TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De Puntjes op de i. FEUILLETON. Mattesen Ties de Baesjeskèl Pluimveeteelt. Zaterdag 30 Maart 1935 Zes en vijftigste Jaargang No 13 Zijne schulden betalen Dat is eerlijkDat moet Men mag niet stelen ge moogt ook niet leven en verteren op de beurs van je winkelier. De zakenman heeft geen winkel om maar cadeautjes te geven zoüder geld te ontvangen. Hij wil wel wat wachten met de betaling, doch niet te lang. Het is onbegrijpelijk, hoe in dit punt vele menschen het eerlijkheids gevoel hebben verloren. Zonder blikken of blozen koopt men, terwijl men weet niet le kunnen betalen. Dan maar zuiniger geleefd; liever dan in een jas te loopen, die niet betaald is en Dog van een ander is; of in een auto te rijden, die nooit geheel afbetaald wordt. De tering naar de nering zetten is het parool van een eerlijk man; niets koopen dat niet öf contant, óf binnen niet te langen tijd kan be taald worden. Zoo men schuld heeft, moet men zuiniger leven: niet naar de bioscoop, geen radiotoestel, geen distributie, geen reis, minder rooken en biertjes, langer loopen met een jas of mantel. Dan kon menigeen zijn schulden betalen 1 Wat doet men anders: men leeft op grooteren voet, men geeft zich veel genot dat een ander maar moet betalen. Dat is onbillijk, en onrechtvaardig. Eerst bet noodzakelijke en dan de luxe. de overdaad. En denkt men ook, als men gaat verhuizen naar een andere plaats, hier schoon schip te maken. Of blijven er geen schulden brom men Men moet eens denken aan de laatste afrekening, bij het oordeel voor God. Hij vergeet beslist niet de fouten van onrechtvaardigheid daar komt de dief, die inbraak pleegde aan de beurt, maar ook de man, die uit zorgeloosheid en onver schilligheid tientallen of honderdtallen van guldens nooit betaald heeft. Dit telt als diefstal. Die tong. Er zijn drie zaken, waar de men schen gemakkelijk over heen stappen: asteien, oneerlijkheid, en vasten. De kleioe tong doet meer dan de vuist van een zwaar-gewicht bokser. Ze heeft al menigeen neergeslagen. Schandaaltjes vormen de lekkernij voor kwade tongen hoe pikanter, des te liever worden ze verteld. En ze zien ondertusschen zoo devoot uit de oogen, en ze gaan den volgenden dag zoo devoot naar de Mis. En bij de volgende biecht hebben ze moeite om wat te vinden ze doen heelemaal niets 1 Maar de goede naam is het beste, dat een mensch bezitzijt ge dezen kwijt, dan kunt ge inpakken. En wanneer ge dezen rooft, zijt ge een dief, en wel een groote dief. Het is niet de waarde van een dubbeltje, dat ge ontnomen hebt, maar veel meer. En ge zijt tot terug gave verplicht, de goede naam moet hersteld worden. Het is vreemd, dat vooral kwaad gesproken wordt, als iets tegen de zeden is gebeurd wanneer iemand op dit terrein is uitgegleden eD op geen terrein heeft wellicht de Oorspronkelijk yerlmal van de Noord-Limburgsclie grenzen door BERNARD YIELER. 27 Het was niets dan lage bereke ning van den zoon van den kap pusboer, een spontaniteit zonder eenigen zweem, van liefde, want hij had zelfs niet getracht zich vooraf mei Anneke te verslaan, naar haar liefde of neiging te dingen. Dat het teergevoelige meisje zich diep gekrenkt gevoeld had, toen haar vader haar in de »goej kamer" geroepen had, om haar daar in bijzijn van den brutalen pretendent van diens aanzoek in kennis te stellen, laat zich ge makkelijk begrijpen en even be grijpelijk zal het den lszer zijn, dat Anneke van haar kant de haar aangeboden hand met ver ontwaardiging van zich wees. Zie zoo nu weet de lezer meteen waarom Anneke een kleur kreeg en waarom »ze 't land" had Netje Baltussen wist echter nog meer van Huub van den Kappus- boer te