TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Openbare Vergadering van den Raad der gemeente Venray, De overweldiging van België. Zaterdag 2 Februari *1935 Zes en vijftigste Jaargang No 5 gehouden op 28 December 1934, des namiddags vier uur. Voorzitter: de heer O. L. P van de Loo, burgemeester. Secretaris: de heer A. F. M. van Haaren. Afwezig de heer J. H. M. H. Stoot. De Voorzitter opent de vergadering met gebed. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 1 getrokken is, zoodat bij stemmingen in deze vergadering no. 1 der presentielijst, i.e. de heer J. H. Nelissen, het eerst zijo stem moet uitbrengen. Vervolgens leest de Voorzitter voor bet proces verbaal van kasopname bij den Gemeente-Ontvanger over het 4de kwartaal 1934, waaruit blijkt, dat op 7 December 1934 het totaal der inkomsten bedroeg f 357117,79. het totaal der uitgaven f 270411.08, zoodat op 7 December j.l, in kas was f 86766 61, Wordt voor kennisgeving aangenomen. Daarna komt aan de orde: voorloopige vaststelling der geméentebe grooting 1933, met rapport der Commissie. De Voorzitter zegt, dat deze rekening 23 November 1934 aan den Raad is overgelegd, daarna 14 dagen ter Secretarie voor eenieder ter lezing heeft gelegen en tegen betaling der kosten verkrijgbaar is gesteld. Waar aldus is voldaan aan de wettelijk voorgeschreven formaliteiten, kan de Raad overgaan tot voorloopige vaststelling. Spreker leest vervolgens het rapport van de in de vorige vergadering benoemde Raadscommissie van onderzoek der rekening voor, waaruit blijkt, dat de commissie die rekening heeft onderzocht en zij deze met alle bescheiden tot staviDg van inkomsten en uitgaven geheel in orde en met elkaar strookend heeft bevonden, weshalve zij den Raad adviseert deze rekening voorloopig vast te stellen. Hierna wordt de gemeer-t rekening met algemeene stemmen voorloopig vastgesteld op f 411009 65 in ontvangsten en f 350900.27 in uitgaven, zoodat *ij een bang saldo oplevert van f 601ü9 38, De beide wethouders hebben zich overeenkomstig de wet van stem ming onthouden. De Voorzitter dankt hierna de commissieleden voor de door hen verrichte taak. Vervolgens wordt aangeboden de gemeentebegrooting dienst 1935 en de begrooting van het bedrijf der gasfabriek voor 1935 De Voorzitter deelt mede, dat het ontwerp zooals voorgeschreven ter Secretarie gedurende 14 dagen voor eenieder ter lezing zal worden neergelegd, terwijl 3 exemplaren bij de heeren Raadsleden zullen circu leecen en op nader te bepalen dagen den Raadsleden gelegenheid zal worden gegeven de begrooting in comité generaal te bespreken. Verder zal steeds een exemplaar der begrooting ter Secretarie aanwezig zijn. waar de heeren Raadsleden dan te allen tijde deze kunnen inzien en voorlichting kunnen krijgen van den Gemeentesecretaris, indien zij dit weuschen. In deze vergadering mag de begrooting niet worden besproken of hierover beraadslagen. De heer Vermeulen heeft tot zijn verwondering gezien, dat de ont werp begrooting reeds naar Ged. Staten is geweest. Dat is voorschrift, antwoordt de Voorzitter. Ja, zegt de heer Vermeulen, voor noodlijdende gemeenten, doch daar onder valt Venray tcch niet. De Voorzitter antwoordt, dat de heer Vermeulen zich vergist: ook wij zijn uitgenoodlgd de begrooting vooraf in te zenden. De heer van Haren zegt geïnformeerd te hebben in Noord-Brabant en daar behoefde het niet voor alle gemeenten. Dan is U verkeerd ingelicht, zegt de Voorzitter. De heer Millen merkt op. dat Ged. Staten