TWEEDE BLAD VAN PEF.TEN MA AS PATER EN PETER. De overweldiging van België. FEUILLETON. Mattesen Ties de TCiesjeskèl Wat de steun regeling kost. Zaterdag 12 Januari 1935 Zeslen vijftigste Jaargang No 2 Herinneringen aan de omzwervin gen van een oud-oorlogscorres- pondent tussclien de strijdende partyen. WEER VRIJ Te 7 uur in deo morgen werd ik eindelijk gehaald en op m'n bloote voeten voor generaal voo Manteuf- fel geleid, dien ik in deze omstandig heden blij was terug te zien. Zijn houding tegenover mij stelde me inderdaad niet teleur. Blijkbaar was hij al op de hoogte gebracht van mijn aanhouding en vermoedelijk had hij toen dadelijk bevel gegeven om me bij hem te brengen. Niettegenstaande mija armelijke blootvoetsche verschijning, sprong hij bij mijn binnenkomst weer dadelijk van zijn stoel op en liet hij zijn hakken klakken. Ik deed stug, wees hem op m'n begeleiders en verklaarde hem met nijd in de stem, welke ik moeilijk bedwingen kon daar had ik dien nacht te veel voor meege maakt dat ik zijn gevangene was. Met een hoofd, rood van schaamte, of verrassing, begon von Manteuffel zijn excuses te maken, waarbij bij het deed voorkomen, alsof het feit van zijn arrestatie tot op het moment van mija binnentreden hem nog vol komen onbekend was geweest. Den feldwebel (sergeant), ocder wiens toezicht ik was voorgeleid, vroeg hij barsch, wat het heele geval eigenlijk te beduiden had en terwijl deze den generaal het een en ander trachtte duidelijk te maken, onderbrak von Manteuffel den armen kerel herhaal delijk met woedende uitvallen. Mijn papieren, meende hij, wezen toch duidelijk uit, dat ik een Ned. journalist was, die er geen enkel belang bij kon hebben om ten fabriek in brand te steken. Hij wilde niets weten van een Uerjfer.ooderzoek en gaf last, dat me dadelijk alles zou worden terugge bracht, wat me was ontnomen. Op deze wijze kreeg ik ook mijn kousen weer terug en mijn scboênen. die intusschen door den militairen schoen maker waren hersteld met behulp van hetzelfde leer, dat er den vorigen avond van was afgetrokken. Hebt u nu alles terug vroeg van Manteuffel me. Jawel, zei ik. behalve m'n mes. Waar is dat mes? bulderde de generaal toen tot den feldwebel, die mijn spullen was gaan verzamelen en terugbrengen. Dat is een wapen, generaal 1 Men moet weten, dat in Leuven ook een proclamatie was aangeplakt, waarbij het dragen van messen werd verboden, omdat deze als wapenen werden beschouwd. Op grond van die proclamatie was mijn mes. dat bovendien nog al groot was. omdat me het bij mijn „maaltijden" op het oorlogsterrein moest dienen, reeds naar een afzonderlijk bureau van in beslag genomen wapenen overgebracht maar op bevel van von Manteuffel moest thans ook dat mes onmiddellijk worden teruggehaald. Nogmaals putte de generaal zich uit in excuses en wéér begon bij zijD verhalen over franc tireurs, die hem tot zijn optreden in Leuven zoudeD hebben genoopt. Hij verzocht me om een en ander duidelijk in de Neder- landsche pers te doen uitkomen. De feldwebel, die me als gevan gene had voorgeleid, kreeg thans last om me overal door Leuven te leiden, waar ik wilde gaan en me te be schermen tegen elke overlast van militairen. Ik haalde mijn fiets op en keerde tenslotte dood-ziek naar de Neder- landsche grens terug. Mijn lichaam was als verstijfd door dat liggen, gedurende een langen nacht, op een steenen grond en in een mistige, vochtige lucht. Ook mijn ingewanden j bleken geheel van streek. Veel vluchtelingen keerden dien ochtend naar Leuven terug, gedreven door wanhoop en honger. Zelf teerde ik ook nog op een ombijt van den vorigen dag en hoe ellendig ik me ook voelde, ik