TWEEDE BLAD VAN PEET. EN MAAS
Zaterdag 23 Februari 1935
Zes en vl|ftlgste Jaargang No 8
Apostolisch Vica
riaat van Celebes.
FEUILLETON.
Miatteeen Ties
de Kiesjeskèl
De Koerier.
II.
Ia 't voorafgaand artikeltje heb ik
verhaald, hoe het zaad van Gods
woord werd uitgestrooid over den
hardeo en ongeprepareerden bodem
van Celebes. Zooals op zoovele
plaatsen in Indië. zoo waren ook hier
de paters Jezuïten de voorloopers en
voortrekkers. Gaarne hadden zij het
pas ontgonnen veld verder verzorgd
en beter gecultiveerd, doch de politiek
kwam tusschen beide en zij bewerkte
dat de paters Jezuïten in 1607 werden
teruggeroepen uit de Molukken en
zich naar Malakka moesten begeven.
De Missie in de Molukken zou
voortaan ten laste zijn van den
Gouverneur der Phllippijnen ea de
geestelijke belangen der Molukken
zou ook van uit Manilla behartigd
worden.
De eerste Missionarissen die de
Jezuïten in Noord Celebes opvolgden,
waren de paters Franciscanen. Den
30en Mei 1610 vertrok pater Sebas
tian de San José, vergezeld van den
leekebroeder fra Antonio de Santa
Anna van Ternate. landde te Kema
(gelegen aan de Zuidkust van de
Minahasa)van hier reisde hij verder
naar Manado en Kardipan (thans
Laboean Broks). Bij het binnenvaren
der rivier, waaraan Kardipan gelegen
is, ontmoette pater Sebastiaan eenige
Mahomedaoen van het eiland Tagoe-
landang. 't Is niet uitgesloten dat
de pater geprobeerd heeft deze
menscben over te halen tot den
Katholieken godsdiensttenminste,
men mag dit gerust beweren, gelet
op de brieven die aangaande deze
reis en 't vervolg, geschreven werdeo
naar den Provinciaal te Manilla. Hoe
't ook zij. de pater vervolgde zijn
reis naar Kardipan en werd er zeer
goed onthaald.
In 't paleis der Koningin droeg de
pater de H. Mis op en meest daarna
mede aanzitten aan eea feestmaal.
Hier vroeg ea verkreeg de pater ver
lof om het verder Westwaarts ge
legen Bwool te bezoeken.
De pater spoedde zich na afloop
van het feestmaal naar het strand
om den daar achtergebleven Broeder
en zijn metgezellen te waarschuwen
dat men verlof gekregen had de reis
voort te zetten.
Onderweg ontmoette de pater de
Mahomedanen, die hij reeds 's mor
gens ontmoet had. Gelijk uit de
brieven blijkt, waren deze menschen
intusschen tijd bewerkt geworden en
opgehitst door aanhangers van
Hairoen van Ternate. Zooals overal
elders, zoo had Hairoen ook vrienden
te Kardipan, die er op uit waren de
bevolking van Kardipan te vervreem
den vau Spanje, de macht van Spanje
te ondermijoen. Wat er ook van zij.
de Mahomedanen wendden zich tot
pater Sebastiaan, vroegen hem hen
te geleiden opdat de Spanjaarden hen
niet zouden lastig vallen. De pater
ging op bun verzoek in, doch eens
klaps schoten zij pijlen af op den
pater deze verloor het evenwicht,
viel in het water. Zijn vijanden
vingen hem op en onthoofden hem.
Dit gebeurde den 18en Juni 1610.
Na deze moordpartij flogen de
Tagoelandangers naar de plaats waar
Br. Actonio 's morgens was achter
gebleven. De broeder werd gevangen
genomen en naar Tagoelandang ge
bracht.
Bij een feest, gegeven door de
dochter van den koning, werd de
Broeder op verzoek der konings
dochter binnengebracht en door de
vrouwen in het midden der feestzaal
geplaatst Zij voerden toen om den
Broeder eenen dans uit, „lego lego"
genoemd men schopte en sloeg hem
en stak hem daarna met messen en
dolken. De broeder lag neergeknield
en zocht troost in het lezen van den
H. Orderegel. „Wat bidt gij zoo
vroeg men den Broeder. „Wij zullen
eens zien of Uw God U helpen kan?"
Meteen riepen zij een inlander om
den Broeder te onthoofden.