splitsing van post 318 verlangen, .waarop de Voorzitter antwoordt, dat de heet Milien nu toch nog de begrooting ter sprake brengt, terwijl dit niet mag. Wat overigens de splitsing van een post betreft, dit maakt toch niets uit, daar hierdoor het eindcijfer niet verandert. Hierna wordt aan B. en W. de gewone jaarlijksche machtiging ver leend om in 1935 weer de gewone verkoopingen te doen van hakhout, turfslljk enz. en verpachting van de vervallen pachten. Nog wordt algemeen goedgevonden voor het pachtjaar 1934—1935 aan de aanpachters van gemeentegronden, die vóór 1930 hebben ge pacht, met uitzondering van pachters van onontgonnen gronden, weder om eene verlaging van pachtprijs toe te staan van 10 pCt. In den loop van het jaar kan dan nader overwogen worden of ver dere reductie noodig is. B. en W. zijn alsnog van oordeel, dat verdere verlagiog, als de toestand zoo blijft, niet of slechts ia een zeer enkel geval zal noodig zijn. Vervolgens wordt algemeen goedgevonden de oude school te Merselo opnieuw voor een jaar te verpachten aan de afdeeliug Merselo van den Limburgschen Land en Tuinbouwbond, onder dezelfde voorwaarden •n bepalingen als tot dusverre. Dan is aan de orde: voorstel van B. en W. tot onderhandsche ver pachting van circa 2 H.A. ontginningsgrond te Ysselsteyn aan G. F Claessens. De Voorzitter zegt, dat de bedoeling is dezen grond te verpachten tot 1 November 1944, met bepaling, dat deze geheel moet zijn ontgon nen en in cultuur gebracht vóór 1 November 1935 en de gemeente gedurende den pachttermijn te allen tijde de volkomen vrije beschikking over den grond kan hernemen. Na mededeeling, dat de grond gelegen is in de kom van Ysselsteyn nabij de school en het dus mooier is als dat stuk ontgonnen wordt dan dat het woest blijft liggen, leest de Voorzitter de voorwaarden omtrent vergoeding bij hername voor. Wordt algemeen goedgevonden den grond te verpachten voor f 5.— per H.A. per jaar. In verband met de ingediende bezwaarschriften door J. Schaeffers en Wed. Jos. Aerts. worden vervolgens deze aanslagen in de rioolbelasting verminderd en in overeenstemming gebracht mee hun aarslagen in de Personeele Belasting. Hierna wordt behandeld de aanvrage van Mej. Meesters, vroedvrouw, tot het toekennen eener subsidie. Na voorlezing der aanvrage, zegt de Voorzitter, dat B. en W. op het standpunt staan, dat er dient te zijn ééa gemeente vroedvrouw. Daarnaast vinden B. en W. het wel van belang, dat er een tweede vroedvrouw is. die zich dan echter een clientèle moet scheppen. Waar hier intusschen gebleken is, jat de tweede vroedvrouw baar taak toi tevredenheid vervult en ook haar practijk geregeld toeneemt, zoodat zij wel spoedig er voldoende bestaan in hare praktijk zal vinden, meenen B. en W., dat haar tijdens die overgangsperiode wel eenige tegemoet koming mag worden verleend en stellen zij voor haar voor 1935 een gratificatie van f 100 te verleenen om dan in den loop van het jaar te bekijken of hare praktijk zoodanig wordt, dat al dan niet fioancieele hulp kan worden gemist, zulks natuuilijk onder voorbehoud, dat de vroedvrouw het geheele jaar blijft, zullende anders het bedrag slechts naar evenredigheid wordt uitgekeerd. De heer Vermeulen zegt gelezen te hebben, dat de gemeente Maas hees, die het vot'g jaar f 250.