TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De overweldiging van België. FEUILLETON. Mattesen Ties de Kiesjeskèl Gemeenteraad Maashees. Zaterdag 8 December 1934 Vijf en vlfftigste Jaargang No 49 Herinneringen aan de omzwervin gen van een oud-oorlogscorres pondent tusschen de strijdende partijen. Naar Von Manteuffel. Mijn drie nieuwe „vrienden" gooien de flesschen wijn op den grond en trekken bun geweren onder den arm. Ze doen beschermend tegenover mij; ze gaan voor me staan en verzekeren me, dat ik niet bang behoef te zijn. Ze zien schuw rond, maar het raadsel wordt gauw opgelost, want reeds hoor ik van achter de puin- hoopen een Duitsch lied lallen. Een troep soldaten duikt voor ons op. blijkbaar een patrouille. Ook deze lieden zijn dronkeD; ze spelen met hun geweren en schieten die bij wijze van „mop" af, als het een of ander in de brandende huizen hun aandacht trekt en als mikpunt kan dienen. De verbroedering met den be- vrienden Hollander begint opnieuw, thans gelukkig zonder champagne of andere wijn. Als ik me eindelijk van mijn vrienden kan losmaken, vind ik weldra de Markt van Leuven, waar o.m. het stadhuis en de be roemde St. Pieterskerk was niet veel meer óver. De toren was verdwenen, het kerkdak was ingestort, de mooie gebrandschilderde vensters waren vernield, het altaar was verbrand, de preekstoel ernstig beschadigd. Deze twee laatsten waren kunst schatten van aanzienlijke beteekenis, De meeste huizen op de Markt stonden nog in lichterlaaie, maar een deel der gebouwen is er toch ge spaard gebleven. In zulk een huis, een hoekgebouw is een troep soldaten gelegerd blijkbaar is het een offlcierswacht. Natuurlijk werd ik weer aangehou den enz., maar dat alles kwam op de gewone wijze in orde. Ook hier bleek ik weer een „vriend" der brandstichters te zijn en ik aanhoorde wondere verhalen van het franctireurs-wezen in Belgie Maar persoonlijk, neen, persoonlijk hadden ze het niet ervaren... Ik begon ernstig te prakkezeeren over de kwestie van mijn nachtver blijf, want waar zoude ik moeten logeeren in deze brandende, door de burgerij verlaten stad Ik vroeg den be vel voerenden offi cier dan ook, of ik den nacht mis schien in de soldatenwacht, slapende bij de manschappen zou mogen doorbrengen. Hij vond het goed, mits ik eerst nog even toestemming ga vragen aan den stadscommandant die op het „Bahnhof" (station) zetelt eu mij het gevraagde verlof naar de meening van den luitenant gaarne zal verleenen. Eer ik op het station beD, kom ik nog terecht voor de Hallen van Leuven, waarin de wereldberoemde bibliotheek was gevestigd, welke om haar waardevolle schatten de trots van stad en land was. Slechts de buirenmuren staan nog overeind; binnen is het ééa ruïne van steen klompen en een rookerige, smeulen de papiermassa... Verder gaande, vind ik tot mijn groote verwondering ergens een oud mannetje voor de open deur van zijn woning. Hij is de eerste burger dien ik in de stad ontmoette. Het Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Liinburgsche grenzen door BERNARD VIELER. 