TWEEDE BLAD VAN PEF.TEN MA AS
PATER EN PETER.
De overweldiging
van België.
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de TCiesjeskèl
Wat de steun
regeling kost.
Zaterdag 12 Januari 1935
Zeslen vijftigste Jaargang No 2
Herinneringen aan de omzwervin
gen van een oud-oorlogscorres-
pondent tussclien de strijdende
partyen.
WEER VRIJ
Te 7 uur in deo morgen werd ik
eindelijk gehaald en op m'n bloote
voeten voor generaal voo Manteuf-
fel geleid, dien ik in deze omstandig
heden blij was terug te zien. Zijn
houding tegenover mij stelde me
inderdaad niet teleur. Blijkbaar was
hij al op de hoogte gebracht van
mijn aanhouding en vermoedelijk had
hij toen dadelijk bevel gegeven om
me bij hem te brengen.
Niettegenstaande mija armelijke
blootvoetsche verschijning, sprong
hij bij mijn binnenkomst weer dadelijk
van zijn stoel op en liet hij zijn
hakken klakken. Ik deed stug, wees
hem op m'n begeleiders en verklaarde
hem met nijd in de stem, welke ik
moeilijk bedwingen kon daar had
ik dien nacht te veel voor meege
maakt dat ik zijn gevangene was.
Met een hoofd, rood van schaamte,
of verrassing, begon von Manteuffel
zijn excuses te maken, waarbij bij
het deed voorkomen, alsof het feit
van zijn arrestatie tot op het moment
van mija binnentreden hem nog vol
komen onbekend was geweest. Den
feldwebel (sergeant), ocder wiens
toezicht ik was voorgeleid, vroeg hij
barsch, wat het heele geval eigenlijk
te beduiden had en terwijl deze den
generaal het een en ander trachtte
duidelijk te maken, onderbrak von
Manteuffel den armen kerel herhaal
delijk met woedende uitvallen.
Mijn papieren, meende hij, wezen
toch duidelijk uit, dat ik een Ned.
journalist was, die er geen enkel
belang bij kon hebben om ten fabriek
in brand te steken.
Hij wilde niets weten van een
Uerjfer.ooderzoek en gaf last, dat me
dadelijk alles zou worden terugge
bracht, wat me was ontnomen. Op
deze wijze kreeg ik ook mijn kousen
weer terug en mijn scboênen. die
intusschen door den militairen schoen
maker waren hersteld met behulp
van hetzelfde leer, dat er den vorigen
avond van was afgetrokken.
Hebt u nu alles terug vroeg
van Manteuffel me.
Jawel, zei ik. behalve m'n mes.
Waar is dat mes? bulderde de
generaal toen tot den feldwebel, die
mijn spullen was gaan verzamelen en
terugbrengen.
Dat is een wapen, generaal 1
Men moet weten, dat in Leuven
ook een proclamatie was aangeplakt,
waarbij het dragen van messen werd
verboden, omdat deze als wapenen
werden beschouwd. Op grond van
die proclamatie was mijn mes. dat
bovendien nog al groot was. omdat
me het bij mijn „maaltijden" op het
oorlogsterrein moest dienen, reeds
naar een afzonderlijk bureau van in
beslag genomen wapenen overgebracht
maar op bevel van von Manteuffel
moest thans ook dat mes onmiddellijk
worden teruggehaald.
Nogmaals putte de generaal zich
uit in excuses en wéér begon bij zijD
verhalen over franc tireurs, die hem
tot zijn optreden in Leuven zoudeD
hebben genoopt. Hij verzocht me om
een en ander duidelijk in de Neder-
landsche pers te doen uitkomen.
De feldwebel, die me als gevan
gene had voorgeleid, kreeg thans last
om me overal door Leuven te leiden,
waar ik wilde gaan en me te be
schermen tegen elke overlast van
militairen.
Ik haalde mijn fiets op en keerde
tenslotte dood-ziek naar de Neder-
landsche grens terug. Mijn lichaam
was als verstijfd door dat liggen,
gedurende een langen nacht, op een
steenen grond en in een mistige,
vochtige lucht. Ook mijn ingewanden
j bleken geheel van streek.
Veel vluchtelingen keerden dien
ochtend naar Leuven terug, gedreven
door wanhoop en honger. Zelf
teerde ik ook nog op een ombijt
van den vorigen dag en hoe ellendig
ik me ook voelde, ik verlangde naar
een hap eten en een warme kop
koffie, maar nergens kon ik ook
maar iets bemachtigen.
