TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Waar is het geld
safe?
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de Kiesjeskèl
De overweldiging
van België.
Ons weekpraatje.
Zaterdag 6 Juli 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 27
In safe-loketten?
Of als het rolt?
Sparen is goed, maar
potten is verkeerd.
We hebben groote waardeering
voor menschen, die hun geld
en ander bezit op verstandige
wijze beleggen, zóó, dat ze zich
zelf zooveel mogelijk safe stellen
voor de loekomst, maar tevens
ook op die wijze, dat anderen
profiteeren van wat ze hebben
bijeen gegaard. Profiteeren door
arbeid en loon.
We hebben géén respect voor
degenen, wier lust het garen van
geld en bezit is, alleen om het
„hebben", om zelf geborgen te
zijn, om zich zelf nog te kunnen
„redden", wanneer uiteindelijk
alles om hen heen ineenstort.
Egoïsten zijn ze, die uit kort
zichtig eigenbelang want wie
is gered als alles verloren gaat
waarden aan de gemeenschap
onttrekken om ze te separeeren,
bezit, hetwelk particulier mag
worden geadministreerd, maar
toch zooveel mogelijk aan heel
het openbare leven ten nutte
behoort te worden gemaakt.
Veelgeld en waarden, in brand
kasten en safe-loketten wegge
sloten, is dood kapitaal, angst
vallig verborgen misschien voor
den fiscus, onttrokken in elk geval
aan de circulatie, aan handel en
industrie waar het talioozen ten
bate zou kunnen zijn, in wier
handen het overgaat, van den
een op den ander, blijvende wat
het is, latende een beetje wel
vaart door arbeid en loon.
Soms is er een notaris of een
bankier, die dit opgestopte en
verzwegen kapitaal misbruikt
„ten eigen bate." D.w.z. ze eige
nen het zich tijdelijk onrecht
matig toe, stoppen er gaten mee,
maar als het kapitaal aldus is
verbruikt, dan verhuizen de frau
deurs naar de gevangenis, zonder
dat ze in werkelijk ooit iets
nuttigs van de gebruikte waarden
hebben genoten. De bezitter is
dan zijn vermogen kwijt, de
gebruiker profiteerde er niet van,
geld en goed zijn versmolten
zonder dat men iemand kan aan
wijzen, die er beter van werd.
Dat is' de vloek van het in
egoisme gepotte en in wantrouwen
aan de circulatie onttrokken
kapitaal.
Dóód geld
Er wordt in onze dagen véél
geld gepot. De wereld is veel
rijker dan men veronderstelt.
Crisis en werkloosheid zouden
niet zoo ondragelijk zijn, als de
menschen het nuttig gespaarde
geld slechts op redelijke wijze
wilden beheeren, d.i. door het
nuttig uit te geven of zoodanig
te beleggen, dat anderen erdoor
werken kunnen.
Sparen is goed en noodig,
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Limburgsche grenzen
door BERNARD VIELER.
maar sparen is iets anders dan
potten. Potten is gespaard geld
tot een eenheid zamelen zónder
méér. Zulke eenheid verteert op
den duur zich zelve.
Niet uit spaarzaamheid, doch
uit kortzichtig egoisme houden
velen het geld in den zak, dat
ze b.v. noodig zouden moeten
uitgeven om eigendommen te
onderhouden. Bespaard wordt er
aan schilder- en timmerwerk op
woningen, bespaard wordt er aan
kleeding, bespaard op de maal
tijden. Maar wat is het practisch
gevolg? Dat de waarden der
eigendommen harder terugloopen
dan men aldus op den arbeid
welke anderen toekomt, wint.
Dat de waarde van 's menschen
persoonlijkheid wordt geschaad
door de verwaarloozing van het
uiterlijk. Dat het lichaam vroeger
slijt door de besparing op de
voeding van het menschelijk
mechanisme.
Een dezer dagen zagen we een
plaatje in de krant, weergevende
een in Amerika toegepaste wijze
van crisisbestrijding.
