TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Schijnbaar onrechtvaardig FEUILLETON. Mattesen Ties de Kiesjeskèl Vasten. Varia. Zoo zijn er... ook bij ons Zaterdag 2 Maart 1935 Zes en vijftigste Jaargang No 9 Vele slechte mensclien op aarde z\jn gelukkig, vele goeden ongelukkig. Het mopperen is den mensch in geboren, zoodat hij moeilijk alles kan goedkeuren en dat ook afbreekt waar hij niets van begiijpt. Waarom, wordt er vaak gezegd, zijn vele slechten op aarde gelukkig en vele goeden ongelukkig: hoe komt dit nu overeen met dë rechtvaardig heid van God De een is een brave, eerlijke en godsdienstige kerel en hij moet maar ploeteren en de helft of bijna alles wat hij onderneemt, mislukt. De andere heeft met God nooit op goeden voet gestaan, is met den evenmensch verre van goed en hem slaat alles mee. Ge wilt zeggen, dat het huishou den van God een beetje in de war loopt en zijn bestuur mank gaat aan ongelijke distributie. Doch bij nader onderzoek blijkt spoedig, dat bij dat geluk der slech ten heel wat „Ersatz'* is en on deugdelijke waar. „GeluKkig", hiervoor is meer noodig dan een auto, een buidel geld en een vriendelijkcn groet van ken nissen en onderdanen. Zijt ge er wel zeker van, dat de slechten gelukkig zijn Hier is ook niet alles goud wat blinkt. Dat najagen van genoegens, om in een soort van zwijmel te geraken, om zich te bedwelmen door hunne uiteenloopende genietingen, de zucht om zich te verstrooien, lijkt den ge wonen toeschouwer geluk, maar is vaak niets anders dan een verstrooi ing. om maar niet tot nadenken te komen. Denken ze aan hun manier van- doen dan krijgen ze een afkeer van zich zelf. Is dit geen bewijs, dat ze niet gelukkig zijn „Maar het gaat hun goed in hunne zaken 1 Alles slaat hun mee, het geluk loopt hen na 1 Wat een wonder. Vooreerst zijn velen Diet kieskeurig in hunne mid delen en, eerlijk of niet, ze passen ze toe. Dan. is er geen mensch zoo slecht of hij heeft aan den evenmensch eens een weldaad bewezen. En dit beloont God, door hem hier succes in zijn zaken te geven. Later heeft hij misschien niets te verwachlen. Een nieuw „maar": zijn er Diet IndividueD, die van hun geweten niets meer hooren. Ze zijn afgestompt en zien het kwaad, dat ze bedrijveD niet meer in: gewetenswroeging ken nen ze niet I Daar hebben ze dus geen last en ongenoegens van. Dat is waar, maar bitter zijn deze te beklagen: deze denken niet zich te verbeteren en loopen blind in hun ongeluk. Ze zijn gelijk gewor den aan een dier en leven alleen voor deze wereld. Sterven ze, zoo als ze geleefd hebbeD, dan gaat het hun bijster slecht. En hiervoor is de kans zeer groot. „Den goede kon het in ieder geval wat meer voor den wind gaan zult ge zeggen. Het „kan" ja, maar het is niet noodig; want is hij niet „goed" of zoo goed geworden tengevolge van den tegenslag. Voor iemand, die verder ziet dan zijn neus lang is eD die behalve klinkende munt en bank biljetten ook de deugd en zielenadel hoog schat, zijn armoede, leed en tegenslag niet altijd een ongeluk en een ramp. Het kan zijn en „is" meestal een zegen, die hem het bidden en geduld leert, wilskracht geeft, waardoor hij goed wordt. Daarenboven, wat niet te vergeten is: een christen is een soldaat. Hij is op aarde om te strijden, niet voor zijn plezier. Later kan hij rusten, heel lang, een eeuwigheid. De goede heeft bij zijn dood alles te verwachten en de slechte heeft zijn geluk dan gehad. En „gehad" is een leelijk woord, Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Limburgsclie grenzen door BERNARD VIELER. 