Een boertje hielp me eindelijk aan
een kop koffie, zonder melk of suiker,
maar te eten had ook hij niets voor
me. Eerst te Thienen slaagde ik er
in om drie eieren te koopen.
In Maastricht heb ik me dadelijk
onder behandeling gesteld van Dr.
de Groot uit Den Haag, die in die
dagen de leiding op zich had geno
men van den Rooden Kruisdienst in
Maastricht. Hij meende, dat ik nog
heel lang de gevolgen van dien
nacht te Leuven zou blijven onder
vinden. Ik had echter geen tijd om
op m'n herstel te wachten en daarom
zat ik den anderen dag al weer in....
Leuven.
De vluchtelingen, die waren terug
gekeerd, behoorde allen tot het
armere volk, de beter gesitueerden
waren de Nederlandsche grens over
getrokken. Dat volk was, gedreven
door den honger, dadelijk aan het
rooven en plunderen geslagen in de
verwoeste stad en ik zag, hoe het
daarbij werd aangemoedigd door de
Duitsche soldaten, die meehielpen
om den boel op straat te smijten.
Tot verontschuldiging van de plun
derende menigte moet echter worden
gezegd, dat ze het gretigst greep
naar de halverbrande eetwaren.
Ik kwam op dezen dag voor het
eerst in relatie met eenige autoritei
ten, die bij de verwoesting van
Leuven dapper op hun post waren
gebleven en zich hadden ingespan
nen om nog te redden, wat er te
redden was. Ik noem b.v. Mgr.
Depliogne, die, naar ik me meen te
herinneren, vice-rector was van de
Leuvensche Hoogeschool, de heer
Nerinx, loco-burgemeester, en onze
landgenooten Prof. Noyons en zijn
echtgenoote, die tegenwoordig hoog
leeraar is aan de Hoogeschool te
Utrecht, was in 1914 aan de Leuven
sche Hoogeschool verbonden hij
was ook honorair vice-consul van
ons land. Ik vond hem en zijn dap
pere echtgenoote in het Instituut
Leo XIII, dat tot Roode Kruishospi-
taal was ingericht.
Van het gebouw hing behalve de
Roode Kruis-vlag ook de Nederland
sche driekleur. Zoowel de Belgische
als Duitsche militairen werden er
verpleegd en ook werden er de vele
gewonde burgers verpleegd, die
tijdens de verwoesting waren binnen
gedragen.
Ontzettend zware dagen had Prof.
Noyons beleefd. Terwijl de stad
brandde en de lichtleidmgen natuur
lijk alle defect waren, moest deze
Nederlandsche professor, die speciaal
als chirurg optrad, bij kaarslichten
de moeilijkste en zwaarste operalies
verrichten. Uren aan een stuk had
hij aldus bij een slecht flakkerend
lichtschijusel armen en beenen moeten
amputeeren- De bijzonderheden, welke
hij ons daaromtrent mededeelde, zijn
te afschuwelijk om ze hier te kunneD
oververtellen.
Terwijl Prof. Noyons aldus ook
op den avond van den 25en Augus
tus was bezig geweest, krijgt hij
plots een meisje ter behandeling voor
zich, die bij hem thuis als „tweede
meid" in dienstbetrekning was. Niet
tegenstaande van zijn particuliere
woning een groote Roode Kruis vlag
uithing en de Duitschers zelve op
de deur hadden geschreven „Profes
sor Noyons, Hollaadischer Artz, zu
schonen", waren nietsontziende
soldaten de woning toch binnen
gedrongen, waar de dienstboden
overvielen en beschoten en een
schandelijke vernieling van het meubi
lair begonnen. Het gewonde dienst
meisje had drie schoten in de zijde
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Limburgsclie grenzen
door BERNARD VIELER.
16
In een herberg aan den rijks
weg, waar tevens een tol was,
ging hij binnen en vroeg een glas
bier. Hij begon een praatje met
de vrouw, die aan een andere
lafel bezig was met boonen uit te
zoeken.
Da's enne groehten bögerd
daor gunder wiet, daor waor die
kestanjebeum staon. Zo'n groote
boerderije ziede hier nie veul.
