TWEEDE BLAD VAN PEET. EN MAAS Zaterdag 23 Februari 1935 Zes en vl|ftlgste Jaargang No 8 Apostolisch Vica riaat van Celebes. FEUILLETON. Miatteeen Ties de Kiesjeskèl De Koerier. II. Ia 't voorafgaand artikeltje heb ik verhaald, hoe het zaad van Gods woord werd uitgestrooid over den hardeo en ongeprepareerden bodem van Celebes. Zooals op zoovele plaatsen in Indië. zoo waren ook hier de paters Jezuïten de voorloopers en voortrekkers. Gaarne hadden zij het pas ontgonnen veld verder verzorgd en beter gecultiveerd, doch de politiek kwam tusschen beide en zij bewerkte dat de paters Jezuïten in 1607 werden teruggeroepen uit de Molukken en zich naar Malakka moesten begeven. De Missie in de Molukken zou voortaan ten laste zijn van den Gouverneur der Phllippijnen ea de geestelijke belangen der Molukken zou ook van uit Manilla behartigd worden. De eerste Missionarissen die de Jezuïten in Noord Celebes opvolgden, waren de paters Franciscanen. Den 30en Mei 1610 vertrok pater Sebas tian de San José, vergezeld van den leekebroeder fra Antonio de Santa Anna van Ternate. landde te Kema (gelegen aan de Zuidkust van de Minahasa)van hier reisde hij verder naar Manado en Kardipan (thans Laboean Broks). Bij het binnenvaren der rivier, waaraan Kardipan gelegen is, ontmoette pater Sebastiaan eenige Mahomedaoen van het eiland Tagoe- landang. 't Is niet uitgesloten dat de pater geprobeerd heeft deze menscben over te halen tot den Katholieken godsdiensttenminste, men mag dit gerust beweren, gelet op de brieven die aangaande deze reis en 't vervolg, geschreven werdeo naar den Provinciaal te Manilla. Hoe 't ook zij. de pater vervolgde zijn reis naar Kardipan en werd er zeer goed onthaald. In 't paleis der Koningin droeg de pater de H. Mis op en meest daarna mede aanzitten aan eea feestmaal. Hier vroeg ea verkreeg de pater ver lof om het verder Westwaarts ge legen Bwool te bezoeken. De pater spoedde zich na afloop van het feestmaal naar het strand om den daar achtergebleven Broeder en zijn metgezellen te waarschuwen dat men verlof gekregen had de reis voort te zetten. Onderweg ontmoette de pater de Mahomedanen, die hij reeds 's mor gens ontmoet had. Gelijk uit de brieven blijkt, waren deze menschen intusschen tijd bewerkt geworden en opgehitst door aanhangers van Hairoen van Ternate. Zooals overal elders, zoo had Hairoen ook vrienden te Kardipan, die er op uit waren de bevolking van Kardipan te vervreem den vau Spanje, de macht van Spanje te ondermijoen. Wat er ook van zij. de Mahomedanen wendden zich tot pater Sebastiaan, vroegen hem hen te geleiden opdat de Spanjaarden hen niet zouden lastig vallen. De pater ging op bun verzoek in, doch eens klaps schoten zij pijlen af op den pater deze verloor het evenwicht, viel in het water. Zijn vijanden vingen hem op en onthoofden hem. Dit gebeurde den 18en Juni 1610. Na deze moordpartij flogen de Tagoelandangers naar de plaats waar Br. Actonio 's morgens was achter gebleven. De broeder werd gevangen genomen en naar Tagoelandang ge bracht. Bij een feest, gegeven door de dochter van den koning, werd de Broeder op verzoek der konings dochter binnengebracht en door de vrouwen in het midden der feestzaal geplaatst Zij voerden toen om den Broeder eenen dans uit, „lego lego" genoemd men schopte en sloeg hem en stak hem daarna met messen en dolken. De broeder lag neergeknield en zocht troost in het lezen van den H. Orderegel. „Wat bidt gij zoo vroeg men den Broeder. „Wij zullen eens zien of Uw God U helpen kan?" Meteen riepen zij een inlander om den Broeder te onthoofden. Gedurende drie dagen werd het lijk op een staak tentoongesteld en daarna in zee geworpen, doch tot driemaal toe wierp de zee het lijk terug aan land. Toen begroeven ze den Broeder op eenen berg. Broeder Antonio stierf 24 Juai 1610. Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Limburgsclie grenzen door BERNARD VIELER. 22 Aan de deur van Stappers café had Jan de Paoter post gevat om de gegadigden, die hij een voor een uit de gelagkamer ging roe pen, voor de vierschaar naar binnen te geleiden. De eerste binnenkomende was Dries Seuren, die triomfantelijk z'n almanak voor den dag haalde en op tafel legde. Giel van Dommelen keek er even in, voor op het titelblad en gaf hem aan Dries terug met de woorden: 't Spiet me Dries, mer ge het zekers nie gced geheurd. Der is aafgeroepe, dal de aide Vendel- sche allemenakke kosse ienge- leverd wurre en hier stut dudelik op 't eur8le blad gedrukt: Nieuwe Venlosche Almanak dus dat kuml nie uut weej motte ze hebbe wor Oude Venlosche Al manak op stut. Verdomde smerlappe, dor hedde me der gemein ien laole loope en ik haaj der nog wel en stuk of aacht beej gekocht vur en prieske 1 en meteen wierp hij nog een handvol almanakken op de tafel. Ruim 10 jaar later, in 1619 kwam te Manado aan de eerw. patér Bias Palomino, uit de Franciscaner orde. Hij was vergezeld van twee Fran ciscanen en nog twee Jezuïten. Het doel der Franciscaaosche Missiona rissen was: geestelijke hulp brengen aan de Spaansche bezetting en het Evangelie breogen aan de bewoners der bovenlanden in de Mioahasa. Doch daar de Missionarissen overal de grootste tegenwerking ondervon* den. vertrokken zijalleen pater Bias Palomino bleef achter. Op ver zoek van den Missionaris had de Spaansche bevelhebber de hoofden uit het binnenland opgeroepen. Zij kwamen, kregen geschenken en... vroegen er steeds meer. Men onder handelde ook over het te beginnen Missiewerk. Tja.maar moesten zij eens een „bichara" over houden (bichara van 't maleische bi jara spreken, praten) dus daar moest eens over gepraat worden. (Sinds 1619 zijn de menschen bij ons dan niet veel veranderdook nu moet voor elke zaak eerst uren en uren geboomd, «gekletst" worden en als je dat kletsen nu maar weet te leiden, dan ben je de baas.) De hoofden keerden terug en de pater begon de taal te leeren. Ook dat vlotte nietwant de leermeester verkoos alleen dan wat te noemen met den inlandfchen naam, wanneer de pater-IeerJiog hem iets in de hand gestopt had. Dit duurde zoo tot Vrijdag na Beloken Paschen. Met den kapitein en de door hem aan gevoerde soldaten, ging het 't berg land, 't binnenland in. Overal veel beroering, want de Alfoer was gehecht aan zijnen gods dienst, overal eindeloos bitjara de hoofdeo waren weg (opzettelijk) zoo dat in de dorpen geen beslissiogeo geoomen werden en omdat 't ééne dorp zich niet uitgesproken bad, durfde het tweede en derde evenmin een beslissing te nemen. De reis ging van Manado naar Kali Kaskasen (thans Kakaskaseo( Tomun (Tomo bon), Sarramson (Saungsong waar nu pater van Meijel werkt,) Tombarini. Tondano, terug naar Kema. Veel werd er gepraat, maar ten slotte stuurden de Alfoeren den pater met z'n gezellen naar huls. Ze hadden nu geen tijd meer, want ze moesten rijst oogsten en daarbij vooral hadden ze die lastige vreemdelingen niet noodig, dat toch was het hoogtij van hun eigen inlandschen godsdienst. Pater Bias Palomino liet zich zoo niet afschepen rond Pinksteren maakte bij een tweede reis, maar ook die was vruchteloos. Ofschoon de pater bericht had ontvangen maar niet meer te komen. Jao, 't is spietig, Dries, da geej nie goed geluusterd het, zei Flipse Frans met zijn Uilenspie' gelsgezicht, mer da's niks, mienne