23 Na lang geparlementeer en ge- handel en nadat er nog drie rond jes op gedronken waren, werd de schipper kooper van de tien jonge hanen voor den civielen totaal prijs van veertien gulden. Een kwartier later zalen de beestjes aan boord in een kooi. De schipper en zijn vrouw waren erg verwonderd,, toen ze den volgenden morgen de beesten hun kikerie hoorden kraaien. Eerst meenden ze, dat er hoogs tens een of twee hanen bij waren, maar toen ze 't later allemaal vertikten om eieren te leggen, zei de schipper: Die beroerde kinkel met zijn droumerig gezicht haait me toch nog bedonderd en dat was toch eigenlijk niet waar, want Ties had nooit gezegd, dat het hennen waren, maar alleen van dierkes in het algemeen gesproken en volgehouden, dat ze niet hroeisch werden en dat was de zuivere waarheid IN Ofschoon 't reisseizoen nu feite lijk weer aangebroken was, kon Mattesen Ties er toch niet toe besluiten zijn »kiesje" weer op te De Vastenwet is zoo oud als de geschiedenis van het menschdom de eerste wet toch, welke God aan het eerste menschenpaar oplegde, was eene wet van onthouding, een wet van vasten. „Van alle vruchtboomen moogt gij gebruiken", zoo sprak God, „maar gij moogt de vrucht van den boom der kenDis van goed en kwaad niet eten, want zoo gij er van eet, zult gij den dood sterven," De betreurenswaardige overtreding van dit lichte gebod werd gestraft met harde ontberingen en gedwon gen boetvaardigheid. Later gaf God nieuwe onthoudingswetten, en legde Hij het volk van Israël mcecdere Vastendagen op. In het Boek van Mozes wordt er jaarlijks een dag van algemeene boete doening voorgeschreven (Groote Verzoendag). Deze dag begon reeds in den vooravond bij zonsondergang vaa den „grootea Verzoendag" zeiven. Gedurende die 24 uren moch ten de Joden niets gebruiken. Be halve deze groote vastendag werden meermalen andere onlhoudiogsdagen voorgeschreven, voo al om Gods straffende hand tegen te houden, als het volk van Israël om zijoe mis daden met zware rampen werd ge slagen of ook om in hachelijke om standlgheden de hulp van Jehovah af te smeekeD. Zoo namen de bewoners van Ninivé hun toevlucht tot boetvaar digheid en onthouding, toen zij de vreeselijke woorden van den profeet Jonas vernamen „Nog 40 dagen en Ninivé wordt verwoest'- (Jon. III). Gedurende de belegering van Bethulië door Holofernes wekten Judith en de Hoogepriesters Eliacim isgelijks de Joden op tot gebed en vasteo, en op wonderdadige wijze werd de stad gered uit de handen der vijanden. En in latere tijdeD, toen koningin Esther vernam welke slannen Aman had gesmeed tegen ïaar dierbaar volk en zij besloten had ongevraagd voor den Koning te verschijnen, gaf zij aan Mardochaeus dezen ernstigen raad„Ga en roep alle Israëlieten van Susan te samen, bidt allen voor mij en vast drie dagen en drie nachten zonder te eten of te drinken ook ik zal met mijne dienstmaagd op dezelfde wijze vasten en daarna tot den KoniDg gaan In het Nieuwe Verbond werd de VasteDwet niet opgeheven. Integen deel, Christus, die ons allen een voorbeeld was, vastte zelf 40 dagen lang in de woestijn. Hij spoorde Zijne leerlingen ook meermalen tot deze boetedoening aan. In de eerste Christentijden werd de les van onzen Goddelijken Meester trouw ter harte genomen, en zijn voorbeeld met alleD eerbied nagevolgd. In alle buitengewone