— subsidie gaf, thans deze subsidie heeft ingetrokkea. JJe Voorzitter zegt, er niet over te kunnen oordeelen, in hoeverre het in Maashees noodig is een vroedvrouw te steunen. Uit het feit echter, dat de vroedvrouw hier haar standplaats heeft gekozen, blijkt wel, dat ze op den duur van Venray voor haar practijk meer verwacht dan van Maat-hees. De gemeente Maashees verkeert bovendien in de gelukkige omsiandig- beid, dat Venray zoo dicht bij ligt, want moesten ze daar een vroed vrouw nemen die euk< 1 op Maashees was aangewezen, dan zouden ze haar heel wat meer gemeentesubsidie moeten geven. De h?er Vermeulen acht het van belang, dat de vroedvrouw voor Venray behouden blijft en zou haar daarom wat meer geven, vooral nu ze in Maashees niets meer krijgt. Dat laatste argument vindt de Voorzitter onjuist en is z.i. de zaak Op zijn kop zetten, want dan zou Maashees ten slotte het standpunt gaan innemen dat Venray er maar voor zorgt, dan proficeereo wij er even goed van. Ja, zegt de heer Vermeulen, maar daarom zou ik er juist de voor waarde aan willen verbinden, dat ze zooveel mogelijk ia Venray moet blijven, dus op de eerste plaats in Venray en in Venray werkzaam, De Voorzitter meent, dat dit niet vastgelegd behoeft te worden, aan gezien de vroedvrouw dit in de praktijk wel uit zich zelf zal doen als ze hier voldoende te doen krijgt, gaat ze vanzelf niet elders. Den heer Millen verheugt het, dat B. en W. op het standpunt staan, dat het van belang is dat hier een tweede vroedvrouw gevestigd is. vooral nu de kosten van bevalling bij de dokters voor velen niet meer te betalen zijn. Van den anderen kant vindt hij. f 100 wel wat weinig en stelt daarom voor f 250 te geven, onder voorwaarde, dat ze zooveel mogelijk in Venray zal werkzaam zijn. De Voorzitter zegt, dat wij vooral niet moeten vergeten, dat al een aanmerkelijk bedrag wordt uitgegeven aan de gemeente vroedvrouw en wij juist in deze jaren moeten oppassen niet te ver te gaan wat B. en W. voorstellen gaat stellig reeds boven de verwachting van juffcouw Meesters. De heer Millen vreest, dat wanneer wij slechts de door B. en W. voorgestelde subsidie geven, Venray binnen afzienbaren tijd weer met één vroedvrouw zit en dat zou jammer zijn, speciaal voor de arbeidende klasse. De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat de plaatselijke doktoren eo de gemeente-vroedvrouw het werk afkunnen. De heer van Boven zegt, dat er hoe langer hoe meer menschen, ook van den kleinen boeren- en middenstand naar de vroedvrouw gaan, omdat ze geen dokter meer kunnen betalen. Waar bovendien onze gemeente-vroedvrouw al op jaren is en baar werk steeds zwaarder wordt, nu ook de gehuchten meer naar de vroedvrouw gaan, is een tweede vroedvrouw hier noodig en zou ook hij er voor zijn wat meer te geven, al is f 250 wel aan den hoogen kant. De Voorzitter antwoordt, dat juist het feit dat velen geen dokter meer kunnen betalen en dus op de vroedvrouw zijn aangewezen, voor de nieuwe vroedvrouw een gunstige factor is om er in te komen en zich een practijk te scheppen. Daarom ook stellen B. en W. voor slechts voor ééa jaar een gratificatie te verleenen om dan in den loop van 1935 eens te bekijken of fioancieele hulp nog verder noodig is. Op den duur zal de vroedvrouw, als ze haar taak blijft vervullen als tot dusverre, ongetwijfeld een voldoende bestaan uit haar practijk vinden, daarvan is Spreker overtuigd. Zooals gezegd stellen B. en W. voor f 100 te geveD, doch zijn er raadsledeD, die verder willen gaan en daarvan een voorstel maken, dan zal Spreker dit in stemming brengen. De heer Houben zegt, een bemiddelingsvoorstel te hebben en stelt voor f 200 te geven voor 1935. De