In Philadelphia n.l. heeft de
overheid als propaganda een kar
gevuld met zilverstukken, laten
rijden. Deze zilverstukken werden
uitgereikt aan de voorbijgangers
onder conditie, dat het geld ter
stond werd besteed.
Zulk een wijze van geld-laten-
rollen is natuurlijk niet vol te
houdenhet gold hier dan ook
slechts een demonstratie, een
reclame, waarvan de opzet was
om den menschen duidelijk te
maken, dat de maatschappij in
het algemeen er slechts beter van
kan worden, als geld in nuttige
circulatie wordt gebracht en ge
houden.
Een les, welke we ook in
Europa en in ons land ter harte
kunnen nemen.
Md.
Herinneringen nan de omzwervin
gen van een oud-oorlogscorres
pondent tüsscheii de strijdende
partyen.
VLIEGTUIGEN IN ACTIE!
Het vraagstuk van logies leverde
in Thourout natuurlijk weer veel
moeilijkheden op, want nergens kon
of durfde men ons op te nemen. In
hotel „L'Union" kwamen we ten
slotte toch terecht. We deden er ons
tegoed aan de gebraden duifjes,
welke voor de officieren bestemd
waren, die 's avonds in het hotel
zouden terugkeerendeze officieren
waren belast met de leiding der
munitie-transporten naar de voorste
stellingen. We kropen vervolgens met
ons drieën in een kamer, na op de
deur in onleesbaar krïjtschrift onze
namen te hebben gekrabbeld. Op de
deuren van alle logeerkamers stond
op duidelijke wijze n.l. aangegeven,
dat luitenant „zus" of kapitein „zoo"
er zijn intrek had genomen, wat de
betrokkenen natuurlijk gedaan had
den in de veronderstelling, dat ze
hun geriefelijk logies aldus tegen
vreemde collegiale indringing zouden
beschermen.
De waardin had ons verteld, dat
ze ons wel wilde herbergen, maar
dat de eventueel terugkeerende
officieren ons zouden buitenjagen,
als ze hun kamer bezet'vonden.
Dat gebeurde echter niet. Wel
hoorden we 's nachts onze kamer
met zware passen benaderen, maar
nadat we stotterende stemmen zich
vruchteloos aan de ontleding van
onze namen hadden hooren wagen,
trokken de bezoekers weer af.
Nadat we den volgenden morgen
door kanongebulder waren gewekt,
vernamen we al spoedig, hoe het
met den strijd stond.
Toen we n.l. naar den Komman-
dantur gingen om een pas te halen
voor Dixmuiden, kregen we van den
overigens sympathieken majoor een
beslist „neen" te hooren en aarze
lend voegde hij erbij, zelf nog niet
te weten, hoe het in Dixmuiden, dat
toch overigens slechts eenige kilo
meters van Thourout verwijderd ligt,
gesteld was.
Nou, dan wisten we al genoeg.
Achteraf is ons trouwens gebleken,
dat Dixmuiden dien tijd eenige kee-
ren over en weer in handen van
Belgen en Duitschers kwam.
We kregen een schriftelijke ver
gunning om ons achter het front
langs naar Ostende te begeven.
Convooien, welke voorraden, maar
vooral gewonden vervoerden, vorm
den onafgebroken, langzaam trek
kende rijen langs den weg. De strijd
woedde hier en daar slechts eenige
honderden meters van ons af en
voortdurend werden we opgeschrikt
door inslaande granaten. Uit onaan
zienlijke landwegjes kwamen overal
de gewonden naar den hoofdweg
gestrompeldde meesten vuil en
dik-beslijkt.
Bij 't „Oud Slot van Vlaanderen",
een groot grafelijk kasteel, troffen
we een nervense drukte van vliege
niers, motorrijders en autobestuur
ders.