verlangde naar een hap eten en een warme kop koffie, maar nergens kon ik ook maar iets bemachtigen. Een boertje hielp me eindelijk aan een kop koffie, zonder melk of suiker, maar te eten had ook hij niets voor me. Eerst te Thienen slaagde ik er in om drie eieren te koopen. In Maastricht heb ik me dadelijk onder behandeling gesteld van Dr. de Groot uit Den Haag, die in die dagen de leiding op zich had geno men van den Rooden Kruisdienst in Maastricht. Hij meende, dat ik nog heel lang de gevolgen van dien nacht te Leuven zou blijven onder vinden. Ik had echter geen tijd om op m'n herstel te wachten en daarom zat ik den anderen dag al weer in.... Leuven. De vluchtelingen, die waren terug gekeerd, behoorde allen tot het armere volk, de beter gesitueerden waren de Nederlandsche grens over getrokken. Dat volk was, gedreven door den honger, dadelijk aan het rooven en plunderen geslagen in de verwoeste stad en ik zag, hoe het daarbij werd aangemoedigd door de Duitsche soldaten, die meehielpen om den boel op straat te smijten. Tot verontschuldiging van de plun derende menigte moet echter worden gezegd, dat ze het gretigst greep naar de halverbrande eetwaren. Ik kwam op dezen dag voor het eerst in relatie met eenige autoritei ten, die bij de verwoesting van Leuven dapper op hun post waren gebleven en zich hadden ingespan nen om nog te redden, wat er te redden was. Ik noem b.v. Mgr. Depliogne, die, naar ik me meen te herinneren, vice-rector was van de Leuvensche Hoogeschool, de heer Nerinx, loco-burgemeester, en onze landgenooten Prof. Noyons en zijn echtgenoote, die tegenwoordig hoog leeraar is aan de Hoogeschool te Utrecht, was in 1914 aan de Leuven sche Hoogeschool verbonden hij was ook honorair vice-consul van ons land. Ik vond hem en zijn dap pere echtgenoote in het Instituut Leo XIII, dat tot Roode Kruishospi- taal was ingericht. Van het gebouw hing behalve de Roode Kruis-vlag ook de Nederland sche driekleur. Zoowel de Belgische als Duitsche militairen werden er verpleegd en ook werden er de vele gewonde burgers verpleegd, die tijdens de verwoesting waren binnen gedragen. Ontzettend zware dagen had Prof. Noyons beleefd. Terwijl de stad brandde en de lichtleidmgen natuur lijk alle defect waren, moest deze Nederlandsche professor, die speciaal als chirurg optrad, bij kaarslichten de moeilijkste en zwaarste operalies verrichten. Uren aan een stuk had hij aldus bij een slecht flakkerend lichtschijusel armen en beenen moeten amputeeren- De bijzonderheden, welke hij ons daaromtrent mededeelde, zijn te afschuwelijk om ze hier te kunneD oververtellen. Terwijl Prof. Noyons aldus ook op den avond van den 25en Augus tus was bezig geweest, krijgt hij plots een meisje ter behandeling voor zich, die bij hem thuis als „tweede meid" in dienstbetrekning was. Niet tegenstaande van zijn particuliere woning een groote Roode Kruis vlag uithing en de Duitschers zelve op de deur hadden geschreven „Profes sor Noyons, Hollaadischer Artz, zu schonen", waren nietsontziende soldaten de woning toch binnen gedrongen, waar de dienstboden overvielen en beschoten en een schandelijke vernieling van het meubi lair begonnen. Het gewonde dienst meisje had drie schoten in de zijde Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Limburgsclie grenzen door BERNARD VIELER. 