tocht in gezel schap van een collega van „Het Nieuws" in die dagen nog een zelf standig 'orgaan en een van het .Handelsblad". Ik erken gaarne, dat we alle drie tenslotte blij waren, toen we in rustiger omgeving be landden. Helaas sneuvelde onze kameraad 41 Mattesen Ties was dien nacht erg onrustig en fantaseerde nu en dan over allerlei onderwerpen, waarvan cje ornstaapders niets konden be grijpen, Dikwijls kwamen er Duitsche woorden tusschen en soms schermde hij met groote geldsommen. In de onsamenhangende zinnen was nu en dan ook sprake van den schoolmeester en Tieleke. Tegen den morgen werd hij veel rustiger, maar Pitterhannes, die bij hem gebleven was, maakte zich be zorgd, dat die het begin van het einde zou zijn. Gelukkig kwam de dokter reeds heel vroegtijdig aanrijden. Vrouw Pasmans had hem gezegd dat zij alle kosten zou dragen en hem verzocht de grootst mogelijke zorg aan den lijder te besteden. Inderdaad vond de geneesheer den zieke in een hoogst bedenke- lijken toestand, ofschoon hij nu weer een oogenblik bij bewustzijn was. Hij haalde uit zijn medicijnkistje een fleschje en gaf hem een opwek kend middel in, waarna hij vrij lan gen tijd bleef wachten, om de uit werking daarvan gade te slaan. Deze scheen nogal bevredigend te zijn en daarom reed hij weg, met de belofte in den namiddag terug te zullen komen. Bij zijn terugkeer vond hij den zieke kalmer en eenigszins beter van temperatuur. Even nadat de dokter vertrokken was, kwam ook Flipse Frans, om den zieke te bezoeken, maar deze was toen ingeslapen, zoodat hij hem niet spreken kon. Gaarne zou Frans een paar woorden met het voorwerp zijner liefde gesproken hebben, maar met het oog op de andere aanwezigen was dit niet mogelijk. Behalve Anneke en haar pleeg ouders waren de pastoor en de dokter de eenige personen, die om trent de onthulling van Mattesen Ties op de hoogte waren en de pastoor had den dokter verzocht er voorloopig met niemand over te spreken. Hij had daarbij overwogen, dat, indien de arme stakkerd zou komen te overlijden, het misschien wen schelijk wenschelijker zou blijken, die onthulling niet aan vreemde menschen bekend te maken en het geheim te bewaren onder de weinig ingewijden. De toestand van den lijder, die nog eenige dagen in een hevig koortsdelirium doorbracht, onder ging echter spoedig eene gunstige wending. De dokter kon na verloop van een week toestaan, dat de zieke naar den Flammertschen Hof werd wat met de uiterste zorg dan ook I geschiedde. van Het Handelsblad een paar jaar later by een onnoozel „aardappelen- oproer" in Amsterdam, toen een van de weinige daarbij afgeschoten ko gels naar zijn lichaam verdwaalde. De dood zoekt den mensch wèl langs ongedachte wegen We vonden het de beste tactiek óm met versnelde pas het „Oud Slot van Vlaanderen" zoo spoedig moge lijk achter ons te laten, maar het schijnt, dat onze haast argwaan wekte, want we waren nog geen tweehonderd meter ver weg, of een patrouille kwam ons achterop en voerde ons als verdachte lieden terug naar het Slot. We werden er door het kamp ge leid en stelden vast, dat er een ge- neraal-commando was gevestigd, een luchtvaartafdeeling was gestation- neerd, alsmede een auto-sectie. We werden aan een streng verhoor onderworpen, maar het onderzoek schonk voldoening en we kregen onze vrijheid terug. Op den verderen weg bleven we van een helsch lawaai omringd het hevig kanongebulder werd ver mengd door het ratelend geluid van de convooien en het gesnor en ge toeter der legerauto's. Groote rijen veldkeukens trokken langs en het viel ons op, dat vele burgers ge dwongen waren om als