Nieje, dat zegde wel, da's de
Flammertschen Hof en zo'n zien
der hier umkante gen bekend Ik
gleuf dat ze der wel zes pèerd
hebbe I
't Is allied mer jaommer,
vervolgde Ties, as zo'n groote ge-
doeien later, as 'de kiender dèele
motte, ien stukke versnipperd
werre. Zien dor veul kiender t
Nee, gaar nie, dor is mer'
een kléin megje en dat is eur
eige ok nog me. 't Is mer en
angenome kiend, dat ze vur en
jaur of drie dor gevonde hebbe.
Van eur eige hebbe ze gen kien
der gehad, den ooievaar hit ziene
weg nao de Flammert nie kunne
viende. Mer ze zien der nog gek
ker mit as dat 't eur eige was,
den baas zo goed as de vrow.
Heej is anders enne zoere, stroeve
kei, wor nie veul an is, mer mit
dat klein ding hit ie toch zoveul
op, dat 't nie te gleuve is. En de
vrow, die en errig goed, mitliejig
minsch is, laot 't kiend gen me-
nuut alleen. Dat megje zal later,
as 't grooter is, genoeg vreejers
kunne kriege.
Daar de vrouw opstond, om den
bak met boonen weg te brengen,
dronk Maitesen Ties zijn glas uit
en betaalde zijn zes centen, waar
na hij zijn kistje weer opnam om
verder te trekken.
'I Is voorzeker onverklaarbaar
hoe een gezonde, krachtige man
maar voortdurend van plaats tot
plaats, van huis tot huis kan
trekken; hoe zoo iemand, indien
hij er dan ook al geen behagen
in vindt, dan toch tevreden kan
zijn met zulk een lot, dat hij
bekomen
Prof. Noyons en zijn echtgenoote
vroegen me te eten, d.w.z. om mee
aan te zitten aan den gemeenschap
pelijken maaltijd van de Leuvensche
autoriteiten en degenen, die dien3t
deden io het nood-hospitaal van
„Leo XIII", in normalen ti]d een
instituut voor philosophic.
Voor dit diner werd ik naar een
groote geweifde kelder gevoerd,
waar ik kennis maakte met den
waarnemenden burgemeester, met
verschillende boogleeraren van de
Hoogeschool en met vooraanstaande
geestelijken.
Professoren liepen er met een
bontschort voor en maakten zich
verdienstelijk met het stampen vaa
de middagpot voor ons éd voor de
gewonden, die boven werden ver
pleegd. Geestelijken stookten de for
nuizen en de dames der autoriteiten
schepten onze borden vol met den
eenengang, waaruit het diner bestond:
aardappelen met wortelen.
Ik kreeg hier een exemplaar van
een proclamatie, welke den anderen
dag, op bevel der Duitsche overheid
moest worden aangeplakt. De tekst
was door de Duitschers goedgekeurd.
Die proclamatie is een merkwaardig
document, omdat de Duitschers er in
erkennen, dat ze in Leuven als
brandstichters en roovers zijn opge
treden.
Ze luidt
BEKENDMAKING.
Aan de inwoners der stad Leuven.
Vruchteloos hebben wij ODze ge
meentelijke afgevaardigden opgezocht.
De laatste onder hen, M. de Schepene
Scbmit, wettelijk belet zijn ambt te
vervullen, heeft ons den 30en Augus
tus het gemeentelijk gezag overban
digd.
Ik meen, dat het mijn plicht is
dien last op mij te nemen met de
hulp van eenige gekende burgers, die
aanvaard hebben mij terzijde te staan.
In verstandhouding met de Duit
sche legeroverheid, vraag ik aan de
bewoners van Leuven terug in de
stad te komen en hunne gewone
bezigheden te hernemen.
De bevelen, uitgevaardigd door
M. Collins, blijven in voege.
Ik herinner in het bijzonder
1. Dat het verboden is, na 7 uur
's avonds (Belgisch uui) nog door de
stad te gaan
2. Dat al dezen, die gelijk welk
wapen of eenigen schietvoorraad
hebben, verplicht zijn, alles onmid
dellijk op het Stadhuis te komen
afgeven.
8. Dat alles, wat kan vijandig
schijnen aan het Duitsche leger, met
alle zorg moet vermeden worden.
Op deze voorwaarden heeft de
Duitsche legeroverheid ons beloofd,
dat er niets meer zal gebrand noch
geroofd worden en dat de bevolking
niet meer zal bedreigd noch belastigd
worden.