omstandigheden voeg den de eerste Christenen de Vasten een voortdurend gebed. Zoo groot was zelffs hun ijver, dat men in die dagen van oprecht en held haftig geloof nog geen enkele wet noodig had om de geloovigen tot vasten te verplichten. Eerst in het midden der derde eeuw vinden wij een wet, die een Vasten van 40 dagen vóór Paschen voorschrijft. Volgens deze wet namen de Christe nen maar eenmaal op den dag hun maaltijd, en dat „in den noen." dat is „hora nona," te 3 ure in den namiddag, ofwel 's avonds tegen zonsondergang. Daarenboven aten zij geen vleesch en dionken zij geen wijn. Vele Christenen, die de boetvaar digheid zoo ver mogelijk wilden drijven, namen des avonds alleen een stuk brood met zout of wel groenten in water bereid. Vooral in de Goede of Heilige Week werd de Vastenwet zeer streng gehouden, Velen toch bleven twee of drie dagen achtereen zonder de minste spijs of drank. Op Goeden Vrijdag zeiven durfde geen enkel Christen een bete broods gebruiken, maar de onthouding werd voortgezet tot op Paasch Zaterdag. De Vasten duurde wel 40 dagen, maar het was geen algemeene ge woonte 40 „achtereenvolgende" dagen te vasten, zooals thans (oa tuurlijk met de onderbreking van den Zondag). In de eerste tijden onderbraken de Christenen iedere week meermalen hunne boetvaardig heid, Zij zorgden echter, dat zij tenminste 40 dagen in vasten hadden doorgebracht. Daarom begonnen sommigen hun 40 daagsche Vasten op den 50sleD dag vóór Paschen, anderen op den 60en, en wederom aDdereo, die mis schien om lichamelijke zwakheden of zwaren arbeid niet in staat waren meerdere dagen achtereenvolgens in strenge onthouding door te brengen, maakten reeds een aanvang op den 70en dag vóór Paschen. Vandaar de namen Zondag Septuagesima (De Zeventigste), Sexagesima (de Zestig ste) en Quinquagesima (de Vijftigste) Onder deze namen zijn die Zondagen thans nog bekend ieder jaar moet het Officie dier Zondagen worden gebeden en de H. Mis van den dag worden opgedragen. Op Septuage sima zwijgt ook het opgewekte Alleluja." Eerst in 511 en daarna in 541 besloten de Pausen in verschillende Kerst vergaderingen een wet uit te vaardigen, waarin voor de geheele Katholieke Kerk de Vasten op denzelfden dag een aanvang Dam en op dezelfde wijze moest gehouden worden. nemen en zijn oude zwerftochten hervatten, want hij vond hel nog lang zoo slecht niet in Meer hout, al woonde hij dan ook maar n een vervallen bungalow. Waarachlig, 't begon hem hoe langer hoe beter te bevallen, XXI Jongens en meisjes van Meerhout Sedert Ma'.tesen Ties zijn intrek in de schaapskooi aan het Graven ven, achter in den Meerhoutschen uithoek genomen had, kreeg hij gelegenheid zijn dochter alle Zon- Feestdagen te zien, wanneer hij naar de hoogmis in het dorp ging- De Flammertsehe boer en zijn vrouw waren gewoon naar de vroegmis te gaan. 's Zomers, als het weer goed was, gingen ze meestal te voet, maar in 't slechte jaargetijde of wanneer het weer ongunstig was, spande de lange Krist, »den bouwmeister" den Belsen moorkop voor het Bossche karretje en reed de baas met de vrouw naar de kerk. Op die manier had »de schonne toer" met de bloemen en breede zijden linten op de muts van de boerin niets te lijden, want »der kos gebeure watter wooi", de Flammertsehe boerin had altijd de mooiste en duurste »toer en muls" die er in de kerk getoond werd. Als vader en moeder dan naar de kerk waren, zorgde Anneke er voor dat in huis alles »op regel" kwam en dat de koffie gereed stond als haar pleegouders terug keerden. Moderne huwelyken. In vele hedeDdaagsche huwelijken leven man en vrouw als zon en maan, de een gaat weg of de andere komt. In zulke huwelijken begint de man met het lezen van Schillers „Waarde der ViouweD," doch na eenigen tijd bestudeert hij ijverig een ander ge- d ebt van denzelfden dichter „Het gevecht met den draak." In zulke huwelijken is de liefde als het bruiloftskleed, dat slechts een dag gedragen wordt en daarna nooit meer te voorschijn komt. In zulke huwelijken is de onder linge genegenheid niet zelden gelijk aan een film eener cinematograaf, waarop geschreven stond „Eeuwige liefde." Duur anderhalf uur. Dan paradeerde de «posteliene" koffiekan met de «neej kopkes" in de goei kamer op de eikenhouten tafel naast de omvangrijke eigen gebakken »weiteweg mit schenk of worst". Want Zondagsmorgens werd er een uitzondering gemaakt dan dronken de baas en de vrouw met Anneke koffie in de goei kamer; op de andere dagen werden de maaltijden met de knechts en meiden tesamen in de ruime keuken genomen. Na de koffie begon Anneke zich voor den kerkgang gereed te maken. Dan ging ze naar 't opkamerke haalde haar Zondagsche muts uit de kartonnen doos te voorschijn, tooide zich met deze voor sommige vrouwen werkelijk heel kleedzame hoofdbedekking. Dan kwam de laftzijden pellerien met de zijden franjes voor den dag en, als ze die omgeslagen had mankeérde er niets meer als het communiekerkboek met gouden sluiting dan was ze gereèd. Gewoonlijk was onder die be drijven haar vriendin Angenees de dochter van de weduwe Schra gen die nog een heel eind ver achter den Flammertschen Hof, dor gunderwiet ien de Lakei" woonde, al aan komen loopen, om Anneke af te halen en te samen gingen ze dan arm in arm naar aët dorp. Als hinden zweefden ze over den weg nee, wöcht is efkes hinden en reetjes zweven niet, die maken eigenlijk meer van die rare sprongen. maar waarom zullen we er ona moe overmaken Is dat hier ook zoo Men heeft elders een onderzoek ingesteld, hoe men den vrijen tijd eo den vrijen Zaterdagmiddag benut, doch het antwoordt luidt niet ver heugend. Voor zoover men kon nagaan was het benutten vaa den meerderen vrijen tijd, dien de werklieden verkregen hebben, niet gericht op ontwikkeling van den geest. De ouderen, zoo heet het verder, weten nog het best hun tijd nuttig te besteden in het huisgezin of met handenarbeid, afwijkend van bun dagelijksche bezigheden. Maar in de stad schijnen bet de bioscopen en sportvoorstellingen te zijn die bet grootste deel van den vrijen tijd ionemen, voornamelijk voor de jongeren. Zou het hier beter zijn. We hopen van ja, maar we vreezen tegelijk, dat een onderzoek hier ingesteld, slechte resultaten zou hebben. Dikwijls hoort men zeggen, Ja. er is tegenwoordig zooveel kennis, ont wikkeling noodig om vooruit te komen, en de verstandige ouders laten hunne kinderen terdege en lang leeren. Doch men is nooit te oud om te leeren, en zij, die vroeger minder tijd er voor hadden, kunnen nu veel schade inhalen. De jongere arbeiders moeten be denken, dat iemand met sport en plezier het nooit ver in de wereld gebracht heeft, doch wel met ernstig aanpakken. Weet van uw vrijen tijd veel aan ontwikkeling te besteden, later hebt ge er het voordeel van. De waarde van een borrel, Een schrijnwerker werkte met een kameraad aan een groote fabiiek Zoo dikwijls zijn kameraad wegging