Hier was een wagenpark gevestigd
en een vliegterrein ingericht, 't Was
er vreeselijk ongezellig, want de
vijand scheen te weten, wat hier om
ging en gaf daarvan blijk door het
achtereenvolgens toezenden van
granaten.
Men stelle zich niet voor, dat zulke
projectielen alle doel troffenhet
spreidveld van granaatvuur is vrij
groot en de controle op het neerko
men uiterst moeilijk. Toch is het
ongezond in zulke omgeving.
Met de controle van de uitwerking
van de artillerie bleken de bestuur
ders van een tweetal Belgische of
Fransche vliegtuigen te zijn belast,
die hoog boven 't „Oud Slot van
Vlaanderen" cirkelden.
Voor die dagen was dat een zeer
dappere prestatiein 1914 stond de
vliegerij nog maar in haar kinder
schoenen 't was pas 5 jaar geleden,
dat Bleriot als eerste over het
Engelsche Kanaal vloog. In de vol
gende oorlogsjaren nochtans ontwik
kelde de luchtvaart zich snel.
De twee luchtvogels werden hevig
bestookt met granaatvuurluchtaf
weergeschut stond in het wagenpark
van 't Oud Slot opgesteld. We zagen
de shrapnells in de lucht ontploffen;
die ontploffingen vormden lijsten van
donkere, geleidelijk ijler wordende
rookwolkjes rond de vliegtuigen. De
koene vliegers wisten echter op alle
mogelijke wijzen hun belagers te
verschalken, nu eens snel dalende,
dan weer hoog stijgende, telkens van
richting veranderende. Tenslotte
keerden ze naar hun punt van uit
gang terug.
Wanneer men op een terrein ver
toeft, dat doelwit is van vijandelijke
artillerie en boven zich vliegtuigen
ziet, waaruit een malsch regentje
van bommen kan worden verwacht,
beleeft men toch eenige onprettige
oogenblikken.
Ik was op dezen tocht in gezel
schap van een collega van „Het
Nieuws" in die dagen nog een zelf
standig 'orgaan en een van het
.Handelsblad". Ik erken gaarne, dat
we alle drie tenslotte blij waren,
toen we in rustiger omgeving be
landden.
Helaas sneuvelde onze kameraad
41
Mattesen Ties was dien nacht erg
onrustig en fantaseerde nu en dan
over allerlei onderwerpen, waarvan
cje ornstaapders niets konden be
grijpen,
Dikwijls kwamen er Duitsche
woorden tusschen en soms schermde
hij met groote geldsommen.
In de onsamenhangende zinnen
was nu en dan ook sprake van den
schoolmeester en Tieleke.
Tegen den morgen werd hij veel
rustiger, maar Pitterhannes, die bij
hem gebleven was, maakte zich be
zorgd, dat die het begin van het
einde zou zijn.
Gelukkig kwam de dokter reeds
heel vroegtijdig aanrijden.
Vrouw Pasmans had hem gezegd
dat zij alle kosten zou dragen en
hem verzocht de grootst mogelijke
zorg aan den lijder te besteden.
Inderdaad vond de geneesheer
den zieke in een hoogst bedenke-
lijken toestand, ofschoon hij nu
weer een oogenblik bij bewustzijn
was.
Hij haalde uit zijn medicijnkistje
een fleschje en gaf hem een opwek
kend middel in, waarna hij vrij lan
gen tijd bleef wachten, om de uit
werking daarvan gade te slaan.
Deze scheen nogal bevredigend te
zijn en daarom reed hij weg, met
de belofte in den namiddag terug
te zullen komen.
Bij zijn terugkeer vond hij den
zieke kalmer en eenigszins beter van
temperatuur.
Even nadat de dokter vertrokken
was, kwam ook Flipse Frans, om
den zieke te bezoeken, maar deze
was toen ingeslapen, zoodat hij hem
niet spreken kon.
Gaarne zou Frans een paar
woorden met het voorwerp zijner
liefde gesproken hebben, maar met
het oog op de andere aanwezigen
was dit niet mogelijk.