11 Zou er nu niet iets gedaan kunnen worden om haar man uit de gevangenis te krijgen, al was het ook maar tijdelijk vroeg de dokter aan den burgemeester. Ik meen te weten, dat in buitenge wone gevallen zooals dit, 'n der gelijke tijdelijke invrijheidstelling wel toegestaan wordt. Het zou voor de arme vrouw zoo'n ver zachting bij 't sterven zijn en bij den man misschien ook een goede uitwerking hebben. Weet u ook, hoe langen tijd hij nog te zitten heeft Wat zeg je daar, dokter Slaat het er met de arme vrouw zoo slecht voor Ik wist niet eens dat zij ziek was. Maar zeker, er moet iets gedaan worden om dien Ties vrij te krijgen dat zijn vrouw hem nog voor haar af sterven te zien knjgt. Ik weet werkelijk niet hoelang hij nog voor de borst heeft mij dunkt zoo heel lang kan het niet meer duren. Ik herinner mij wel, dat hij tot zes maanden veroordeeld is. Ik zal er terstond werk van maken en een spoedrekwest om geheele gratie of allhaus lijdelijke was een vreemd gezicht: zoo'n oud baasje, alléén in een brandende stad, op een stoel voor z'n huis zittend?, terwijl alles om hem heen door vlammen verteerde 1 Zijn eigen woning is tot heden gespaard; alléén door kogels is het huil hier en daar beschadigd; vens ters werden aldus vernield en het houtwerk was op sommige plaatsen doorboord. Het mannetje vertelde me, dat al zijn huisgenooten, zijn zoon met vrouw en huisgenooten.-v.zijn zoon met vrouw en kinderen, gevlucht waren; ook hij zelf was oorspronke lijk weggetrokken met een der klein kinderen. Buiten de stad was hij echter afgedwaald en teneinde raad is hij toen naar Leuven teruggekeerd Met „toestemming" der militaire overheid verbleef hij thans in... zijn eigen huis, Ik overdacht, dat het in dat huis van het oude heertje allicht beter slapen zou zijn dan tusschen die soldaten op de markt en ik vroeg het manneke daarom of hij me voor dien nacht onderdak wilde verleenen. Hij had daar niets op tegen. Ik wilde hem vergoeding geven voor zijn moeite, maar daar wilde hij niets van weten. Maar, zoo zegt hij, als u mis schien... wat brood bij u mocht hebben... 't Is voor m'n jongske, meneer, m'n kleinkind... Heel deD dag hebben we nog niets gegeten en 't ventje heeft zoo'n hoDger. Toen huilde het oude heertje, Ik had nog twee bólerhammen in mijn rugtasch, brood, dat al oud en hard was, ik was er zuinig mee in die dagen. Ik wist ook niet wanneer ik weer iets te eten zou bekomen, maar toch stond ik mijn mondvoorraad gaarne af. Als Leuven me den anderen dag zonder eten zou laten, dan kon ik er tenminste wegtrekken, maar dat manneke kon dat niet. Ik zette mijn tocht weer voort naar 't station, want in ieder geval wilde 'ik met den stadscommandant praten, voor in deze brandende hel mijn nachtrust giDg zoeken. Ik passeer ergens een groot, som ber gebouw, dat slechts gedeeltelijk gespaard bleef; de counturen teeke- nen een grauwe, massieve silhouet tegen den roodgekleurden avond hemel. Omdat van het gebouw een Roode Kruisvlag neerhangt, sta ik even te kijken en dan zoo meen ik wordt zachtjes een zware, dikke poortdeur geopend. Meteen sluit de deur zich weer, zacht en onhoor baar. Begint het hier nou nog te spo Ken ook Kijk 1 daar opent de deur zich weer. langzaam, heel langzaam. Er ontstaat een kier en ik zie, warempel: ik zag een gezicht met een baard I Héél eventjes maar; onmiddellijk daarop ging de deur weer zachtjes dicht. Ik moet er het mijne van hebben en loop op de deur toe, die ik open stoot. Er stond een schuchtere, donkere, gebaarde jongeman voor me, een burger. Nadat ik me als Hollander heb bekend gemaakt, is hij merkbaar verrast. Hij legt me de hand op m'n schouder en het is duidelijk, dat hij zijn hart lucht wil geven. Hij is een Vlaamsche ge neesheer en hij toont zich zwaar onder den indruk der gebeurtenissen. Ik zal een bittere aaoklacht tegen de Duitschers te aanhooren krijgen, meen ik, maar weldra bleek me, dat het andere gedachten waren, die invrijheidstelling indienen. Hoe zoudt u er over denken burgemeester, als ik er ook eens met jonker van Vossum over sprak Die heeft door zijn schoon vader nogal invloed in Den Haag - 'n Uitstekend idee, dokter I Doe het gerust en zoo spoedig mogelijk. Hoe meer wielen we aan 't draaien maken, hoe beter 1 Toch duurde het nog vier dagen eer de poort der gevangenis voor Mattesen Ties geopend werd. De vereende bemoeiingen hadden uitgewerkt, dat hem geheele gra tie verleend en hij nu weer vol slagen vrij was. 