16 In een herberg aan den rijks weg, waar tevens een tol was, ging hij binnen en vroeg een glas bier. Hij begon een praatje met de vrouw, die aan een andere lafel bezig was met boonen uit te zoeken. Da's enne groehten bögerd daor gunder wiet, daor waor die kestanjebeum staon. Zo'n groote boerderije ziede hier nie veul. Nieje, dat zegde wel, da's de Flammertschen Hof en zo'n zien der hier umkante gen bekend Ik gleuf dat ze der wel zes pèerd hebbe I 't Is allied mer jaommer, vervolgde Ties, as zo'n groote ge- doeien later, as 'de kiender dèele motte, ien stukke versnipperd werre. Zien dor veul kiender t Nee, gaar nie, dor is mer' een kléin megje en dat is eur eige ok nog me. 't Is mer en angenome kiend, dat ze vur en jaur of drie dor gevonde hebbe. Van eur eige hebbe ze gen kien der gehad, den ooievaar hit ziene weg nao de Flammert nie kunne viende. Mer ze zien der nog gek ker mit as dat 't eur eige was, den baas zo goed as de vrow. Heej is anders enne zoere, stroeve kei, wor nie veul an is, mer mit dat klein ding hit ie toch zoveul op, dat 't nie te gleuve is. En de vrow, die en errig goed, mitliejig minsch is, laot 't kiend gen me- nuut alleen. Dat megje zal later, as 't grooter is, genoeg vreejers kunne kriege. Daar de vrouw opstond, om den bak met boonen weg te brengen, dronk Maitesen Ties zijn glas uit en betaalde zijn zes centen, waar na hij zijn kistje weer opnam om verder te trekken. 'I Is voorzeker onverklaarbaar hoe een gezonde, krachtige man maar voortdurend van plaats tot plaats, van huis tot huis kan trekken; hoe zoo iemand, indien hij er dan ook al geen behagen in vindt, dan toch tevreden kan zijn met zulk een lot, dat hij bekomen Prof. Noyons en zijn echtgenoote vroegen me te eten, d.w.z. om mee aan te zitten aan den gemeenschap pelijken maaltijd van de Leuvensche autoriteiten en degenen, die dien3t deden io het nood-hospitaal van „Leo XIII", in normalen ti]d een instituut voor philosophic. Voor dit diner werd ik naar een groote geweifde kelder gevoerd, waar ik kennis maakte met den waarnemenden burgemeester, met verschillende boogleeraren van de Hoogeschool en met vooraanstaande geestelijken. Professoren liepen er met een bontschort voor en maakten zich verdienstelijk met het stampen vaa de middagpot voor ons éd voor de gewonden, die boven werden ver pleegd. Geestelijken stookten de for nuizen en de dames der autoriteiten schepten onze borden vol met den eenengang, waaruit het diner bestond: aardappelen met wortelen. Ik kreeg hier een exemplaar van een proclamatie, welke den anderen dag, op bevel der Duitsche overheid moest worden aangeplakt. De tekst was door de Duitschers goedgekeurd. Die proclamatie is een merkwaardig document, omdat de Duitschers er in erkennen, dat ze in Leuven als brandstichters en roovers zijn opge treden. Ze luidt BEKENDMAKING. Aan de inwoners der stad Leuven. Vruchteloos hebben wij ODze ge meentelijke afgevaardigden opgezocht. De laatste onder hen, M. de Schepene Scbmit, wettelijk belet zijn ambt te vervullen, heeft ons den 30en Augus tus het gemeentelijk gezag overban digd. Ik meen, dat het mijn plicht is dien last op mij te nemen met de hulp van eenige gekende burgers, die aanvaard hebben mij terzijde te staan. In verstandhouding met de Duit sche legeroverheid, vraag ik aan de bewoners van Leuven terug in de stad te komen en hunne gewone bezigheden te hernemen. De bevelen, uitgevaardigd door M. Collins, blijven in voege. Ik herinner in het bijzonder 1. Dat het verboden is, na 7 uur 's avonds (Belgisch uui) nog door de stad te gaan 2. Dat al dezen, die gelijk welk wapen of eenigen schietvoorraad hebben, verplicht zijn, alles onmid dellijk op het Stadhuis te komen afgeven. 