Behalve Anneke en haar pleeg
ouders waren de pastoor en de
dokter de eenige personen, die om
trent de onthulling van Mattesen
Ties op de hoogte waren en de
pastoor had den dokter verzocht
er voorloopig met niemand over te
spreken.
Hij had daarbij overwogen, dat,
indien de arme stakkerd zou komen
te overlijden, het misschien wen
schelijk wenschelijker zou blijken,
die onthulling niet aan vreemde
menschen bekend te maken en het
geheim te bewaren onder de weinig
ingewijden.
De toestand van den lijder, die
nog eenige dagen in een hevig
koortsdelirium doorbracht, onder
ging echter spoedig eene gunstige
wending.
De dokter kon na verloop van
een week toestaan, dat de zieke
naar den Flammertschen Hof werd
wat met de uiterste zorg dan ook
I geschiedde.
van Het Handelsblad een paar jaar
later by een onnoozel „aardappelen-
oproer" in Amsterdam, toen een van
de weinige daarbij afgeschoten ko
gels naar zijn lichaam verdwaalde.
De dood zoekt den mensch wèl langs
ongedachte wegen
We vonden het de beste tactiek
óm met versnelde pas het „Oud Slot
van Vlaanderen" zoo spoedig moge
lijk achter ons te laten, maar het
schijnt, dat onze haast argwaan
wekte, want we waren nog geen
tweehonderd meter ver weg, of een
patrouille kwam ons achterop en
voerde ons als verdachte lieden terug
naar het Slot.
We werden er door het kamp ge
leid en stelden vast, dat er een ge-
neraal-commando was gevestigd, een
luchtvaartafdeeling was gestation-
neerd, alsmede een auto-sectie. We
werden aan een streng verhoor
onderworpen, maar het onderzoek
schonk voldoening en we kregen
onze vrijheid terug.
Op den verderen weg bleven we
van een helsch lawaai omringd
het hevig kanongebulder werd ver
mengd door het ratelend geluid van
de convooien en het gesnor en ge
toeter der legerauto's. Groote rijen
veldkeukens trokken langs en het
viel ons op, dat vele burgers ge
dwongen waren om als bestuurders
van de paarden op -te treden.
De meeste woningen waren ver
laten voor zoover de burgers nog
In hun huizen vertoefden was het
slechts in de ijdel blijkende hoop, dat
nog een restje van hun vee
zouden kunnen redden. Duitsche
militairen echter sleepten overal de
koeien en de paarden uit de stallen
weg.
In Eerneghem werden we weer
aangehouden, maar nu ook onvoor
waardelijk teruggestuurd. Men nam
het ons erg kwalijk, dat we tot hier
hadden durven doordringenzelfs
het door den commandant van Thou
rout verstrekte paspoort kon ons
niet helpen.
Md. (Wordt vervolgd).
In de vriendelijke, heldere opka
mer boven den melkkelder lag Mat
tesen Ties in een heerlijk, zacht bed,
waar hij de meest oplettende zorgen
van zijn dochter en haar pleegmoe
der ontving.
Vader Pasmans, wiens been nog
altijd stijf was en waarschijnlijk wel
nooit heelemaal weer in orde zou
komen, zat bijna den geheelen dag
bij het bed van den zieke.
De oude boer had eerst geen ge
loof willen schenken aan de woor
den van den pastoor, toen deze hem
en zijn vrouw in kennis gesteld had
van de bekentenis van den land-
looper, dien hij altijd met een soort
van afkeer en vrees, waarvoor hij
geen oorzaak kon vinden, had aan
gezien.
Later, toen hij eens met Anneke
over de onverwachte ontdekking
gesproken had, was hij echter tot
andere gedachten gekomen en ten
slotte had hij zich geschikt in de
veranderde omstandigheid, dat een
ander persoon, en dan nog wel
iemand zooals Mattesen Ties, thans
hoogere en meer gewichtige aan
spraken kon doen gelden op het
lieve meisje, waaraan hij zich zoo
zeer gehecht had en dat hij liefhad
alsof het zijn eigen kind was.