Wij zijn met alle zorg bezig om
van nu af de gemeentediensten te
herstellen de Politie, de Burgerlijke
Stand en de Diensten van het Stads
water zullen ten spoedigste heringe
richt worden.
De politiedienst zal binst den dag
gedaan worden door eenige vrijwil
ligers, die een armband dragen met
de kleuren der stad en eene eenzel-
vigheidskaart, beide rechtmatig ge
stempeld. De manrien van goeden
wil, die dezen dienst willen waar
nemen, worden dringend verzocht
van daag nog, om 4 uur 'snamid
dags, op het stadhuh te komen.
De aangewezen burgemeester A
Nedncx.
De gemeenteschrijver ^Eug. Mar
guery.
Het Komiteit der burgersDr.
Boine, Pater Claes, Dr. P. Debaiseiux
Dr. Deconinck, Ch. de la Vallée
Poussin, Mgr. Deploigne. P. Helle-
putte, A. Thiery, Dr. Tits, L. Ver
helst, V. ViDgeroedt.
Leuven, den 1 September 1914.
zich zelf geschapen heeft. Onver
klaarbaar is het, hoe hij het kan
aanzien, dat andere menschen
rondom hem heen hun geluk en
tevredenheid in dén arbeid zoeken
en vinden, zonder dat hij ooit de
neiging in zich bespeurd zelf ook
de hand naar de spade uit te
steken. En toch gingen er vele
jaren voorbij, zonder dat Maltesen
Ties er ooit aan dacht een einde
te maken aan dit dolende leven.
Ieder jaar kwam de zwerver
terug in de buurt van Meerhout,
waarheen een magneet hem
scheen aan te trekken. Hij was
anders niet zoo nauwgezet in het
volgen van een vast reis- of
trekplan, want 't kwam voor, dat
hij bepaalde streken tweemaal in
een jaar bezocht, terwijl hij
andere plaatsen met opzet
vermeed, als hij er eens of meer
malen geweest was
Alhoewel de buurt van Meerhout
waar hij zijn eenig kind uit
besteed had, hem geweldig aantrok
toch bleef hij steeds huiverig om
de deurklink van den Flam
mertschen Ilof weer opnieuw in
de hand te nemen. Eenmaal
was het hem gelukt zijn
dochtertje van nabij te zien,
zonder dat zijn vroegere liefste
hem in zijn vernederende positie
herkend had en hij waagde hel
Deze proclamatie was de eerste
stap naar het herwekken van een
geordend leven in een verwoeste en
voor wat de bevolking betreft, ge
decimeerde stad.
Md. Wordt vervolgd.
Een verdediging van Minister
Slotemaker.
Meer armslag voor de particuliere
liefdadigheid, maar geen vrjjheid!
Onlangs schreven we een paar
artikelen over de steunregeling en
daarbij critiseerden we in het bijzon
der het feit, dat bet rijk beslag legt
op een deel van de gelden, welke de
publieke liefdadigheid beschikbaar
stelt om den overheidssteun aan te
vullen in de gevallen, waarin deze
ontoereikend is geblekeo om in de
dringendste nooden te voorzien.
Deze critiek had de aandacht ge
trokken van de in deze materie meest
gezaghebbende en bevoegde zijde,
van welke ons eenige inlichtingen
gewerden. Toen deze laatste ons niet
geheel konden overtuigen, kregen we
de mededeeling straks zal een door
den minister in de Kamer te houden
verdedigingsrede als brochure ver
schijnen en we vragen voor den
inhoud daarvan thans reeds uw bij
zondere aandacht.
Zoo gauw de brochure uitkwam
bij de N.V. Drukkerij C. Blom-
mendaal, te 's Gravenhage, prijs 15
cent kregen we prompt een
exemplaar toegezonden en het spreekt
vanzelf, dat we haar met bijzondere
interesse hebben gelezen. Ze bevat
de volledige rede van den Minister
van Sociale Zaken, op 13 December
1934 gehouden in de Tweede Kamer.
Hoe men individueel of in politiek
opzicht ook tegenover den persoon
van den heer Slotemaker de Bruine
moge staan, wie kennis neemt van
zija verdediging der steunregeling,
moet erkennen, dat Z.Exc deze
uiterst moeilijke materie volkomen
beheerscht en op consciëatieuse wijze,
rekening houdende met algemeene
belangen en met de fioancieele
mogelijkheden van de schatkist, voor
de slachtoffers der ongunstige tijds
omstandigheden poogt te doen, wat
hij kan. We erkennen dat, ook
al is ons inzicht in de oplossing,
welke bepaalde steunvraagstukken
behoeven, afwijkend van dat van
den Minister.
