TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Schijnbaar
onrechtvaardig
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de Kiesjeskèl
Vasten.
Varia.
Zoo zijn er... ook
bij ons
Zaterdag 2 Maart 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 9
Vele slechte mensclien op
aarde z\jn gelukkig, vele
goeden ongelukkig.
Het mopperen is den mensch in
geboren, zoodat hij moeilijk alles
kan goedkeuren en dat ook afbreekt
waar hij niets van begiijpt.
Waarom, wordt er vaak gezegd,
zijn vele slechten op aarde gelukkig
en vele goeden ongelukkig: hoe komt
dit nu overeen met dë rechtvaardig
heid van God
De een is een brave, eerlijke en
godsdienstige kerel en hij moet maar
ploeteren en de helft of bijna alles
wat hij onderneemt, mislukt.
De andere heeft met God nooit
op goeden voet gestaan, is met den
evenmensch verre van goed en hem
slaat alles mee.
Ge wilt zeggen, dat het huishou
den van God een beetje in de war
loopt en zijn bestuur mank gaat aan
ongelijke distributie.
Doch bij nader onderzoek blijkt
spoedig, dat bij dat geluk der slech
ten heel wat „Ersatz'* is en on
deugdelijke waar.
„GeluKkig", hiervoor is meer
noodig dan een auto, een buidel geld
en een vriendelijkcn groet van ken
nissen en onderdanen.
Zijt ge er wel zeker van, dat de
slechten gelukkig zijn
Hier is ook niet alles goud wat
blinkt.
Dat najagen van genoegens, om
in een soort van zwijmel te geraken,
om zich te bedwelmen door hunne
uiteenloopende genietingen, de zucht
om zich te verstrooien, lijkt den ge
wonen toeschouwer geluk, maar is
vaak niets anders dan een verstrooi
ing. om maar niet tot nadenken te
komen.
Denken ze aan hun manier van-
doen dan krijgen ze een afkeer van
zich zelf. Is dit geen bewijs, dat ze
niet gelukkig zijn „Maar het gaat
hun goed in hunne zaken 1 Alles
slaat hun mee, het geluk loopt hen
na 1
Wat een wonder. Vooreerst zijn
velen Diet kieskeurig in hunne mid
delen en, eerlijk of niet, ze passen
ze toe.
Dan. is er geen mensch zoo slecht
of hij heeft aan den evenmensch
eens een weldaad bewezen. En dit
beloont God, door hem hier succes
in zijn zaken te geven. Later heeft
hij misschien niets te verwachlen.
Een nieuw „maar": zijn er Diet
IndividueD, die van hun geweten
niets meer hooren. Ze zijn afgestompt
en zien het kwaad, dat ze bedrijveD
niet meer in: gewetenswroeging ken
nen ze niet I Daar hebben ze dus
geen last en ongenoegens van.
Dat is waar, maar bitter zijn deze
te beklagen: deze denken niet zich
te verbeteren en loopen blind in
hun ongeluk. Ze zijn gelijk gewor
den aan een dier en leven alleen
voor deze wereld. Sterven ze, zoo
als ze geleefd hebbeD, dan gaat het
hun bijster slecht. En hiervoor is de
kans zeer groot.
„Den goede kon het in ieder
geval wat meer voor den wind gaan
zult ge zeggen.
Het „kan" ja, maar het is niet
noodig; want is hij niet „goed" of
zoo goed geworden tengevolge van
den tegenslag. Voor iemand, die
verder ziet dan zijn neus lang is eD
die behalve klinkende munt en bank
biljetten ook de deugd en zielenadel
hoog schat, zijn armoede, leed en
tegenslag niet altijd een ongeluk en
een ramp.
Het kan zijn en „is" meestal een
zegen, die hem het bidden en geduld
leert, wilskracht geeft, waardoor hij
goed wordt.
Daarenboven, wat niet te vergeten
is: een christen is een soldaat. Hij
is op aarde om te strijden, niet voor
zijn plezier. Later kan hij rusten,
heel lang, een eeuwigheid.
De goede heeft bij zijn dood alles
te verwachten en de slechte heeft
zijn geluk dan gehad.