jong, geej zudt toch en lekkere borrel vur troost kriege. Meteen reikte hij hem een glas met heerlijken morellen-brande wijn. Mer zeg Dries, geej mot er niks van laote merreke en net doen of ge goed geld gebeurd het der zullen er nog wel meer zien, die ut nie goed geheurd hebbe. Dor kunde mer zeker van zien jonges, ik zal ow wel wier hellepe mer geej ziet toch nutte vlegels, dat ge me zoo vernukt het. Mer affeng, adjuus dan. Dor komme er nog genoeg 1 De volgende riep Giel den portier toe. Kobus Geurts was nummer 2 werd met hetzelfde smoesje als zijn voorganger teruggezonden en evenzoo ging het met Slem van Doeveren, Berlus Arriaons, Wilhelm Tervoore, Toon Nillisse, Knillis van Tienen en nog een twintigtal anderen, totdat de beurt kwam aan Victor de Kort, die wel twee dozijn almanakken op speculatie had opgekocht en ook overigens nog een lastig potstuk was. Deze vervelende kerel wilde de zaak volstrekt niet als een grap opnemen en daarom kreeg hij dan ook geen gratis borrel, maar werd, toen hij kibbelig begon te worden, door de heeren van het comité eenigszins vlug naar de binnenplaats geleid. Overigens was de grap goed dacht hij meet aan „het importune* opportune*' van St. Paulus en onge vraagd en niet verwacht ging hij voor een derde maal 't binnenland in. Te Kali wilde bet dorpshoofd Bunkar (thans is daar de familie WoDgkar) den pater wel toelaten, als hij beloofde niemand te zullen over halen om Christen te worden. „Onzin", zeiden anderen, „dat kun nen die paters niet beloven, ze zijn gekomen om propaganda te maken.' En Pater Bias werd er wanhopig onder en hij schreef: „neen... de poorten zijn gesloten totdat God het anders zal schikken of... totdat er een voldoend aantal Spanjaarden zal zijn om hen Je dwingen volgens de woorden van 't Evangelie Dwingt hen om binnen te gaan. Pater Bias Palomino vertrok te Makasser bracht hij verslag uit van al zijn pogingen en de Overste gelastte hem naar Manilla terug te keeren. God echter had t aDders beschikt. Het schip dat hij besteeg nam den weg langs de Oostkust van Celebes storm overviel het schip en in plaats van in 16 dagen te Manilla te zijn, kwam het schip na 60 dagen te Kema aan. Voedsel ge brek dwong den kapitein hier te ankeren. Men zag menschen. riep ze aan en vernam dat men slechts 14 mijl van Manado was... „Manado... Manado...." wat een prachtkans om nu nog eens te pro- beeren, dacht p. Bias Paiomino. De pater riep menschen om hem van boord te halea. De inlanders deden dit en onder een boom gezeten begon hij te onderhandelen. Een der met gezellen van p. Bias liep wat verder door en zag overal achter de boornen bogen en pijlen en schilden en htj keerde terug en waarschuwde pater Palomino... ,Neen, neen," zei hijI zijn goede menschen" en p. Bias praatte door. Opeens wordt vanaf de schepen geroepen „Verraad, verraad De metgezel van p. Bias wendt zich om en nog juist kon hij zien hoe pater Bias Palomino evenals de Portugee- sche tolk doorstoken werd met een lans. Soldaten liepen te wapen, ver dreven de laffe moordenaars. Een kwartier later stierf Pater Palomino. Was 30 Augustus. Jaren verliepen er sinds dien wree- den dag: eindelijk in 1640 betraden andere Fianciscaaasche missionarissen den wijngaard des Heeren, waar reeds drie hunner medebroeders den den dood gevonden hadden. Aan gaande deze missionarissen wor Jen wij vrij behoorlijk onderricht door het missieverslag dat Pater Juan Iraozo opstelde. Vergezeld van eenen broeder kwam de pater te Monade aan, doch evenals men vroeger ge weigerd had pater Bias Palomino te ontvangen, zoo gaf men ook hem geen verlof zich in 't binnenland te