om een borrel te drinken, legde de schrijnwerker het geld ter zijde, dat hij zon hebben uitgegeven, ware hij telkens met zijn kameraad meegegaan, zooals deze verlangde. Vijf jaar hield hij zulks vol. Toen was hij ia het bezit van bij en bij duizend guldeD. Zijn kameraad was een arme, onver beterlijke dronkaard. China blijft optreden tegen Westersche modernheden. Met buitengewone snelheid grijpt in China de beweging om zich heeD, die zich keert tegen de uitingen der moderne Westersche mode. Thans heeft het gemeentebestuur van Peking weer bepaling afgekon digd inzake de kleeding der vrouwen. O.d. mogen zij niet op straat ver schijnen in pyama en sandalen of in shirts. Mouwen moeten tot aan den elleboog reiken, rokken tot over de knieën en de kleeding mag niet te sterk getailleerd zijn. Naaisters en kleermakers, die kleeding maken voor hun vrouwelijke clientèle, waarbij met deze bepalingen geen rekening wordt gehouden, krij gen zware boete. (Maasbode). Verzekering, maar geen aalmoes. Werken dat is voor den werkman middel van bestaan. Maar hij kan ziek worden, invalide worden en oud worden, en buiten schuld werkloos. In die omstandigheden mist hij dat middel geheel of gedeeltelijk. Daar moet in voorzien worden. Daartoe dient de sociale verzeke ring. Deel van 't loon wordt daar voor afgestaan. En te zijner tijd maakt de betref fende werkman gebruik van z'n recht. Algemeen premievrij staatspensioen is 'n aalmoes. Het beginsel van de sociale ver hoe de beide jonge meisjes over den weg liepen. En nu nog iets ik zou erg gaarne gedispenseerd willen zijn van de verplichting om eene be schrijving te geven hoe de beide jonge meisjes er uitzagen. Het is zoo'n kritisch werk, het beschrijven van knappe jonge vrouwen, want wat de eene voor mooi houdt, vindt de andere leelijk. Maar nog eens zij 't gezegd: 'n paar mooie meisjes waren het en die er wat meer van wil weten, moet het maar gaan vragen aan de Meerhoulsche jongens, die des Zondags voor en na de hoogmis voor de kerk »ien en klochl» bij elkaar stonden om de dorpsschoo- nen te lalen passeeren. Als de kerk uit is, komt eerst het mansvolk er uit dan vol gen langzamerhand ook de jonge meisjes Daar buiten kan men hier en daar uit deze of gene groep een kwinkslag of een uitroep hooren, die gewoonlijk van de zijde der giechelende meisjes r.iet onbeant- woordt blijft en vaak worden er heel rake repartis gegeven. Maar 't gaat dan al zoo lang zaam aan naar den middag en veie der kerkgangers hebben nog een langen weg te maken, wes halve de meesten zich niet langer blijven ophouden. In den namiddag komen velen nog eens voor den tweeden keer bijeen, als ze naar de Heilige Familie en het Lof gaan. Op den eersten Zondag in Juli werd het kerkpatroonfeest in Meerhout gevierd en dien dag zekering is 'n christelijk beginsel. Het houdt de waardigheid van den arbeid en den arbeider hoog. Zoo denken wij katholieken er over. Vóór 45 jaar stelde reeds de Katholieke afgevaardigde Graaf de Mun de sociale verzekering voor in Frankrijk. Maar zijn voorstel werd niet aan vaard 1 En een paar jaar geleden is de wet op de sociale verzekering daar aangenomen, in het land, waar de socialisten al zooveel jaren de eerste viool hanteeren kunnen. Gelukkig heeft men ook daar de sociale verzekering, en niet de staats- aalmoes tot wet verheven 1 Negerwysheid. Die zijn onderdanigheid betuigt aan twee koningen, die elkaar niet beminnen, wordt bekneld tusschen