vertellen, want, ondanks de moeite, die vader Moors en diens zoons gedaan hadden om de zaak geheim te houden, was het nachtelijke avontuur en de verwonding van den jongen boer kwade tong zich zooveel te verwijten, als hierinalleen het is verborgen en geheim. Een fijnen Christen kan men ken nen aan de tong. Zoo hij geen kwaad spreekt, en men zich veilig bij hem weet, zich bij hem kan uiten, zonder vrees voor later critiek dat is een hoogstaand iqan. Het bedelaarsgilde in den loop der tijden. Iu lompen op straat, als richards op hun villa, De bedelarij is in alle landen der wereld verspreid. Ook is het bedelen niet een verschijnsel van den tegen- woordigen tijd de bedelaars hebben altijd bestaan en in de Middeleeuwen waren de bedelaars zelfs veel tal rijker dan in onze dagen. Men had toen nog geen goed georganiseerde armenverzorging en werkverschaffing, zoodat de steden, maar vooral het platte land, veel last ondervonden van bedelaars, landloopers en zigeu ners. Onder het masker van bedelaar drongen echter heel wat dieven, spionnen en ander geboefte met ongunstige '^oogmerken de woningen der eerzame burgers binnen, die in het geven van aalmoezen een goed werk zagen. Omtrent de practijken waarvan de bedelaars zich in die dagen bedienden, vertelt een heel oud boek, het „Liber vagatorium", hetwelk omstreeks 1490 te Basel is verschenen. Uit dit boek blijkt, dat de bedelaars in verschillende catego- riën waren te onderscheiden. Voor eerst had men de gewone bedelaars, die ter wille van God of van een heilige een aalmoes vroegendeze lieden waren geen bedriegers meestal waretf het oude, arme en gebrekkige menschen, die op deze wijze in hun onderhoud voorzagen. Dan waren er de bedelaars, die met zware ketenen beladen het land doortrokken en ieder, die het maar hooren wilde, vertelden, dal zij met die kettingen onschuldig vastgeklonken waren ge weest in een gevangenis of op de galeien. Meestal vertelden zij dan, dat zij een gelofte aan een heilige hadden gedaan, en dat na die gelofte hun onschuld aan het licht was ge komen. Zij smeekten dan om buD eea kleinigheid te geven, opdat zij hun gelofte zouden kunnen houden. Ook werden meermalen lichaams gebreken voorgewend om het mede lijden op te wekken. Zoo wordt van een man, die te Schlettstadt voor de kerk zat, het volgende vermeld „Te Schlettstadt sat eenen voor die kercke, ende deze hadde van eenen dief eenen schenkel aan die galge afgesneden, ende hadde desen schenckel met banden op gebonden." Deze man simuleerde, dat hij maar één been had, en het andere, hetwelk hij los naast zich had liggen, bij een ongeluk had verloren. Ia werkelijkheid had bij echter twee normale beenen.'Zijn bedrog werd evenwel ontdekt; de bedrieger werd gegrepen en aan den schandpaal geslagen, waar hij was overgeleverd aan de algemeene be spotting van het volk. Nog zeer veel andere geraffineerde streken gebruikten de Middeleeuw- sche bedelaars om het medelijden hunner medemenschen op te wekken. Zoo waren er de z.g. "zeeperen." Zij besmeeiden zich met zalf en beplakten hun lichaam met rauw uitgelekt. De jonge deern, die op den Kappushof als meid-alleen had gediend, was op stip en sprong van daar vertrokken, omdat ze de gemeene aanhaligheid van den ouden Moors niet langer verdra gen wou en zij had er alles toen uitgeflapt. Nel, de maad van den Kap pusboer, die dor is gaon loope, umdat den aide nie zuuver oppe graot is en zien vingers nie thuus kos halde, hit dat beej ons ien de smis verteld. Huub was wiste smoekkele en de kemieze ien Pruises hebbe op um geschole en urn ien de ziej gerakt. Heej hit zich toe nog vort kunne sleipe tot beej de schaopskoij vanPitterhan- nes Hoebers, dor aachter ien 't Graaveven, wor den Kiesjeskel, gillie kent um wel Mattesen Ties zegge ze dan toch tigges worrig ien wont. Den mins hit ie der 's naags uutgeklopt en den goedzak hit um op zienen rug nao den hof van dan Kappusboer gedrage, die um der nog amper dank vur gezeet hit. En ien 't eurst mot 't er mit Huub kwaod genoeg vur gestaon hebben en dokter Job haaj zurreg genoeg ovver um gehad, mer onkruud vergut nie. 