En „gehad" is een leelijk woord,
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Limburgsclie grenzen
door BERNARD VIELER.
23
Na lang geparlementeer en ge-
handel en nadat er nog drie rond
jes op gedronken waren, werd de
schipper kooper van de tien jonge
hanen voor den civielen totaal
prijs van veertien gulden.
Een kwartier later zalen de
beestjes aan boord in een kooi.
De schipper en zijn vrouw waren
erg verwonderd,, toen ze den
volgenden morgen de beesten hun
kikerie hoorden kraaien.
Eerst meenden ze, dat er hoogs
tens een of twee hanen bij waren,
maar toen ze 't later allemaal
vertikten om eieren te leggen, zei
de schipper:
Die beroerde kinkel met zijn
droumerig gezicht haait me toch
nog bedonderd en dat was toch
eigenlijk niet waar, want Ties
had nooit gezegd, dat het hennen
waren, maar alleen van dierkes
in het algemeen gesproken en
volgehouden, dat ze niet hroeisch
werden en dat was de zuivere
waarheid IN
Ofschoon 't reisseizoen nu feite
lijk weer aangebroken was, kon
Mattesen Ties er toch niet toe
besluiten zijn »kiesje" weer op te
De Vastenwet is zoo oud als de
geschiedenis van het menschdom
de eerste wet toch, welke God aan
het eerste menschenpaar oplegde,
was eene wet van onthouding, een
wet van vasten.
„Van alle vruchtboomen moogt gij
gebruiken", zoo sprak God, „maar
gij moogt de vrucht van den boom
der kenDis van goed en kwaad niet
eten, want zoo gij er van eet, zult
gij den dood sterven,"
De betreurenswaardige overtreding
van dit lichte gebod werd gestraft
met harde ontberingen en gedwon
gen boetvaardigheid. Later gaf God
nieuwe onthoudingswetten, en legde
Hij het volk van Israël mcecdere
Vastendagen op.
In het Boek van Mozes wordt er
jaarlijks een dag van algemeene boete
doening voorgeschreven (Groote
Verzoendag). Deze dag begon reeds
in den vooravond bij zonsondergang
vaa den „grootea Verzoendag"
zeiven. Gedurende die 24 uren moch
ten de Joden niets gebruiken. Be
halve deze groote vastendag werden
meermalen andere onlhoudiogsdagen
voorgeschreven, voo al om Gods
straffende hand tegen te houden, als
het volk van Israël om zijoe mis
daden met zware rampen werd ge
slagen of ook om in hachelijke om
standlgheden de hulp van Jehovah
af te smeekeD.
Zoo namen de bewoners van
Ninivé hun toevlucht tot boetvaar
digheid en onthouding, toen zij de
vreeselijke woorden van den profeet
Jonas vernamen „Nog 40 dagen en
Ninivé wordt verwoest'- (Jon. III).
Gedurende de belegering van
Bethulië door Holofernes wekten
Judith en de Hoogepriesters Eliacim
isgelijks de Joden op tot gebed en
vasteo, en op wonderdadige wijze
werd de stad gered uit de handen
der vijanden. En in latere tijdeD,
toen koningin Esther vernam welke
slannen Aman had gesmeed tegen
ïaar dierbaar volk en zij besloten
had ongevraagd voor den Koning te
verschijnen, gaf zij aan Mardochaeus
dezen ernstigen raad„Ga en roep
alle Israëlieten van Susan te samen,
bidt allen voor mij en vast drie
dagen en drie nachten zonder te
eten of te drinken ook ik zal met
mijne dienstmaagd op dezelfde wijze
vasten en daarna tot den KoniDg
gaan
In het Nieuwe Verbond werd de
VasteDwet niet opgeheven. Integen
deel, Christus, die ons allen een
voorbeeld was, vastte zelf 40 dagen
lang in de woestijn. Hij spoorde
Zijne leerlingen ook meermalen tot
deze boetedoening aan. In de eerste
Christentijden werd de les van onzen
Goddelijken Meester trouw ter harte
genomen, en zijn voorbeeld met
alleD eerbied nagevolgd. In alle
buitengewone omstandigheden voeg
den de eerste Christenen de Vasten
een voortdurend gebed. Zoo
groot was zelffs hun ijver, dat men
in die dagen van oprecht en held
haftig geloof nog geen enkele wet
noodig had om de geloovigen tot
vasten te verplichten. Eerst in het
midden der derde eeuw vinden wij
een wet, die een Vasten van 40
dagen vóór Paschen voorschrijft.