Wie zich voor vraagstukken als
werkverschaffing en steunverleeniDg
interesseeren en zoo vlot weg gewoon
zijn te beweren, dat het anders en
beter en royaler kan, die moesten de
thans uitgegeven brochure eens aan
dachtig bestudeeren, dan zullen
ze verwonderd zijn over de vele
ongedachte en moeilijke aspecten,
welke zich bij deze materie voordoen.
Wat de steunregeling kost.
De Minister heeft er aan herinnerd,
dal in 1933 door Rijk en Gemeenten
alleen voor werkverschaffing en steun
regeling rond 133 millioen gulden is
uitgegeven. Vele gemeenten dreigen
onder dien last te bezwijken In een
bepaalde gemeente en misschien
zijn er zóó meer is in 1933 voor
Armenzorg en werkloozensteun méér
uitgegeven dan de volledige opbrengst
van alle gemeentebelastingen.
Als we bedenken, dat behalve de
123 millioen voor werkverschaffing
en steunregeling, nog ettelijke mil-
lioenen werden besteed voor andere
vormen van steun aan werkloozen en
bovendien 90 millioen aan gemeente
steun ten behoeve van andere be-
hoeftigen, dan zien we. dat de open
bare kassen in 1933 aldus tesamen
230 millioen gulden uitbetaalde.
Om te begrijpen, w.at dit bedrag
beteekent, herinneren we er aan, dat
deze som bijna gelijk is aan de
niet, zich wederom opnieuw bloot
te stellen door daar als bedelaar
aan te kloppen. Maar telkens,
wanneer hij in Meerhout kwam,
ging hij naar den afgelegen
bouwhof en bleef dan in de
nabijheid verdekt opgesteld
wachten naar een gelegenheid
om zijn geliefd kind nog eens
weer te zien.
In al die jaren had het geluk
hem slechts tweemaal gediend,
eens toen hel kind ongeveer tien
jaar was en hem met Fried
Pasraans op den weg naar de
hoeve tegengekomen en de
tweede keer, nu twee jaar
geleden toen hij ze als
volwassen jonge maagd terug
gezien had.
Toen was zij bezig geweest met
de hulp eener meid de wasch van
de beukenhaag te nemen. Met
glunderende oogen had hij al
haar vlugge, vastberaden be
wegingen gevolgd en toch speet
't hem dat zij zoo flink werkte en
zoo spoedig met hare laak daar
buiten gereed was.
Beide keeren had hij geen kans
gehad met haar te spreken wel
was zijn oor gestreeld geworden
door het geluid harer glasheldere
melodieuse slem, toen hij ze met
de meid had hooren praten.
volgende posten tesamen
totale opbr. inkomstenbel. 60 millioen
idem van de vermogensbel. 17i/«
millioen;
idem van de invoerrechten 97i/>
millioen;
idem van den suikeraccijns 50 millioeD;
idem van de tabaksbelasting 34 mil
lioen.
Totaal f 259 millioen.
Deze interessante vergelijking trof
fen we niet aan in de brochure
van den Minister, maar in Kamer-
Overzicht van een der groote bladen.
Bezuinigde do Minister
op den steun
Voor de ondersteuning van werk
loozen gelden sedert 1 Juli J.l. nieuwe
tarieven en nieuwe percentages
voor de meesten beteekenden dezen
eene verlaging van den steun, voor
een aantal groote gezinnen hebben
ze eenige vermeerdering van inkom
sten beduid. Zijn die verlagingen nu
als een bezuiniging door het Rijk
bedoeld geweest
De Minister ontkende dat in zijo
rede. Hij zou er slechts op uit zijn
geweest zóó danige nieuwe regelen
te stellen, dat het Rijk de onder
steuning zou kunnen volhouden.
Immers, ook andere groepen der
bevolking dan die der arbeiders
geraken meer en meer noodlijdend
en moeten geholpen worden. Boven
dien is de werkloosheid nog steeds
stijgende. Was het werkloosheids
percentage in November van 1933
reeds 26.2 petin November van
1934 bedroeg het 28.9 pet.