't Is enne kei van niks, den heelen Huub en an den aide is gen haor an wat dugt. 't Is enne gemeine smiegt, dit was 't woord van Angenees. Giel van Dommelen voegde er nog aan toe; Dor hit altied zo iets vrimds ovver den aide Kappusboer en ok ovver Huub gehange en der wiere vleescb, om den indruk te wekken alsof zij vol builen en zweren zaten. Dit soort bedelaars kostte den magi straten heel wat zorgen, want maar al dikwijls was de plaag zoo erg, dat tot de strengste maatregelen moest worden overgegaan. Zoo vaardigde de magistraat te Arnhem in 1545 een plakkaat uit, hetwelk aan de zwervers en roovende bede laars gebood de stad binnen drie dagen te verlaten zoo zij na dien tijd nog in de stad zouden worden aangetroffen, werd hun neus openge spleten. Ook werd de doodstraf wel over een bedelaar voltrokken, terwijl het brandmerk volstrekt geen zeld zaamheid was. Een wel zeer wreede bepaling werd in de dertiende eeuw door de stad Brugge uitgevaardigd „Indien een bedelaar, die bij u gast vrijheid heeft genoten, weigert daags nadien uit uw huis te vertrekken, is het geen misdaad hem te verdrinken.' In verschillende plaatsen, o a. te Amsterdam, was op het bedelen eenigszins toezicht gesteld. De bede laars, die van buten kwamen, ont vingen bij de poorten der stad een looden penning, een z.g. bedelpenning. Wanneer men hen zonder penning op bedelen betrapte, moesten zij zes weken in bet Werkhuis doorbrengen, als het voor de eerste maal gebeurde. Voor de tweede bekeuring werden zij tot drie maanden veroordeeld, terwijl zij bij de derde maal werden gegeeseld en verbannen. In het Werkhuis moesten de vrouwen touw pluizen, spinnen, weven, naaien, enz., terwijl de mannen werden bezig ge houden met het weven van peper zakken, haren vloermatten, enz. Werd de bedelaarsplaag in een stad of een laodstreek te erg, dan werd door de overheid een soort drijfjacht gehouden waarbij niet zelden een premie werd uitgeloofd voor een ieder; die een bedelaar aanbracht. Meermalen sloegen de verschillen de gewesten de handen ineen en hield men een „generale jagt'' op de vagebonden. Om de eerzame burgers tegen den overlast der bedelaars en landloopers te beschermen, was er een bijzonder soort politie in het leven geroepen. Deze gerechtsdienaren waren doorgaaas in het rood ge kleed, zij hadden een grooten hond bij zich en waren met geweren ge wapend zij werden door het volk armenjagers" genoemd. Ook tegen woordige wor it door de overheid al het mogelijke in het werk gesteld om de bedelarij en de landlooperij te bestrijden. In verschillende steden heeft vooral de Dienst van het Maat schappelijk Hulpbetoon de studie van het bedelaarsvraagstuk ter hand genomen. Een voorname factor hierbij is, dat het publiek zijn vollen steun en medewerking verleent. Eenige jaren geleden werd door Maatschap- pelijken Steun te Amsterdam een lijst opgemaakt van de voornaamste bedelaars aldaar. Aan al deze per sonen werd medegedeeld, dat zij niet behoefden te bedelen, doch dat ge noemde Dienst bereid was steun te verleenen. Zeer vele bedelaars heb ben hiervan gebruik gemaakt. Het lot der bedelaars moet men niet altijd even tragisch opvatten, want niet alle bedelaars zijn even beklagenswaardig. Er zija er onder hen, die met bedelen goed hun brood verdienen. Vooral in Amerika maken de bedelaars goede zaken. Leden van de Universiteit van Chicago hebben veens een speciale studie ge wijd aan de bedelarij, waarbij zij tot de conclusie kwamen, dat de bede laar in Chicago van 5 tot 20 dollar per dag verdient. Eenigen tijd ge leden werd te New-York een man van allebei dinger verteld, die nie moij zien, mer weej zun 't er mer beej laote. 