Volgens deze wet namen de Christe
nen maar eenmaal op den dag hun
maaltijd, en dat „in den noen." dat
is „hora nona," te 3 ure in den
namiddag, ofwel 's avonds tegen
zonsondergang. Daarenboven aten
zij geen vleesch en dionken zij geen
wijn.
Vele Christenen, die de boetvaar
digheid zoo ver mogelijk wilden
drijven, namen des avonds alleen
een stuk brood met zout of wel
groenten in water bereid. Vooral in
de Goede of Heilige Week werd de
Vastenwet zeer streng gehouden,
Velen toch bleven twee of drie
dagen achtereen zonder de minste
spijs of drank. Op Goeden Vrijdag
zeiven durfde geen enkel Christen
een bete broods gebruiken, maar de
onthouding werd voortgezet tot op
Paasch Zaterdag.
De Vasten duurde wel 40 dagen,
maar het was geen algemeene ge
woonte 40 „achtereenvolgende"
dagen te vasten, zooals thans (oa
tuurlijk met de onderbreking van
den Zondag). In de eerste tijden
onderbraken de Christenen iedere
week meermalen hunne boetvaardig
heid, Zij zorgden echter, dat zij
tenminste 40 dagen in vasten hadden
doorgebracht.
Daarom begonnen sommigen hun
40 daagsche Vasten op den 50sleD
dag vóór Paschen, anderen op den
60en, en wederom aDdereo, die mis
schien om lichamelijke zwakheden
of zwaren arbeid niet in staat waren
meerdere dagen achtereenvolgens in
strenge onthouding door te brengen,
maakten reeds een aanvang op den
70en dag vóór Paschen. Vandaar de
namen Zondag Septuagesima (De
Zeventigste), Sexagesima (de Zestig
ste) en Quinquagesima (de Vijftigste)
Onder deze namen zijn die Zondagen
thans nog bekend ieder jaar moet
het Officie dier Zondagen worden
gebeden en de H. Mis van den dag
worden opgedragen. Op Septuage
sima zwijgt ook het opgewekte
Alleluja."
Eerst in 511 en daarna in 541
besloten de Pausen in verschillende
Kerst vergaderingen een wet uit te
vaardigen, waarin voor de geheele
Katholieke Kerk de Vasten op
denzelfden dag een aanvang Dam en
op dezelfde wijze moest gehouden
worden.
nemen en zijn oude zwerftochten
hervatten, want hij vond hel
nog lang zoo slecht niet in Meer
hout, al woonde hij dan ook maar
n een vervallen bungalow.
Waarachlig, 't begon hem hoe
langer hoe beter te bevallen,
XXI
Jongens en meisjes van Meerhout
Sedert Ma'.tesen Ties zijn intrek
in de schaapskooi aan het Graven
ven, achter in den Meerhoutschen
uithoek genomen had, kreeg hij
gelegenheid zijn dochter alle Zon-
Feestdagen te zien, wanneer
hij naar de hoogmis in het dorp
ging-
De Flammertsehe boer en zijn
vrouw waren gewoon naar de
vroegmis te gaan. 's Zomers, als
het weer goed was, gingen ze
meestal te voet, maar in 't slechte
jaargetijde of wanneer het weer
ongunstig was, spande de lange
Krist, »den bouwmeister"
den Belsen moorkop voor het
Bossche karretje en reed de baas
met de vrouw naar de kerk.
Op die manier had »de schonne
toer" met de bloemen en breede
zijden linten op de muts van de
boerin niets te lijden, want »der
kos gebeure watter wooi", de
Flammertsehe boerin had altijd de
mooiste en duurste »toer en muls"
die er in de kerk getoond werd.
Als vader en moeder dan naar
de kerk waren, zorgde Anneke er
voor dat in huis alles »op regel"
kwam en dat de koffie gereed
stond als haar pleegouders terug
keerden.