bestuurders van de paarden op -te treden. De meeste woningen waren ver laten voor zoover de burgers nog In hun huizen vertoefden was het slechts in de ijdel blijkende hoop, dat nog een restje van hun vee zouden kunnen redden. Duitsche militairen echter sleepten overal de koeien en de paarden uit de stallen weg. In Eerneghem werden we weer aangehouden, maar nu ook onvoor waardelijk teruggestuurd. Men nam het ons erg kwalijk, dat we tot hier hadden durven doordringenzelfs het door den commandant van Thou rout verstrekte paspoort kon ons niet helpen. Md. (Wordt vervolgd). In de vriendelijke, heldere opka mer boven den melkkelder lag Mat tesen Ties in een heerlijk, zacht bed, waar hij de meest oplettende zorgen van zijn dochter en haar pleegmoe der ontving. Vader Pasmans, wiens been nog altijd stijf was en waarschijnlijk wel nooit heelemaal weer in orde zou komen, zat bijna den geheelen dag bij het bed van den zieke. De oude boer had eerst geen ge loof willen schenken aan de woor den van den pastoor, toen deze hem en zijn vrouw in kennis gesteld had van de bekentenis van den land- looper, dien hij altijd met een soort van afkeer en vrees, waarvoor hij geen oorzaak kon vinden, had aan gezien. Later, toen hij eens met Anneke over de onverwachte ontdekking gesproken had, was hij echter tot andere gedachten gekomen en ten slotte had hij zich geschikt in de veranderde omstandigheid, dat een ander persoon, en dan nog wel iemand zooals Mattesen Ties, thans hoogere en meer gewichtige aan spraken kon doen gelden op het lieve meisje, waaraan hij zich zoo zeer gehecht had en dat hij liefhad alsof het zijn eigen kind was. De genezing van den gewonde ging met reuzenschreden vooruit. Dokter Job, die 't geval eerst erg pessimistisch ingezien had, zei eenige dagen later tegen den kapelaan, toen deze den zieke bezocht had en met den dokter in diens tilbury naar het dorp terugreed: Ik had geen cent meer voor den kerel zijn leven gegeven, maar 't is een sterke man, en hij beeft beenderen van staal en spieren als Allemaal millionnair. Voor 'n dubbeltje! En gratis naar Brussel. Toen in de verre, grijze oudheid, meer dan f 5000 jaar geleden eender Keizers van het Hemelsche Rijk op Aarde, d.w.z. van China, zich stierlijk verveelde, droeg hij den wijzen man nen uit zijn omgeving op om een of ander spel voor hem in elkaar te zetten, middels hetwelk hij zijn ledige uren op aangename en interessante wijze zou kunnen doorbrengen. Als gevolg van deze opdracht moet, n?ar de overlevering luidt, het schaak spel zijn ontstaan, te spelen op een bord met »34 donkere en 34 witte vierkanten. Toen het spel aan Zijne Hemelsche Hoogheid was gedemonstreerd en de eerste match om het wereldkampioen schap waarbij Max Euwe toenter tijd verhinderd was was geleden, riep Zijne Hemelsche Majesteit den wijzen man, die het spel had uitge vonden, bij zich om zijn belooning in ontvangst te nemen, De Keizer was zóózeer in zijn nopjes met de hem geboden kostelijke en intilligente tijdpasseering, dat hy den uitvinder vroeg om te kiezen, wat hij hebben wilde de keizerlijke goudschatten, de knapste van zijn vrouwen, de liefste van zijn dochters, de helft van zijn rijk, zijn mooiste paleishondje of wat dan ook. De uitvinder glimlachte bescheiden en zei, dat zijn wensch een uitzon derlijke, en althans oogenschijn- lijk een zeer eenvoudige was. Hij vroeg wat... graankorrels. Hier, o Hemelsche Keizerlijk heid, sprak hy, is een schaakbord. Een schaakbord met haar 64 velden. Welnu, o Licht dezer Wereld, vergunt het den nederigsten Uwer dienaren, dat hij één graankorrel op het eerste