twee bergen. .Ik zal u morgen geven" wordt overtroffen door „neem deze kleinig heid." Het paleis is moeilijk te genaken, al staat de deur open. De dood blaast niet op de trompet, De mensch is als water, bij wordt uitgestort, ge raapt bem niet meer op. Een groote naam belet het meisje niet ongelukkig te worden. Niemand valt in het vuur en haalt er hee! zijn huid uit. Pierre l'Ermite vertelt van „Een krankzinnige schoonzoon De aanstaande schoonmoeder is om te... Heeft ze het wel goed gehoord Ze meent verstaan te hebben dat baar toekomstige schoonzoon zei Ik zou gelukkig zijn met een buisgezin van twaalf kinderen 1...? Ik heb toch wel goed gehoord. Man, hij zei immers twaalf...? Ja... twaalf... Hij is krankzinnig Ik zeg nog eens hij is krank zinnig Arme moeders 1 Maar jij zegt niets 1 Wat moet ik zeggen Je moest zeggen dat wij. bij zulke vooruitzichten, het recht niet hebben ons kind aan dien beul over te leveren 1... Je durft nog ai wat te zeggen! Eo jij zwijgt maar 1... De goeie jongen heeft dat zoo maar gezegd, bij wijze van spreken... neemt het ook aanstonds zoo tragisch op 1 En jij neemt het veel te gemoe delijk op 1... Maar als zij van hem houdt, en denkt zooals hij Zwijg jelui mannen zijt allen egoïsten.... Als man en vrouw 't om beurten eens moesten meemaken; alle gezinnen bestonden uit drie per sonen I-.. Hoezoo dat Hoezoo?... Omdat de arme vrouw zich er wel toe zou leenen om te beginnen, maar de man, nooitl Maar wat wil je dan eigenlijk? Wat ik wil Ik ga dien mijn heer een brief schrijven... Pas maar op daar komt niet zoo licht een ander Zoo een Mevrouw gaat voor haar ingelegde schrijftafel zitten. was er altijd groote plechtigheid in de kerk. Dan was er een hoogmis met drie heeren, met assistentie van een pater uit hel klooster te Ven- ray en het zangkoor deed dan altijd buitengewoon zijn best. "t Waren wel geen allereerste krachten, maar de wil was goed. De tenoren leden aan het euvel, dat de meeslen hunner en 'l waren er heelemaal maar een stuk of zes aftands waren en niet goed meer bij de hooge tonen konden. Bij de bassen was de kwaliteit der stemmen niet slecht, maar bij enkelen liet het muzikale gehoor te wenschen over, zoodat zij meestal een beetje langs de kant jes zongen. De eenige, die een gunstige uitzondering maakte, was de onderwijzer Frans Philipsen of Flipse Frans, zooals hij vanaf den schooltijd door zijn kameradeD genoemd werd. Deze jonge man had een zeer welluidende baritonsiem en veel mmikalen aanleg en gevoel. In de harmonie speelde hij de eerste pis'on en als hij er niet bij was, liep gewoonlijk de heele boel in het honderd. Het zangkoor stond onder de leiding van den «urgelist» Hansen Doerel, evenals de harmonie, wier directeur hij was. Hij heette eigenlijk Henricus Hansen, maar dal was maar aan zeer weinigen bekend in de wandeling werd hij altijd Hansen Doerel genoemd, omdat hij »zo 8chon op den urgel kos doerelen» Hi] woonde samen mei een on Mijnheer, Gisterenavond hebt u ernstige woorden gebezigd, het is niet moge lijk voor een moederhart, daar niet op terug te komen. U hebt gezegd dat u graag twaalf kinderen zou hebben 1 Ik wil hopen dat het maar zoo'n grap van u geweest. Zooniet, tot welk een sombere toekomst zou u ons kind veroordeelen I Welke kinderen zou ze krijgen Welke gezondheid en welk vermogen zou bestand zijn legen zulk een waanzinl Ik wil u wel bekennen, dat ik er vannacht niet om geslapen heb.... Er volgt