Moderne huwelyken.
In vele hedeDdaagsche huwelijken
leven man en vrouw als zon en maan,
de een gaat weg of de andere komt.
In zulke huwelijken begint de man
met het lezen van Schillers „Waarde
der ViouweD," doch na eenigen tijd
bestudeert hij ijverig een ander ge-
d ebt van denzelfden dichter „Het
gevecht met den draak."
In zulke huwelijken is de liefde als
het bruiloftskleed, dat slechts een dag
gedragen wordt en daarna nooit
meer te voorschijn komt.
In zulke huwelijken is de onder
linge genegenheid niet zelden gelijk
aan een film eener cinematograaf,
waarop geschreven stond
„Eeuwige liefde."
Duur anderhalf uur.
Dan paradeerde de «posteliene"
koffiekan met de «neej kopkes" in
de goei kamer op de eikenhouten
tafel naast de omvangrijke eigen
gebakken »weiteweg mit schenk
of worst".
Want Zondagsmorgens werd er
een uitzondering gemaakt dan
dronken de baas en de vrouw
met Anneke koffie in de goei
kamer; op de andere dagen
werden de maaltijden met de
knechts en meiden tesamen in de
ruime keuken genomen.
Na de koffie begon Anneke zich
voor den kerkgang gereed te
maken.
Dan ging ze naar 't opkamerke
haalde haar Zondagsche muts uit
de kartonnen doos te voorschijn,
tooide zich met deze voor
sommige vrouwen werkelijk heel
kleedzame hoofdbedekking.
Dan kwam de laftzijden pellerien
met de zijden franjes voor den
dag en, als ze die omgeslagen had
mankeérde er niets meer als het
communiekerkboek met gouden
sluiting dan was ze gereèd.
Gewoonlijk was onder die be
drijven haar vriendin Angenees
de dochter van de weduwe Schra
gen die nog een heel eind ver
achter den Flammertschen Hof,
dor gunderwiet ien de Lakei"
woonde, al aan komen loopen, om
Anneke af te halen en te samen
gingen ze dan arm in arm naar
aët dorp.
Als hinden zweefden ze over
den weg nee, wöcht is efkes
hinden en reetjes zweven niet,
die maken eigenlijk meer van die
rare sprongen. maar waarom
zullen we er ona moe overmaken
Is dat hier ook zoo
Men heeft elders een onderzoek
ingesteld, hoe men den vrijen tijd
eo den vrijen Zaterdagmiddag benut,
doch het antwoordt luidt niet ver
heugend.
Voor zoover men kon nagaan was
het benutten vaa den meerderen vrijen
tijd, dien de werklieden verkregen
hebben, niet gericht op ontwikkeling
van den geest.
De ouderen, zoo heet het verder,
weten nog het best hun tijd nuttig
te besteden in het huisgezin of met
handenarbeid, afwijkend van bun
dagelijksche bezigheden.
Maar in de stad schijnen bet de
bioscopen en sportvoorstellingen te
zijn die bet grootste deel van den
vrijen tijd ionemen, voornamelijk
voor de jongeren.
Zou het hier beter zijn. We hopen
van ja, maar we vreezen tegelijk, dat
een onderzoek hier ingesteld, slechte
resultaten zou hebben.
Dikwijls hoort men zeggen, Ja. er
is tegenwoordig zooveel kennis, ont
wikkeling noodig om vooruit te
komen, en de verstandige ouders
laten hunne kinderen terdege en lang
leeren.
Doch men is nooit te oud om te
leeren, en zij, die vroeger minder tijd
er voor hadden, kunnen nu veel
schade inhalen.
De jongere arbeiders moeten be
denken, dat iemand met sport en
plezier het nooit ver in de wereld
gebracht heeft, doch wel met ernstig
aanpakken. Weet van uw vrijen tijd
veel aan ontwikkeling te besteden,
later hebt ge er het voordeel van.
De waarde van een borrel,
Een schrijnwerker werkte met een
kameraad aan een groote fabiiek
Zoo dikwijls zijn kameraad wegging
om een borrel te drinken, legde de
schrijnwerker het geld ter zijde, dat
hij zon hebben uitgegeven, ware hij
telkens met zijn kameraad meegegaan,
zooals deze verlangde. Vijf jaar hield
hij zulks vol. Toen was hij ia het
bezit van bij en bij duizend guldeD.