der 64 velden... Natuurlijk! zoo bewilligde de verbaasde Chineesch Hemelsche Heer lijkheid. Natuurlijk zal uw wensch worden vervuld. Maar ge wenscht toch zeker wat méér Ik vraag, zei de uitvinder van het schaakspel, dat ik op het tweedy veld het dubbele aan graankorrels krijg toegewezen, dus twee graan korrels, op het derde veld wederom het dubbele, d.i. vier korrels en.... zoo vervolgens. - Je wensch zal worden vervuld Maar zoo vroeg de Chineesche Keizer, wil je nu ook nog niet wat anders Een klomp goud of een rijke pro vincie - Niets, o Keizerlijk-Hemelsche- Heerlijkheid. Alléén maar de gevraag de graankorrels. Zijne Majesteit ontbood nu zijn Minister van Economische Zaken en gelastte dezen om aan het bevel van den uitvinder van het schaakspel te voldoen. Men kan zich voorstellen hoe verwonderd de Keizer wes, toen een poosje later de minister aan zijn paleis aanbelde om zijn Meester de boodschap over te brengen, dat in heel het Chineesche Rijk op geen stukken na het graan was bijeen te zamelen, dat de uitvinder van het schaakspel al s belooning had gevraagd en ook toegewezen gekregen had. En tóchreken het maar na Wanneer men van één af tot 64 keer toe gaat verdubbelen, krijgt men getallen, welke onmogelijk groot zijn en nog op een matelooze over drijving zouden duiden, wanneer men er de hoeveelheid der zandkorrels aan het strand van de zee mee zou willen aanduiden. Wie dat goed beseft, zal ook het onzinnige inzien van den opzet der kettingbrieven-rage, welke momen teel over de wereld waart- Wie een dergelijken brief ontvangt, stuurt één dubbeltje in geld of postzegels aan bet bovenste van vijf in den brief genoemde adressen. Hij schrijft den brief nu vijf maal over, na schrapping van het bewuste bovenste adres en toevoeging van eigen naam als nieuwe vijfde van de reeks. Die vijf afschriften met de daarin vervatte opdracht zendt hij aan vijf goede kennissen door. Voldoet ieder een, die met dergelijke brieven wordt bedeeld, aan de opdracht, dan zal binnen korten tyd tegenover de uitgave van één dubbeltje de ont vangst van een behoorlijke som gelds, circa f 1500, komen te staan. Het is verleidelijkWe begrijpen alleen niet, waarom het aantal adressen tot vijf werd beperktzou dit aantal tot tien zijn opgevoerd, dan werd iedere deelnemer in korten tijd de bezitter van circa 5 millioen gulden en zou hy dus met fatsoen kunnen gaan rentenieren. Er is maar één bezwaar. Indien werkelijk alle geadresseerden even idioot waren als de afzenders, dan zou binnen enkele dagen de voorraad postzegels der Nederlandsche Poste rijen zyn uitverkocht. Nóg een paar dagen verder en de wereld zou geen boomen genoeg bevatten om het papier te maken, hetwelk voor de postzegel-aanvrage werd vereischt. Binnen een week zou ieder mensch een leger van medemenschen als particuliere secre tarissen en -secretaressen behoeven om brieven met postzegels te ont vangen en te verzenden. Binnen een halve maand zou de wereld één groot gekkenhuis zijn. En daarom herinneren we onze lezers aan de waarde van een onzer oude zegswijzen één dubbeltje in de hand is beter dan millioenen in een onmogelijk toekomstverschiet. De rage biedt een mooie kans voor allerlei soort zwendelaars en dus waarschuwen wedoet er niet aan mee. Er is al een Autocar-onderneming, welke reizen naar Brussel organiseert tegen den civielen prijs van f 1, alles inbegrepen. Alleen moeten de deel- klokketouwen. Als deze snaak niets anders overkomt, dan kan hij zoo oud worden als Methusalem. Op een Zaterdagmiddag zat Mat tesen Ties voor het eerst weer op in een grooten ziekenstoel, waarvan Anneke