vestigen. Maar pater Iranzo hield aan; tenslotte stonden de hoofden toe maar de Spanjaarden moesten be loven hen niet te hinderen in hun feesten en dansen ter eere der afgoden en hen niet te dwingen om Christen te worden. Deze overeenkomst werd door de Spanjaarden met een eed bekrachtigd en pater Iranzo trok het binnenland in en wel naar de streek rond Tomohon, met vele en groote dorpen het volk is „ontelbaar" en heel handelbaar en zachtzinnig. Met veel voorkomendheid werd hij ont vangen en men geloofde zijn woorden. Hij plantte het kruis op vele plaatsen en vestigde zich zelf te Tomun (Tomohon) en plaatste pater Lozenzo Garralda te Kali. Groot en talrijk waren de moeilijkheden. In 1644 werd een dorpshoofd te Tomohon door een Spaansch soldaat verwond en 't gevolg van deze klap was een opstand tegen de Spanjaar den. Alle bewoners waren het met dit plan eens, op voorwaarde dat de pater en de religieuzen niet zouden worden gedood. Maar de heidensche priesters, die wel begrepen hoe hun invloed zou afnemen naarmate die der paters groeide, hadden iets anders gevonden. „Neen... de afgoden zijn vertoornd omdat die paters en religieuzen LI beletten aan hen te offeren; die goden moeten verzoend worden en daarom moeten ook de paters en religieuzen vermoord worden." Zulks werd dan ook besloten en pater Garralda, die dit vernomen had, waarschuwde zijn medebroeder te Tomohon en raadde hem aan naar Manado te gaan. Pater Iranzo te Tomohon wilde niet en kon niet; toen wilde ook pater Garralda zijn standplaats niet verlaten. Den lOen Augustus 1644, eenige dagen vóór den vastgestelden dag brak de opstand uit 10 000 ge- wapenden stonden op tegen de Spanjaarden. Twintig vreemdelingen werdeo gevangen genomen en 19 vermoord. Pater Gaoalda te Kali vernam door geruchten dat Pater Iranzo te Tomohon (20 K.M. verder het bin nenland iu) vermoord was (dit was echter niet waar). Hij trok zich toen in de bergen terug en verborg zich daar. Na drie dagen werd hij daar gevonden door inlanders, 't uitschot van zijn dorp. Toen de pater hen zag, knielde hij neer met opgeheven handen en smeekte dat men hem slaaf zou maken. Terwijl zij hem bespotten en uitjouwden, gaven zij hem een vuistslag doch doodden hem niet. Een van hen zei dit zijn toovenaars en zij dragen toover middelen onder hun kleeren. Mele n lichtte men het heilig habijt op en gaf hem een lanssteek die van de eene zijde tot de andere doordrong. Vervolgens sloeg men hem 't hoofd af en droeg het lijk naar het dorp onder groote vreugde en gezangen ter eere hunner valsche goden. Daarna bonden zij hem met zijn habijt en capuchon aan een paal vast, midden op het plein en dansten zij rond het heilig hoofd. Gedurende een hee! jaar maakten zij feesten en zongen voor hunne godende man nen met bloemen beladen en de vrouwen met naakt bovenlijf en krissen en dolken in hare hand. De dood van pater Lorenzo Genalda moet geplaatst worden op 12 of 13 Augustus 1644. Pater Iranzo te Tomohon werd bevrijd en vertrok naar Ternate. Artikel 4 van dit verdrag luidt aldus „Geen andere dan de gerefor meerde christelijke godsdienst, zoodanig als in de Nederlandsche kerken volgens d'algemeene kerk vergadering, gehouden te Dord recht en vastgesteld in den jare 1619 werd geleerd, belooft de Koning van Siave en zija rijks- grooten in zija rijk van Siave te zullen dulden, maar dat aanstonds alle paternosters, crucifixen, beel den en andere teekens van af godendienst afgelegd, verbrand ende aan een cant geholpen sullen werden." Ia ziju boek: „Chrologisch over zicht van de werkzaamheid der Je- zuiten in de Missie van Ned. Oost. Iadië" besluit pater