een duel van kaarten... Mevrouw, Hoe gaat het dan in andere landeD, waar tegenwoordig en ocder dezelfde omstandigheden als bij ons, veel meer kinderen zijn dan bij ons Hoe moet het gaan bij de arbeiders, die trouwen zonder een cent vermogen Mijnheer, juist, u is geen arbei der, die niets bezit en daarom ook niets te verliezen heeft. Zij kunnen kioderen krijgen zooveel als ze willen. Maar mijn dochter, mijnheer, heeft een bruidschat... een mooie bruidschat. Maar mevrouw, met zoo'n mooie bruidschat kunnen we best twaalf kindeten grootbrengen. Dan hebben ze toch geen fortuin meer, mijnheer 1 We zuilen ze in staat stellen, mevrouw, om leder een klein for tuintje te verwerven. En dan, hoe veel menschen leven er op de wereld maken zich beroemd zonder het minste vermogen O.L. Heer zegent de groote gezinnen. Maar, mijnheer, Hij geeft ze niet te eten Maar O.L. Heer geeft toch te eten aan dat heele groote gezin dat menschdom noemt. In elk geval, Mijnheer, mijn kind is niet zoo sterk... Mevrouw, dan moet ge uw kind verplegen, maar het niet laten trouwen 1... Laten we tot een vergelijk komen U wilt er twaalf. Mijnheer, ik vind goed, zes. Neemt U het aan? Ik neem aan. Mevrouw, al die kleine schepseltjes, die O.L. Heer ons vanuit het paradijs zal zenden... Zoo ging het nog eenigen tijd door. De lijn was strak gespannen, maar brak nog niet. De schoonvader was een brave man. Het meisje wil alles, wat bij wil, dien ze lief heeft. Op het oogen- blik is zij zelf buiten het geding heeft baar rechten overgedragen aan haar moeder, die ze zich heeft aangematigd. Men wordt het wel niet eens, maar het plan blijft staan. Men gaat zelfs woningen bezich tigen. Trappen worden beklommen, men waagt zich in de lift... Eens daags vindt het drietal, tus schen bitse gesprekken door, wat het zoekt. Een flink kwartier, vier groote slaapkamers, overal zon en □iet te duur. Een enkelen keer is schoonmama het eens met haar aanstaanden schoon zoon. Deze gelegenheid moeten ze niet laten voorbijgaan. Een onderhoud met den buis eigenaar, een oud, verschrompeld heertje. U zult er wel niet lang over behoeven te denken, als ik het Iaat bekend maken, komen er liefhebbers bij de vleet. Maar er zijn veel reparaties te doenmerkt de joDge man op. gehuwde zuster, die door het geheele dorp bekend stond als tante Stans. Ze had een kleinen winkel, waar ze kruidenierswaren, manu facturen, borstelwerk en potjes en pannen verkocht, waarbij ze ook geholpen werd door een nichtje, de dochter van haar overleden zuster. Haar broer ging geheel op in de kunst want behalve dat hij het orgel in de kerk bespeelde. eens in de week de repetitie der harmonie leidde, voerde hij overigens letterlijk niets uit, ten zij dat hij nu en dan eens een paar pianolessen gaf aan leerlin gen, die gewoonlijk de kunst al leel gauw weer aan den spijker hingen, om zich geheel met hart en zinnen te wijden aan het han teeren der mestvork cf 't melken der koeien. Op dien bewusten kerkpatroons- zondag zongen ze op het koor de mis van Heintze, die door Hansen Doerel vanaf de orgelbank gediri geerd werd, meestal met uitroepen en aanwakkeringen, een enkele maal ook meteen zwaaiende be weging van een der armen, als hij de een of andere een oogen- blik van hel klavier verwijderen durfde. Voor dat ze begonnen scherpte hij de koristen nog eens flink in, vooral goed op te letten en hun best te doen. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5