't Is vast en zeker, dat 't minse zien, die mer allennig op ur eige bedocht zien en vur enne andere, zelfs nie vur enne erreme mins, 't minste over hebbe. Den slokkert van enne kies jeskel hit ut ok al ondervonde, da ge heej den Kappusboer nie um dankbaarheid mot ankloppe. 'k Wed dat Mattesen Ties den jonge Kappusboer vur den twedde keer nie mer op zienne poekkel bekant en uur wied nao huus zal drage. 't Is anders gaar genne kwaoje mins, den Kiesjeskel en as ie an 't varlelle gut, dan motte ow half kepot mit um lache. Heej is ter genne, den za'l gaon smoekele of stéle, rner haas en kenient of ie dor zo skru- puulig op is, da weet ik nie. En is hit altied goej zin, den kei, al hit ie 't ok nie breed dor gunder- wiet ien 't ven. -- Jao, zei Anneke 'Pasman, mien moeder zei lést ok nog, dat 't genne slechte kei is en dat ie vroeger ok béter daag gekend haaj. Ik vien dat de mins zo'n par goejige ooge in zienne kop hit, ik wur der altied werrem van as ie me zo dieph der mit ankiekt den enkele keer dat ik um is ziej. Nou Anneke, zei haar vrien din Angenees, geej wet ok wel wie geej liever ankiekt, as zonnen aide Kiesjeskel. Bij dit gezegde kreeg Anneke weer een kleur, wat zij erg ver velend vond en ook Frans voelde zich gedrongen eens naar haar geairesteerd. omdat hij in de wagens van den ondergrondsche had ge bedeld. Het bleek, dat hij in ruim 5 minuten tijd niet minder dan 25.72 dollar had ontvangen. Bij zijn ver hoor verklaarde deze man, dat hij een slechte week heeft, indien hij niet minstens 20 dollar ontvangt. De meeste bedelaars te New-York en Chicago, die op de hoeken der straten en op de stations en trappen der ondergrondsche hun vaste plaats hebben, bieden een hartverscheuren- den aanblik. Ia werkelijkheid echter leidt deze bende van bedriegers (wat de meeste van hen inderdaad zijo) een vroolijk leven. Velen van hen wonen buiten in villa's en komen 's-morgens met een auto naar de stad voor hun „zaken". Eenige jaren geleden was te Ihicago de oude „strompeljames" een bekend bedelaarstype. Van huis uit was hij echter een welvermogend man Williams, zoo heette hij, was de zoon van welgestelde ouders, doch werd reeds vroegtijdig wees. Zijn vaderlijk erfdeel verspeelde hij geheel en al. Daarna trok hij als vagebond door het land, totdat hij trouwde. Na den dood van zijn vrouw vatte hij zijn vroeger zwer vend leven weer op, waarbij zijn dochtertje hem vergezelde. Op een van deze tochten kwam hij ook te Chicago aan, waar een arbeider uit medelijden een stuk brood aan zijn dochtertje gaf. Het brood zat in een krant gewikkeld. Williams las deze en zag opeens zija eigen naam staanhet bleek een oproep te zijn van de erfgenamen van zijn broer, die was overleden. In lompen gehuld, verscheen Wil liams voor den notaris, die hem eerst niet wilde gelooven. Na onderzoek bleek echter zijn identiteit, en werd hem de erfenis uitgekeerd, waardoor Williams weer in goeden doen kwam. Doch het nieuwe leven beviel hem niet met hart en ziel hing hij aan zijn oude beroep, en hij voelde, dal hij weer moest gaan bedelen. Zoo kwam hij er toe in de mor genuren in alle stilte zijn villa te verlaten en begaf zich dan langs omwegen naar een bedelaarsherberg, waar hij zijn „werkpak" aantrok. Niemand herkende in den armoedigen ellendigen bedelaar den rijken