Het gemiddelde cijfer over het
laatste halfjaar van 1933 was 24.4
pet. en over het eerste halfjaar van
1934 bedroeg het 26.3 pet.
Wat men in Zurich (leed.
De dwang van het „moeten" is
nu eenmaal onweerstaanbaar. De
Minister herinnerde in dat verband
aan -hetgeen in Ziirich zou zijn ge
schied. We citeeren des heeren
Slotemaker's woorden
„Na een felle stembuscampagne
is het stadsbestuur van Zürich in
sociaal-democratische handen ge
komen. Men heeft toen de ouder
domsrente met 20 pCt. verlaagd,
op de ziekteverzekering 50.000
Zwitsersche fraocen gespaard en
op de werkloosheidsverzekering
bijna 100.000, afgezien van andere
maatregelen. Uit het hoofdorgaan
van de partij in Zwitserland,
Volksrecht van 10 September 1934.
hoofdartikel, blijkt mij, dat de
partijgenooten en d> kiezers die
maatregelen niet hebben kunnen
begrijpen. De redactie schrijft
Was Zürich an Abbaumasznahmeo
vorkehren muszte, das tot es not
gedrungen."
Is er ondervoeding
Uit de woorden van den Minister
blijkt, dat hij het gevaar van onder
voeding alsDog niet als ernstig
beschouwt en bij acht zich in zijo
meening gesterkt door een uitlating
van Dr. Heijermans in een open
brief, gepubliceerd in Het Volk. Dr.
Heijermans heeft daarin geschreven
„dat men bij een eakuente van dit
oogenblik geen inzicht in de situa
tie kan verkrijgen, aangezien pas
na jaren de gevolgen van onder
voeding zich manifesteeren."
Welnu, zegt de Minister, dan
kunnen we er dus op het oogenblik
nog niets van zeggen. Bovendien
heeft Z Exc. 2 millioen extra beschik
baar gesteld voor bijzondere hulp.
waar die noodig is en hij heeft den
Kersttoeslag van 25 tot 35 pCt. ver
hoogd.
Dit gedeelte van 's Ministers ver
dediging vinden we niet sterk.
Immers, we moeten de mogelijkheid
van het bestaan van ondervoeding
niet afwijzen op grond van het feit,
dat de gevolgen eerst jaren later te
constateeren zullen zijn. Medici en
andere bevoegden zijn op het oogen
blik reeds zeer goed in staat om te
beoordeelen, of er in sommige
bevolkingsgroepen sprake van onder'
voeding is; zij waarschuwen juist
om met het nemen van maatregelen
niet te wachten tot zich, najaren, de
gevolgen hebben gemanifesteerd.
Geen verplichte steunregeling.
Wij, voor ons, we vreezen die
ondervoeding niet zoozeer als gevolg
van de lagere steunuitkeeringen dan
wel als voortvloeiend uit de om
standigheid. dat verschillende ge
meenten nog nalatig zijn om een
steunregeling naar rijksmodel in te
voeren.
Wel zegt de minister, dat hij met
9ommige gemeentebesturen van
oordeel is, dat tenslotte werkverschaf
fing beter is dan een steunregeling,
hetheen we onmiddellijk toegeven,
maar hij bedenke, dat in vele plaat
sen die werkverschaffiing onvoldoende
is om er alle werklooze kostwinnaars
aan den arbeid te zetten en dat die
werkverschaffing bovendien vaak
slechts voor het winterseizoen wordt
opengesteld.
De liefdadigheid blyft belast.
Zeer teleurstellend achten we des
heeren Slotemaker's standpunt ten
opzichte van de liefdadigheid. Laten
we dadelijk erkennen, dat het tegen
gaan .van den particulieren offerzin
geen uitvinding van den huldigen
Minister is geweestintegendeel hij
verbeterde het een en ander.
Vroeger werd voor de bepaling
van den steun aan een werklooze
alles afgetrokken, wat van liefdadig
heid werd genoten Minister Slote
maker echter bepaalde den aftrek op
2/3 en zegde thans in zijn rede nog
„meer armslag" toe aan de liefdadig
heid.
De Minister gaf een voorbeeld.
Als aan een gezin bijzondere hulp
werd gegeven om een huisje te
kunnen betrekken, dat iets meer huur
deed, met het oog op t.b.c. in dat
gezin, en wanneer dan door het
Groene Kruis of een andere organi
satie geld werd gegeven om die
meerdere huur te betalen, dan
wordt sinds kotten tijd hiervan niets
meer afgetrokken."