Voorzitter zou hieraan dan geen voorwaarden willen verbinden omtrent haar praktijk en haar hierin vrijlaten. Wel zou hij echter de voorwaarde willen opleggen, dat zij bij ontstentenis of verhindering van de gemeente-vroedvrouw en armendokter moet inspringen. De heer Vermeulen acht dit ncgal bezwaarlijk. Gesteld dat de gemeente vroedvrouw zegt wegens verren afstand ergens niet naar toe te kunnen gaan. Dan komt eerst de dokter nog, antwoordt de Voorzitter en boven dien is dat, als het meer zou voorkomen, een bewijs dat de gemeente vroedvrouw niet meer voor haar werk geschikt is en het haar tijd is om met pensioen te gaan. Wethouder Odenhoven zegt, altijd op het standpunt gestaan te hebben, dat de vroedvrouw in de eerste jaren wat moet hebben. Het verwondert hem dan ook dat Maashees nu 2l ophoudt met subsidieeren. Spreker acht een som van f 200 volkomen verantwoord en wijst er voorts op dat de vroedvrouw nu ook een voorsprong heeft bij een eventueel latere benoeming van een nieuwe gemeente vroedvrouw. De Voorzitter wil thans opmerken, dat hier vooral niet moet worden gesproken van een verkregen recht, ook niet met het oog op een latere benoemiog tot gemeente-vroedvrouw. Als deze vacature komt, zal er vrije sollicitatie zijn en kan natuurlijk ook Mej. Meesters solliciteeren, in zoover zij aan de voorwaarde van benoeming voldoet. Kwaad zal het haar dan natuurlijk niet doen als zij hier enkele jaren tot tevreden heid is werkzaam geweest. En wat het subsidie betreft, deze zaak zal het volgend jaar geheel los van wat nu gegeven wordt, opnieuw worden bekeken. Wethouder Pubben zegt, dat de vroedvrouw ook met hem over het subsidie heeft gesproken. Zij maakt een goeden indruk en hij heeft het haar dan ook volkomen te gunnen. Hoewel de gemeente zuinig moet zijn, heeft Spreker er dan ook geen bezwaar tegen haar voor 1935 f 200 te geven. Wordt algemeen goedgevonden voor 1935 f 200 te geven. Dan wordt behandeld het ingekomen schrijven van Z E. den heer Minister van Sociale Zaken inzake de vorststeunregeling. De Voorzitter zegt, dat door den Minister is bepaald, dat ook voor dit jaar een vorststeunregeling zal gelden, waarvan het tarief door hem ontworpen. B. en W. hebben hierop direct geantwoord, dat deze nieuwe regeling door hen bij vorst zal worden toegepast. Spreker zeg» voorts, dat deze regeling iets anders is dan het vorig jaar en nu meer parallel loopt met de gewone steunregeling. De heer Millen vraagt, of er geen schrijven van den minister is inge komen om de gewone steunregeling in te voeren. Integendeel, antwoordt de Voorzitter. De minister vestigt er juist de aandacht op, dat „deze steunregeling uitsluitend behoeft te worden ge volgd voor hen, die ingevolge vorst tijdelijk niet bij de werkverschaffing kunnen arbeiden, Onze gewone steunregeling ligt nog steeds in den Haag en dé Minister acht nog altijd geen termen aanwezig om hier een steunregeling in te voeren. De heer Millen heeft in een rede van hei Kamerlid Hermans gehoord, dat de Minister alle gemeenten, die nog geen steunregeling hebben, heeft aangeschreven om er een in te voeren. Dit is slechts ten deele juist, antwoordt de Voorziter, want deze aanschrijving gold alleen de gemeenten, die noch een werkverschaffing, noch een steunregeling hadden, Maar, zegt de heer van Boven, er zijn toch wel gemeenten, waar én werkverschaffing én steunregeling bestaan. Die zijn er zelfs zeer veel, aDtwoordt de Voorzitter, maar dat zijn gemeenten met een z.g. rouleerings