Wil liams, die aan zoovele officieele festiviteiten deelnam. Williams had veel sympathie voor alle armen en oogelukkigen, die hij ruimschoots hielp. De opbrengst van zijn eigen bedelarij besteedde hij dan ook hoofdzakelijk voor liefdadige doeleinden. Niemand heeft ooit ver moed, dat deze bedelaar zoo'n merk waardig dubbel leven leiddeeerst na zijn dood lekte het geheim uit. De koning der bedelaars was wel dr. James How, die niet lang geleden op 56 jarigen leeftijd overleed. On danks zijn opvoeding en rijkdom, koos hij zich geheel vrijwillig het vrije leven der straatzwervens, zonder ook maar een oogenblik te verlan gen naar 't comfortabele leven, het welk hij overeenkomstig zijn stand kon leiden. Dr. How studeerde aan Amerikaan- sche en Engelsche universiteiten in de medicijnen, doch onmiddellijk na zijn examen begon hij het zwervers leven, hetwelk hij tot aan zijn dood toe heeft geleid. Hij stichtte in Amerika de „Brotherhood Welfare Association", welke uit zwervers en vagebonden bestond en die in ver schillende steden van Amerika on- derafdeeling bezat. Voor het stichten van tehuizen voor zwervers gebruikte dr. How zijn geheele vermogen. Eenige jaren geleden bezocht hij Europa met het plan de Engelsche collega's met de Amerikaansche zwervers in een bond onder te bren gen en zoo mogelijk zijn vereeniging uit te breiden tot een internationale organisatie. Memoreer en wij ten slotte nog een merkwaardig soort bedelaars, n.m. de voddenrapers van Parijs. Bedelen in den eigenlijken zin van 't woord, doen deze lieden niet. In den vroegen morgen verlaten zij hun huizen, gewapend met een grooten zak, waarin zij stoppen, wat zij op bepaalde plaatsen en voor de huizen weten op te duiken. De meeste vod denrapers houden de traditie nog in eere, dat het beroep van vader op zoon overgaat. kant le kijken. Heur is jonges, zei Angenees 't werd tied da we opstappe, went anders trekt de percessie zonder ons weg. Jan, 't wurd tied, voegde Anneke er aan toe, went we mot te ok nog wat koope. Het gezelschap stond op, eerst gingen de meisjes alleen weg en een oogenblik later volgden de jonge mannen, nadat zij eerst de verteering betaald hadden. Aan de kraampjes op het kerk plein troffen zij elkander weer, maar ieder had het nu druk met het koopen van »pleiskes, mopkes en vantjes" Flipse Frans voelde zich ge drongen eens te loeren naar het kraampje waar Anneke aan het koopen was. Eindelijk zag hij de kans schoon en vlug op 't meisje toetredend, duwde hij haar heel geheimzinnig iets in de hand. Hier, Anneke, da's vur ow, dat motte goehd beware, da's en andenke. En meteen wipte hij lachend weer weg. Anneke keek voorzichtig rond om niemand haar beloerde en draaide zich toen met het gezicht naar de straat, in den hoek van den luifel der kraam om. Ze was nieuwsgierig te wetenk wat Frans haar in de hand ge duwd had en ontvouwde 't papier dat er om heen zat. 't Was een hartje van taai-taai een zoogenaamd Kevelaerspleske. De bovenzijde was bedekt met gesmolten, witte suiker en daar om heen was een krullend randje van rozenroode suiker gegoten WENKEN BIJ HET BROEDEN. Hoe meer de kip tot eiermachine gevormd wordt, m a.w. hoe verder we van de natuur afwijken, hoe slechter de eieren over het algemeen voor het broeden zullen zijo. De natuur laat zich niet ongelimiteerd in een bepaalde richting stuwen. Vandaar dat de klachten van slechte broedultkomsten ieder jaar toenemen. Waaraan zijn deze hoofd zakelijk toe te schrijven le. aan de kwaliteit der broed- eieren 2e. aan de behandeling der machine; 3e. aan de machine zelve. Welke eieren geven doorgaans de slechtste uitkomsten le. de eieren van jonge kippen, die tot een straffen leg zijn