8. Dat alles, wat kan vijandig schijnen aan het Duitsche leger, met alle zorg moet vermeden worden. Op deze voorwaarden heeft de Duitsche legeroverheid ons beloofd, dat er niets meer zal gebrand noch geroofd worden en dat de bevolking niet meer zal bedreigd noch belastigd worden. Wij zijn met alle zorg bezig om van nu af de gemeentediensten te herstellen de Politie, de Burgerlijke Stand en de Diensten van het Stads water zullen ten spoedigste heringe richt worden. De politiedienst zal binst den dag gedaan worden door eenige vrijwil ligers, die een armband dragen met de kleuren der stad en eene eenzel- vigheidskaart, beide rechtmatig ge stempeld. De manrien van goeden wil, die dezen dienst willen waar nemen, worden dringend verzocht van daag nog, om 4 uur 'snamid dags, op het stadhuh te komen. De aangewezen burgemeester A Nedncx. De gemeenteschrijver ^Eug. Mar guery. Het Komiteit der burgersDr. Boine, Pater Claes, Dr. P. Debaiseiux Dr. Deconinck, Ch. de la Vallée Poussin, Mgr. Deploigne. P. Helle- putte, A. Thiery, Dr. Tits, L. Ver helst, V. ViDgeroedt. Leuven, den 1 September 1914. zich zelf geschapen heeft. Onver klaarbaar is het, hoe hij het kan aanzien, dat andere menschen rondom hem heen hun geluk en tevredenheid in dén arbeid zoeken en vinden, zonder dat hij ooit de neiging in zich bespeurd zelf ook de hand naar de spade uit te steken. En toch gingen er vele jaren voorbij, zonder dat Maltesen Ties er ooit aan dacht een einde te maken aan dit dolende leven. Ieder jaar kwam de zwerver terug in de buurt van Meerhout, waarheen een magneet hem scheen aan te trekken. Hij was anders niet zoo nauwgezet in het volgen van een vast reis- of trekplan, want 't kwam voor, dat hij bepaalde streken tweemaal in een jaar bezocht, terwijl hij andere plaatsen met opzet vermeed, als hij er eens of meer malen geweest was Alhoewel de buurt van Meerhout waar hij zijn eenig kind uit besteed had, hem geweldig aantrok toch bleef hij steeds huiverig om de deurklink van den Flam mertschen Ilof weer opnieuw in de hand te nemen. Eenmaal was het hem gelukt zijn dochtertje van nabij te zien, zonder dat zijn vroegere liefste hem in zijn vernederende positie herkend had en hij waagde hel Deze proclamatie was de eerste stap naar het herwekken van een geordend leven in een verwoeste en voor wat de bevolking betreft, ge decimeerde stad. Md. Wordt vervolgd. Een verdediging van Minister Slotemaker. Meer armslag voor de particuliere liefdadigheid, maar geen vrjjheid! Onlangs schreven we een paar artikelen over de steunregeling en daarbij critiseerden we in het bijzon der het feit, dat bet rijk beslag legt op een deel van de gelden, welke de publieke liefdadigheid beschikbaar stelt om den overheidssteun aan te vullen in de gevallen, waarin deze ontoereikend is geblekeo om in de dringendste nooden te voorzien. Deze critiek had de aandacht ge trokken van de in deze materie meest gezaghebbende en bevoegde zijde, van welke ons eenige inlichtingen gewerden. Toen deze laatste ons niet geheel konden overtuigen, kregen we de mededeeling straks zal een door den minister in de Kamer te houden verdedigingsrede als brochure ver schijnen en we vragen voor den inhoud daarvan thans reeds uw bij zondere aandacht. Zoo gauw de brochure uitkwam bij de N.V. Drukkerij C. Blom- mendaal, te 's Gravenhage, prijs 15 cent kregen we prompt een exemplaar toegezonden en het spreekt vanzelf, dat we haar met bijzondere interesse hebben gelezen. Ze bevat de volledige rede van den Minister van Sociale Zaken, op 13 December 1934 gehouden in de Tweede Kamer. Hoe men individueel of in politiek opzicht ook tegenover den persoon van den heer Slotemaker de Bruine moge staan, wie kennis neemt van zija verdediging der steunregeling, moet erkennen, dat Z.Exc deze uiterst moeilijke materie volkomen beheerscht en op consciëatieuse wijze, rekening houdende met algemeene belangen en met de fioancieele mogelijkheden van de