't Was reeds laat in den avond toen Mattesen Ties den straatweg naar Arnhem opstapte. Hij maakte den langen weg naar Groenrode geheel Ie voet en kwam diep in den nacht aan de boschwachters- woning aan. De deur was ge sloten, maar toen hij met de klink rammelde, werd ze spoedig geopend door zijn schoonmoeder, die hem alleen stijf «Gendag" zei en weer afsloot. In den gang kwam hem een vreemde reuk van brandende kaarsen en terpetijn tegemoet en. toen hij door de zijdeur in de kamer kwam, trof hem daar een schouwspel, dat hem alles zegde en toch niet door hem te begrijpen was. Aan de achterzijde van het vertrek stond eene ongeschilderde withouten doodskist, weike een sterke terpetijnlucht afgaf, welke zijn neus prikkelde en in die kist lag zijn vrouw met een door schijnend bleek gelaat en handen hem enerveerden. Ahwel, ge zijt uit Holland Zég me dan, of het waar is, dat ge de Duitschers hebt doorgelaten om ons te overweldigen Zeg me, of het waar is 1 De man wond zich merkbaar op hij greep me bij m'n arm, me strak in de oogen ziende, alsof-ie de waarde wilde peilen van 't antwoord! dat komen giDg. Ik weet, dat die geruchten verspreid zijn, antwoordde ik. Ze zijn inmiddels echter tegengesproken door de officieele Belgische instanties zelve. Maar ook uit eigen ervaring en aanschouwing zoo zei ik met nadruk wéét ik en kan ik met beslistheid verzekeren, dat van die beschuldiging geen woord waar is. Ik heb de eerste oorlogsdagen be leefd ter plaatse, waar de strijd woedde en ik kan het dus weten, wat ik u hier vertel. Het gezicht van den braven man klaarde geheel op. Met ontroering greep hij m'n hand eD, die warm drukkende, sprak hij Ahwel, het doet me oprecht goed, zulks te hooren. Ge kunt u niet voorstellen, welk schrikkelijk leed het ons, Vlamingen, heeft gedaan te moeten hooren, dat de Hollanders met de Duitschers tegen ons zouden hebben samengespannen. De dokter werd nu ook wat spraakzamer over andere zaken. Vo'gens hem beweerden de Duit schers, dat de inwoners van Leuven uit vensters en kelders zouden heb ben geschoten, toen de bezetting der stad de troepen wilde gaan helpen, die op ongeveer 7 K.M buiten Leuven in gevecht waren gewikkeld met de Duitschers. De dokter noemd.e een dergelijk verondersteld georganiseerd optreden van de inwoners onder het tyranciek bestuur, dat de Duitschers in de acht dagen vóór de verwoesting der stad hadden gevoerd, een psycholo gische onmogelijkheid. De gedachte er aan heette hij eenvoudig krank zinnig. W2t de Duitschers aan de stad had Jen begaan, had deze dokter voelen aankomen. Acht dagen ach tereen hadden ze de bevolking uitge plunderd ze hadden zelfs het laatste brood weggehaald, dat de menschen dringend behoefden om zich te voeden. Visé zoo zei hij was ver woest moeten worden om de bevol king van een groot-stad, Luik, down te stemmen. Leuven ging op in vlammen, vrouwen en kinderen waren hier geslagen en verjaagd, mannen jongens waren weggevoerd, vele tientallen burgers waren vermoord, omdat échter Leuven de Belgische hoofdstad, Brussel, lag 1 De Brus selaars moesten getemd