gefor ceerd, hetzij door kunstlicht, hetzij door te drijvend voer, hetzij door beiden. Men haalt uit de kippen, wat maar mogelijk is, zonder er voor te zorgen, dat zij in conditie blijven b.v. door wat méér hardvoer te geven, als het corpus te licht in gewicht komt, 2e. de eieren van kippen, waar veel-te-jonge hanen bij loopen. Vooral wie middelzware rassen houdt, weet daar telken jare van mee te praten. Komt men wat later in het seizoen, dus als de hanen intusschen wat ouder werden, dan wordt het beter. Maar doorgaans is het dan te laat. 3. de eieren van kippen, die paren moeten met hanen, welke elkaar niet verdragen. We zien heel vaak, dat er in het voorjaar nog een haan geplaatst wordt, hetzij er een dood |ing, hetzij er le weinig hanen waren. )oor de completeering, zoo vlak voor of soms in het seizoen, maakt men de zaak eer erger dan beter. Zeker, het aantal hennen kan te groot wezen, ia verband met het getal hanen, maar zulks is nog niet zoo erg, als dat de hanen mekaar niet verdragen. 4e. de eieien van kippen, die niet pullorumviij zijn Het mag als alge meen bekend verondersteld worden, dat bij een pullorumbesmette kip aan den eiertros dooiers van allerlei vorm en kleur voorkomen. Men ziet dm ook, dat bij de eieren van zulke kippen zeer veel „dood in den dop" komt, wat natuurlijk eene goede uitkomst zeer nadeelig beïavloedt. 5e. de eieren, die te oud zija of niet doelmatig werden bewaard. Her haaldelijk is reeds gewaarschuwd, om voor de machine geen eieren te nemen, die langer dan 7 a 8 dagen bewaard zijn. Deze raad wordt echter heel vaak in den wind geslagen. 6e. de eieren van kippen, die in het voer iets te kort kwamen. Dit laatste heel vaak bij vastzittende kippen in betrekkelijk kleine ruimte. Niet zelden waren bieten of mangels het eeoige „groenvoer." Nu willen wij deze gewassen niet ontraden, maar de z.g. bevruchtingsvitamine bevatten ze niet. Die zitten alleen in jroeiend groenvoer, zooals boere- rool, gespruite haver, snij rogge, gras, e.d. Verder ook in goede levertraan, Dohyftal, Denthavit e.d. preparaten Deze dienen, minstens 'n maand voordat men de broedeieren gaat verzamelen, volop aanwezig te zijn. Vandaar dat kippen, die in gras- rennen loopen, doorgaans de sterkste kiemen in de broedeieren geven. Nu men „zoo goedkoop" mogelijk tracht te voeren, zal het met de uitkomsten nog slechter gaan worden: een goed samengesteld voer heeft immers 'n machtigen invloed op de kwaliteit der broedeieren. De behandeling der machine is mede van zeer grooten invloed. Het povere resultaat komt menigmaal op rekening daarvan. De machine kan verkeerd staan, n 1. in een vertrek, waar de tempera tuur veel te veel schommelt, 't Is dan onmogelijk, om die schommeling in de machine te voorkomen. Ze zal zelfs nog grooter zijn dan daar buiten. Dit is vooral het geval, als de broedmachine, het broedvertrek, uit ziet op het Zuiden. De werking der zon zal dan de temperatuur op den dag omhoog jagea. Maar in den nacht is de invloed weg en dan gaat de kachel of de lamp vanzelf ook minder hitte afgeven, hoe dichter bij zonsopgang, hoe minder. Op den dag is 't dan in de machine veel te warm, in de morgenuren veel te koud. Nu is een beetje schomme ling niet direct noodlottig, maar de groote schommelingen in een vertrek op het Zuiden, als er niet geschermd wordt, wel, Verder moet het broedvertrek ijroot genoeg wezen, en daar hapert liet maar heel dikwijls aan bij kuiken broeders, welke over verscheidene machines beschikken. Dan komt er zuurstof (frissche lucht) te kort, en deze speelt toch zoo'n groote rol bij het kuiken, vóór en na de geboorte. De machine moet naar alle zijden waterpas staan en niet te dicht bij 