De genezing van den gewonde
ging met reuzenschreden vooruit.
Dokter Job, die 't geval eerst erg
pessimistisch ingezien had, zei eenige
dagen later tegen den kapelaan, toen
deze den zieke bezocht had en met
den dokter in diens tilbury naar het
dorp terugreed:
Ik had geen cent meer voor
den kerel zijn leven gegeven, maar
't is een sterke man, en hij beeft
beenderen van staal en spieren als
Allemaal millionnair.
Voor 'n dubbeltje!
En gratis naar Brussel.
Toen in de verre, grijze oudheid,
meer dan f 5000 jaar geleden eender
Keizers van het Hemelsche Rijk op
Aarde, d.w.z. van China, zich stierlijk
verveelde, droeg hij den wijzen man
nen uit zijn omgeving op om een of
ander spel voor hem in elkaar te
zetten, middels hetwelk hij zijn ledige
uren op aangename en interessante
wijze zou kunnen doorbrengen.
Als gevolg van deze opdracht moet,
n?ar de overlevering luidt, het schaak
spel zijn ontstaan, te spelen op een
bord met »34 donkere en 34 witte
vierkanten.
Toen het spel aan Zijne Hemelsche
Hoogheid was gedemonstreerd en de
eerste match om het wereldkampioen
schap waarbij Max Euwe toenter
tijd verhinderd was was geleden,
riep Zijne Hemelsche Majesteit den
wijzen man, die het spel had uitge
vonden, bij zich om zijn belooning in
ontvangst te nemen, De Keizer was
zóózeer in zijn nopjes met de hem
geboden kostelijke en intilligente
tijdpasseering, dat hy den uitvinder
vroeg om te kiezen, wat hij hebben
wilde de keizerlijke goudschatten,
de knapste van zijn vrouwen, de
liefste van zijn dochters, de helft van
zijn rijk, zijn mooiste paleishondje of
wat dan ook.
De uitvinder glimlachte bescheiden
en zei, dat zijn wensch een uitzon
derlijke, en althans oogenschijn-
lijk een zeer eenvoudige was. Hij
vroeg wat... graankorrels.
Hier, o Hemelsche Keizerlijk
heid, sprak hy, is een schaakbord.
Een schaakbord met haar 64 velden.
Welnu, o Licht dezer Wereld, vergunt
het den nederigsten Uwer dienaren,
dat hij één graankorrel op het eerste
der 64 velden...
Natuurlijk! zoo bewilligde de
verbaasde Chineesch Hemelsche Heer
lijkheid. Natuurlijk zal uw wensch
worden vervuld. Maar ge wenscht
toch zeker wat méér
Ik vraag, zei de uitvinder van
het schaakspel, dat ik op het tweedy
veld het dubbele aan graankorrels
krijg toegewezen, dus twee graan
korrels, op het derde veld wederom
het dubbele, d.i. vier korrels en....
zoo vervolgens.
- Je wensch zal worden vervuld
Maar zoo vroeg de Chineesche Keizer,
wil je nu ook nog niet wat anders
Een klomp goud of een rijke pro
vincie
- Niets, o Keizerlijk-Hemelsche-
Heerlijkheid. Alléén maar de gevraag
de graankorrels.
Zijne Majesteit ontbood nu zijn
Minister van Economische Zaken en
gelastte dezen om aan het bevel van
den uitvinder van het schaakspel te
voldoen.
Men kan zich voorstellen hoe
verwonderd de Keizer wes, toen een
poosje later de minister aan zijn
paleis aanbelde om zijn Meester de
boodschap over te brengen, dat in
heel het Chineesche Rijk op geen
stukken na het graan was bijeen te
zamelen, dat de uitvinder van het
schaakspel al s belooning had gevraagd
en ook toegewezen gekregen had.