worden door den schrik van Leuven... Het vinden door de Duitschers van de z.g. geweren-depóts, die door de Belgen zouden zijn ingericht terwijl elk geweer den naam van den burger droeg, berustte, naar de Vlaamsche geneesheer ons mede deelde, op een reusachtig „misver stand". Nog vóór de Duitsche troepen de stad waren binnengetrok ken had de burgemeester een bevel uitgevaardigd, dat alle wapenen zouden worden ingeleverd. Hieraan was door de bevolking voldaan en de bijeengebrachte geweren werden van een naamkaartje voorzien, opdat ze na den oorlog aan de rechtmatige eigenaren teruggegeven konden worden. Deze wapenvoorraad is door de Duitschers genoemd als een „bewijs" van den georganiseerden als van een wassen beeld Een geplooid wit neteldoek mutsje bedekte het hoofd en liet nog even de donkerbruine haren met de scheiding in het midder. uitkomen. Er lag een schijn van kalmte over het gelaat, dat met de ge sloten oogleden den indruk maakte alsof er een slapende, een schoone slaapster in de kist rustte. Door de vingers der doode had men haar rozenkrans gestrengeld en op de borst lag een slerfkruis. Vrouw Kersten en Bettemui hielden de lijkwacht, zooals het op de dorpen gebruikelijk was, wanneer een doode »op het liek- stroi lit". Er was geen ander licht in de kamer, dan dat van de twee was kaarsen, die op de met een witten doek gedekte tafel terzijde van de doodskist naast een krusifïx stonden. Een kommetje met wijwater en n palmtakje erin, slond naast de kaarsen gereed voor de bezoe kers, die naar vroom gebruik de doode met het gewijde water besprenkelen. Ties dacht niet daaraan hij wist immers zelf niet waaraan hij dacht. Geen woord kwam over zijn lippen alleen de breede borstkas ging zwoegend op en neer en het hart bonsde alsof 't aandringende bloed e«* uitbarsten wilde. Het gezicht met den saamge knepen mond was akelig om aan te zien bij de flauwe schemering der kaarsen. Vrouw Kersten, die zwijgend naast hem slond, kon dien aan* opstaDd der burgerij. Als ik den dokter nog vertel, dat ik naar het „Bahnhof" wil. wijst hij me, hoe ik zonder over gloeiend puin te moeten gaan. daar komen kan. Ik volg zijn raad. Ik ga door buurten, welke eens de trots der stad waren en thans slechts puin- hoopen zijn de branden zijn hier echter reeds uitgewoed, zoodat de passage er minder gevaarlijk is. Op den Boulevard de Namur blij'ct verschrikkelijk te zijn huisge houden. Talrijke patriciërshuizen zijn er verwoest en in deze straat werden vele menschen neergeschoten. Hun lijken liggen nog op de straat, als ik er passeer en ze bevinden zich reeds in staat van ontbinding als gevolg van de brandhitte in Leuven De lucht is er even verpestend als de aanblik van de straat ontstellend is. Er loopen hier veel dronken soldaten af en aan, van de „statie", het door mij gezochte „Bahnhof", ze lallen onder mekaar om de men- schelijke cadavers, waar ze langs heen moeten... Het bloemperk voor het Leuven- sche station was uitgegraven in een grooten kuil had men de lichamen verzameld van de Duitsche soldaten, die in het treffen bij Leuven waren gevallen. Het stationsgebouw zelve werd goed bewaakt, door nuchtere man schappen, maar mijn „papieren" en beslist optreden gaven me doorgang. Ik werd aangediend bij den man, die de verantwoordelijkheid draagt van Leuven's verwoesting, bij Generaal von Manteuffel. Md. Wordt vervolgd. moeders 1 We zien liet zoo dikwijls gebeuren In de moeilijke jaren, die iedere jongen en meisje moet door maken, zoekt het kiud steun bij vader en moeder. Maar