systeem, d.w.z. gemeenten met werk loozeD, die slechts bepaalde weken mogen werken. Die zijn er hier ook velen, zegt de heer van Boven. Neen, zegt de Voorzitter in dien geest niet. Hier toch betreft het meevoelen met nog andere gezinsinkomsten, die daardoor slechts om de andere week tewerkgesteld mogen worden, terwijl in de gepoeenten met rouleeringssysteem de weikloozen wegens gebrek aan werkverschaffiogs objecten slechts om de andere week tewerkgesteld kunnen worden. De heer van Boven zegt, dat er hier toch vele gezinnen zijn, die er met bun totaal-inkomen Diet kunnen komen, en toch niet meer tewerk gesteld worden. Dat is niet Uw schuld, mijnheer de Voorzitter, doch v<*n de Regeering, die speelt met de arbeidende klasse dat moet z'ch wreken. Spreker stelt er prijs op dat hier even te zeggen. De Voorzitter meent, dat hier toch alles zoover het maar met de eischen der Regeering vereenigbaar is gebeurd. De heeren van Boven en Millen hebben geen verwijten voor de uit voering hier ler plaatse, maar halen toch gevallen aan, dat het te weinig Is voor bepaalde gezinnen. Wethouder Odenhoven meent, dat ze in den Haag Venray toch wel wat veel op den achtergrond schuiven, ook en vooral wat de normen betreft, waarbij Vearay met het kleinste dorpje op één lijn gesteld wordt. Wanneer de steunregeling er moet komen, vreest Spreker, dat ze in dea Haag nog aarzelig zullen zijn. Hij hoopt dan ook, dat ze Id den Haag eindelijk eeDs wakker geschud zullen worden en zou vooral daar toe weer eens pogingen doen onze goede Venraysche arbeiders ver dienen toch niet zoo achter gesteld te worden. De Voorzitter zegt, het, wat de normen betreft, volkomen met wet houder Odenhoven eens te zijn. De wethouder weet echter, dat B. en W. alle pogingen hebben gedaan en zullen blijven doen om Venray in een hoogere klasse gerangschikt te krijgen. Wat de steunregeling betreft, staan ze in den Haag nu eenmaal op het standpunt, dat deze hier niet noodig is zoolang er nog voldoende werkverschaffing is. De heer Millen zou toch nog eens piobeereo de steunregeling goed gekeurd te krijgen. Dit kan alleen succes hebben, antwoordt de Voorzitter, zoodra er geen voldoende werk meer is en dat is nu gelukkig nog niet het geval. Maar, zegt de heer van Boven, wat moet er dan gebeuren met de arbeiders, die niet in de werkverschaffing kunnen werken, omdat ze daarvoor niet geschikt zijn Spreker heeft voorts ook gezien, dat reeds oude en zwakke vaders gaan werken en flinke zoons met een sigaret in den mond langs de straat slenteren. De Voorzitter zegt, dat is goedgevonden, dat in vrijwel alle dergelijke gevallen de zoons worden tewerkgesteld in plaats van den vader. De heer van Boven zegt er dan eens enkele aan den Voorzitter te zullen aanwijzen. De Voorzitter vindt dit goed. doch meent, dat het uitzonderingen zullen zijn. Wethouder Pubben wil er ook eens op wijzen, dat de normen hier veel te laag zijn en zou dat oog eens krachtig onder de aandacht der Regeering brengen. De menschen lijden hier armoede. Als men daar naast nog hoort, dat in de steden 60 ct. en meer per uur gegeven wordt, is het onbillijk, dat ze hier weer de levensstandaard niet bezien, met 23 ct. of minder tevreden moeten zijn. De Voorzitter zal nogmaals namens den Raad den minister verzoeken het tarief voor de vorststeunregeling te herzien. Wordt algemeen goedgevonden. De heer van Boven dankt wethouder Pubben voor zijn flinke woor den en zegt B. en W. dankbaar te zijo, dat ze nogmaals krachtige