Zijn kameraad was een arme, onver
beterlijke dronkaard.
China blijft optreden tegen
Westersche modernheden.
Met buitengewone snelheid grijpt
in China de beweging om zich heeD,
die zich keert tegen de uitingen der
moderne Westersche mode.
Thans heeft het gemeentebestuur
van Peking weer bepaling afgekon
digd inzake de kleeding der vrouwen.
O.d. mogen zij niet op straat ver
schijnen in pyama en sandalen of in
shirts. Mouwen moeten tot aan den
elleboog reiken, rokken tot over de
knieën en de kleeding mag niet te
sterk getailleerd zijn.
Naaisters en kleermakers, die
kleeding maken voor hun vrouwelijke
clientèle, waarbij met deze bepalingen
geen rekening wordt gehouden, krij
gen zware boete. (Maasbode).
Verzekering, maar geen aalmoes.
Werken dat is voor den werkman
middel van bestaan.
Maar hij kan ziek worden, invalide
worden en oud worden, en buiten
schuld werkloos.
In die omstandigheden mist hij dat
middel geheel of gedeeltelijk.
Daar moet in voorzien worden.
Daartoe dient de sociale verzeke
ring.
Deel van 't loon wordt daar
voor afgestaan.
En te zijner tijd maakt de betref
fende werkman gebruik van z'n recht.
Algemeen premievrij staatspensioen
is 'n aalmoes.
Het beginsel van de sociale ver
hoe de beide jonge meisjes over
den weg liepen.
En nu nog iets ik zou erg
gaarne gedispenseerd willen zijn
van de verplichting om eene be
schrijving te geven hoe de beide
jonge meisjes er uitzagen.
Het is zoo'n kritisch werk, het
beschrijven van knappe jonge
vrouwen, want wat de eene voor
mooi houdt, vindt de andere
leelijk.
Maar nog eens zij 't gezegd: 'n
paar mooie meisjes waren het en
die er wat meer van wil weten,
moet het maar gaan vragen aan
de Meerhoulsche jongens, die des
Zondags voor en na de hoogmis
voor de kerk »ien en klochl» bij
elkaar stonden om de dorpsschoo-
nen te lalen passeeren.
Als de kerk uit is, komt eerst
het mansvolk er uit dan vol
gen langzamerhand ook de jonge
meisjes
Daar buiten kan men hier en
daar uit deze of gene groep een
kwinkslag of een uitroep hooren,
die gewoonlijk van de zijde der
giechelende meisjes r.iet onbeant-
woordt blijft en vaak worden er
heel rake repartis gegeven.
Maar 't gaat dan al zoo lang
zaam aan naar den middag en
veie der kerkgangers hebben nog
een langen weg te maken, wes
halve de meesten zich niet langer
blijven ophouden.
In den namiddag komen velen
nog eens voor den tweeden keer
bijeen, als ze naar de Heilige
Familie en het Lof gaan.
Op den eersten Zondag in Juli
werd het kerkpatroonfeest in
Meerhout gevierd en dien dag
zekering is 'n christelijk beginsel.
Het houdt de waardigheid van den
arbeid en den arbeider hoog.
Zoo denken wij katholieken er
over.
Vóór 45 jaar stelde reeds de
Katholieke afgevaardigde Graaf de
Mun de sociale verzekering voor in
Frankrijk.
Maar zijn voorstel werd niet aan
vaard 1
En een paar jaar geleden is de
wet op de sociale verzekering daar
aangenomen, in het land, waar de
socialisten al zooveel jaren de eerste
viool hanteeren kunnen.
Gelukkig heeft men ook daar de
sociale verzekering, en niet de staats-
aalmoes tot wet verheven 1
Negerwysheid.
Die zijn onderdanigheid betuigt
aan twee koningen, die elkaar niet
beminnen, wordt bekneld tusschen
twee bergen.
.Ik zal u morgen geven" wordt
overtroffen door „neem deze kleinig
heid."