in pleats, dat vader en moeder dan hun kind vol liefde aanhooren en wegwijs maken in de moeilijkheden van het leven, stooten ze het kind af, ont wijken het antwoord op eenvoudig gestelde vragen, met hel gevolg, dat er een verwijdering ontstaat tusschen ouders en kind. De jongen, het meisje voelen zich alleen staan... En waar gaan ze dan steun zoeken Wat zou et een miserie worden voorkomen, als vader en moeder eens echt wisten te praten met hun kind 1 H. Familie. Als hij eens met moeder had kunnen praten. Een jonge man van 18 jaar had door zelfmoord een eind gemaakt aan zijn leven. In z'h zak vond men een afscheidsbrief aan z'n moeder. We laten hier eenige zinnen uit dien brief volgen „Moeder, misschien hebt U nu eens tijd voor me, nu dat ik niet meer ben. Ik weet niet of U mij kunt ver geven. Weet niet eens of U mij begrijpt... Maar naar mij luisteren moet U, ook al zei U anders altijd„Hein. laat me met rust, ik heb nu geen tijd Ach ja, er was altijd iets, wat U juist moest doen en wat U van zoo veel gewicht vondt. Veel gewichtiger dan mijn domme jongen-zaken 1 En ik had toch zoo graag een ware moeder gehad 1 Zoo een als mijn vriend Wouter. Daar kan Wouter altijd naar toe gaan, die beeft immer tijd Ja, U waart altijd goed voor mij, liet me uitgaan, zooveel ik maar wou. U waart immers zelf altijd uit Maar U hebt nooit gevraagd' waar ik dan naar toe ging. Dat interesseerde U ook niet 1" Verder klaagt de zelfmoordenaar er over, dat hij nooit eens z'n hart- geheim aan z'n moeder heeft kunnen openbaren. Hij had zoo graag eens verteld, wat een strijd hij had te voeren. „Ik zou U alles hebben toevertrouwd, de geheele modderpoel die ik doorwaad heb En dan eindigt hij den brief met deze woorden „Misschien, moeder, als U tijd hadt gehad..." Mocht dit tragisch geval een les te meer zijn voor onze vaders en blik niet verdragen. Zij ging weg door de achterdeur het woord «moordenaar" kwam over hare lippen niemand had 't gehoord en zij zelf was ervan geschrokken. De' gestalte, die op den grond geknield lag, rees nu moeilijk omhoog het was Bettemui, die Ties de hand gaf en snikkend zeide 't Is erreg mienne jong, da ge zoo het motten trugviende. Ozze Lieven Heer hit eur en ow uard gepakt, mer Heej duul alles vur ons weizien en Heej wet wel worrum. Geej mot now mer is goed bidden, Ties, mienne jong, dat locht op. Ocherrem, zeej hit nog zo nao ow verlangt, went ze hiel nog allied veul van ow. Ties kon hel niet meer uit houden. Hij ging naar de latafel, die aan de muur naast de kachel slond en woelde daar wat in rond. Hij scheen het gezochte gevon den te hebben en wilde dit heimelijk in den zak steken, toen de hand van Bettemui zijn pols weerhield en hij hare zachte, innig smeekende stem hoorde: Nee Ties, mienne jong, dat mugde nie. Nie vur God in den hemel nie vur eur en nie um der wille van het errem kiend dor ien bed. Dit zeggende wees zij met den vinger eerst naar den hemel, dan op de doode en tenslotte op de bedstede, waarheen ze hem nu leidde. In het wijde bed lag een sla pend kindje, waarvan men niets als het rooskleurige gezichtje met een paar donkere vlokjes haartjes uit het weeke kussea zag uitko FRANCISCAANSCHE VONKEN. Hebt U 't Is maar een heel onnozele vraag wel eens een paar tertiarissen met elkaar horen praten Of nee, we hoeven niet te luister vinken. hebt U eigenlijk wel eens gedacht aan alles wat U zelf zegt Zo heel fijnjes: zo ongemerkt duw je een ander achteruit. Zo langs neus weg komt er een hatelijkheid. ]a, en die zit je nou altijd dwars; als