pogingen zullen doen. Spreker hoopt, dat deze met een goeden uitslag bekroond mogen worden. Wethouder Odenhoven constateert met genoegen, dat de Raad in deze unaniem is en dankt de heeren daarvoor. De Voorzitter deelt hierna mede, dat van de Kroon de beslissing is gekomen, dat het 2de lid van artikel 3 der Drankwet niet van toepas sing is op die gedeelten der gemeente Venray, welke vallen buiten de hoofdkom van het dorp, zoodat daar de volledige vergunningen kunnen blijven worden uitgeoefend. Vervolgens leest de Voorzitter voor. de ingekomen dankbetuigingen voor verleend subsidie van de vereeniging Volksbelang Venray, St. Vincentiusvereeniglng, A N W.B. Toeristenbond voor Nederland, R. K. Vereeniging Moederschapszorg Heerlen en de Vereeniging voor R. K. Gezinsvoogden afd. Ven'o. Voorts deelt de Voorzitter mede, dat B. en W. een begrooting hebben doen maken voor den bouw van een paardenstal op het woon wagenkamp en deze hoog geschat alles bij eikaar 'n f 400 zal kosten. Daarna hebben B. en W. een onderhoud gehad met het Bestuur der Afd. Venray van de vereeniging voor Dierenbescherming, en de heeren toegezegd hebbeD, dat door hen gedurende minstens 10 jaar een bedrag van minstens f 15,— per jaar zal worden bijgedragen. Mochten de kas middelen zulks toelaten, dan zal de jaarlijksche bijdrage nog hooger gesteld worden. Wordt algemeen goedgevonden. Nog wordt algemeen goedgevonden een strookje grond aan de ge projecteerde Mgr. Nolensstraat te ruilen met J. Lemmens, zulks opdat de bouwterreinen ter plaatse meer in de rooilijn komen te liggen. De heer van Haren heeft met genoegen gezien, dat er aan het uit breidingsplan gewerkt wordt. Er gebeurt echter niets aan den Oostsingel. Spreker meent bier even te moeten zeggen, dat omtrent de houding die hij aanneemt, als zoude hij niet willen medewerken, door een gemeente ambtenaar onware dingen verteld worden. De Voorzitter zegt er van overtuigd te zijn, dat evenals de anderen, ook de heer van Haren wel zal meewerken, zoodra die medewerking van hem wordt gevraagd. De heer van Haren wil voorts wijzen op het gevaarlijke punt hoek Landweertweg-Stationsweg. Naar hij gehoord heeft worden daar twee winkelbuizen gebouwd en komt er uit verkeersoogpunt een verkeerde toestand, waaraaa niets meer te doen is. Spreker zegt, dat de gemeente dat terrein bad mce en koopen. De Voorzitter zegt, dat het niet zoo erg is en wel mee zal valien. Trouwens wij kunnen toch niet alles wegkoopeD, wat van belang is. Daarvoor is onze gemeeDte te klein. De heer Millen wijst op den slechten toestand waarin de Langeweg verkeert, waarbij meerdere heeren zich aansluiten. De Voorzitter zegt, dat verbetering slechts wacht op de medewerking van belanghebbenden. De heer van Boven heeft een drietal zittingen van de Rechtbank gelezen, waarbij de vertappers van bier in danstenten werden vrijge sproken. Dat schijnt dus nu gerust te mogen. Neen, zegt de Burgemeester, er is nog steeds geen uitspraak van den Hoogen Raad en bovendien is het dan nog aan den Burgemeester. De heer van Boven vraagt, of hij het standpunt dat de Burgemeester in deze zal innemen, mag weten. Zeker, antwoordt de Voorzitter, hetzelfde als verleden jaar, dus geen bier in de daosteoten. De heer Geurts wijst er op, dat in Castenray ook een kiesvereeniging is opgericht. Gaarne zoude men nu aldaar ook een stembureau gevestigd zien. De Voorzitter zegt, hier niet afwijzend tegenover te staan en zullen B. en W. dit eens bekijken. Voor dit jaar kan er