van Aernsbergen S.J. deze periode: „Tegen het einde van Spaansche, bestuur zuilen in de Minahassa een 5000 katholieken geweesi zija, dat is ongeveer 20 pet der toenmalige ^bevolking.... Op de eilanden zullen mogelijk evenveel katholieken geweest zijn." Ruim 10.000 katholieken dus en de herders waren weggejaagd en wolven be loerden en belaagden de arme schapen. Wordt vervolgd. Snel nadert nu het einde der Mina hassa Missie. Ia 1657 bouwde de Oost-Iadische Compagnie een fort te Manado. Toen pater Miedes S.J. in 1664 te Manado kwam werd hem medegedeeld, dat hij aldaar niet meer mocht komen tenzij „met schriftelijcke licentie van de Corapanie omdat by de onderdanen tegen hare heeren oproerig maakt ende met dit bescheijt is hij weder vertrokken." In 1677 werden de Missionarissen op SaDgi en Siave gevangen geno men en naar Batavia gebracht, „want geen priester der Roomsche kerken mocht er zich meer ophouden". Op 9 November 1677 werd aan boord van de „Vliegende Swaan' ter reede van Siave 't contract ge- teekend tusschen Padbrugge, land voogd van de Molukken en de hoofden van Siave. opgenomen en men had er harte- wat graan lette, lijk om gelachen. Eerst als de kuikens dan wat Dien middag kwam een groot grooter en vetter geworden waren gedeelte der Meerhoutsche man- ging Ties ze ten verkoop aanbie- nen en jongelingen over tijd thuis den en zoo kwam hij op 'n mooien om soep te eten, want ze hadden dag ook weer eens door de Maas- nog lang zitten boomen bij Jean straat te Meerhout gewandeld met Slappers, die erg vlot geweest een teenen mand met jonge kip- was en geen geld voor de ver pen aan de hand, toen hij heel teering van dien morgen had toevallig zoo'n flauw gevoel in willen aannemen. zijn maag bespeurde dat over- Daarmede had «Sjang" den kwam hem nogal eens meer grooten stoot gegeven aan den en daarom ging hij de herberg grondslag van zijn herbergiersfor- bij Sjang Stappers binnen, tuin, want van die stonde af aan Aan een tafeltje zalen twee werd zijn café geregeld druk be Hollandsche schippers, die met zocht door oud en jong. hun schepen nabij de veerpont Maar de eigenlijke nervus lagen om dennenhout te laden, motor Deze heeren zalen zwaar te Dat was toch Giel van Domme- boomen, terwijl Sjang als een len, die het foefje op louw gezet verstandige kapitein maar ja en en amen zei. Mattesen Ties bleef aan de toonbank voor het buffet staan en bestelde een borrel, terwijl hij de mand met de kippen op den grond zette. Deze beestjee leidden de aan dacht^ der schippers van hun had 1 XX Ze worden niet broedsck. Nu het voorjaar kwam hield de vraag naar wild op en begon uw ai Mattesen Ties zich meer toe te onderhoud af. leggen op het opkoopen van jonge Zeg, Kais, haa jaai gein hanen en oude kippen, die hij kippen meer aan bourd Jaai was van de boerinnen op de veraf toch anders altaaid zoo'n echte gelegen boerderijen voor »enne liefhebber, krats" kocht en meestal bij den Naai Dirrik, me hebben er kremmer Cosmas lngenbleek weer gein meer moeder de vrouw aan den man bracht. heit een veertien dagen geleije, Vaak had hij een heele partij van de laatste soep gekookt. Mar I jonge kuikens in de schuur van ik zal der toch weir gaon aan- de schaapskooi bij elkaar, waar schaffe, want ik mag wel zoo nu voer in overvloed was, want het en dan een versch aaitje van je ongedorschen graan van Pitter- aige kippe en voer he'k nog zat, hannes zat er nog een groote ik heb pas een vracht mais naar hoop ongedorschen en deze was de Roer gebracht, niet zon klAhiiiollo n;; Het Duitsche leger had in 1870 met zijn troepen in dichte rijen de Seinestad omsingeld. Parijs was ge heel