We schrokken er van. toen we
dat lazen. Vóór korten tijd Immers
graaide het Rijk nog het geld weg.
dat door de liefdadigheid werd ge
schonken om een kind en een gezin
van de t.b.c. te redden 1
Vreeselijk! vinden we zoo iets 1
Ook thans wilde de Minister nog
geen toezegging doen. dat b.v. in
stellingen van liefdadigheid vrij
zouden blijven om aanvullend te
helpen in bepaalde gevallen van
nood. Ze krijgen alleen „meer arm
slag." De Minister is bevreesd, dat
oiet in alle gevallen de prikkel om
werk te zoeken, zal blijven gehand
haafd er moet ook mogelijkheid van
controle blijven, meent hij.
Wij blijven door deze houding
van den Minister den particulieren
offerzin bedreigd achten, de christen
naastenliefde gesmoord. We vinden
dat veel erger, dan dat enkele
onmaatschappelijke Individuen mis
schien tot luiwammesen in staat zou
den worden gesteld.
Er kan toch ook nog wel eenig
vertrouwen zijo, dunkt ons, in het
toezicht van de charitatieve instel
lingen zelve. Ze besteden tesamen
nog 30 millioen per jaar en deze
lasten zouden tenslotte wel eens op
het Rijk kunnen overgaan, als de
„milde gever" beangst moet wezen,
dat de schatkist 2/3 inpikt van wat
hij den armen bedoelt te schenken.
XV.
Tics en Trui ontmoeten elkander.
'I Was weer herfst geworden,
toen Mattesen Ties zijn schreden
opnieuw naar Meerhout richtte.
Hij kwam dien morgen van
Gendringen, een afgelegen gehucht
nabij de Duitsche grens en nam
zijn weg door een uitgestrekt
dennenbosch, langs een smalle
kronkelende aardebaan.
Bij een kromming van den weg
zag hij op korten afstand een
vrouw, die naar hem toekwam.
Zij was zoo dicht bij hem, dat
hij haar terstond herkende als zijn
vroegere beminde Trui van den
Lerkenhof de tegenwoordige
vrouw van den Flammertschen
boer.
Ook zij scheen hem herkend te
hebben, niettegenstaande den
baard dien hij droeg en de overige
veranderingen, die er met hem
plaats gevonden hadden gedurende
den langen lijd, dat zij hem niet
gezien had.
Want de jaren en het ruwe
zwerversleven hadden hem niet
geheel ongemoeid gelaten zijn
hoofdhaar en baard waren door
trokken met grijze draadjes, aan
de slapen schemerden de verra
derlijke kiaaienpootjes door de
11.
Peter. Heel de week heb ik
liggen piekeren over de vraag, waar
om de menschen, ook de braafste en
heiligste bang kunnen zijn van enge-
leD, die toch goede geesten zijn. Als
huid, terwijl het gelaat, dat hier
en daar een scherpteekende rim
pel vertoonde, een bruinachtigen
lini aangenomen had, zooals men
dien bij zeelieden aantref., en bij
personen, die langen tijd in
warme gewesten geleefd hebben.
Toen zij tegenover elkander
stonden, was Trui de eerste die
sprak— langzaam getrokken kwa
men de woorden er uit
Mer... Ties,.,lisset meugelik.
'k Was uurst zo geschrokken,
toen ik dor zonne wuusten kei op
meij an zag kome...en nou zieddè
geej hel... Mot ik ow zoë wir
lerugziehn Geej, as enne kiesjes-
kel... Isset zo wiet mit ow ge-
kome Dat haaj ik èvvel noeit
van ow kunnen denken... Geej.
diej zónnen braven vader en zo'n
goej moehder gehad hét... as enne
landloehper mit en kiesje nevve
de deur te trekke.... Woar is dan
ow schdmt gebleven Denkte dan
noèit mer terug èn den vroegeren
lied?... As dat goeht, braaf vrouwke
van ow dat now is haaj motten
aanziehn... denkte geej dan noeit
nie mer dn 'r en geej het toch,
mèen ik, ok en kiend... Denkte
doar dan ok nie mer èn 't Is
schènd 'k Kan mien oege nie
gleuven, as ik ow dnkiehk....
Ze kon niet verder spreken...
tranen liepen over haar wangen...