ze maar eventjes kan zal ze jou van je plaats duwen, kwaad zeggen van je of van die mooi aangeklede hatelijkheden naar voren schuiven. Juist al die onfranciscaanse dingen van je vertellen ze Doe je het zelf niet van een ander Dénk je wel ooit waarachtig Iran' ciscaans over een ander, vooral over een die je nu niet zo sympathiek is Weet U, tertiarissen waar wij soms verschrikkelijk veel last van hebben Van een theetantementali teit! Dat kletsen over anderen, dat gluren door de dichte gordijntjes naar de overburen, desnoods met een verrekijker tot op hun tafel. En in vértrouwen echt niet verder vertellen hoor zeg je het anderen. Zo op de manier van: Niet om nou eens wat te zeggen, want daar houd ik niet van, maar moet U toch eens even luisteren... Theetantes- Maar Cristus heeft eens gezegd; „Daaraan zal men U kennen, dat ge liefde hebt voor elkaar." En: „Bemin Uw naaste als Uzelf." Derde Orde Raad. Tegenwoordig alle leden. Voorzitter is Burgemeester A. Jans. Secretaris L. Keuten. De Voorzitter opent de vergadering met den Christelijken Groet, waarna de Secretaris de notulen der vorige vergadering voorleest, welke ouver- anderd worden vastgesteld. 1. Ingekomen stukken. Worden voor kennisgeving aan genomen. i. Goedkeuringsbesluit van Ged. Staten op raadsbesluit van 8 Oct. tot afstand van grond aan het Waterschap de Maaskant. b. Idem raadsbesluit 14 Aug. tot onderhandsche verpachting gemeente boerderij aan Gebr. Beunen en H. S. Beurskens. Schrijven van Ged. Staten waarbij machtiging wordt verleend tot het doen van bepaalde uitgaven men en een paar o zoo kleine, gebalde vuistjes, die de uit den mond gevallen speen omkneld hielden. Trots, alsof het haar eigen kind was. wees Bettemui den vader op de kleine en zei; Niewaor Ties, mienne jong, 't is toch zo'n liefh ding. Ras keerde ze zich om, greep het palmtakje met het wijwater dat ze Ties in de hand duwde en zeide: - Zoo, now makt uerst vurow eiges en kruus, dan vur eur op de doode wijzend en dan zégende ok 't klein lemke. Ties deed alles wat tante hem zeide en ging toen uiterlijk kalm naar de kist, waar hij zich over de doode boog en een kus op haar koud, bleek voorhoofd drukte. Dan nam hij de handen van Bettemui in de zijne en trachtte te spreken. De oude hoorde alleen het woord »dank" tusschen de snikken, die nu uit de borst van den ongelukkige man opwelden. XI. Tieleke krygt een nieuwe moeder. De deurwaarder had zoo juist de boschwachlerswoning verlaten, hij had den inboedel opgeschrevnn de volgende week zou alles verkocht worden. Kolderman, die in geen zes maanden een cent rente meer ontvangen had en vreesde, dat de inboedel misschien verdwijnen zou, had naar geen smeekbeden op de begrooting 1934 tot 100 pCt. d. Ged. Staten hebben enkele kleine aanmerkingen op de verorde ning tot heffing van besmettelijke ziektegelden. Aan de aanmerkingen zal «orden tegemoet gekomen. e. Ingekomen is een schrijven van den Minister van Ouderwijs, betref fende toepassing van, a'h 19 der Lager Onderwijswet 19,20. De Secretaris licht dit puDt toe en zegt, dat volgens de Lager Onderwijswet wordt uitgegaan van de verplichting, dat in elke gemeente voldoende openbaar lager onderwijs zal worden gegeven. Indien niet de ouders, voogden of verzorgers van minstens 12 leerplichtige kinderen openbaar onderwijs verlangen, kan van die verplichting voor telkens 5 jaren afwijking worden toegelaten door de Kroon. Met ingang van 1 Januari 1935 zal voor deze gemeente de ontheffiogstermijn vervallen. Daar niet voor een voldoend aan tal kinderen openbaar onderwijs wordt verlangd, wordt z.h s. besloten aan de Koningin te verzoeken op nieuw voor een termijn van 5 jaren vorenbedoelde afwijking toe te laten. 