van het overige Frankrijk afge sneden. Het eenige verkeersmiddel tusschen de belegerde stad en het □og onbezette land was de lucht ballon. En daar werd druk gebruik van gemaakt. In den loop van 4 maanden ver lieten niet minder dan 70 ballonnen, die inderhaast vervaardigd waren. Parijs. Vooraanstaande personen en belangrijke missiven met zich voerend, Slechts 6 ballonnen raakten in han den van de Duitschers, twee ver dwenen spoorloos. De overige bereikten hua doel, zij het ook vaak langs avontuurlijke omwegen. In den nacht van 24 op 25 Nov. werd een dezer ballons bestuurd door de aëronaut Rollier en leger- koerier Dechamps. die dringende berichten moest overbrengen, losge laten. Door duisternis en nevel begunstigd kon de ballon ongemerkt de Duitsche linie passeeren, maar de inzittenden konden zich absoluut niet oriënteeren. Op goed geluk af dreef de ballon door den nacht. Urenlang hoorden zij niets dan het rollen der treinen, dat sl.chts gedempt uit de duisternis tot hen doordrong: Gewel dige troepen transporten schenen naar Parijs te rollen. Aan een landing in dit gebied was niet te denken. Zij wachten. Langzaam verstreek de nacht. Nog altijd dreunden de rollende treioen in hun hoofd, en geen twijfel, de ballon kon het niet lang meer uithouden. De ballast was bijna verbruikt. Het zou niet lang meer duren of zij zouden moeten landen. Toen de morgen schemerde, begon nen ze te dalen. Met uitgeworpen sleeptouw en anker daalden zij met de normale snelheid van 3 meter per seconde door de dichte nevel, die van den grond opsteeg. Luider daverden de treinen steun den. rommelen... vochtlger en kouder sloegen de nevelmassa's rond den ballon. Pas op het laatste nippertje herkenden zij het terrein, lieten zij de lijn los, stonden hun oogen wijd niet I00 kleinzielig, dat hij op' ZichTie, wendend' begon hij met dezen te parletnen- teeren, waarbij hij zijn maat een oogje knipte en hem in 't oor fluisterde: Die stomme boer kent toch de waarde niet van die kippe, jai kunt um gemakkelik belaozere. Nou, Ties had dan ook werke lijk op dit oogenblik zijn onnoo- zelsle gelegenheidsgazicht voor den dag gehaald en zag er uit of hij geen tien kon tellen. Zeg eens baossie, gaai jaai die beissies verkoupe Jao. dat haaj ik geleid, zei Ties, of hadde geej gedocht asdat ze zoo mer is iederen dag op do locht gebrocht mosse werre, net as de klein kientjes ien enne kienderwage Hoeveil haaj jaai er daor in dat mandje Krek tien, antwoordde Ties en 't zien verdomde mojje wor, mer ik wooj zé' noa de kremmer brenge. Nau wat mol je vour dat heile zooitje hebbe, baosje Zegde geej 't mer liever, zei Ties, ik weet gaar nie wat die dinger liggesworrig werd zien. dor is hier zo genne mert van dat gerei. Nou baosje, ik zal 't goed met je maken. Ik bied je een gnlden voor 't stuk I De schipper was al lang keep. Ties keek heelemaal niet om, toen hij dat bod hoorde, maar zei tegen Sjang, die achter de schenk- bank stond Dieje mins zei wat 1 Kastelein, begon nu de schipper, schenk is eerst en rundje In an Aon open van schrik... Geen bosch... geen veld... Schui mend water, donderende golven... zoover het oog reikte. Een orkaan had hen naar zee gedreven. Zij had den de brandiog gehoord. Hun pogingen, de ballon weer omhoog te doen krijgen, gelukten, i De laatste zandzak tilde hen weer op. Het uitlaten van gas verhinderde bet springen van het omhulsel. Nadar voldoende gas uitgelaten was verhin derde het uitwerpen van een postzak een plotselinge daling. Gered 1 Met geweldige snelheid vlogen zij door eindelooze afstanden, eenzaam en zonder hulp 1 Het omhulsel schrompelde ineen door het