Gedurende drie dagen werd het
lijk op een staak tentoongesteld en
daarna in zee geworpen, doch tot
driemaal toe wierp de zee het lijk
terug aan land. Toen begroeven ze
den Broeder op eenen berg. Broeder
Antonio stierf 24 Juai 1610.
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Limburgsclie grenzen
door BERNARD VIELER.
22
Aan de deur van Stappers café
had Jan de Paoter post gevat om
de gegadigden, die hij een voor
een uit de gelagkamer ging roe
pen, voor de vierschaar naar
binnen te geleiden.
De eerste binnenkomende was
Dries Seuren, die triomfantelijk z'n
almanak voor den dag haalde en
op tafel legde.
Giel van Dommelen keek er
even in, voor op het titelblad en
gaf hem aan Dries terug met de
woorden:
't Spiet me Dries, mer ge
het zekers nie gced geheurd. Der
is aafgeroepe, dal de aide Vendel-
sche allemenakke kosse ienge-
leverd wurre en hier stut dudelik
op 't eur8le blad gedrukt: Nieuwe
Venlosche Almanak dus dat
kuml nie uut weej motte ze
hebbe wor Oude Venlosche Al
manak op stut.
Verdomde smerlappe, dor
hedde me der gemein ien laole
loope en ik haaj der nog wel en
stuk of aacht beej gekocht vur en
prieske 1 en meteen wierp hij
nog een handvol almanakken op
de tafel.
Ruim 10 jaar later, in 1619 kwam
te Manado aan de eerw. patér Bias
Palomino, uit de Franciscaner orde.
Hij was vergezeld van twee Fran
ciscanen en nog twee Jezuïten. Het
doel der Franciscaaosche Missiona
rissen was: geestelijke hulp brengen
aan de Spaansche bezetting en het
Evangelie breogen aan de bewoners
der bovenlanden in de Mioahasa.
Doch daar de Missionarissen overal
de grootste tegenwerking ondervon*
den. vertrokken zijalleen pater
Bias Palomino bleef achter. Op ver
zoek van den Missionaris had de
Spaansche bevelhebber de hoofden
uit het binnenland opgeroepen. Zij
kwamen, kregen geschenken en...
vroegen er steeds meer. Men onder
handelde ook over het te beginnen
Missiewerk. Tja.maar moesten zij
eens een „bichara" over houden
(bichara van 't maleische bi jara
spreken, praten) dus daar moest eens
over gepraat worden. (Sinds 1619
zijn de menschen bij ons dan niet
veel veranderdook nu moet voor
elke zaak eerst uren en uren geboomd,
«gekletst" worden en als je dat
kletsen nu maar weet te leiden, dan
ben je de baas.)
De hoofden keerden terug en de
pater begon de taal te leeren. Ook
dat vlotte nietwant de leermeester
verkoos alleen dan wat te noemen
met den inlandfchen naam, wanneer
de pater-IeerJiog hem iets in de hand
gestopt had. Dit duurde zoo tot
Vrijdag na Beloken Paschen. Met
den kapitein en de door hem aan
gevoerde soldaten, ging het 't berg
land, 't binnenland in.
Overal veel beroering, want de
Alfoer was gehecht aan zijnen gods
dienst, overal eindeloos bitjara de
hoofdeo waren weg (opzettelijk) zoo
dat in de dorpen geen beslissiogeo
geoomen werden en omdat 't ééne
dorp zich niet uitgesproken bad,
durfde het tweede en derde evenmin
een beslissing te nemen. De reis ging
van Manado naar Kali Kaskasen
(thans Kakaskaseo( Tomun (Tomo
bon), Sarramson (Saungsong waar nu
pater van Meijel werkt,) Tombarini.
Tondano, terug naar Kema. Veel
werd er gepraat, maar ten slotte
stuurden de Alfoeren den pater met
z'n gezellen naar huls. Ze hadden
nu geen tijd meer, want ze moesten
rijst oogsten en daarbij vooral
hadden ze die lastige vreemdelingen
niet noodig, dat toch was het hoogtij
van hun eigen inlandschen godsdienst.
Pater Bias Palomino liet zich zoo
niet afschepen rond Pinksteren
maakte bij een tweede reis, maar ook
die was vruchteloos.
Ofschoon de pater bericht had
ontvangen maar niet meer te komen.