2. Door B. en W. wordt den Raad aangeboden de door hen op gemaakte begrooting voor het dienst jaar 1935. De begrooting zal li dagen voor eenieder ter visie worden gelegd op de Secretarie, waarna behandeling in de volgende vergadering zal plaats vinden. 3. Verhooging Presentiegeld voor de Raadsleden. De Voorzitter stelt aan de orde een voorstel van B. en W. om te komen tot vehoogiog van het presentie geld voor de raadsleden. Thans bedraagt het presentiegeld in totaal f 75 per jaar, hetwelk een vast be drag is, dat op het einde van het jaar over de leden wordt verdeeld naar gelang vën het aantal bijge woonde vergaderingen. Het presentie geld is niet alleen te laag te achten maar ook de regeling is onnoodig lastig. Voorgesteld wordt thans een bedrag van f 2 per lid en per bij gewoonde vergadering. De Raad vindt eene verhooging alleszins billijk en besluit aan Ged. Staten voor te stellen het presentie geld te verhoogen met ingang van 1 Januari 1935 tot f 2 per vergade ring. 4. B. en W. woiden gemachtigd tot verkoop van enkele canada- boomen staande op het z.g. Broek onder Holthees. 5. Na eenige bespreking wordt de pacht voor de gemeenteboerderijen, voor zoover hét oude (hooge) pacht- contracten betreft, voor den Novem- bertermijn 1934 en voor den Mei- termijn 1935 bepaald op f 20 per H A. De pacht voor de losse perceelen wordt aan de hand van de schattings- lijst, welke het vorig jaar heeft gegolden, thans wederom met enkele kleine wijzigingen vastgesteld voor 1934. 6. Verkoop-grond. De Voorzitter zegt, dat eenigen tijd geleden in het vooruitzicht is gesteld de verkoop van grond te Overloon—Twist. Verschillende ge gadigden hebben zich aangemeld, met wien men nog in onderhandeling is. B. en W. stellen voor thans een perceel grond onderhands te ver» koopen aan P. van Lankveld voor de door hem geboden som van f 700 per H.A. voor berkensiDgelen weiland en f 175 per H.A. voor bosch. meer willen luisteren en op hard vochtige wijze zijn recht gezocht. Ofschcon Mattesen Ties na den dood van zijn vrouw willoos en suf alles om zich heen geschieden liet, kon hij het toch niet goed aanzien, dat de man der wet daarbinnen al de voorwerpen, die hem aan gelukkige, vervlogen dagen herinnerdenen voor een groot gedeelte van zijn ouders afkomstig waren, in koeien bloede opschreef. Hij was naar buiten gegaan en had zich neergezet op de mosbank die zijn vader jaren geleden had uitgegraven uit den leembodem voor het huis, naast het naar den boschweg afdalende pad, waar men zoo'n schoon vergezicht had. Met het hoofd tusschen beide handen en de ellebogen op de knieen rustend, slaardehij wezen loos voor zich uit en zag niets van de heerlijke natuur, die hier haar schatten met zoo kwistige hand uitgestrooid had. Voor de Klefdaalde 'tbouwland in zacht glooiende golvingen naar beneden, tot aan den grindweg, die naar de grens leidde. Ter linkerzijde lag half inge sloten in den dalketel bet aardige dorp met zijn beide oude kerkjes sn gebouwen. In 'l verschiet recht vooruit deinde de zon met een violetblauw waas over de donker groene heuvels van het onafzien baar uitgestrekte duitsche domein woud; tusschen dit en het dorp zag men in de verte een welig vlak landschap meigroene weiden en roode en witte huisjes, eenigen verspreid, anderen in groepen

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5