En tóchreken het maar na
Wanneer men van één af tot 64
keer toe gaat verdubbelen, krijgt
men getallen, welke onmogelijk groot
zijn en nog op een matelooze over
drijving zouden duiden, wanneer men
er de hoeveelheid der zandkorrels
aan het strand van de zee mee zou
willen aanduiden.
Wie dat goed beseft, zal ook het
onzinnige inzien van den opzet der
kettingbrieven-rage, welke momen
teel over de wereld waart- Wie een
dergelijken brief ontvangt, stuurt
één dubbeltje in geld of postzegels
aan bet bovenste van vijf in den
brief genoemde adressen. Hij schrijft
den brief nu vijf maal over, na
schrapping van het bewuste bovenste
adres en toevoeging van eigen naam
als nieuwe vijfde van de reeks.
Die vijf afschriften met de daarin
vervatte opdracht zendt hij aan vijf
goede kennissen door. Voldoet ieder
een, die met dergelijke brieven wordt
bedeeld, aan de opdracht, dan zal
binnen korten tyd tegenover de
uitgave van één dubbeltje de ont
vangst van een behoorlijke som
gelds, circa f 1500, komen te staan.
Het is verleidelijkWe begrijpen
alleen niet, waarom het aantal
adressen tot vijf werd beperktzou
dit aantal tot tien zijn opgevoerd,
dan werd iedere deelnemer in korten
tijd de bezitter van circa 5 millioen
gulden en zou hy dus met fatsoen
kunnen gaan rentenieren.
Er is maar één bezwaar. Indien
werkelijk alle geadresseerden even
idioot waren als de afzenders, dan
zou binnen enkele dagen de voorraad
postzegels der Nederlandsche Poste
rijen zyn uitverkocht.
Nóg een paar dagen verder en de
wereld zou geen boomen genoeg
bevatten om het papier te maken,
hetwelk voor de postzegel-aanvrage
werd vereischt. Binnen een week
zou ieder mensch een leger van
medemenschen als particuliere secre
tarissen en -secretaressen behoeven
om brieven met postzegels te ont
vangen en te verzenden. Binnen een
halve maand zou de wereld één
groot gekkenhuis zijn.
En daarom herinneren we onze
lezers aan de waarde van een onzer
oude zegswijzen één dubbeltje in de
hand is beter dan millioenen in een
onmogelijk toekomstverschiet.
De rage biedt een mooie kans
voor allerlei soort zwendelaars en
dus waarschuwen wedoet er niet
aan mee.
Er is al een Autocar-onderneming,
welke reizen naar Brussel organiseert
tegen den civielen prijs van f 1, alles
inbegrepen. Alleen moeten de deel-
klokketouwen. Als deze snaak niets
anders overkomt, dan kan hij zoo
oud worden als Methusalem.
Op een Zaterdagmiddag zat Mat
tesen Ties voor het eerst weer op
in een grooten ziekenstoel, waarvan
Anneke zoo juist de weeke kussens
opgeschud had.
Gedurende zijn ziekte was Pitter
hannes Hoebers hem bijna dagelijks
komen bezoeken, evenals nog andere
bekenden, waaronder Frans Philip-
ssn, Giel van Dommelen, Jean Stap
pers, de Kremmer Cosmus Ingen-
bleek en Vèrkespiet van de Barrier.
Van den laatsten had hij verno
men, dat de oude Kappusboer de
dader was geweest van den op hem
gepleegden aanslag. De arme kerel,
die niet wel bij 't hoofd meer was,
had zich hoe langer hoe zonderlinger
gaan gedragen en zich aanhoudend
uitgelaten, dat hij den Kiesjeskèl in
de schaapskooi doodgeschoten had,
dat deze hem nu vervolgde en
dergelijke wartaal meer.
Daar hij gevaarhjk voor zichzelf
en zijne omgeving werd, was men
verplicht geweest den ongelukkige
naar een krankzinnigengesticht over
te brengen.