Het paleis is moeilijk te genaken,
al staat de deur open.
De dood blaast niet op de trompet,
De mensch is als water, bij wordt
uitgestort, ge raapt bem niet meer op.
Een groote naam belet het meisje
niet ongelukkig te worden.
Niemand valt in het vuur en haalt
er hee! zijn huid uit.
Pierre l'Ermite vertelt van „Een
krankzinnige schoonzoon
De aanstaande schoonmoeder is
om te...
Heeft ze het wel goed gehoord
Ze meent verstaan te hebben dat
baar toekomstige schoonzoon zei
Ik zou gelukkig zijn met een
buisgezin van twaalf kinderen 1...?
Ik heb toch wel goed gehoord.
Man, hij zei immers twaalf...?
Ja... twaalf...
Hij is krankzinnig
Ik zeg nog eens hij is krank
zinnig Arme moeders 1 Maar jij
zegt niets 1
Wat moet ik zeggen
Je moest zeggen dat wij. bij
zulke vooruitzichten, het recht niet
hebben ons kind aan dien beul over
te leveren 1...
Je durft nog ai wat te zeggen!
Eo jij zwijgt maar 1...
De goeie jongen heeft dat zoo
maar gezegd, bij wijze van spreken...
neemt het ook aanstonds zoo
tragisch op 1
En jij neemt het veel te gemoe
delijk op 1...
Maar als zij van hem houdt,
en denkt zooals hij
Zwijg jelui mannen zijt allen
egoïsten.... Als man en vrouw 't om
beurten eens moesten meemaken;
alle gezinnen bestonden uit drie per
sonen I-..
Hoezoo dat
Hoezoo?... Omdat de arme
vrouw zich er wel toe zou leenen
om te beginnen, maar de man, nooitl
Maar wat wil je dan eigenlijk?
Wat ik wil Ik ga dien mijn
heer een brief schrijven...
Pas maar op daar komt niet
zoo licht een ander
Zoo een
Mevrouw gaat voor haar ingelegde
schrijftafel zitten.
was er altijd groote plechtigheid
in de kerk.
Dan was er een hoogmis met
drie heeren, met assistentie van
een pater uit hel klooster te Ven-
ray en het zangkoor deed dan
altijd buitengewoon zijn best.
"t Waren wel geen allereerste
krachten, maar de wil was goed.
De tenoren leden aan het euvel,
dat de meeslen hunner en 'l
waren er heelemaal maar een
stuk of zes aftands waren en
niet goed meer bij de hooge tonen
konden.
Bij de bassen was de kwaliteit
der stemmen niet slecht, maar bij
enkelen liet het muzikale gehoor
te wenschen over, zoodat zij
meestal een beetje langs de kant
jes zongen.
De eenige, die een gunstige
uitzondering maakte, was de
onderwijzer Frans Philipsen of
Flipse Frans, zooals hij vanaf den
schooltijd door zijn kameradeD
genoemd werd.
Deze jonge man had een zeer
welluidende baritonsiem en veel
mmikalen aanleg en gevoel. In
de harmonie speelde hij de eerste
pis'on en als hij er niet bij was,
liep gewoonlijk de heele boel in
het honderd.
Het zangkoor stond onder de
leiding van den «urgelist» Hansen
Doerel, evenals de harmonie, wier
directeur hij was.
Hij heette eigenlijk Henricus
Hansen, maar dal was maar aan
zeer weinigen bekend in de
wandeling werd hij altijd Hansen
Doerel genoemd, omdat hij »zo
8chon op den urgel kos doerelen»
Hi] woonde samen mei een on
Mijnheer,
Gisterenavond hebt u ernstige
woorden gebezigd, het is niet moge
lijk voor een moederhart, daar niet
op terug te komen. U hebt gezegd
dat u graag twaalf kinderen zou
hebben 1 Ik wil hopen dat het maar
zoo'n grap van u geweest. Zooniet,
tot welk een sombere toekomst zou
u ons kind veroordeelen I Welke
kinderen zou ze krijgen Welke
gezondheid en welk vermogen zou
bestand zijn legen zulk een waanzinl
Ik wil u wel bekennen, dat ik er
vannacht niet om geslapen heb....