geweld van den orkaan. Zij hadden den dood slechts verschoven. Ze waren uitgeput. Na een poosje stamelde de koerier ,Ik zie de zee voor het eerst 1" Zija lachje was loodzwaar Rollier trok de schouders op. „Kan ook de Middellandsche Zee zijn. We hebben geen kompas." Een nieuw zwijgen trad in... zij lieten de stilte het groote woord... luisterden naar het rollen der treinen". Uren werden eeuwigheden. De vochtigheid van de lucht drong als koud nat door hun kleeren heen en verstijfden hun leden. Zij trachtten zich te herstellen. Bij iedere postzak, die zij uitwierpen, stroomden de koerier, een jongen bijna nog. de tranen over de wangen. Hij begon klagen... uit zwakte, lichamelijke en geestelijke nood. „Nu zal het spoedig gedaan zijn," jammerde hij, „we hebben nog maar drie zakken... dan spring ik over boord." Tevergeefs trachtte Rollier hem te troosten. „Onzin, we komen er allebei levend af of beide dood. Plotseling sprong hij meteen kreet van vreugde overeindwaanzinnig sloeg hij met de armen „Een schip I" Geen vergissing een dozijn zeilen trokken in de verte voorbij. Er waren verschillende schepen... Maar hun kreten werdeo niet gehoord in de loeiende storm. Eindelijk werden zij door 'n F.-ansche kornet opge merkt. Signalen stegen tegen de ra's omhoog, kanongebulder stierf weg... de volgende m nuut waren zij echter reeds mijlen voortgedreven. Hulpe- loozer dan tevoren waren zij aan de woede van de elementen overgele verd. Nu gaf ook Rollier zijn laatste restje hoop op... Zij wachtten op de dood. Ieder uur werd hun toestand schrikkelijker... De laatste postzak was uitgeworpen. Het ontsnappende gas van de ballon viel als een fijne sneeuw neer. en benam de adem... Maar de dood liet op zich wachten... Nog dichter drongen zij tegen elkander aan. De koerier haaide eenige bladen papier uit de zak. Wat wil je daarmee T' Aan mijn moeder schrijven 1" En hij schreef met stijve, onbe holpen letters „Moeder, lieve, liefste Moeder „Laat dat 1" zei Rollier, „we hebben niet eens een flesch...'* Fijne druppeltjes vielen op het papier, langzaam, heel langzaam daalde de ballon. In de branding van schuim en nevel doemden dichte massa's op. „Kijk daar 1" „Land land I... De kust 1" Een dennewoud scheen hen met uitgestrekte armen tegemoet te snel- len... Een ruk en de ballon hing vast aan de eerste top. „Gered 1" Het bleek nu dat zij op 62 gr. of ik die kippen hebben mot voor dat geld of niet 't Is dat ik er m'n waaif een plezier mee wil doen. ikke vour mein aaiges geif daor niet zoo apart veil om. Maar 't zain toch niet van dat beroerde sourt kippen, die altijd en ieder oogen blik broeisch worden Want dan mot 'k ze nie hebben, hour 1 Broedsch werreried Ties, opvliegend alsof hij kwaad werd. i Ik zal mien eige dood pruve an dissen borrel, as ter oot een van dees diere broedsch wurd en meteen sloeg hij den vollen borrel van den schipper, die op tafel stond, naar hinnen. Nim 't me nie kwellik, ik gleuf asdat ik beej vergissing ow gleske leeggedronke heb. Nee mer dor kunde zeker van zien, dat er gen een broedsch van werd is 't waor Sjang dat wette geej ok wel 1 Dat is zoo, zei de herbergier en hij kon dat ook zonder zijn geweten te bezwaren, bevestigen, want 't waren allemaal jonge hanen van dat soort, dat maar weinig kam heeft en ook, als ze volwassen zijn, niet zoo'n groote kammen als de gewone kammen als de gewone kippen krijgen. Kastelaan, schenk maai mar aain anderen borrel in, maar in ein schonn glaossie komaan, schenk maor aain rondje en zeg jaai dan baossie of ik die beisjes vour een pop per stuk hebben mot Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5