XXXII.
Frans alleen en niemand anders!
Weer een liedje op de liarmonika
Op den bewusten Zaterdagmiddag,
toen Ties voor 't eerst in den rust
stoel mocht opzitten, kwam Frans
Philipsen hem weer eens opzoeken,
want de ondermeester had zijn vrijen
middag.
Baas Pasmans was juist op zijn
krukstok naar buiten gestrompeld,
om naar de knechts, die aan 't mest-
rijden waren, te gaan kijken. Moeder
Pas mans en Anneke waren in de
keuken en de goej kamer met de
Zaterdagsche schoonmaak bezig.
Van deze gelegenheid, nu hij met
den jongen, vroolijken klant alleen
was, maakte Ties gebruik om dezen
nog eens flink aan den tand te
voelen en een ernstig woordje met
hem te spreken.
Dienzelfden morgen had hij een
uitvoerig schrijven van den notaris
uit Gelsenkirchen ontvangen. De
erfeniszaken waren nu definitief zoo
ver geregeld, dat Mattesen Ties
terstond in het bezit van het geërfde
kon treden.
Behalve een vrij aanzienlijk bedrag
aan kontanten en effekten, waren er
eenige onroerende goederen, die met
den te verkoopen inventaris, volgens
de schatting van den notaris, in
publieke veiling alleen wel minstens
tachtigduizend mark zouden opbren
gen.
En al dat geld was voor zijn
Tieleke
Tot dusver wist nog niemand, be
halve de pastoor, iets van de aan
den landlooper ten deel gevallen
erfenis.
Giel van Dommelen had bij zijn
laatste bezoek wel eens „op den
bos geklopt", omdat hij wist dat
Ties wegens een erfeniszaak naar
Duitschland opgeroepen was, maar
de leuke slimmert had hem met een
kluitje in 't riet gestuurd.
„Ik zit hier nou aanders te kiehken
as toehn wullie de léste kiehr daeur
aon 't meulenwaoter naeur de nach-
tengaolen zaoten te luusteren, wor
Da hawwe toehn nie gedaacht,
demers vooraf 10 reiscoupons ad f 1
per stuk bij anderen plaatsen, die
ieder op zich óók voor dien gulden
naar Brussel mogen, als zij weer 10
coupons enz. Het is duidelijk, dat de
ondernemer aldus tóch f 11 per
peroon ontvangt en er als gevolg
van dit stelsel tenslotte duizenden
menschen met hun coupon van f 1
blijven zitten, zonder dat ze kans
hebben om tien nieuwe slachtoffers
te vinden.
Nederland, let op je sack
Geestelijke
ontspanningsoorden.
Het staat overal te lezenNaar
Brussel, naar Noorwegen, naar Zwit
serland of, in vromer tintNaar
Lourdes, naar Rome, naar Jerusalem.
Het staat overal, maar het staat er
niet voor allen.
Naar Vught, naar Venlo, naar
Seppe, naar Amersfoort, naar de
retraite, het is dichterbij en... het is
voor allen.
Aan zoo'n uitstapje naar een der
geestelijke ontspanningsoorden, de
retraitehuizen, wordt echter, zelfs in
de voor sommige zoo lange vacantie-
periode, veelal niet gedacht.
En toch, vooral in onzen haastigen,
zenuwachtigen tijd, waarin de strijd
om het bestaan voortdurend sterker
naar voren dringt en hart en zinnen
ons bijna geheel met stoffelijke din
gen bezighouden, is het zoo nuttig
en noodig eens een paar daagjes in
de nooit genoeg aan te prijzen
retraitehuizen door te brengen. Hier
krijgen we buiten alle zorg voor het
aardsche een heel ander inzicht op
al die wereldsche dingen en op heel
ons leven. Hier gaan we eerst goed
inzien, dat wij, menschen, niet het
middelpunt zijn waarom zich alles
behoort te bewegen, maar dat wij in
ons bestaan het doel hebben onzen
Schepper te verheerlijken door Hem
te dienen.