't raam, ook niet dat er tocht of trek op valt. Tot de behandeling der maehine behoort ook het ventileeren en vochten. Naarmate het embryo in 't ei jrooter wordt, moet er meer geventi- eerd worden in de machine. De eerste week is het embryo nog niet veel, dus dan behoeft men ook maar weinig in de machine te ventileeren; de tweede week iets meer, maar de derde week meer dan op de meeste plaatsen gebeurt. Als men een broedlokaal heeft, dat op het N. uitziet, dan zal het vocht gehalte daar meestal wel voldoende zijn, vooral bij regenachtig en mistig weer. Zoo niet (bij schraal, droog weer) kan men den bodem van het hok bevochtigen, inzonderheid de laatste week. Wel is steeds noodig, dat er frissche lucht in 't broedlokaal kan komen. Dus wel flink ventileeren, zonder tocht op de machines te ver oorzaken, in het lokaal.. De machine zelf kan ook de schuld wezen, voornamelijk wanneer de isolatie onvoldoende is. Dit komt heel vaak voor bij die bijzonder „goedkoope" machiaes, welke aan geboden worden. Goedkoop is bij 't aanschaffen eener machine, meestal duurkoop 1 Op het witte binnenwerk van het hartje was een chromoplaalje van O L. Vrouw van Kevelaer en daaronder een smal reepje bedrukt papier geplakt, zooals men die bij de ulevellen pleegt le vinden: op dit briefje stond te lezen: In Kevelaer heb ik aan u gedacht En u dit pleske meegebracht. Anneke kreeg een kleur, die bijna kon wedijveren met het rozenroode suikerrandje van hel pleske en stopte het hartje zorg vuldig weg in 't spoormandje, dal ze in de hand droeg. Toen ze dien avond thuis alleen in haar opkamer was, bekeek zij het pleske nog eens aandachtig, maar ze dacht er niet aan het op te eten. Het was van oudbakken koek deeg, waarschijnlijk even taai als zoolleer, maar al was het ook hel fijnste confiseurswerk geweest, dan nog zij zich het als een zon de aangerekend hebben, er een landje in te zetten. 't Was immers een aandenken van Frans. En vele, vele jaren nadien, toen de haren onder de poffermuts wil geworden en haar eigen kinderen al volwassen waren, rustte het Kevelaerspleske nog steeds als relikwie in de afgesloten Iade van haar »kamenet". in het met zee schelpen bezette doosje, dat ze op de zusterschool gekregen had, naast het lichtblauwe halssnoer en de kralen armbandjes met het kleine gouden slotje en het parel moeren rozenkransdopje, het ge schenk van de Hooglievrouw, hij gelegenheid van haar eerste H Communie. Ruim een uur later trok de Meerhoutsche processie weer on der het zingen van een mooi Marialiedje uit Kevelaer naar het stille Maasdorpje, waar allen be houden aankwamen. Er was dien dag veel gebeden en lalen we hopen ook veel ver kregen. Een beetje gepast vermaak mag er gerust bijkomen. Berliner bol len met koffie en appeltaartjes met chocolade mogen nog, zonder gevaar van .aanmerking, onder de gepaste vermaken gerekend wor- en. XXII Wat Boer Pasmans overkwam. De Flammerlsche Hof was in rep en roer. Krist, de bouwknecht was zoo juisL teruggekomen en had den «baas naar huis gebracht, die op den grooten weg een onge luk gehad had. Ilij verhaalde juist aan de boerin Weej zagen 't ankome en ik liep wat ik loope kos der op aaf, mer we kosse er niks mer an doen, went 't was al gebeurd zo dreij gor.k 't vrow. Den baas voer en end vur ons ut mit den bruune en de leeg kar en weej kwame mit de weibeeste aachternao geleid. Den baas stond bove op de kar, zo tigge de schei an geleund. Toe kwaam dor op den dreij an disse kant van de berier zonne selderjuuse woon- wage an en dor begos den bruune af te schrikke en mer toesjoer achteruut te zette en dor op enne keer gong kar en pèrd van de

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5