Jao, 't is spietig, Dries, da
geej nie goed geluusterd het, zei
Flipse Frans met zijn Uilenspie'
gelsgezicht, mer da's niks, mienne
jong, geej zudt toch en lekkere
borrel vur troost kriege.
Meteen reikte hij hem een glas
met heerlijken morellen-brande
wijn.
Mer zeg Dries, geej mot er
niks van laote merreke en net
doen of ge goed geld gebeurd het
der zullen er nog wel meer
zien, die ut nie goed geheurd
hebbe.
Dor kunde mer zeker van
zien jonges, ik zal ow wel wier
hellepe mer geej ziet toch nutte
vlegels, dat ge me zoo vernukt
het. Mer affeng, adjuus dan. Dor
komme er nog genoeg 1
De volgende riep Giel den
portier toe.
Kobus Geurts was nummer 2
werd met hetzelfde smoesje
als zijn voorganger teruggezonden
en evenzoo ging het met Slem
van Doeveren, Berlus Arriaons,
Wilhelm Tervoore, Toon Nillisse,
Knillis van Tienen en nog een
twintigtal anderen, totdat de beurt
kwam aan Victor de Kort, die
wel twee dozijn almanakken op
speculatie had opgekocht en ook
overigens nog een lastig potstuk
was.
Deze vervelende kerel wilde de
zaak volstrekt niet als een grap
opnemen en daarom kreeg hij
dan ook geen gratis borrel, maar
werd, toen hij kibbelig begon te
worden, door de heeren van het
comité eenigszins vlug naar de
binnenplaats geleid.
Overigens was de grap goed
dacht hij meet aan „het importune*
opportune*' van St. Paulus en onge
vraagd en niet verwacht ging hij
voor een derde maal 't binnenland
in. Te Kali wilde bet dorpshoofd
Bunkar (thans is daar de familie
WoDgkar) den pater wel toelaten, als
hij beloofde niemand te zullen over
halen om Christen te worden.
„Onzin", zeiden anderen, „dat kun
nen die paters niet beloven, ze zijn
gekomen om propaganda te maken.'
En Pater Bias werd er wanhopig
onder en hij schreef: „neen... de
poorten zijn gesloten totdat God het
anders zal schikken of... totdat er
een voldoend aantal Spanjaarden zal
zijn om hen Je dwingen volgens de
woorden van 't Evangelie Dwingt
hen om binnen te gaan.
Pater Bias Palomino vertrok te
Makasser bracht hij verslag uit van
al zijn pogingen en de Overste
gelastte hem naar Manilla terug te
keeren. God echter had t aDders
beschikt. Het schip dat hij besteeg
nam den weg langs de Oostkust van
Celebes storm overviel het schip
en in plaats van in 16 dagen te
Manilla te zijn, kwam het schip na
60 dagen te Kema aan. Voedsel ge
brek dwong den kapitein hier te
ankeren. Men zag menschen. riep ze
aan en vernam dat men slechts 14
mijl van Manado was...
„Manado... Manado...." wat een
prachtkans om nu nog eens te pro-
beeren, dacht p. Bias Paiomino. De
pater riep menschen om hem van
boord te halea. De inlanders deden
dit en onder een boom gezeten begon
hij te onderhandelen. Een der met
gezellen van p. Bias liep wat verder
door en zag overal achter de boornen
bogen en pijlen en schilden en htj
keerde terug en waarschuwde pater
Palomino...
,Neen, neen," zei hijI zijn
goede menschen" en p. Bias praatte
door. Opeens wordt vanaf de schepen
geroepen „Verraad, verraad De
metgezel van p. Bias wendt zich om
en nog juist kon hij zien hoe pater
Bias Palomino evenals de Portugee-
sche tolk doorstoken werd met een
lans. Soldaten liepen te wapen, ver
dreven de laffe moordenaars. Een
kwartier later stierf Pater Palomino.
Was 30 Augustus.