Er volgt een duel van kaarten...
Mevrouw,
Hoe gaat het dan in andere landeD,
waar tegenwoordig en ocder dezelfde
omstandigheden als bij ons, veel
meer kinderen zijn dan bij ons Hoe
moet het gaan bij de arbeiders, die
trouwen zonder een cent vermogen
Mijnheer, juist, u is geen arbei
der, die niets bezit en daarom ook
niets te verliezen heeft. Zij kunnen
kioderen krijgen zooveel als ze willen.
Maar mijn dochter, mijnheer, heeft
een bruidschat... een mooie bruidschat.
Maar mevrouw, met zoo'n
mooie bruidschat kunnen we best
twaalf kindeten grootbrengen.
Dan hebben ze toch geen
fortuin meer, mijnheer 1
We zuilen ze in staat stellen,
mevrouw, om leder een klein for
tuintje te verwerven. En dan, hoe
veel menschen leven er op de wereld
maken zich beroemd zonder het
minste vermogen O.L. Heer zegent
de groote gezinnen.
Maar, mijnheer, Hij geeft ze
niet te eten
Maar O.L. Heer geeft toch te
eten aan dat heele groote gezin dat
menschdom noemt.
In elk geval, Mijnheer, mijn
kind is niet zoo sterk...
Mevrouw, dan moet ge uw
kind verplegen, maar het niet laten
trouwen 1...
Laten we tot een vergelijk
komen U wilt er twaalf. Mijnheer,
ik vind goed, zes. Neemt U het aan?
Ik neem aan. Mevrouw, al die
kleine schepseltjes, die O.L. Heer
ons vanuit het paradijs zal zenden...
Zoo ging het nog eenigen tijd door.
De lijn was strak gespannen, maar
brak nog niet.
De schoonvader was een brave
man. Het meisje wil alles, wat bij
wil, dien ze lief heeft. Op het oogen-
blik is zij zelf buiten het geding
heeft baar rechten overgedragen
aan haar moeder, die ze zich heeft
aangematigd.
Men wordt het wel niet eens, maar
het plan blijft staan.
Men gaat zelfs woningen bezich
tigen.
Trappen worden beklommen, men
waagt zich in de lift...
Eens daags vindt het drietal, tus
schen bitse gesprekken door, wat
het zoekt. Een flink kwartier, vier
groote slaapkamers, overal zon en
□iet te duur.
Een enkelen keer is schoonmama
het eens met haar aanstaanden schoon
zoon.
Deze gelegenheid moeten ze niet
laten voorbijgaan.
Een onderhoud met den buis
eigenaar, een oud, verschrompeld
heertje.
U zult er wel niet lang over
behoeven te denken, als ik het Iaat
bekend maken, komen er liefhebbers
bij de vleet.
Maar er zijn veel reparaties te
doenmerkt de joDge man op.
gehuwde zuster, die door het
geheele dorp bekend stond als
tante Stans.
Ze had een kleinen winkel,
waar ze kruidenierswaren, manu
facturen, borstelwerk en potjes en
pannen verkocht, waarbij ze ook
geholpen werd door een nichtje,
de dochter van haar overleden
zuster.
Haar broer ging geheel op in
de kunst want behalve dat hij
het orgel in de kerk bespeelde.
eens in de week de repetitie
der harmonie leidde, voerde hij
overigens letterlijk niets uit, ten
zij dat hij nu en dan eens een
paar pianolessen gaf aan leerlin
gen, die gewoonlijk de kunst al
leel gauw weer aan den spijker
hingen, om zich geheel met hart
en zinnen te wijden aan het han
teeren der mestvork cf 't melken
der koeien.
Op dien bewusten kerkpatroons-
zondag zongen ze op het koor de
mis van Heintze, die door Hansen
Doerel vanaf de orgelbank gediri
geerd werd, meestal met uitroepen
en aanwakkeringen, een enkele
maal ook meteen zwaaiende be
weging van een der armen, als
hij de een of andere een oogen-
blik van hel klavier verwijderen
durfde.
Voor dat ze begonnen scherpte
hij de koristen nog eens flink in,
vooral goed op te letten en hun
best te doen.
Wordt vervolgd.