echter nog geen sprake vao zijn, omdat én de stembnreaux én de benoemde leden nog steeds zitting hebben, en de kiezerslijst reeds in Februari gereed moet zijn. De Voorzitter wensent vervolgens alle Raadsleden, alsmede den Secretaris, zoo voor zich als hunne huisgezinnen, een gelukkig uiteinde en Zalig Nieuwjaar. Niets meer aan de erde zijnde en geen der leden nog het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering met gebed. Herinneringen aan de omzwervin gen van een oud-oorlogscorres pondent tussclien de strydende,1 partyen. HOE ANDENNE GETEISTERD WERD. - NAAR NAMEN. In het begin van September 1914 kreeg ik toestemming om voor zoo ver plaatselijke bevelhebbers daar tegen geen bezwaar maakten, per auto door het bezette gebied van België te reizen. Mijn eerste autotocht gold een bezoek aan Namen. Op weg daarheen passeerde ik allereerst Luik. waar meer orde was gekomen en de Duitschers zich veel oehoorlijker wa ei gaan gedragen. De verwoest ng van zoovele plaat sen en het onbarmhartige optreJen tegen de bevolking hadden zoo'n indruk gemaakt op de wereldopinie, dat de Duitsche legerleiding er door verontrust werd. Meermalen gebeurde het thans, dat officieren me staaltjes van hun humanlleit jegens de burgers mee deelden en me dan afvroegen Wat denkt ge 1 Zijn wij d: barbaren, waarvoor de wereld ons houdt Ik ben me trouwens altijd zeer wel bewust geweest, dat noch heel het Duitsche leger, noch „het" Duit sche volk zich in den oorlog aac barbarisme beeft schuldig gemaakt. De eenhedeu echter, welke in de eerste oorlogsmaanden met de on derwerping der vreemde" burgerij waren belast, hebben inderdaad het oprechte ongeloof van millioenen beschaafde Duitschers ten spijt beestachtig huisgehouden in België en mijn overtuiging is. dat dit op treden in vele gevallen opzettelijk is geweest; het betrof hier m i. een militaire tactiek, welke ten doel had om met een miaimum aan bezelling troepen een vreemd volk onderwor pen te kunnen houden. Ik weet, dat later honderdduizen den militairen door België zijn ge trokken, die in volle oprechtheid geloofden, dat de verhalen van Duitsch barharisme slechts fabelen waren: de verwoestingen, welke ze aanschouwden, meenden ze een ge volg van het normale oorlogsgeweld en voor zoover ze wel moesten ge- looven in het dooden van duizenden burgets. hebben ze ten onrechte aangenomen, dat het hier de bestraffing gold van zeer .zware over tredingen, als het georganiseerd en geweldadig optreden der bevolking tegen Duitsche troepen. Toen ik met de auto in Hoei kwam, een stadje tusschen Luik en Namen, bleek me, dat ook deze plaats geteisterd was, Ik vernam, dat in den avond van 24 Augustus in den omtrek van bet viaduct eenige schoten waren gevallen, wat voor honderden soldaten het sein was geweest voor een gewelddadig op treden tegen de bewoners van Hoei. Verscheidene hutzen werden met kogels doorzeefd en een geheele straat, bestaande uit 28 huizen, de Rue de Jardin. werd in de asch gelegd. Twee burgers werden ge dood. Reeds hiervoren hebben we mee gedeeld, dat de Duitschers zelve later hun ongelijk hebbea bekend en dat majoor van Bassewitz, als plaat selijke bevelhebber in een dagorder zijn manschappen tegen een herhaling van hun optreden heeft gewaar schuwd. Om het bezit van Hoei was niet gestreden. De citadel, waarop thans de Duitsche vlag wapperde, was wegens haar ouderdom niet meer in staat van verdediging geweest. De terugtrekkende Belgen hadden

Peel en Maas | 1935 | | pagina 7