schatkist, voor de slachtoffers der ongunstige tijds omstandigheden poogt te doen, wat hij kan. We erkennen dat, ook al is ons inzicht in de oplossing, welke bepaalde steunvraagstukken behoeven, afwijkend van dat van den Minister. Wie zich voor vraagstukken als werkverschaffing en steunverleeniDg interesseeren en zoo vlot weg gewoon zijn te beweren, dat het anders en beter en royaler kan, die moesten de thans uitgegeven brochure eens aan dachtig bestudeeren, dan zullen ze verwonderd zijn over de vele ongedachte en moeilijke aspecten, welke zich bij deze materie voordoen. Wat de steunregeling kost. De Minister heeft er aan herinnerd, dal in 1933 door Rijk en Gemeenten alleen voor werkverschaffing en steun regeling rond 133 millioen gulden is uitgegeven. Vele gemeenten dreigen onder dien last te bezwijken In een bepaalde gemeente en misschien zijn er zóó meer is in 1933 voor Armenzorg en werkloozensteun méér uitgegeven dan de volledige opbrengst van alle gemeentebelastingen. Als we bedenken, dat behalve de 123 millioen voor werkverschaffing en steunregeling, nog ettelijke mil- lioenen werden besteed voor andere vormen van steun aan werkloozen en bovendien 90 millioen aan gemeente steun ten behoeve van andere be- hoeftigen, dan zien we. dat de open bare kassen in 1933 aldus tesamen 230 millioen gulden uitbetaalde. Om te begrijpen, w.at dit bedrag beteekent, herinneren we er aan, dat deze som bijna gelijk is aan de niet, zich wederom opnieuw bloot te stellen door daar als bedelaar aan te kloppen. Maar telkens, wanneer hij in Meerhout kwam, ging hij naar den afgelegen bouwhof en bleef dan in de nabijheid verdekt opgesteld wachten naar een gelegenheid om zijn geliefd kind nog eens weer te zien. In al die jaren had het geluk hem slechts tweemaal gediend, eens toen hel kind ongeveer tien jaar was en hem met Fried Pasraans op den weg naar de hoeve tegengekomen en de tweede keer, nu twee jaar geleden toen hij ze als volwassen jonge maagd terug gezien had. Toen was zij bezig geweest met de hulp eener meid de wasch van de beukenhaag te nemen. Met glunderende oogen had hij al haar vlugge, vastberaden be wegingen gevolgd en toch speet 't hem dat zij zoo flink werkte en zoo spoedig met hare laak daar buiten gereed was. Beide keeren had hij geen kans gehad met haar te spreken wel was zijn oor gestreeld geworden door het geluid harer glasheldere melodieuse slem, toen hij ze met de meid had hooren praten. volgende posten tesamen totale opbr. inkomstenbel. 60 millioen idem van de vermogensbel. 17i/« millioen; idem van de invoerrechten 97i/> millioen; idem van den suikeraccijns 50 millioeD; idem van de tabaksbelasting 34 mil lioen. Totaal f 259 millioen. Deze interessante vergelijking trof fen we niet aan in de brochure van den Minister, maar in Kamer- Overzicht van een der groote bladen. Bezuinigde do Minister op den steun Voor de ondersteuning van werk loozen gelden sedert 1 Juli J.l. nieuwe tarieven en nieuwe percentages voor de meesten beteekenden dezen eene verlaging van den steun, voor een aantal groote gezinnen hebben ze eenige vermeerdering van inkom sten beduid. Zijn die verlagingen nu als een bezuiniging door het Rijk bedoeld geweest De Minister ontkende dat in zijo rede. Hij zou er slechts op uit zijn geweest zóó danige nieuwe regelen te stellen, dat het Rijk de onder steuning zou kunnen volhouden. Immers, ook andere groepen der bevolking dan die der arbeiders geraken meer en meer noodlijdend en moeten geholpen worden. Boven dien is de werkloosheid nog steeds stijgende. Was het werkloosheids percentage in November van 1933 reeds 26.2 petin November van 1934 bedroeg het 