Jaren verliepen er sinds dien wree-
den dag: eindelijk in 1640 betraden
andere Fianciscaaasche missionarissen
den wijngaard des Heeren, waar
reeds drie hunner medebroeders den
den dood gevonden hadden. Aan
gaande deze missionarissen wor Jen
wij vrij behoorlijk onderricht door
het missieverslag dat Pater Juan
Iraozo opstelde. Vergezeld van eenen
broeder kwam de pater te Monade
aan, doch evenals men vroeger ge
weigerd had pater Bias Palomino te
ontvangen, zoo gaf men ook hem
geen verlof zich in 't binnenland te
vestigen. Maar pater Iranzo hield
aan; tenslotte stonden de hoofden toe
maar de Spanjaarden moesten be
loven hen niet te hinderen in hun
feesten en dansen ter eere der afgoden
en hen niet te dwingen om Christen
te worden. Deze overeenkomst werd
door de Spanjaarden met een eed
bekrachtigd en pater Iranzo trok het
binnenland in en wel naar de streek
rond Tomohon, met vele en groote
dorpen het volk is „ontelbaar" en
heel handelbaar en zachtzinnig. Met
veel voorkomendheid werd hij ont
vangen en men geloofde zijn woorden.
Hij plantte het kruis op vele plaatsen
en vestigde zich zelf te Tomun
(Tomohon) en plaatste pater Lozenzo
Garralda te Kali. Groot en talrijk
waren de moeilijkheden.
In 1644 werd een dorpshoofd te
Tomohon door een Spaansch soldaat
verwond en 't gevolg van deze klap
was een opstand tegen de Spanjaar
den. Alle bewoners waren het met
dit plan eens, op voorwaarde dat de
pater en de religieuzen niet zouden
worden gedood. Maar de heidensche
priesters, die wel begrepen hoe hun
invloed zou afnemen naarmate die
der paters groeide, hadden iets anders
gevonden.
„Neen... de afgoden zijn vertoornd
omdat die paters en religieuzen LI
beletten aan hen te offeren; die
goden moeten verzoend worden en
daarom moeten ook de paters en
religieuzen vermoord worden."
Zulks werd dan ook besloten en
pater Garralda, die dit vernomen
had, waarschuwde zijn medebroeder
te Tomohon en raadde hem aan
naar Manado te gaan.
Pater Iranzo te Tomohon wilde
niet en kon niet; toen wilde ook
pater Garralda zijn standplaats niet
verlaten.
Den lOen Augustus 1644, eenige
dagen vóór den vastgestelden dag
brak de opstand uit 10 000 ge-
wapenden stonden op tegen de
Spanjaarden. Twintig vreemdelingen
werdeo gevangen genomen en 19
vermoord.
Pater Gaoalda te Kali vernam
door geruchten dat Pater Iranzo te
Tomohon (20 K.M. verder het bin
nenland iu) vermoord was (dit was
echter niet waar). Hij trok zich toen
in de bergen terug en verborg zich
daar. Na drie dagen werd hij daar
gevonden door inlanders, 't uitschot
van zijn dorp. Toen de pater hen
zag, knielde hij neer met opgeheven
handen en smeekte dat men hem
slaaf zou maken. Terwijl zij hem
bespotten en uitjouwden, gaven zij
hem een vuistslag doch doodden
hem niet. Een van hen zei dit zijn
toovenaars en zij dragen toover
middelen onder hun kleeren. Mele n
lichtte men het heilig habijt op en
gaf hem een lanssteek die van de
eene zijde tot de andere doordrong.
Vervolgens sloeg men hem 't hoofd
af en droeg het lijk naar het dorp
onder groote vreugde en gezangen
ter eere hunner valsche goden.
Daarna bonden zij hem met zijn
habijt en capuchon aan een paal
vast, midden op het plein en dansten
zij rond het heilig hoofd. Gedurende
een hee! jaar maakten zij feesten en
zongen voor hunne godende man
nen met bloemen beladen en de
vrouwen met naakt bovenlijf en
krissen en dolken in hare hand.
De dood van pater Lorenzo
Genalda moet geplaatst worden op
12 of 13 Augustus 1644. Pater
Iranzo te Tomohon werd bevrijd en
vertrok naar Ternate.
Artikel 4 van dit verdrag luidt
aldus
„Geen andere dan de gerefor
meerde christelijke godsdienst,
zoodanig als in de Nederlandsche
kerken volgens d'algemeene kerk
vergadering, gehouden te Dord
recht en vastgesteld in den jare
1619 werd geleerd, belooft de
Koning van Siave en zija rijks-
grooten in zija rijk van Siave te
zullen dulden, maar dat aanstonds
alle paternosters, crucifixen, beel
den en andere teekens van af
godendienst afgelegd, verbrand ende
aan een cant geholpen sullen werden."
Ia ziju boek: „Chrologisch over
zicht van de werkzaamheid der Je-
zuiten in de Missie van Ned. Oost.