En denkt daarbij nu niet dat in
deze inrichtingen eene opgewekte
stemming zal moeten worden prijs
gegeven. Het aangename met het
nuttige vereenigend, wordt er tijdens
de ontspanningsuren gelachen en pret
gemaakt als menig onzer niet zou
kunnen denken.
Maar hoe komt het dan toch, dat
zoovele Katholieken, zoowel mannen
als vrouwen, er niet voor te vinden
zijn een geestelijke ontspanning in
den vorm eener driedaagsche retraite
te houden Ook hier geldt het be
kende spreekwoord „Onbekend maakt
onbemind."
Vraagt men op retraite te gaan,
dan halen velen de schouders op en
antwoorden meestal dat bij hen de
zaak, de betrekking als hun beschik
baren tijd opeischt. Zeker, het kan
gebeuren, dat enkelen inderdaad geen
tijd hebben, maar dat is voor de
meeste menschen geen reden. Wan
neer het er om gaat een uitstapje
of een zomerreisje te maken, dat
heel dikwijls wel wat langer duurt
dan twee en een halven dag dan
worden niet zooveel bezwaren aange
voerd en wordt alles in 't werk
gesteld om te kunnen gaan.
Met dergelijke en tal van andere
bedenkingen tracht men zich van de
zaak der retraite af te maken, welke
echter alle in de meeste gevallen
gemakkelijk zijn te ontzenuwen.
Mochten toch in de toekomst vele
katholieken van welken rang of stand
zij ook zijn eerstens degenen die
in de komende vacantiemaanden over
vrijen tijd hebben te beschikken
het onbeschrijfelijk nut en de onver
getelijke indrukken van een gesloten
retraite ondervinden en ook zij zullen
eenmaal erkennen dat deze geestelijke
ontspanningsdagen onder de schoon
ste van 's menschen leven zijn te
rekenen.
v. G.
as dat ikke hiehr nog is op den
Flammertschen Hof verzurrigd zeuj
wèrren deur dazelfde dèrnje waor
weej 't toehn ovver gehad hebben
Hoe staodde geej dermit Hedde
al is mit baos Pasmans gesproken
En ziedde geej 't mit heur ins?"
Op Anneke durf ik vast te
vertrouwen, antwoordde de jonge
meester, weej spréken mekaar
wel bekans noeit, mer toch ziej 'k
zeker van mien liefMit den
alden boer gaon spréken - jong,
da's zo n ding en hierbij krabde
Frans zich achter de ooren en keek
schuw lachend naar den zieke -
'k mot zeggen, da's en ding waor
'k niet aondurref, want 'k ziej bang
asdat ie me de deur zal wiezen.
Jao, da kos wel is zien,
zoeas de dinger vandaog liggen. Mèr
herinnerde geej ouw nog wat ge
toen daor aon 't meulenwaoter ge-
zeet het dat as dat Anneke, waor
geej zoveul van hie'd, ok ginnen
pennig ien de wèreld der eigen kos
nuummen en as ze de dochter wier
van zoo ennen erremen kei as ikke
bin, dat ze ouw dan nog even lief
zeuj zien as mit al d'r eens van den
Flammertschen Hof. Dat hedde toen
toch zeker zoe mer veur de praot
gezeet Of was 't ouw meines dat
geej dan nog ier aon 't trouwen
zut kunnen kommen as wannier 't
mechje veul geld haj. Was dat now
wezelik meines
Wat denkte geej dan? riep de
jonge man opvliegend, geleufde geej
dat 'k toen zoe beduusd wier van
het gefluit van de nachtengaolen, dat
ik ouw mer wat schèlen wouwel
veur gepraot hebt Dan kénde mien
nie goed Nieje, 't was heiligen
errenst en wat ik toen gezeet heb,
dat mein ik vandaog nog net zoe
Wordt vervolgd.