28.9 pet. Het gemiddelde cijfer over het laatste halfjaar van 1933 was 24.4 pet. en over het eerste halfjaar van 1934 bedroeg het 26.3 pet. Wat men in Zurich (leed. De dwang van het „moeten" is nu eenmaal onweerstaanbaar. De Minister herinnerde in dat verband aan -hetgeen in Ziirich zou zijn ge schied. We citeeren des heeren Slotemaker's woorden „Na een felle stembuscampagne is het stadsbestuur van Zürich in sociaal-democratische handen ge komen. Men heeft toen de ouder domsrente met 20 pCt. verlaagd, op de ziekteverzekering 50.000 Zwitsersche fraocen gespaard en op de werkloosheidsverzekering bijna 100.000, afgezien van andere maatregelen. Uit het hoofdorgaan van de partij in Zwitserland, Volksrecht van 10 September 1934. hoofdartikel, blijkt mij, dat de partijgenooten en d> kiezers die maatregelen niet hebben kunnen begrijpen. De redactie schrijft Was Zürich an Abbaumasznahmeo vorkehren muszte, das tot es not gedrungen." Is er ondervoeding Uit de woorden van den Minister blijkt, dat hij het gevaar van onder voeding alsDog niet als ernstig beschouwt en bij acht zich in zijo meening gesterkt door een uitlating van Dr. Heijermans in een open brief, gepubliceerd in Het Volk. Dr. Heijermans heeft daarin geschreven „dat men bij een eakuente van dit oogenblik geen inzicht in de situa tie kan verkrijgen, aangezien pas na jaren de gevolgen van onder voeding zich manifesteeren." Welnu, zegt de Minister, dan kunnen we er dus op het oogenblik nog niets van zeggen. Bovendien heeft Z Exc. 2 millioen extra beschik baar gesteld voor bijzondere hulp. waar die noodig is en hij heeft den Kersttoeslag van 25 tot 35 pCt. ver hoogd. Dit gedeelte van 's Ministers ver dediging vinden we niet sterk. Immers, we moeten de mogelijkheid van het bestaan van ondervoeding niet afwijzen op grond van het feit, dat de gevolgen eerst jaren later te constateeren zullen zijn. Medici en andere bevoegden zijn op het oogen blik reeds zeer goed in staat om te beoordeelen, of er in sommige bevolkingsgroepen sprake van onder' voeding is; zij waarschuwen juist om met het nemen van maatregelen niet te wachten tot zich, najaren, de gevolgen hebben gemanifesteerd. Geen verplichte steunregeling. Wij, voor ons, we vreezen die ondervoeding niet zoozeer als gevolg van de lagere steunuitkeeringen dan wel als voortvloeiend uit de om standigheid. dat verschillende ge meenten nog nalatig zijn om een steunregeling naar rijksmodel in te voeren. Wel zegt de minister, dat hij met 9ommige gemeentebesturen van oordeel is, dat tenslotte werkverschaf fing beter is dan een steunregeling, hetheen we onmiddellijk toegeven, maar hij bedenke, dat in vele plaat sen die werkverschaffiing onvoldoende is om er alle werklooze kostwinnaars aan den arbeid te zetten en dat die werkverschaffing bovendien vaak slechts voor het winterseizoen wordt opengesteld. De liefdadigheid blyft belast. Zeer teleurstellend achten we des heeren Slotemaker's standpunt ten opzichte van de liefdadigheid. Laten we dadelijk erkennen, dat het tegen gaan .van den particulieren offerzin geen uitvinding van den huldigen Minister is geweestintegendeel hij verbeterde het een en ander. Vroeger werd voor de bepaling van den steun aan een werklooze alles afgetrokken, wat van liefdadig heid werd genoten Minister Slote maker echter bepaalde den aftrek op 2/3 en zegde thans in zijn rede nog „meer armslag" toe aan de liefdadig heid. De Minister gaf een voorbeeld. Als aan een gezin bijzondere hulp werd gegeven om een huisje te kunnen betrekken, dat iets meer huur deed, met het oog op t.b.c. in dat gezin, en wanneer dan door het Groene Kruis of een andere organi satie geld