zoo juist de weeke kussens opgeschud had. Gedurende zijn ziekte was Pitter hannes Hoebers hem bijna dagelijks komen bezoeken, evenals nog andere bekenden, waaronder Frans Philip- ssn, Giel van Dommelen, Jean Stap pers, de Kremmer Cosmus Ingen- bleek en Vèrkespiet van de Barrier. Van den laatsten had hij verno men, dat de oude Kappusboer de dader was geweest van den op hem gepleegden aanslag. De arme kerel, die niet wel bij 't hoofd meer was, had zich hoe langer hoe zonderlinger gaan gedragen en zich aanhoudend uitgelaten, dat hij den Kiesjeskèl in de schaapskooi doodgeschoten had, dat deze hem nu vervolgde en dergelijke wartaal meer. Daar hij gevaarhjk voor zichzelf en zijne omgeving werd, was men verplicht geweest den ongelukkige naar een krankzinnigengesticht over te brengen. XXXII. Frans alleen en niemand anders! Weer een liedje op de liarmonika Op den bewusten Zaterdagmiddag, toen Ties voor 't eerst in den rust stoel mocht opzitten, kwam Frans Philipsen hem weer eens opzoeken, want de ondermeester had zijn vrijen middag. Baas Pasmans was juist op zijn krukstok naar buiten gestrompeld, om naar de knechts, die aan 't mest- rijden waren, te gaan kijken. Moeder Pas mans en Anneke waren in de keuken en de goej kamer met de Zaterdagsche schoonmaak bezig. Van deze gelegenheid, nu hij met den jongen, vroolijken klant alleen was, maakte Ties gebruik om dezen nog eens flink aan den tand te voelen en een ernstig woordje met hem te spreken. Dienzelfden morgen had hij een uitvoerig schrijven van den notaris uit Gelsenkirchen ontvangen. De erfeniszaken waren nu definitief zoo ver geregeld, dat Mattesen Ties terstond in het bezit van het geërfde kon treden. Behalve een vrij aanzienlijk bedrag aan kontanten en effekten, waren er eenige onroerende goederen, die met den te verkoopen inventaris, volgens de schatting van den notaris, in publieke veiling alleen wel minstens tachtigduizend mark zouden opbren gen. En al dat geld was voor zijn Tieleke Tot dusver wist nog niemand, be halve de pastoor, iets van de aan den landlooper ten deel gevallen erfenis. Giel van Dommelen had bij zijn laatste bezoek wel eens „op den bos geklopt", omdat hij wist dat Ties wegens een erfeniszaak naar Duitschland opgeroepen was, maar de leuke slimmert had hem met een kluitje in 't riet gestuurd. „Ik zit hier nou aanders te kiehken as toehn wullie de léste kiehr daeur aon 't meulenwaoter naeur de nach- tengaolen zaoten te luusteren, wor Da hawwe toehn nie gedaacht, demers vooraf 10 reiscoupons ad f 1 per stuk bij anderen plaatsen, die ieder op zich óók voor dien gulden naar Brussel mogen, als zij weer 10 coupons enz. Het is duidelijk, dat de ondernemer aldus tóch f 11 per peroon ontvangt en er als gevolg van dit stelsel tenslotte duizenden menschen met hun coupon van f 1 blijven zitten, zonder dat ze kans hebben om tien nieuwe slachtoffers te vinden. Nederland, let op je sack Geestelijke ontspanningsoorden. Het staat overal te lezenNaar Brussel, naar Noorwegen, naar Zwit serland of, in vromer tintNaar Lourdes, naar Rome, naar Jerusalem. Het staat overal, maar het staat er niet voor allen. Naar Vught, naar Venlo, naar Seppe, naar Amersfoort, naar de retraite, het is dichterbij en... het is voor allen. Aan zoo'n uitstapje naar een der geestelijke ontspanningsoorden, de retraitehuizen, wordt echter, zelfs in de voor sommige zoo lange vacantie- periode, veelal niet gedacht. En toch, vooral in onzen haastigen, zenuwachtigen tijd, waarin de strijd om het bestaan voortdurend sterker naar voren dringt en hart en zinnen ons bijna geheel met stoffelijke din gen