Iadië" besluit pater van Aernsbergen
S.J. deze periode: „Tegen het einde
van Spaansche, bestuur zuilen in de
Minahassa een 5000 katholieken
geweesi zija, dat is ongeveer 20 pet
der toenmalige ^bevolking.... Op de
eilanden zullen mogelijk evenveel
katholieken geweest zijn." Ruim
10.000 katholieken dus en de herders
waren weggejaagd en wolven be
loerden en belaagden de arme
schapen.
Wordt vervolgd.
Snel nadert nu het einde der Mina
hassa Missie. Ia 1657 bouwde de
Oost-Iadische Compagnie een fort te
Manado. Toen pater Miedes S.J. in
1664 te Manado kwam werd hem
medegedeeld, dat hij aldaar niet meer
mocht komen tenzij „met schriftelijcke
licentie van de Corapanie omdat by
de onderdanen tegen hare heeren
oproerig maakt ende met dit bescheijt
is hij weder vertrokken."
In 1677 werden de Missionarissen
op SaDgi en Siave gevangen geno
men en naar Batavia gebracht, „want
geen priester der Roomsche kerken
mocht er zich meer ophouden".
Op 9 November 1677 werd aan
boord van de „Vliegende Swaan'
ter reede van Siave 't contract ge-
teekend tusschen Padbrugge, land
voogd van de Molukken en de
hoofden van Siave.
opgenomen en men had er harte- wat graan lette,
lijk om gelachen. Eerst als de kuikens dan wat
Dien middag kwam een groot grooter en vetter geworden waren
gedeelte der Meerhoutsche man- ging Ties ze ten verkoop aanbie-
nen en jongelingen over tijd thuis den en zoo kwam hij op 'n mooien
om soep te eten, want ze hadden dag ook weer eens door de Maas-
nog lang zitten boomen bij Jean straat te Meerhout gewandeld met
Slappers, die erg vlot geweest een teenen mand met jonge kip-
was en geen geld voor de ver pen aan de hand, toen hij heel
teering van dien morgen had toevallig zoo'n flauw gevoel in
willen aannemen. zijn maag bespeurde dat over-
Daarmede had «Sjang" den kwam hem nogal eens meer
grooten stoot gegeven aan den en daarom ging hij de herberg
grondslag van zijn herbergiersfor- bij Sjang Stappers binnen,
tuin, want van die stonde af aan Aan een tafeltje zalen twee
werd zijn café geregeld druk be Hollandsche schippers, die met
zocht door oud en jong. hun schepen nabij de veerpont
Maar de eigenlijke nervus lagen om dennenhout te laden,
motor Deze heeren zalen zwaar te
Dat was toch Giel van Domme- boomen, terwijl Sjang als een
len, die het foefje op louw gezet verstandige kapitein maar ja en
en amen zei.
Mattesen Ties bleef aan de
toonbank voor het buffet staan en
bestelde een borrel, terwijl hij de
mand met de kippen op den grond
zette.
Deze beestjee leidden de aan
dacht^ der schippers van hun
had 1
XX
Ze worden niet broedsck.
Nu het voorjaar kwam hield de
vraag naar wild op en begon uw ai
Mattesen Ties zich meer toe te onderhoud af.
leggen op het opkoopen van jonge Zeg, Kais, haa jaai gein
hanen en oude kippen, die hij kippen meer aan bourd Jaai was
van de boerinnen op de veraf toch anders altaaid zoo'n echte
gelegen boerderijen voor »enne liefhebber,
krats" kocht en meestal bij den Naai Dirrik, me hebben er
kremmer Cosmas lngenbleek weer gein meer moeder de vrouw
aan den man bracht. heit een veertien dagen geleije,
Vaak had hij een heele partij van de laatste soep gekookt. Mar
I jonge kuikens in de schuur van ik zal der toch weir gaon aan-
de schaapskooi bij elkaar, waar schaffe, want ik mag wel zoo nu
voer in overvloed was, want het en dan een versch aaitje van je
ongedorschen graan van Pitter- aige kippe en voer he'k nog zat,
hannes zat er nog een groote ik heb pas een vracht mais naar
hoop ongedorschen en deze was de Roer gebracht,
niet zon klAhiiiollo n;;
Het Duitsche leger had in 1870
met zijn troepen in dichte rijen de
Seinestad omsingeld. Parijs was ge
heel van het overige Frankrijk afge
sneden. Het eenige verkeersmiddel
tusschen de belegerde stad en het
□og onbezette land was de lucht
ballon. En daar werd druk gebruik
van gemaakt.