werd gegeven om die meerdere huur te betalen, dan wordt sinds kotten tijd hiervan niets meer afgetrokken." We schrokken er van. toen we dat lazen. Vóór korten tijd Immers graaide het Rijk nog het geld weg. dat door de liefdadigheid werd ge schonken om een kind en een gezin van de t.b.c. te redden 1 Vreeselijk! vinden we zoo iets 1 Ook thans wilde de Minister nog geen toezegging doen. dat b.v. in stellingen van liefdadigheid vrij zouden blijven om aanvullend te helpen in bepaalde gevallen van nood. Ze krijgen alleen „meer arm slag." De Minister is bevreesd, dat oiet in alle gevallen de prikkel om werk te zoeken, zal blijven gehand haafd er moet ook mogelijkheid van controle blijven, meent hij. Wij blijven door deze houding van den Minister den particulieren offerzin bedreigd achten, de christen naastenliefde gesmoord. We vinden dat veel erger, dan dat enkele onmaatschappelijke Individuen mis schien tot luiwammesen in staat zou den worden gesteld. Er kan toch ook nog wel eenig vertrouwen zijo, dunkt ons, in het toezicht van de charitatieve instel lingen zelve. Ze besteden tesamen nog 30 millioen per jaar en deze lasten zouden tenslotte wel eens op het Rijk kunnen overgaan, als de „milde gever" beangst moet wezen, dat de schatkist 2/3 inpikt van wat hij den armen bedoelt te schenken. XV. Tics en Trui ontmoeten elkander. 'I Was weer herfst geworden, toen Mattesen Ties zijn schreden opnieuw naar Meerhout richtte. Hij kwam dien morgen van Gendringen, een afgelegen gehucht nabij de Duitsche grens en nam zijn weg door een uitgestrekt dennenbosch, langs een smalle kronkelende aardebaan. Bij een kromming van den weg zag hij op korten afstand een vrouw, die naar hem toekwam. Zij was zoo dicht bij hem, dat hij haar terstond herkende als zijn vroegere beminde Trui van den Lerkenhof de tegenwoordige vrouw van den Flammertschen boer. Ook zij scheen hem herkend te hebben, niettegenstaande den baard dien hij droeg en de overige veranderingen, die er met hem plaats gevonden hadden gedurende den langen lijd, dat zij hem niet gezien had. Want de jaren en het ruwe zwerversleven hadden hem niet geheel ongemoeid gelaten zijn hoofdhaar en baard waren door trokken met grijze draadjes, aan de slapen schemerden de verra derlijke kiaaienpootjes door de 11. Peter. Heel de week heb ik liggen piekeren over de vraag, waar om de menschen, ook de braafste en heiligste bang kunnen zijn van enge- leD, die toch goede geesten zijn. Als huid, terwijl het gelaat, dat hier en daar een scherpteekende rim pel vertoonde, een bruinachtigen lini aangenomen had, zooals men dien bij zeelieden aantref., en bij personen, die langen tijd in warme gewesten geleefd hebben. Toen zij tegenover elkander stonden, was Trui de eerste die sprak— langzaam getrokken kwa men de woorden er uit Mer... Ties,.,lisset meugelik. 'k Was uurst zo geschrokken, toen ik dor zonne wuusten kei op meij an zag kome...en nou zieddè geej hel... Mot ik ow zoë wir lerugziehn Geej, as enne kiesjes- kel... Isset zo wiet mit ow ge- kome Dat haaj ik èvvel noeit van ow kunnen denken... Geej. diej zónnen braven vader en zo'n goej moehder gehad hét... as enne landloehper mit en kiesje nevve de deur te trekke.... Woar is dan ow schdmt gebleven Denkte dan noèit mer terug èn den vroegeren lied?... As dat goeht, braaf vrouwke van ow dat now is haaj motten aanziehn... denkte geej dan noeit nie mer dn 'r en geej het toch, mèen ik, ok en kiend... Denkte doar dan ok nie mer èn 't Is schènd 'k Kan mien oege nie gleuven, as ik ow dnkiehk.... Ze kon niet verder spreken... tranen liepen over haar wangen...

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5