bezighouden, is het zoo nuttig en noodig eens een paar daagjes in de nooit genoeg aan te prijzen retraitehuizen door te brengen. Hier krijgen we buiten alle zorg voor het aardsche een heel ander inzicht op al die wereldsche dingen en op heel ons leven. Hier gaan we eerst goed inzien, dat wij, menschen, niet het middelpunt zijn waarom zich alles behoort te bewegen, maar dat wij in ons bestaan het doel hebben onzen Schepper te verheerlijken door Hem te dienen. En denkt daarbij nu niet dat in deze inrichtingen eene opgewekte stemming zal moeten worden prijs gegeven. Het aangename met het nuttige vereenigend, wordt er tijdens de ontspanningsuren gelachen en pret gemaakt als menig onzer niet zou kunnen denken. Maar hoe komt het dan toch, dat zoovele Katholieken, zoowel mannen als vrouwen, er niet voor te vinden zijn een geestelijke ontspanning in den vorm eener driedaagsche retraite te houden Ook hier geldt het be kende spreekwoord „Onbekend maakt onbemind." Vraagt men op retraite te gaan, dan halen velen de schouders op en antwoorden meestal dat bij hen de zaak, de betrekking als hun beschik baren tijd opeischt. Zeker, het kan gebeuren, dat enkelen inderdaad geen tijd hebben, maar dat is voor de meeste menschen geen reden. Wan neer het er om gaat een uitstapje of een zomerreisje te maken, dat heel dikwijls wel wat langer duurt dan twee en een halven dag dan worden niet zooveel bezwaren aange voerd en wordt alles in 't werk gesteld om te kunnen gaan. Met dergelijke en tal van andere bedenkingen tracht men zich van de zaak der retraite af te maken, welke echter alle in de meeste gevallen gemakkelijk zijn te ontzenuwen. Mochten toch in de toekomst vele katholieken van welken rang of stand zij ook zijn eerstens degenen die in de komende vacantiemaanden over vrijen tijd hebben te beschikken het onbeschrijfelijk nut en de onver getelijke indrukken van een gesloten retraite ondervinden en ook zij zullen eenmaal erkennen dat deze geestelijke ontspanningsdagen onder de schoon ste van 's menschen leven zijn te rekenen. v. G. as dat ikke hiehr nog is op den Flammertschen Hof verzurrigd zeuj wèrren deur dazelfde dèrnje waor weej 't toehn ovver gehad hebben Hoe staodde geej dermit Hedde al is mit baos Pasmans gesproken En ziedde geej 't mit heur ins?" Op Anneke durf ik vast te vertrouwen, antwoordde de jonge meester, weej spréken mekaar wel bekans noeit, mer toch ziej 'k zeker van mien liefMit den alden boer gaon spréken - jong, da's zo n ding en hierbij krabde Frans zich achter de ooren en keek schuw lachend naar den zieke - 'k mot zeggen, da's en ding waor 'k niet aondurref, want 'k ziej bang asdat ie me de deur zal wiezen. Jao, da kos wel is zien, zoeas de dinger vandaog liggen. Mèr herinnerde geej ouw nog wat ge toen daor aon 't meulenwaoter ge- zeet het dat as dat Anneke, waor geej zoveul van hie'd, ok ginnen pennig ien de wèreld der eigen kos nuummen en as ze de dochter wier van zoo ennen erremen kei as ikke bin, dat ze ouw dan nog even lief zeuj zien as mit al d'r eens van den Flammertschen Hof. Dat hedde toen toch zeker zoe mer veur de praot gezeet Of was 't ouw meines dat geej dan nog ier aon 't trouwen zut kunnen kommen as wannier 't mechje veul geld haj. Was dat now wezelik meines Wat denkte geej dan? riep de jonge man opvliegend, geleufde geej dat 'k toen zoe beduusd wier van het gefluit van de nachtengaolen, dat ik ouw mer wat schèlen wouwel veur gepraot hebt Dan kénde mien nie goed Nieje, 't was heiligen errenst en wat ik toen gezeet heb, dat mein ik vandaog nog net zoe Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5