In den loop van 4 maanden ver
lieten niet minder dan 70 ballonnen,
die inderhaast vervaardigd waren.
Parijs. Vooraanstaande personen en
belangrijke missiven met zich voerend,
Slechts 6 ballonnen raakten in han
den van de Duitschers, twee ver
dwenen spoorloos. De overige
bereikten hua doel, zij het ook vaak
langs avontuurlijke omwegen.
In den nacht van 24 op 25 Nov.
werd een dezer ballons bestuurd
door de aëronaut Rollier en leger-
koerier Dechamps. die dringende
berichten moest overbrengen, losge
laten. Door duisternis en nevel
begunstigd kon de ballon ongemerkt
de Duitsche linie passeeren, maar de
inzittenden konden zich absoluut niet
oriënteeren. Op goed geluk af dreef
de ballon door den nacht. Urenlang
hoorden zij niets dan het rollen der
treinen, dat sl.chts gedempt uit de
duisternis tot hen doordrong: Gewel
dige troepen transporten schenen
naar Parijs te rollen. Aan een landing
in dit gebied was niet te denken.
Zij wachten.
Langzaam verstreek de nacht. Nog
altijd dreunden de rollende treioen in
hun hoofd, en geen twijfel, de ballon
kon het niet lang meer uithouden.
De ballast was bijna verbruikt. Het
zou niet lang meer duren of zij
zouden moeten landen.
Toen de morgen schemerde, begon
nen ze te dalen. Met uitgeworpen
sleeptouw en anker daalden zij met
de normale snelheid van 3 meter per
seconde door de dichte nevel, die
van den grond opsteeg.
Luider daverden de treinen steun
den. rommelen... vochtlger en kouder
sloegen de nevelmassa's rond den
ballon. Pas op het laatste nippertje
herkenden zij het terrein, lieten zij
de lijn los, stonden hun oogen wijd
niet I00 kleinzielig, dat hij op' ZichTie, wendend'
begon hij met dezen te parletnen-
teeren, waarbij hij zijn maat een
oogje knipte en hem in 't oor
fluisterde:
Die stomme boer kent toch
de waarde niet van die kippe, jai
kunt um gemakkelik belaozere.
Nou, Ties had dan ook werke
lijk op dit oogenblik zijn onnoo-
zelsle gelegenheidsgazicht voor
den dag gehaald en zag er uit of
hij geen tien kon tellen.
Zeg eens baossie, gaai jaai
die beissies verkoupe
Jao. dat haaj ik geleid, zei
Ties, of hadde geej gedocht asdat
ze zoo mer is iederen dag op do
locht gebrocht mosse werre, net
as de klein kientjes ien enne
kienderwage
Hoeveil haaj jaai er daor in
dat mandje
Krek tien, antwoordde Ties
en 't zien verdomde mojje wor,
mer ik wooj zé' noa de kremmer
brenge.
Nau wat mol je vour dat
heile zooitje hebbe, baosje
Zegde geej 't mer liever, zei
Ties, ik weet gaar nie wat die
dinger liggesworrig werd zien.
dor is hier zo genne mert van
dat gerei.
Nou baosje, ik zal 't goed
met je maken. Ik bied je een
gnlden voor 't stuk I
De schipper was al lang keep.
Ties keek heelemaal niet om,
toen hij dat bod hoorde, maar zei
tegen Sjang, die achter de schenk-
bank stond
Dieje mins zei wat 1
Kastelein, begon nu de
schipper, schenk is eerst en rundje
In an Aon
open van schrik...
Geen bosch... geen veld... Schui
mend water, donderende golven...
zoover het oog reikte. Een orkaan
had hen naar zee gedreven. Zij had
den de brandiog gehoord. Hun
pogingen, de ballon weer omhoog
te doen krijgen, gelukten,
i De laatste zandzak tilde hen weer
op. Het uitlaten van gas verhinderde
bet springen van het omhulsel. Nadar
voldoende gas uitgelaten was verhin
derde het uitwerpen van een postzak
een plotselinge daling.
Gered 1
Met geweldige snelheid vlogen zij
door eindelooze afstanden, eenzaam
en zonder hulp 1 Het omhulsel
schrompelde ineen door het geweld
van den orkaan. Zij hadden den
dood slechts verschoven. Ze waren
uitgeput.
Na een poosje stamelde de koerier
,Ik zie de zee voor het eerst 1"
Zija lachje was loodzwaar Rollier
trok de schouders op. „Kan ook de
Middellandsche Zee zijn. We hebben
geen kompas." Een nieuw zwijgen
trad in... zij lieten de stilte het
groote woord... luisterden naar het
rollen der treinen".
Uren werden eeuwigheden. De
vochtigheid van de lucht drong als
koud nat door hun kleeren heen en
verstijfden hun leden. Zij trachtten
zich te herstellen. Bij iedere postzak,
die zij uitwierpen, stroomden de
koerier, een jongen bijna nog. de
tranen over de wangen. Hij begon
klagen... uit zwakte, lichamelijke
en geestelijke nood.
„Nu zal het spoedig gedaan zijn,"
jammerde hij, „we hebben nog maar
drie zakken... dan spring ik over
boord."
Tevergeefs trachtte Rollier hem te
troosten. „Onzin, we komen er
allebei levend af of beide dood.
Plotseling sprong hij meteen kreet
van vreugde overeindwaanzinnig
sloeg hij met de armen „Een schip I"
Geen vergissing een dozijn zeilen
trokken in de verte voorbij. Er
waren verschillende schepen... Maar
hun kreten werdeo niet gehoord in
de loeiende storm. Eindelijk werden
zij door 'n F.-ansche kornet opge
merkt. Signalen stegen tegen de ra's
omhoog, kanongebulder stierf weg...
de volgende m nuut waren zij echter
reeds mijlen voortgedreven. Hulpe-
loozer dan tevoren waren zij aan de
woede van de elementen overgele
verd. Nu gaf ook Rollier zijn laatste
restje hoop op...
Zij wachtten op de dood. Ieder
uur werd hun toestand schrikkelijker...
De laatste postzak was uitgeworpen.
Het ontsnappende gas van de ballon
viel als een fijne sneeuw neer. en
benam de adem... Maar de dood
liet op zich wachten...
Nog dichter drongen zij tegen
elkander aan. De koerier haaide
eenige bladen papier uit de zak.
Wat wil je daarmee T'
Aan mijn moeder schrijven 1"
En hij schreef met stijve, onbe
holpen letters „Moeder, lieve, liefste
Moeder
„Laat dat 1" zei Rollier, „we
hebben niet eens een flesch...'*
Fijne druppeltjes vielen op het
papier, langzaam, heel langzaam
daalde de ballon.
In de branding van schuim en
nevel doemden dichte massa's op.
„Kijk daar 1"
„Land land I... De kust 1"
Een dennewoud scheen hen met
uitgestrekte armen tegemoet te snel-
len... Een ruk en de ballon hing
vast aan de eerste top.
„Gered 1"
Het bleek nu dat zij op 62 gr.
of ik die kippen hebben mot
voor dat geld of niet
't Is dat ik er m'n waaif
een plezier mee wil doen. ikke
vour mein aaiges geif daor niet
zoo apart veil om. Maar 't zain
toch niet van dat beroerde sourt
kippen, die altijd en ieder oogen
blik broeisch worden Want dan
mot 'k ze nie hebben, hour 1
Broedsch werreried Ties,
opvliegend alsof hij kwaad werd.
i Ik zal mien eige dood pruve an
dissen borrel, as ter oot een van
dees diere broedsch wurd en
meteen sloeg hij den vollen borrel
van den schipper, die op tafel
stond, naar hinnen.
Nim 't me nie kwellik, ik
gleuf asdat ik beej vergissing ow
gleske leeggedronke heb. Nee
mer dor kunde zeker van zien,
dat er gen een broedsch van werd
is 't waor Sjang dat wette
geej ok wel 1
Dat is zoo, zei de herbergier
en hij kon dat ook zonder zijn
geweten te bezwaren, bevestigen,
want 't waren allemaal jonge
hanen van dat soort, dat maar
weinig kam heeft en ook, als ze
volwassen zijn, niet zoo'n groote
kammen als de gewone kammen
als de gewone kippen krijgen.
Kastelaan, schenk maai mar
aain anderen borrel in, maar in
ein schonn glaossie komaan,
schenk maor aain rondje en zeg
jaai dan baossie of ik die beisjes
vour een pop per stuk hebben
mot
Wordt vervolgd.